FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

11 JULI 1973. - Wet tot verbetering van de toestand van de bezoldigde ouder die tijdelijk ophoudt onderworpen te zijn aan de maatschappelijke zekerheid in sommige regelingen van de maatschappelijke zekerheid. - Officieuze coördinatie in het Duits

De hierna volgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits van de wet van 11 juli 1973 tot verbetering van de toestand van de bezoldigde moeder die tijdelijk ophoudt onderworpen te zijn aan de maatschappelijke zekerheid in sommige regelingen van de maatschappelijke zekerheid (Belgisch Staatsblad van 23 november 1973), zoals ze achtereenvolgens werd gewijzigd bij : - het koninklijk besluit nr. 5 van 15 februari 1982 tot wijziging van de wet van 11 juli 1973 tot verbetering van de toestand van de bezoldigde moeder die tijdelijk ophoudt onderworpen te zijn aan de maatschappelijke zekerheid in sommige regelingen van de maatschappelijke zekerheid (Belgisch Staatsblad van 20 februari 1982); - het koninklijk besluit nr. 410 van 18 april 1986 tot wijziging van de wet van 11 juli 1973 tot verbetering van de toestand van de bezoldigde moeder die tijdelijk ophoudt onderworpen te zijn aan de maatschappelijke zekerheid in sommige regelingen van de maatschappelijke zekerheid (Belgisch Staatsblad van 6 mei 1986).

Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.

MINISTERIUM DER SOZIALFÜRSORGE 11. JULI 1973 - Gesetz zur Verbesserung in bestimmten Systemen der sozialen Sicherheit der Lage [des Elternteils, der Lohnempfänger ist] und zeitweilig aufhört, der sozialen Sicherheit zu unterliegen [Überschrift abgeändert durch Art.1 des K.E. Nr. 410 vom 18. April 1986 (B.S. vom 6. Mai 1986)] Artikel 1 - [[Ein Arbeitnehmer, der] nicht mehr durch einen Arbeitsvertrag gebunden ist, keine der in Artikel 2 § 1 Nr. 1 des Gesetzes vom 27. Juni 1969 zur Revision des Erlassgesetzes vom 28.

Dezember 1944 über die soziale Sicherheit der Arbeitnehmer erwähnten Arbeitsleistungen mehr erbringt oder diese Leistungen um mindestens die Hälfte reduziert, um [sein] eigenes Kind bis zum Alter von drei Jahren grosszuziehen, erhält im Rahmen der Familienbeihilferegelung und der Pensionsregelung für Lohnempfänger die in vorliegendem Gesetz vorgesehenen Vorteile.] Den eigenen Kindern [des Arbeitnehmers] werden die Kinder [des Ehegatten beziehungsweise der Ehegattin] und die adoptierten Kinder gleichgestellt, und zwar ab dem Datum, an dem [der betreffende Arbeitnehmer] das Kind im Hinblick auf seine Adoption aufnimmt.

Wenn das Kind behindert ist oder an einer langwierigen Krankheit leidet, kann der Zeitraum verlängert werden, bis das Kind das Alter von sechs Jahren erreicht.

Der König bestimmt, was unter "Kind mit Behinderung" und "langwierige Krankheit" zu verstehen ist. [Art. 1 Abs. 1 ersetzt durch Art. 1 des K.E. Nr. 5 vom 15. Februar 1982 (B.S. vom 20. Februar 1982) und abgeändert durch Art. 2 des K.E. Nr. 410 vom 18. April 1986 (B.S. vom 6. Mai 1986); Abs. 2 abgeändert durch Art. 2 des K.E. Nr. 410 vom 18. April 1986 (B.S. vom 6. Mai 1986)] Art. 2 - Um die Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes nutzen zu können, muss [der Arbeitnehmer] [aufgrund einer gewöhnlichen und hauptsächlichen Beschäftigung, wie sie in der Pensionsregelung für Lohnempfänger bestimmt ist,] während der zwölf Monate vor der Geburt beziehungsweise vor der Aufnahme eines in Artikel 1 erwähnten Kindes einem belgischen System der sozialen Sicherheit für Lohnempfänger angeschlossen gewesen sein.

Für die Anwendung des vorherigen Absatzes werden Zeiträume, in denen [der Arbeitnehmer] aus dem in Artikel 1 erwähnten Grund der sozialen Sicherheit nicht angeschlossen war und die Anlass zur Anwendung des vorliegenden Gesetzes geben können, Zeiträumen des Anschlusses gleichgesetzt. [Art. 2 Abs. 1 abgeändert durch Art. 2 des K.E. Nr. 5 vom 15. Februar 1982 (B.S. vom 20. Februar 1982) und Art. 3 des K.E. Nr. 410 vom 18.

April 1986 (B.S. vom 6. Mai 1986); Abs. 2 abgeändert durch Art. 3 des K.E. Nr. 410 vom 18. April 1986 (B.S. vom 6. Mai 1986)] Art. 3 - Für die Gewährung erhöhter Waisenzulagen werden Zeiträume, in denen [der Arbeitnehmer] aus dem in Artikel 1 erwähnten Grund der sozialen Sicherheit nicht angeschlossen war, Zeiträumen des Anschlusses gleichgesetzt.

Dasselbe gilt für die Gewährung erhöhter Familienbeihilfen für Kinder von kranken [Arbeitnehmern], die zu mindestens 66 Prozent arbeitsunfähig sind. [Art. 3 Abs. 1 und 2 abgeändert durch Art. 4 des K.E. Nr. 410 vom 18.

April 1986 (B.S. vom 6. Mai 1986)] Art. 4 - Bei Einzahlung von Beiträgen, deren Höhe und Einzahlungsmodalitäten vom König bestimmt werden, können Zeiträume, in denen [der betreffende Arbeitnehmer] aus dem in Artikel 1 erwähnten Grund der sozialen Sicherheit nicht angeschlossen war, für die Festlegung des Anspruchs auf Ruhestandspension berücksichtigt werden. [Art. 4 abgeändert durch Art. 5 des K.E. Nr. 410 vom 18. April 1986 (B.S. vom 6. Mai 1986)]