Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 september 2001
gepubliceerd op 14 december 2001

Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de afdeling Pensioenen van de directie van het Personeel en Sociale Zaken van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001001122
pub.
14/12/2001
prom.
26/09/2001
ELI
eli/besluit/2001/09/26/2001001122/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de afdeling Pensioenen van de directie van het Personeel en Sociale Zaken van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe de afdeling Pensioenen van de directie van het Personeel en Sociale Zaken van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen te machtigen toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken.

De rechtsgrond van het ontworpen besluit wordt gevormd, wat de toegang tot de informatiegegevens betreft, door artikel 5, tweede lid, a), en wat het gebruik van het identificatienummer betreft, door artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, afgekort N.M.B.S., geniet rechtspersoonlijkheid krachtens de wet van 23 juli 1926, die haar oorspronkelijk heeft opgericht als een onderneming met gemengd beheer, te weten "een door de openbare overheid tot stand gebracht organisme dat een openbare dienst of een dienst van algemeen belang waarneemt en dat, zowel wat de samenstelling van het kapitaal als wat het beheer van de onderneming betreft, een beroep doet op de medewerking van particulieren" (1).

De N.M.B.S. werd door de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, ingedeeld bij de autonome overheidsbedrijven.

Met toepassing van de artikelen 37 en 38, § 3, van de voormelde wet van 21 maart 1991, kunnen de autonome overheidsbedrijven de vorm aannemen van een naamloze vennootschap van publiek recht bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.

De N.M.B.S. werd omgevormd tot een naamloze vennootschap van publiek recht door artikel 13 van het koninklijk besluit van 30 september 1992 houdende goedkeuring van het eerste beheerscontract van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en tot vaststelling van maatregelen met betrekking tot deze Maatschappij.

De opdrachten van de N.M.B.S. moeten worden beschouwd als opdrachten van openbare dienst, krachtens artikel 156 van de voormelde wet van 21 maart 1991.

Deze opdrachten omvatten : 1° het binnenlands vervoer van reizigers met treinen van de gewone dienst;2° het verwerven, de aanleg, het onderhoud, het beheer en de exploitatie van de infrastructuur;3° de prestaties die de Maatschappij moet leveren voor de behoeften van de Natie. De N.M.B.S. dient derhalve te worden beschouwd als een instelling van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervult en waaraan, met toepassing van artikel 5, tweede lid, a), en artikel 8 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, toegang kan worden verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en die kan worden gemachtigd het identificatienummer van die personen bij het Rijksregister te gebruiken.

Uit hoofde van Hoofstuk XVI van het Statuut van haar personeel goedgekeurd door de Paritaire Commissie op 25 november 1932, beschikt de N.M.B.S. over haar eigen Pensioenfonds, waarop de rust- en overlevingspensioenen van haar personeelsleden worden aangerekend. In toepassing van de artikelen 1 en 3 van Hoofdstuk XVI van het Statuut is de directie Personeel en Sociale Zaken, meer bepaald de afdeling Pensioenen, belast met het beheer van het Pensioenfonds, waarbij alle personeelsleden van de N.M.B.S. zijn aangesloten.

Krachtens artikel 8 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, moet de N.M.B.S. de pensioenen hetzij ambtshalve, hetzij op schriftelijk verzoek toekennen; volgens artikel 13 van dezelfde wet, moeten de beslissingen tot toekenning van een recht, van een aanvullend recht, van de regularisatie van een recht of tot weigering met redenen omkleed worden.

De afdeling Pensioenen van de directie Personeel en Sociale Zaken beheert momenteel ongeveer vijftigduizend pensioendossiers (hierin zijn zowel de rust- als overlevingspensioenen begrepen).

De N.M.B.S. vraagt derhalve de toegang tot de informatiegegevens en het gebruik van het identificatienummer voor de afdeling Pensioenen van de directie Personeel en Sociale Zaken.

In uitvoering van artikel 57 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, bepaalt artikel 1, § 1, 2°, vijftiende streepje, van het koninklijk besluit van 28 juni 1985 tot vaststelling van de wijze van identificatie van de rechthebbenden op pensioen, dat het identificatienummer van de rechthebbenden op de prestaties opgesomd in artikel 57 van de wet van 15 mei 1984, het nummer is waaronder deze rechthebbenden in het Rijksregister van de natuurlijke personen voorkomen, wanneer de dienst van de pensioenen verzekerd wordt door de N.M.B.S. De toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister is voor de betrokken dienst noodzakelijk voor het vervullen van volgende taken : - de berekening van de ouderdoms-, rust- en overlevingspensioenen van de personeelsleden van de N.M.B.S.; - de uitkering van de prestaties hiervan.

De toegang wordt gevraagd voor de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 6°, 8° en 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Daarbij kan gepreciseerd worden dat de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen), 2° (geboorteplaats en -datum), 3° (geslacht), 4° (nationaliteit), 5° (hoofdverblijfplaats) en 6° (plaats en datum van overlijden) basisgegevens zijn, minimaal noodzakelijk om een dossier betreffende een natuurlijk persoon samen te stellen. Ook de toegang tot de informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°) is noodzakelijk, onder andere omdat voor het overlevingspensioen van de langstlevende echtgenoot vereist is : een uittreksel uit de huwelijksakte en in voorkomend geval een uittreksel uit de geboorteakte van elk van de echtgenoten. In sommige gevallen zijn eveneens vereist : een uittreksel uit de geboorteakte van de uit het huwelijk geboren kinderen, een uittreksel uit de akte waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken, een akte waaruit blijkt dat de langstlevende echtgenoot niet is hertrouwd. Ook wat betreft de rustpensioenen is in sommige gevallen bijkomende informatie noodzakelijk betreffende de akten van de burgerlijke stand.

Het ontbreken van één of meerdere van deze documenten maakt het de afdeling Pensioenen van de directie Personeel en Sociale Zaken onmogelijk het recht op een pensioen vast te stellen of het pensioenbedrag op een juiste manier te berekenen.

Er dient opgemerkt te worden dat de N.M.B.S. toegang vraagt tot de informatie betreffende het beroep (7°) om informatie te verstrekken inzake de beroepsactiviteiten van de betrokken persoon. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vindt echter dat deze informatie niet ter zake dienend is. Bovendien is die informatie niet toereikend want zij wordt niet strikt bijgewerkt.

De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de informatiegegevens (historiek van de gegevens bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983), is noodzakelijk voor de informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°). De N.M.B.S. vraagt dat voor deze beide informatiegegevens in voorkomend geval, teruggegaan zou worden in de tijd tot de datum van het eerste huwelijk van het betrokken personeelslid.

Naar analogie van de bepalingen, die op dit vlak voor de toegang tot de informatiegegevens en het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister werden voorzien voor de instellingen die, in het kader van de wetgeving betreffende de pensioenen der werknemers, opdrachten van algemeen belang vervullen (2), wordt in artikel 1, tweede lid, van het ontwerp van koninklijk besluit, de toegang tot de wijzigingen aan de voornoemde informatiegegevens (8° en 9°), beperkt tot de tijd nodig voor de uitvoering van de taken met betrekking tot de uitkering van de pensioenen.

Het gebruik van het unieke identificatienummer, met name het nummer van het Rijksregister, is noodzakelijk voor de afdeling Pensioenen van de directie Personeel en Sociale Zaken van de N.M.B.S. omdat het reeds door artikel 1, § 1, 2°, vijftiende streepje, van het koninklijk besluit van 28 juni 1985 tot vaststelling van de wijze van identificatie van de rechthebbenden op pensioen, wordt opgelegd als identificatienummer van de rechthebbenden op onder meer een wettelijk of reglementair ouderdoms-, rust- en anciënniteits-, invaliditeits- of overlevingspensioen en op de desbetreffende renten en toelagen, wanneer de dienst van deze pensioenen verzekerd wordt door de N.M.B.S. Overigens is het gebruik van het Rijksregisternummer nuttig omdat het de mogelijkheid biedt vergissingen rond personen met dezelfde naam te voorkomen. Bovendien kunnen de opzoekingen van gegevens in het Rijksregister efficiënter verlopen. Ten slotte vergemakkelijkt het de uitwisseling van informatie met de andere overheden en instellingen die zelf gemachtigd werden dit nummer te gebruiken.

Er werd rekening gehouden met hetgeen bepaald is in artikel 11 van de wet van 8 augustus 1983 en artikel 4, § 1, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Zo wordt er verwezen naar de wet van 8 december 1992 in de aanhef van het besluit, en in het bijzonder naar artikel 4, § 1, ervan, dat betrekking heeft op de naleving van het finaliteitprincipe.

De Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer verleende een advies op 8 september 1999.

De Raad van State verleende een advies op 16 mei 2001.

In dit ontwerp koninklijk besluit werd rekening gehouden met de verschillende opmerkingen van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en van de Raad van State.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minster van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Mast A., "Overzicht van het Belgisch administratief Recht", negende uitgave, 1984, blz. 90 en 94. (2) Koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van instellingen die, in het kader van de wetgeving betreffende de pensionen der werknemers, opdrachten van algemeen belang vervullen, artikelen 2, derde lid, 4, derde lid, en 5, tweede lid (Belgisch Staatsblad van 19.12.1986).

Advies nr. 27/1999 van 8 september 1999 van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer Ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de afdeling Pensioenen van de directie Personeel en Sociale Zaken van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 (gewijzigd bij wetten van 15 januari 1990, 19 juli 1991, 24 mei 1994 en 30 maart 1995) tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid de artikelen 4, 5 en 8;

Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 18 juni 1999;

Gelet op het verslag van de heer F. Ringelheim, Brengt op 8 september 1999 volgend advies uit : I. Voorwerp van de adviesaanvraag Het ontwerp van koninklijk besluit beoogt aan de afdeling Pensioenen van de directie Personeel en Sociale Zaken van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, afgekort N.M.B.S., enerzijds, toegang te verlenen tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 7°, en in artikel 3, eerste lid, 8° en 9° en tweede lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en, anderzijds, deze dienst te machtigen tot het gebruik van het identificatienummer van dat Register, met het oog op de uitvoering van volgende taken : de berekening van de wettelijke of reglementaire ouderdoms-, rust- en overlevingspensioenen van de personeelsleden van de N.M.B.S., en de uitkering van voormelde prestaties.

De toegang tot de informatiegegevens is toegestaan aan de hoofdinspecteur-dienstchef en aan de personeelsleden van de afdeling Pensioenen wegens hun functies.

II. Onderzoek van het ontwerp 1. Toegang tot de gegevens van het Rijksregister Artikel 5, tweede lid van de wet van 8 augustus 1983 bepaalt dat "de Koning (...) bij in Ministerraad overlegd besluit (...) de toegang (kan) uitbreiden tot instellingen van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervullen".

Het verslag aan de Koning wijst erop dat de N.M.B.S. rechtspersoonlijkheid geniet krachtens de wet van 23 juli 1926, die haar oorspronkelijk heeft opgericht als een onderneming met gemengd beheer; dat zij door de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven ingedeeld werd bij de autonome overheidsbedrijven; dat zij door artikel 13 van het koninklijk besluit van 30 september 1992 houdende goedkeuring van het eerste beheerscontract van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen omgevormd werd tot een naamloze vennootschap van publiek recht; dat haar opdrachten beschouwd moeten worden als opdrachten van openbare dienst, krachtens artikel 156 van de voormelde wet van 21 maart 1991.

Met toepassing van artikel 5, tweede lid van de wet van 8 augustus 1983, kan de N.M.B.S. toegang verleend worden tot de informatiegegevens van het Rijksregister.

De machtiging tot toegang tot het Rijksregister wordt meer in het bijzonder verleend aan de afdeling Pensioenen van de directie Personeel en Sociale Zaken van de N.M.B.S. met het oog op de uitvoering van de volgende taken : - de berekening van de wettelijke of reglementaire ouderdoms-, rust- en overlevingspensioenen van de personeelsleden van de N.M.B.S.; - de uitkering van voormelde prestaties.

In het koninklijk besluit van 5 december 1986, gewijzigd bij koninklijk besluit van 6 maart 1992, tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de instellingen van openbaar nut die onder het Ministerie van Sociale Voorzorg ressorteren, wordt de Pensioenkas van de N.M.B.S. niet onder deze instellingen opgenomen.

In het koninklijk besluit van 28 juni 1985 tot vaststelling van de wijze van identificatie van de rechthebbenden op pensioen wordt bepaald dat dit nummer datgene is dat in het Rijksregister voorkomt wanneer de dienst van het pensioen verzekerd wordt, met name door de N.M.B.S. Het doel van dit koninklijk besluit bestaat evenwel niet in het verlenen van toegang tot de gegevens van het Rijksregister.

In zijn brief van 20 april 1998 gericht aan de Minister van Binnenlandse Zaken, stelde de Minister van Telecommunicatie voor het voornoemd koninklijk besluit van 5 december 1986 te wijzigen, door er de N.M.B.S. aan toe te voegen.

Zelfs indien toegang verleend wordt, moet de afdeling Pensioenen van de directie Personeel en Sociale Zaken van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, zijnde een instelling van sociale zekerheid, de door de wet van 15 januari 1990 op de Kruispuntbank bepaalde regels inzake veiligheid eerbiedigen.

Daar de Minister van Binnenlandse Zaken niet op deze suggestie inging, zou het aan de Commissie ter advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit verder onderzocht moeten worden.

Het zou inderdaad wenselijk zijn dat de Pensioenkas van de N.M.B.S. in het secundaire netwerk van de sociale zekerheid - pensioensector - en in het referentierepertorium van de Kruispuntbank wordt opgenomen.

Bijgevolg zouden de bepalingen van de wet van 15 januari 1990 op de Kruispuntbank (in het bijzonder artikel 8 waarin bepaald wordt dat uitsluitend het identificatienummer van het Rijksregister als identificatiemiddel wordt gebruikt), alsook het koninklijk besluit van 8 mei 1992 betreffende de mededeling van bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard binnen het netwerk van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, hierop van toepassing zijn. Bovendien zouden de veiligheidsmaatregelen die de instellingen van sociale zekerheid moeten uitvoeren, van toepassing zijn.

De machtiging tot toegang wordt gerechtvaardigd door de volgende overwegingen : - de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen), 2° (geboorteplaats en -datum), 3° (geslacht), 4° (nationaliteit), 5° (hoofdverblijfplaats), 6° (datum van overlijden) zijn onontbeerlijk om een dossier aan te leggen betreffende een natuurlijke persoon; - het informatiegegeven betreffende het beroep (7°) is noodzakelijk voor de berekening van het pensioen; - de informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°) zijn noodzakelijk om het pensioen vast te stellen.

In het verslag aan de Koning wordt verduidelijkt dat deze informatiegegevens onontbeerlijk zijn om het recht op een pensioen vast te stellen of om het pensioenbedrag te berekenen.

De Commissie meent evenwel dat het informatiegegeven betreffende het beroep niet ter zake dienend is. Artikel 1, vierde lid van het ontwerp beperkt de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen van de informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat en de samenstelling van het gezin tot de tijd nodig voor de uitvoering van de in het tweede lid vermelde taken.

Volgens artikel 1, derde lid van het ontwerp is de toegang tot de informatiegegevens toegestaan aan : 1° de hoofdinspecteur-dienstchef die belast is met de leiding van de afdeling Pensioenen en 2° aan de personeelsleden van deze afdeling wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden. Een lijst van personeelsleden die toegang hebben tot de gegevens wordt jaarlijks opgesteld en ter beschikking gehouden van de Commissie.

De door het ontwerp van koninklijk besluit verleende machtiging tot toegang tot de gegevens van het Rijksregister lijkt goed gemotiveerd en overeenkomstig met de rechtspraak van de Commissie, onder voorbehoud van de opmerking betreffende het gegeven "beroep".

Gebruik van het identificatienummer In artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 wordt bepaald dat "de Koning de openbare overheden en de instellingen bedoeld bij artikel 5 (kan) machtigen om het identificatienummer te gebruiken binnen de grenzen en voor de doeleinden door Hem bepaald".

Artikel 3 van het ontwerp van koninklijk besluit beperkt de machtiging tot gebruik van het identificatienummer tot het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, vermelde taken. Dit nummer mag, volgens artikel 4, voor interne beheersdoeleinden uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de afdeling Pensioenen bijgehouden worden.

Bij extern gebruik mag dit nummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die noodzakelijk zijn voor het vervullen van genoemde taken, enerzijds, met de houder van het nummer en, anderzijds, met de overheden en instellingen die eveneens machtiging hebben.

Het gebruik van het identificatienummer lijkt een logisch gevolg van de machtiging tot toegang.

Brengen we tenslotte, zoals hierboven vermeld werd, in herinnering dat het koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze van identificatie van de rechthebbenden op pensioen reeds de N.M.B.S. machtigt om het identificatienummer van het Rijksregister van de rechthebbenden op pensioen te gebruiken.

Om deze redenen, Brengt de Commissie, onder voorbehoud van de gemaakte opmerkingen, een gunstig advies uit over het ontwerp van koninklijk besluit.

Voor de secretaris, wettig verhinderd, (get.) G. Popleu, adjunct-adviseur.

De voorzitter, (get.) P. Thomas.

Advies 30.675/2 van de afdeling wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 14 september 2001 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de afdeling Pensioenen van de directie van het Personeel en Sociale Zaken van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen", heeft op 16 mei 2001 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef Tweede tot negende lid Die leden geven de wettelijke voorwaarden weer waaronder de Koning gemachtigd is om op te treden. De regelgeving waarnaar deze leden verwijzen, wordt reeds vermeld in het verslag aan de Koning dat aan het ontworpen besluit voorafgaat, met uitzondering van de volgende bepalingen : - artikel 5 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, waarnaar verwezen wordt in het vijfde lid; - de artikelen 8 en 13 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, waarnaar wordt verwezen in het zesde lid.

Het verdient aanbeveling het verslag aan de Koning met die verwijzingen aan te vullen.

Aangezien in het verslag aan de Koning het geheel van de juridische regels is vermeld die de wettelijke voorwaarden vormen waaronder de Koning gemachtigd is om op te treden, is het niet noodzakelijk deze in de aanhef in herinnering te brengen. Mochten deze vermeldingen niettemin worden gehandhaafd, dan moeten zij ingeleid worden met het woord "overwegende", en niet met de woorden "gelet op", op zodanige wijze dat de hogere regelingen voorafgaan aan de lagere, en gerangschikt naar tijdsorde.

Zesde lid Dit lid moet worden herschreven als volgt : « Gelet op de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, inzonderheid op de artikelen 8 en 13, gewijzigd bij de wet van 25 juni 1997;".

Dispositief Artikel 1 1. Het verslag aan de Koning luidt als volgt : « ... De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de informatiegegevens (historiek van de gegevens bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983) is noodzakelijk voor de informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°). ».

Het ontworpen besluit moet worden herzien opdat die bedoeling nauwkeurig wordt weergegeven.

In artikel 1, eerste lid, dienen de woorden "en tweede lid" te worden weggelaten.

Na dat eerste lid dient een aanvullend lid te worden ingevoegd, luidende : « De toegang tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet wordt uitsluitend toegestaan voor de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 8° en 9°. ».

Artikel 1, vierde lid, moet vervallen.

Artikel 6 Aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer dient de lijst te worden toegezonden van de personen aan wie toegang is verleend tot het Register en die gemachtigd zijn om het identificatienummer te gebruiken.

Zo dienen in die lijst ook de hoedanigheid en de functie van de betrokken personen (in tegenstelling tot het bepaalde in het ontwerp, waarin het voegwoord "of" wordt gebruikt) te worden vermeld.

Men schrijve dus : « De lijst van de overeenkomstig artikel 1, derde lid, aangewezen personeelsleden wordt jaarlijks opgemaakt, met vermelding van hun hoedanigheid en hun functie, en wordt met dezelfde regelmaat toegezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. ».

Aldus worden de eenvormigheid van de verplichtingen die rusten op alle overheden die gemachtigd zijn om het identificatienummer te gebruiken en, daarbij aansluitend, de eenvormigheid van de aan de geregistreerde personen geboden garanties veiliggesteld. De periodieke toezending van de lijsten van de gemachtigde personen biedt het voordeel de Commissie een voorafgaand beeld te geven van de bestuurlijke praktijken die ontstaan. Het niet-toezenden van de lijsten maakt het de Commissie mogelijk snel eventuele onregelmatigheden of nalatigheden op te sporen en dienovereenkomstig op te treden.

Mocht de Regering de procedure willen vereenvoudigen, dienen deze maatregelen tot vereenvoudiging gerechtvaardigd te worden en uitgebreid te worden tot alle soortgelijke gevallen, wat vooronderstelt dat alle tot op heden uitgevaardigde besluiten opnieuw onderzocht worden.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, staatsraad, voorzitter;

P. Lienardy, P. Quertainmont, staatsraden, F. Delperée, J. Kirkpatrick, assessoren van de afdeling wetgeving, Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer P. Brouwers, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. P. Lienardy.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins.

26 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de afdeling Pensioenen van de directie van het Personeel en Sociale Zaken van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid, a), gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991 en 8 december 1992, en op artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Overwegende de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, gewijzigd bij de wetten van 2 augustus 1955, 1 augustus 1960, 4 juli 1962, 10 oktober 1967, het koninklijk besluit nr. 89 van 11 november 1967, de wet van 24 juni 1970, het koninklijk besluit nr. 238 van 31 december 1983, het koninklijk besluit nr. 452 van 29 augustus 1986, de programmawet van 30 december 1988 en de wet van 21 maart 1991;

Overwegende de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, gewijzigd bij de wet van 21 mei 1991, inzonderheid op artikel 57;

Overwegende de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 37, gewijzigd bij de wet van 12 december 1994;

Overwegende de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 4, § 1, gewijzigd bij de wet van 11 december 1998;

Overwegende de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, inzonderheid op artikel 8 en artikel 13, gewijzigd door de wet van 25 juni 1997;

Overwegende het koninklijk besluit van 28 juni 1985 tot vaststelling van de wijze van identificatie van de rechthebbenden op pensioen, inzonderheid op artikel 1, § 1, 2°;

Overwegende het koninklijk besluit van 30 september 1992 houdende goedkeuring van het eerste beheerscontract van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en tot vaststelling van maatregelen met betrekking tot deze Maatschappij, inzonderheid op artikel 13;

Overwegende het Statuut van het personeel van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, goedgekeurd door de Paritaire Commissie op 25 november 1932, inzonderheid op Hoofdstuk XVI, artikel 1 en artikel 3;

Gelet op het advies nr. 27/1999 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 8 september 1999;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 november 1999;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens

Artikel 1.Aan de afdeling Pensioenen van de directie Personeel en Sociale Zaken van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, afgekort : N.M.B.S., wordt toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 6°, 8° en 9°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

De toegang tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet wordt uitsluitend toegestaan voor de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 8° en 9°.

De in het eerste en het tweede lid bedoelde toegang geldt uitsluitend voor de uitvoering van de volgende taken : 1. de berekening van de wettelijke of reglementaire ouderdoms-, rust- en overlevingspensioenen van de personeelsleden van de N.M.B.S.; 2. de uitkering van de onder 1° vermelde prestaties. De toegang tot de informatiegegevens is toegestaan : 1° aan de hoofdinspecteur-dienstchef die belast is met de leiding van de afdeling Pensioenen van de directie Personeel en Sociale Zaken van de N.M.B.S.; 2° aan de personeelsleden van de afdeling Pensioenen van de directie Personeel en Algemene Zaken van de N.M.B.S. die de onder 1° vermelde persoon binnen zijn diensten bij naam en schriftelijk aanwijst, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden.

Art. 2.De met toepassing van artikel 1, eerste lid, verkregen informatiegegevens mogen slechts gebruikt worden voor de in artikel 1, tweede lid, vermelde doeleinden. Zij mogen niet worden medegedeeld aan derden.

Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid : 1° de natuurlijke personen waarop de informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers; 2° de openbare overheden en de instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun kunnen medegedeeld worden in het kader van de betrekkingen die zij, uit hoofde van hun aanstelling, in het kader van de in artikel 1, tweede lid, vermelde doeleinden met de afdeling Pensioenen van de directie Personeel en Sociale Zaken van de N.M.B.S. onderhouden. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer

Art. 3.Aan de onder artikel 1, derde lid, vermelde personeelsleden van de N.M.B.S. wordt machtiging verleend om het identificatienummer van de personen die ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken.

De machtiging tot het gebruik van het identificatienummer is beperkt tot het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, vermelde taken.

Art. 4.Voor interne beheersdoeleinden mag het identificatienummer van het Rijksregister uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de afdeling Pensioenen van de directie Personeel en Sociale Zaken van de N.M.B.S. worden bijgehouden, voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde taken.

Bij extern gebruik mag het identificatienummer van het Rijksregister enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde taken noodzakelijk zijn, met : 1° de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° de openbare overheden en instellingen die ingevolge artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken en die optreden tot uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.

Art. 5.De personeelsleden van de N.M.B.S. bedoeld in artikel 1, derde lid, ondertekenen een verklaring waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de uit het Rijksregister verkregen informatiegegevens te eerbiedigen.

Art. 6.De lijst van de overeenkomstig artikel 1, derde lid, aangewezen personeelsleden wordt, met vermelding van hun hoedanigheid en hun functie, jaarlijks opgesteld en wordt met dezelfde regelmaat toegezonden aan de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer.

Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 september 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^