gepubliceerd op 25 juni 2003
Koninklijk besluit waarbij het Bestuur van de Medische Expertise van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, wordt gemachtigd zich toegang te verstrekken tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken
4 APRIL 2003. - Koninklijk besluit waarbij het Bestuur van de Medische Expertise van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, wordt gemachtigd zich toegang te verstrekken tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe het Bestuur van de Medische Expertise van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu te machtigen toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken.
De rechtsgrond van dit besluit wordt gevormd, enerzijds, wat de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister betreft, door artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en anderzijds, wat het gebruik van het identificatienummer van dit Register betreft, door artikel 8 van dezelfde wet.
Het Bestuur van de Medische Expertise omvat volgende diensten : De Gerechtelijk-Geneeskundige Dienst; de Administratieve Gezondheidsdienst; de Dienst Arbeidsgeneeskunde.
De bevoegdheid van de Gerechtelijk-Geneeskundige Dienst voor de rechthebbenden op een oorlogspensioen of -toelage, is voornamelijk gegrond op de volgende wetgeving : - de op 5 oktober 1948 gecoördineerde wetten op de vergoedingspensioenen, zoals zij later werden gewijzigd; - de wet van 28 juli 1953, strekkende tot het verwezenlijken van sommige aanpassingen inzake het herstel te verlenen aan de burgerlijke oorlogsslachtoffers van de oorlog 1914-1918; - de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden, zoals zij later werd gewijzigd; - de wet van 11 juli 1973, tot wijziging en aanvulling van de wetgeving op de oorlogspensioenen en -renten.
De Administratieve Gezondheidsdienst, die oorspronkelijk bij het Ministerie van Verkeerswezen behoorde, werd bij koninklijk besluit van 16 oktober 1936 overgeheveld naar het toenmalige Ministerie van Volksgezondheid.
Bij koninklijk besluit van 25 juli 1969 tot oprichting van de Sociaal-medische Rijksdienst (1), werd de Sociaal-medische Rijksdienst opgericht, die belast werd met de taken van de Administratieve Gezondheidsdienst. (1) Belgisch Staatsblad van 13 december 1969. De Sociaal-medische Rijksdienst, die geen eigen rechtspersoonlijkheid bezit, hangt in administratief verband af van het Bestuur van de Medische Expertise.
De Sociaal-medische Rijksdienst is op het vlak van arbeidsgeneeskunde bevoegd voor : - alle Rijksdiensten; - alle instellingen van openbaar nut die onderworpen zijn aan het toezicht van de Administratieve Gezondheidsdienst; - alle instellingen die daartoe een aanvraag zouden indienen.
De Dienst Arbeidsgeneeskunde is belast met de medische expertises, inzonderheid inzake aannemingsonderzoeken, geschiktheidsonderzoeken, onderzoeken met het oog op vroegtijdige pensionering of in het kader van arbeidsongevallen onder meer van piloten, autobestuurders en schippers. Zijn bevoegdheid is voornamelijk gegrond op de volgende regelgeving : - het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming; - de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, zoals zij werd gewijzigd; - de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gewijzigd bij de wet van 13 februari 1998.
In het besluit dat thans aan Zijne Majesteit ter ondertekening wordt voorgelegd, wordt zowel de toegang tot de informatiegegevens als het gebruik van het identificatienummer door het Bestuur van de Medische Expertise van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu geregeld.
De toegang tot de informatiegegevens is noodzakelijk om het beheer van de expertisedossiers doelmatiger te laten verlopen. Hiertoe dienen de bestaande gegevens getoetst te worden aan de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen.
In het advies dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer op 28 maart 2001 heeft uitgebracht, heeft zij geen enkel bezwaar tegen de toegang van het Bestuur van de Medische Expertise tot de informatiegegevens van het Rijksregister (punt VI B). doch zij is van oordeel dat geen toegang mag worden verstrekt tot de informatiegegevens betreffende de nationaliteit en het beroep.
Wat het informatiegegeven betreffende de nationaliteit betreft meent de Commissie dat de aanvraag hiervoor slechts gerechtvaardigd wordt voor de piloten en dat deze informatie vatbaar is om aanleiding te geven tot ongerechtvaardigde discriminaties voor alle betrokken personen, de piloten inbegrepen.
Wat het informatiegegeven betreffende het beroep betreft meent de Commissie onder andere dat dit gegeven thans een weinig betrouwbaar gegeven vormt in de mate waarin er geen enkele wettelijke verplichting bestaat voor de natuurlijke personen, om de gemeenten te informeren over de wijzigingen van hun beroep.
Derhalve wordt in het koninklijk besluit de toegang beperkt tot de in artikel 3, eerste lid, 1° tot 3°, 5° en 6°, 8° en 9°, en tweede lid, bedoelde gegevens. Daarbij kan gepreciseerd worden dat de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen), 2° (geboorteplaats en -datum), 3° (geslacht), 5° (hoofdverblijfplaats) en 6° (plaats en datum van overlijden) basisgegevens zijn, minimaal noodzakelijk om een dossier betreffende een natuurlijk persoon samen te stellen. Verder kan gesteld worden dat de toegang tot het informatiegegeven betreffende de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°) noodzakelijk is. Het is immers belangrijk om de sociale omgeving van de betrokken persoon te kennen, in het bijzonder wanneer de medische beslissing een vervroegde oppensioenstelling of de vaststelling van een langdurige ziekte als gevolg heeft, gezien de financiële weerslag van een dergelijke beslissing.
Wat de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen betreft die aan de informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de bovenvermelde wet van 8 augustus 1983, zijn aangebracht (historiek van de gegevens), kan in de tijd worden teruggegaan voor een periode van dertig jaar. De rechtvaardiging van deze periode is, dat zo ver mogelijk in de tijd moet kunnen worden teruggegaan, omdat bij een medische beslissing, een vroegere medische beslissing of een vroeger beroep van de werknemer nuttig blijkt te zijn. Ook kan aan de hand van een vroeger adres soms een dossier van de betrokken werknemer opgespoord worden.
Het gebruik van het identificatienummer zou nuttig zijn voor het Bestuur van de Medische Expertise omdat het de risico's van vergissingen (bijvoorbeeld in geval van personen met dezelfde naam) vermindert en de uitwisseling van gegevens vergemakkelijkt met diensten die eveneens machtiging hebben verkregen dit nummer te gebruiken.
In het advies dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer op 28 maart 2001 heeft uitgebracht (punt VII) stelt zij een bijkomende voorwaarde voor extern gebruik van het identificatienummer door het Bestuur van de Medische Expertise, namelijk dat het identificatienummer niet zou mogen worden aangebracht op de documenten die vatbaar zijn om ter kennis te worden gebracht van andere derden dan de personen, overheden en instellingen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het besluit.
Derhalve werd artikel 4 van het koninklijk besluit aangepast om rekening te houden met deze opmerking van de Commissie (derde lid van dit artikel).
In naleving van de regels inzake de bescherming van de gegevens voorgeschreven bij artikel 11 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, verleent het ontworpen besluit de machtiging om toegang te hebben tot het Rijksregister en het identificatienummer ervan te gebruiken aan : - de directeur-generaal van het Bestuur van de Medische Expertise; - het diensthoofd van de logistieke diensten van de Dienst klassement van dit Bestuur; - de personeelsleden die door de voornoemde ambtenaren, binnen hun diensten, schriftelijk en bij naam worden aangewezen, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden.
In haar advies van 28 maart 2001 formuleert de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer sommige opmerkingen met betrekking tot de personen die gemachtigd worden om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer hiervan te gebruiken (punt VIII).
Om rekening te houden met deze opmerkingen van de Commissie werden volgende bepalingen toegevoegd aan het koninklijk besluit : - artikel 5 bepaalt dat de ambtenaren en personen die toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister en gebruik van het identificatienummer hiervan zullen hebben een verklaring dienen te ondertekenen, waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de uit het Rijksregister verkregen informatiegegevens te eerbiedigen; - artikel 7 bepaalt dat de identiteit van al wie bij het Bestuur van de Medische Expertise de informatiegegevens van het Rijksregister zal opvragen, door dit Bestuur opgetekend wordt in een controlesysteem en dat deze inlichtingen gedurende zes maanden zullen worden bijgehouden.
Hierbij werd niet alleen rekening gehouden met de specifieke opdrachten van het Bestuur van de Medische Expertise, maar ook met het belang van de personen waarop de in deze gegevensbank geregistreerde informatiegegevens betrekking hebben en met het recht van deze personen op een gebruik van de gegevens dat verenigbaar is met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De Commissie wenst dat de lijst van de personen die gemachtigd zijn om toegang te hebben tot het Rijksregister, haar niet meer opgestuurd zou worden, maar permanent ter haar beschikking gesteld en bijgewerkt zou worden.
In talrijke adviezen is de Raad van State nochtans van mening dat, ten opzichte van het gelijkheidsbeginsel, deze wens enkel zou kunnen worden ingewilligd op voorwaarde dat het geheel van koninklijke besluiten tot machtiging om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister in die zin gewijzigd wordt.
Bovendien meent de Raad van State dat de periodieke overdracht van lijsten van gemachtigde personen het voordeel heeft aan de Commissie een eerste beeld te geven van de administratieve praktijken die zich ontwikkelen; het gebrek aan overdracht van de lijsten biedt de Commissie de mogelijkheid eventuele onregelmatigheden of nalatigheden snel te ontdekken en dienovereenkomstig te handelen.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer verleende advies op 28 maart 2001 en de Raad van State op 28 januari 2002.
Het ontwerp van besluit houdt rekening met de zowel door deze Commissie als door dit Hoge Rechtscollege, gemaakte opmerkingen.
Wij hebben de eer te zijn, Sire van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, Antoine DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN
Advies nr. 08/2001 van 28 maart 2001 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Ontwerp van koninklijk besluit waarbij het Bestuur van de Medische Expertise van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu wordt gemachtigd zich toegang te verstrekken tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid de artikelen 5, eerste lid, en 8;
Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 30 januari 2001 en door de Commissie ontvangen op 2 februari 2001;
Gelet op het verslag van Mevr. N. Lepoivre, Brengt op 28 maart 2001 volgend advies uit I. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG Het ontwerp van koninklijk besluit, aan de Commissie ter advies voorgelegd, strekt ertoe het Bestuur van de Medische Expertise van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu te machtigen toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer ervan te gebruiken.
II. STRUCTUUR VAN HET KONINKLIJK BESLUIT Hoofdstuk I behandelt de toegang tot de gegevens van het Rijksregister.
Artikel 1 somt in zijn eerste lid de gegevens op waarvoor de toegang gevraagd wordt.
In het tweede lid worden de taken gepreciseerd waarvoor deze toegang gevraagd wordt.
Artikel 2 bepaalt de beperkingen waarin de verkregen informatiegegevens gebruikt mogen worden. Hoofdstuk 11 heeft betrekking op het gebruik van het identificatienummer.
Artikel 3 machtigt de in het vorige hoofdstuk opgesomde personen het identificatienummer te gebruiken.
Artikel 4 preciseert de beperkingen waarin het identificatienummer van het Rijksregister gebruikt mag worden.
Hoofdstuk III heeft betrekking op de slotbepalingen.
Artikel 5 bepaalt dat de lijst van de in het eerste en tweede hoofdstuk opgesomde of conform deze bepalingen aangewezen personen, wordt opgesteld en toegezonden aan de Commissie.
III. ALGEMENE OP.M.E.RKINGEN Het Bestuur van de Medische Expertise maakt deel uit van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
Het omvat 3 diensten, namelijk : - de Gerechtelijk-Geneeskundige Dienst; - de Administratieve Gezondheidsdienst; - de Dienst Arbeidsgeneeskunde.
Deze verschillende diensten worden belast met de uitvoering van de diverse opgesomde wetgevingen en reglementen, zoals vermeld in het verslag aan de Koning.
IV. TOEPASSELIJKE WETGEVINGEN De problematiek van de toegang tot het Rijksregister van het Bestuur van de Medische Expertise dient zowel in het kader van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna de wet van 8 augustus 1983) als in het kader van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna de wet van 8 december 1992) beschouwd te worden.
A. Wet van 8 augustus 1983 : De wet van 8 augustus 1983 legt de grenzen vast wat betreft de personen en de instellingen die toegang krijgen tot het Rijksregister en die het identificatienummer van de natuurlijke personen mogen raadplegen. Deze beperkingen slaan op de hoedanigheid van de instellingen en van de personen (zie in deze zin de artikelen 5 en 8 van voornoemde wet).
De toegang tot de gegevens van het Rijksregister wordt gevraagd op grond van artikel 5, eerste lid van voornoemde wet waarin bepaald wordt : « De Koning verleent toegang tot het Rijksregister aan de openbare overheden (...) voor de informatie die zij krachtens een wet of een decreet bevoegd zijn te kennen... ».
Het Bestuur van de Medische Expertise is een openbare instelling, opgericht binnen het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
Men kan het Bestuur aldus, op grond van deze bepaling, toegang verlenen tot het Rijksregister.
Het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister wordt gevraagd op basis van artikel 8 van dezelfde wet waardoor, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit, de openbare overheden en de instellingen bedoeld bij artikel 5 kan machtigen om het identificatienummer te gebruiken binnen de grenzen en voor de doeleinden door Hem bepaald.
B. Wet van 8 december 1992 : De wet van 8 december 1992 strekt ertoe « (...) een evenwicht tot stand te brengen tussen de vereisten van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en die van een goed georganiseerd bestuurlijk, economisch en sociaal bestel » (Verslag MERCKX-VAN GOEY, Parl. St. Kamer , 1991-1992, nr. 413112, blz. 6).
Daarin worden de algemene beginselen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geformuleerd en is zij van toepassing op alle gegevensbanken die persoonsgegevens bevatten (zie in dit verband de uiteenzetting van de Minister van Justitie, verslag MERCKX-VAN GOEY, hierboven vernoemd).
De in het Rijksregister vervatte informatiegegevens, waaronder het identificatienummer, zijn persoonsgegevens in de zin van artikel 1, nieuwe § 1 van deze wet.
Zij kunnen derhalve slechts meegedeeld worden mits inachtneming van het voorschrift van artikel 4, § 1, 2°, 3° en 4° van voornoemde wet, waarin wordt gesteld dat "persoonsgegevens dienen te worden verwerkt voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden en niet verder dienen te worden verwerkt op een wijze die, rekening houden met alle relevante factoren, met name met de redelijke verwachtingen van de betrokkene en met de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen, onverenigbaar is met die doeleinden ».
Zij dienen uitgaande van de doeleinden « toereikend, terzake dienend en niet overmatig te zijn ».
Zij dienen tevens "nauwkeurig te zijn en, zo nodig, te worden bijgewerkt; alle redelijke maatregelen dienen te worden getroffen om de gegevens die, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt, onnauwkeurig of onvolledig zijn, uit te wissen of te verbeteren. » C. Conclusie De Commissie moet derhalve onderzoeken of de doeleinden, waarvoor het Bestuur van de Medische Expertise van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu toegang vraagt tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, aan de hierboven vermelde criteria beantwoorden.
V. ONDERZOEK VAN DE DOELEINDEN VAN HET ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT Het Bestuur van de Medische Expertise wenst in het kader van de taken die hem krachtens de vele in het verslag aan de Koning vermelde wetten en reglementaire bepalingen opgelegd zijn, toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister. Het Bestuur verantwoordt zijn verzoek om toegang door de noodzaak om het beheer van de expertisedossiers doelmatiger te laten verlopen door de informatiegegevens te toetsen aan de gegevens van het Rijksregister.
Het Bestuur wenst het identificatienummer te gebruiken voor intern beheer, als identificatiemiddel in zijn dossiers, bestanden en repertoria die bijgehouden worden voor het vervullen van de hierboven opgesomde taken, alsook in zijn relaties met bepaalde instellingen en openbare overheden (zie het artikel 1, tweede lid, alsook de artikelen 2 en 3 van het ontwerp van koninklijk besluit).
De Commissie heeft geen enkele opmerking inzake het voldoende uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde karakter van deze doeleinden.
De Commissie meent dat de doeleinden waarvoor het Bestuur van de Medische Expertise de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister vraagt, « duidelijk omschreven en wettig » zijn in de zin van het nieuwe artikel 4, § 1, 2° van de wet van 8 december 1992 voor zover zij deel uitmaken van de opdracht van algemeen belang die aan het Bestuur werd toevertrouwd.
VI. ONDERZOEK VAN HET PROPORTIONALITEITSBEGINSEL In toepassing van het nieuwe artikel 4, § 1, 3° van de wet van 8 december 1992 dient de Commissie eveneens te onderzoeken of de gegevens van het Rijksregister en het gebruik van het identificatienummer « toereikend, terzake dienend en niet overmatig zijn ».
A. Gegevens waartoe de toegang gevraaad wordt en rechtvaardiging.
De Commissie stelt vast dat het ontwerp van koninklijk besluit de toegang verleent tot alle, in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9° van de wet van 8 augustus 1983.
Volgens het verslag aan de Koning, toegevoegd aan het ontwerp van koninklijk besluit, zijn de in artikel 3, eerste lid, 1 ° tot 6° vermelde gegevens, met name de gegevens betreffende de naam en voornamen (artikel 3, eerste lid, 1°), de geboorteplaats en -datum (2°), het geslacht (3°), de nationaliteit (4°), de hoofdverblijfplaats (5°) en de datum en plaats van overlijden (1°), de minimaal vereiste basisgegevens om een dossier met betrekking tot een natuurlijke persoon samen te stellen.
Behalve tot deze gegevens, wenst het Bestuur van de Medische Expertise toegang tot de gegevens betreffende het beroep (7°), de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°).
Mening van het Bestuur van de Medische Expertise - De informatie betreffende het geslacht wordt in zijn bestand opgenomen, voornamelijk met het oog op statistische verwerking. Het is voor het Bestuur tevens nuttig dit te kennen voor de verwerking van medische dossiers waar geen daadwerkelijke medische controle plaatsvindt, bijvoorbeeld bij het encoderen van attesten wegens arbeidsongeschikteid; - de kennis van de nationaliteit is voornamelijk van belang bij het medisch onderzoek van piloten (binnen afzienbare tijd dient de huidige reglementering immers aangepast te worden aan de Europese regels ter zake); - de kennis van de hoofdverblijfplaats is noodzakelijk voor het Bestuur om efficiënt te kunnen werken en om tijdverlies te voorkomen bij het opvragen van het correcte adres waarop de oproepen voor medische onderzoeken moeten gebeuren, en bij het opsturen van de beslissingen van het Bestuur; - de plaats en datum van overlijden is nuttig voorzover het Bestuur vrijwel nooit op de hoogte wordt gesteld van een overlijden waardoor de eventuele oproep van de betrokkene overbodig is; - het beroep is een factor waarmee rekening dient te worden gehouden bij het nemen van een medische beslissing; - de burgerlijke staat en de samenstelling van het gezin maken het mogelijk de sociale omgeving van de betrokkene te kennen. Bij het vroegtijdig op pensioen stellen en het vaststellen van een langdurige ziekte wordt dit in aanmerking genomen omdat dergelijke beslissingen een belangrijke financiële weerslag voor de betrokkene hebben.
Het Bestuur van de Medische Expertise wenst toegang tot de opeenvolgende wijzigingen die zijn aangebracht aan de informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, eerste lid van voornoemde wet van 8 augustus 1983, ten belope van een periode van dertig jaar vóór de mededeling van de informatiegegevens van het Rijksregister.
Het Bestuur verantwoordt dit door het feit dat de kennis van de voordien uitgeoefende beroepen belangrijk is om een medische beslissing te nemen en de kennis van vroegere adressen toelaat dossiers op te sporen.
B. Standpunt van de Commissie.
De Commisie wenst eerst op te merken dat de informatiegegevens betreffende de naam en voornamen (artikel 3, eerste lid, 1°) en de geboorteplaats en datum (2°) de minimale gegevens zijn die noodzakelijk zijn om de raadpleging van het Rijksregister mogelijk te maken. De overige informatiegegevens zijn niet essentieel.
In casu heeft de Commissie er evenwel geen enkel bezwaar tegen dat het Bestuur van de Medische Expertise eveneens toegang heeft tot de informatiegegevens betreffende het geslacht (artikel 3, eerste lid, 3°), de hoofdverblijfplaats (5°) en de plaats en datum van overlijden (6°), in het licht van de vertrekte informatiegegevens. Voor de burgerlijke staat (8°), alsook voor de samenstelling van het gezin (9°) had de Commissie een preciezere en adequatere motivering gewenst.
Zij meent daarentegen dat het, bij gebrek aan een voldoende rechtvaardiging, niet raadzaam is het Bestuur toegang te verlenen tot de informatiegegevens betreffende de nationaliteit en het beroep.
De Commissie is er des te meer tegen gekant dat het Bestuur van de Medische Expertise toegang zou krijgen tot het gegeven betreffende de nationaliteit van de betrokken persoon daar de aangevoerde rechtvaardiging met betrekking tot dit verzoek enkel de piloten betreft en de kennis van deze bijkomende informatie aanleiding zou kunnen geven tot onterechte discriminaties voor alle betrokken personen, met inbegrip van de piloten.
Inzake het informatiegegeven « het beroep », wenst de Commissie er tevens aan te herinneren dat dit gegeven tegenwoordig weinig betrouwbaar is, voorzover er voor de natuurlijke personen geen enkele wettelijke verplichting bestaat om de veranderingen van beroep door te geven aan hun gemeentebesturen. En het zijn nu juist de gemeenten die zich bij de bron bevinden van de informatiegegevens die het Rijksregister omvat, alsook van het bijwerken ervan. Er is dus veel kans dat het gegeven over het beroep in het Rijksregister onjuist is.
Tenslotte en overduidelijk genoeg zou het Bestuur van de Medische Expertise normaal gezien kennis moeten hebben van het beroep van de betrokkene aangezien uitgerekend deze beroepsactiviteit zijn tussenkomst rechtvaardigt. Tot slot kan het Bestuur, zo nodig, exactere informatiegegevens verkrijgen door bij het bevoegde bestuur of de bevoegde dienst het administratief dossier van de betrokken personen te vragen.
VII. VOORWAARDEN TOT GEBRUIK VAN HET IDENTIFICATIENUMMER Het gebruik van het identificatienummer is nuttig, want het vermindert risico's op vergissingen (bijvoorbeeld voor twee personen met dezelfde naam) of het vergemakkelijkt informatieuitwisselingen met de diensten die eveneens gemachtigd werden om dit identificatienummer te gebruiken.
Het Bestuur van de Medische Expertise wenst het identificatienummer te gebruiken : 1) voor intern gebruik als identificatiemiddei in de dossier, bestanden en repertoria die het Bestuur bijhoudt, voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, opgesomde taken (artikel 4, eerste lid);2) voor extern gebruik in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid opgesomde taken noodzakelijk zijn, met : - de houder van het identificatienummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger; - de openbare overheden en instellingen die zelf de in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 bedoelde machtiging hebben verkregen en die optreden in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden (artikel 4, tweede lid).
De Commissie stelt vast dat het gebruik van het identificatienummer wordt beperkt : het kan, behoudens uitzondering, niet aan derden meegedeeld worden.
Het zou wenselijk zijn dat het koninklijk besluit eveneens een bepaling voorziet dat het identificatienummer niet mag worden aangebracht op stukken die ter kennis worden gebracht van derden, die niet behoren tot voornoemde personen, overheden en instellingen.
VIII. PERSONEN AAN WIE TOEGANG VERLEEND WORDT TOT DE INFORMATIEGEVENS VAN HET RIJKSREGISTER EN DIE GEMACHTIGD ZIJN HET IDENTIFICATIENUMMER TE GEBRUIKEN Artikel 1, derde lid van het ontwerp verleent de volgende personen toegang tot het Rijksregister 1) aan de directeur-generaal van het Bestuur van de Medische Expertise;2) aan het diensthoofd van de logistieke diensten van de dienst Klassement, van dit Bestuur;3) aan de personeelsleden die de onder 1) en 2) vermelde ambtenaren binnen hun diensten bij naam en schriftelijk aanwijzen, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden. Diezelfde personen zijn gemachtigd het identificatienummer te gebruiken.
De Commissie betreurt dat het ontwerp van koninklijk besluit geen enkele bepaling voorziet inzake de verplichting voor de personen die gemachtigd zijn toegang te hebben tot het Rijksregister om er zich schriftelijk toe te verbinden de vertrouwelijkheid van de informatiegegevens tot welke zij toegang hebben, te bewaren.
De Commissie betreurt het volledig ontbreken van veiligheidsmaatregelen die binnen het Bestuur van de Medische Expertise dienen te worden genomen, en die tot doel hebben de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de informatiegegevens van het Rijksregister te waarborgen.
Het ontwerp voorziet ook dat de lijst van de personeelsleden met vermelding van hun titel en hun functie, jaarlijks opgesteld en aan de Commissie toegezonden wordt (artikel 5). In dat opzicht herhaalt de Commissie haar sinds januari 1999 geuite wens dat de lijst met gemachtigde personen niet periodiek, maar gewoonweg op haar aanvraag tot haar beschikking gesteld en voortdurend bijgewerkt zou worden.
Om deze redenen, brengt de Commissie, onder voorbehoud van de hierboven vermelde opmerkingen betreffende de toegang tot de gegevens van de nationaliteit en het beroep, een gunstig advies uit over het ontwerp van koninklijk besluit.
ADVIES NR. 32.328/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 5 oktober 2001 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « waarbij het Bestuur van de Medische Expertise van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, wordt gemachtigd zich toegang te verstrekken tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken », heeft op 28 januari 2002 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Voorafgaande opmerking In haar advies over het ontworpen besluit uit de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer de wens dat er een precieze en relevante rechtvaardiging wordt gegeven wat betreft de toegang van het Bestuur van de Medische Expertise tot de informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat en de samenstelling van het gezin. Het verslag aan de Koning behoort dienovereenkomstig te worden aangevuld.
Aanhef Eerste lid Dat lid behoort te worden gesteld als volgt : « ... inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991, 30 maart 1995 en 31 mei 2001, en op artikel 8...; ».
Tweede tot vijftiende lid Het ontworpen besluit wordt uitgevaardigd met toepassing van de artikelen 5, eerste lid, en 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, welke artikelen worden genoemd in het eerste lid van de aanhef. De ontworpen regeling bezit geen andere rechtsgrond dan deze bepalingen.
Naar de overige bepalingen die in de aanhef vermeld worden, wordt alleen verwezen om de reikwijdte van de regeling te bepalen, door te vermelden binnen welk wettelijk en reglementair kader ze wordt ingevoerd.
Het verdient aanbeveling deze bepalingen op te nemen in het verslag aan de Koning, waarin er reeds enkele worden vermeld. Aangezien in het verslag aan de Koning juridische regels worden aangegeven die de wettelijke voorwaarden vormen waaronder de Koning gemachtigd is om op te treden, is het niet noodzakelijk deze in de aanhef in herinnering te brengen (1).
Mochten deze juridische regels niettemin in de aanhef worden gehandhaafd, dan moeten zij ingeleid worden met het woord "overwegende", en niet met de woorden "gelet op", op zodanige wijze dat de hogere regelingen voorafgaan aan de lagere, en dat zij gerangschikt zijn naar tijdsorde. De volgorde van de leden van de aanhef behoort in die zin te worden verbeterd.
Deze overwegingen dienen als volgt te worden gesteld : « Overwegende dat de wet (het koninklijk besluit,...) van..., van toepassing is; ».
De aandacht van de steller van het ontwerp wordt eveneens gevestigd op het feit dat het nuttig is om precies aan te geven welke bepalingen van de teksten die in die overwegingen genoemd worden specifiek noodzakelijk zijn voor een goed begrip van het ontwerp van koninklijk besluit.
Tweede lid De overweging behoort als volgt te worden gesteld : « Overwegende dat de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, van toepassing is; ».
Derde lid De overweging behoort als volgt te worden gesteld : « Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, gewijzigd bij de wet van 11 december 1998, welke wet op 1 september 2001 in werking is getreden, inzonderheid artikel 4, van toepassing is; ».
Vijfde lid De overweging behoort als volgt te worden gesteld : « Overwegende dat de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998, 28 februari 1999, 5 maart 1999 en 7 april 1999, van toepassing is; ».
Zevende lid De overweging behoort als volgt te worden gesteld : « Overwegende dat het koninklijk besluit van 18 augustus 1939 tot regeling van de inrichting der geneeskundige onderzoeken door de Administratieve Gezondheidsdienst, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 maart 1965 en 13 mei 1999, van toepassing is; ».
Tiende lid De overweging behoort als volgt te worden gesteld : « Overwegende dat het koninklijk besluit van 11 april 1975 tot herinrichting van de Gerechtelijk-Geneeskundige Dienst, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 1991, van toepassing is; ».
Dertiende lid Het koninklijk besluit van 27 oktober 1995 betreffende het stuurbrevet vereist voor het bevaren van de scheepvaartwegen van het Rijk met betrekking tot het vervoer van passagiers is opgeheven en vervangen door het koninklijk besluit van 23 december 1998 betreffende het verkrijgen van vaarbewijzen voor het besturen van binnenvaartuigen bestemd voor het goederen- en personenvervoer. Het lid behoort bijgevolg als de volgende overweging te worden gesteld : « Overwegende dat het koninklijk besluit van 23 december 1998 betreffende het verkrijgen van vaarbewijzen voor het besturen van binnenvaartuigen bestemd voor het goederen- en personenvervoer, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, van toepassing is; ».
Veertiende lid De overweging behoort als volgt te worden gesteld : « Overwegende dat het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 mei 1999 en 20 juli 2000, van toepassing is; ».
Vijftiende lid Dit lid behoort als volgt te worden gesteld : « Overwegende dat het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1999, 20 juli 2000, 9 februari 2001, 19 juli 2001 en 11 december 2001, van toepassing is; ».
Zestiende lid De overweging behoort als volgt te worden gesteld : « Overwegende dat het koninklijk besluit van 13 mei 1999 tot regeling van het medisch toezicht op het personeel van sommige overheidsdiensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, van toepassing is; ».
Negentiende en twintigste lid De leden betreffende het advies van de Raad van State dienen door de volgende twee leden te worden vervangen : « Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van ten hoogste één maand;
Gelet op advies 32.328/2 van de Raad van State, gegeven op 28 januari 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoordineerde wetten op de Raad van State; ».
Dispositief Artikel 6 De toezending aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de lijst van gemachtigde personen moet verplicht worden gemaakt (2).
Er behoort derhalve te worden geschreven : «
Art. 6.De lijst van de overeenkomstig artikel l van dit besluit aangewezen personen, met vermelding van hun hoedanigheid en functie, wordt jaarlijks opgemaakt en met dezelfde regelmaat toegezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. » (1) Zie advies 30.675/2 dat de Raad van State op 16 mei 2001 heeft gegeven over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 26 september 2001 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de afdeling Pensioenen van de directie van het Personeel en Sociale Zaken van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. (2) Zie advies 31.775/2 van de Raad van State, gegeven op 24 september 2001, over een ontwerp van koninklijk besluit "tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling ».
De kamer was samengesteld uit : de heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;
P. Quertainmont, J. Jaumotte, staatsraden;
J. van Compernolle, B. Glansdorff, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. G. Minnaert, toegevoegd griffier.
Het verslag werd opgesteld door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. G. Martou, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.
De griffier, G. Minnaert.
De voorzitter, Y. Kreins.
4 APRIL 2003. - Koninklijk besluit waarbij het Bestuur van de Medische Expertise van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, wordt gemachtigd zich toegang te verstrekken tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991, 30 maart 1995 en 31 mei 2001, en op artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;
Overwegende dat de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, van toepassing is;
Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens, gewijzigd bij de wet van 11 december 1998, welke wet op 1 september 2001 in werking is getreden, inzonderheid artikel 4, van toepassing is;
Overwegende dat de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998, 28 februari 1999, 5 maart 1999 en 7 april 1999, van toepassing is;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 10 augustus 1939 betreffende de afschaffing van de provinciale pensioencommissies van toepassing is;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 18 augustus 1939 tot regeling van de inrichting der geneeskundige onderzoeken door de Administratieve Gezondheidsdienst, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 maart 1965 en 13 mei 1999, van toepassing is;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 25 juli 1969 tot oprichting van de Sociaal-medische Rijksdienst, inzonderheid de artikelen 1, 2 en 13, eerste lid, van toepassing is;
Overwegende dat het Reglement van de Administratieve Gezondheidsdienst van toepassing is;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 11 april 1975 tot herinrichting van de Gerechtelijk-Geneeskundige Dienst, gewijzigd bij de koninklijk besluit van 14 november 1991, van toepassing is;
Overwegende dat het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, van toepassing is;
Overwegende dat het ministerieel besluit van 8 februari 1985 houdende regeling van de voorwaarden inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de leden van het stuurpersoneel van burgerlijke luchtvaartuigen van toepassing is;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 mei 1999 en 20 juli 2000, van toepassing is;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1999, 20 juli 2000, 9 februari 2001, 19 juli 2001 en 11 december 2001, van toepassing is;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 23 december 1998 betreffende het verkrijgen van vaarbewijzen voor het besturen van binnenvaartuigen bestemd voor het goederen- en personenvervoer, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, van toepassing is;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 13 mei 1999 tot regeling van het medisch toezicht op het personeel van sommige overheidsdiensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, van toepassing is;
Gelet op het advies nr. 08/2001 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 28 maart 2001;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 mei 2001;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van ten hoogste één maand;
Gelet op advies 32.328/2 van de Raad van State, gegeven op 28 januari 2002 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens
Artikel 1.In het kader van zijn wettelijke en reglementaire opdrachten wordt aan het Bestuur van de Medische Expertise van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 3°, 5° en 6°, 8° en 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen De toegang tot de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens geldt uitsluitend voor een doelmatiger uitvoering van de taken met betrekking tot de medische expertises bij ambtenaren en andere personen, binnen het kader van de opdrachten van het bovenvermelde Bestuur.
De toegang tot de informatiegegevens is toegestaan : 1° aan de directeur-generaal van het Bestuur voor de Medische Expertise;2° aan het diensthoofd van de logistieke diensten van de dienst Klassement van dit Bestuur;3° aan de personeelsleden die de onder 1° en 2° vermelde ambtenaren binnen hun diensten bij naam en schriftelijk aanwijzen, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden. De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen die aan de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens worden aangebracht, wordt beperkt tot een periode van dertig jaar die aan de datum van opvraging van de gegevens voorafgaat.
Art. 2.De met toepassing van artikel 1, eerste lid, verkregen informatiegegevens mogen slechts worden gebruikt voor de in artikel 1, tweede lid, vermelde doeleinden. Zij mogen niet medegedeeld worden aan derden.
Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid : 1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun mogen worden medegedeeld krachtens hun aanwijzing en in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, tweede lid, vermelde doeleinden met het Bestuur van de Medische Expertise van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu onderhouden. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer
Art. 3.Aan de onder artikel 1, derde lid, bedoelde ambtenaren en personeelsleden van het Bestuur van de Medische Expertise van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, wordt machtiging verleend om het identificatienummer van de personen die ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken.De machtiging tot het gebruik van het identificatienummer is beperkt tot het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, vermelde taken.
Art. 4.Voor interne beheersdoeleinden mag het identificatienummer uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door het Bestuur van de Medische Expertise van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu worden bijgehouden, voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde taken.
Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van deze taken noodzakelijk zijn, met : 1° de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° de openbare overheden en instellingen die ingevolge artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen om het identificatienummer te gebruiken en die optreden tot uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. Het identificatienummer mag niet worden aangebracht op de documenten die vatbaar zijn om ter kennis te worden gebracht van andere derden dan de in het tweede lid bedoelde personen, overheden en instellingen. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 5.De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in artikel 1, derde lid, ondertekenen een verklaring waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de uit het Rijksregister verkregen informatiegegevens te eerbiedigen.
Art. 6.De lijst van de overeenkomstig artikel 1 van dit besluit aangewezen personen, met vermelding van hun hoedanigheid en functie, wordt jaarlijks opgemaakt en met dezelfde regelmaat toegezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Art. 7.De identiteit van eenieder die bij het Bestuur van de Medische Expertise van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu de gegevens bedoeld in artikel 1, eerste lid, opvraagt, wordt door dit Bestuur opgetekend in een controlesysteem. Deze gegevens worden zes maanden bijgehouden.
Art. 8.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN