gepubliceerd op 29 september 2000
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 ter bepaling van de inkomensvoorwaarden en de voorwaarden in verband met de ingang, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, welke bedoeld zijn in artikel 37, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
3 SEPTEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 ter bepaling van de inkomensvoorwaarden en de voorwaarden in verband met de ingang, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, welke bedoeld zijn in artikel 37, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 37, § 1, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 24 december 1999 en het koninklijk besluit van 16 april 1997, § 19, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 16 april 1997 en gewijzigd bij de wetten van 3 mei 1999 en 24 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 ter bepaling van de inkomensvoorwaarden en de voorwaarden in verband met de ingang, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, welke bedoeld zijn in artikel 37, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999, 5, 6, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 mei 199, 7 en 8;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, uitgebracht op 30 maart 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 26 april 2000;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, uitgebracht op 19 april 1999;
Gelet op het advies van de Algemene raad, uitgebracht op 19 april 1999;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 31 mei 2000 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 juni 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 ter bepaling van de inkomensvoorwaarden en de voorwaarden in verband met de ingang, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, welke bedoeld zijn in artikel 37, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. § 1, eerste lid, wordt aangevuld met een bepaling, luidend als volgt : « Onder het voornoemde gezin van de rechthebbende moet worden verstaan, de rechthebbende zelf en de personen, bedoeld in het tweede en vierde lid.» 2. § 1, tweede lid, wordt aangevuld met de volgende woorden : « alsmede per persoon ten laste van de echtgenoot of echtgenote, of de persoon, bedoeld in het vierde lid.» 3. § 1, vierde lid, wordt aangevuld met een bepaling, luidend als volgt : « De laatstvermelde persoon wordt evenwel niet in aanmerking genomen, indien het gaat om : 1° een bloed- of aanverwant van de gerechtigde tot en met de derde graad;2° de persoon die met de gerechtigde samenwoont in het raam van een plaatsing in het gezin zoals bedoeld in artikel 227 van het voornoemd koninklijk besluit van 3 juli 1996.». 4. Een tweede lid, luidend als volgt, wordt toegevoegd aan § 3 : « Voor de toepassing van dit besluit wordt de overbrenging van de hoofdverblijfplaats van een der echtgenoten in een dienst of inrichting of een rustoord voor bejaarden als bedoeld in artikel 34, 12° van de voornoemde gecoördineerde wet en de overbrenging van de hoofdverblijfplaats van een der echtgenoten in een inrichting als bedoeld in artikel 34, 11° van dezelfde gecoördineerde wet, gelijkgesteld aan een feitelijke scheiding vanaf de eerste dag van het verblijf.In dat geval zijn de bepalingen van het eerste lid van toepassing. ».
Art. 2.In artikel 5 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. in § 1, tweede lid, wordt de eerste zin vervangen door een als volgt gestelde bepaling : « Vorenbedoelde gerechtigden dienen evenwel binnen dertig dagen hun verzekeringsinstelling in kennis te stellen van elke wijziging in de gezinsinkomens die een verlies van het recht op de verhoogde tegemoetkoming met zich kan meebrengen evenals van het verlies van een van de hoedanigheden van weduwnaar of weduwe, invalide, gepensioneerde of wees en, wat de in § 19, 6° van het voormelde artikel 37 bedoelde werkloze betreft, van het verlies van de hoedanigheid van werkloze en van de hoedanigheid van werknemer met gezinslast of van alleenstaande in de zin van de werkloosheidsreglementering.»; 2. § 1, derde lid, wordt aangevuld als volgt : « De inkomens van buitenlandse oorsprong die in België niet belastbaar zijn, de inkomens die krachtens het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1996, zijn vrijgesteld van nationale belastingen of in België onttrokken zijn aan de personenbelasting, worden eveneens in aanmerking genomen, alsmede de inkomsten van de in artikel 4 van het wetboek der inkomstenbelastingen 1992 bedoelde personen, die krachtens artikel 230, 4° of artikel 231, 2° van het voormelde wetboek der inkomstenbelastingen zijn vrijgesteld van belasting.».
Art. 3.In artikel 6, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. In het eerste lid wordt de laatste zin vervangen door een als volgt gestelde bepaling : « Indien de verklaring op erewoord echter wordt ingediend binnen de drie maanden vanaf de dag waarop de gerechtigde werkelijk de hoedanigheid verwerft van gepensioneerde, weduwnaar of weduwe, wees, invalide, wordt de verhoogde tegemoetkoming toegekend vanaf diezelfde dag.» 2. De eerste zin van het tweede lid wordt vervangen door een als volgt gestelde bepaling : « Zo ook wordt, indien de in artikel 37, § 19, 5°, van de voornoemde gecoördineerde wet bedoelde rechthebbende de in het eerste lid bedoelde verklaring op erewoord indient binnen drie maanden na de kennisgeving van de beslissing tot toekenning door de betalingsinstelling aan de betrokkene, de verhoogde verzekeringstegemoetkoming toegekend vanaf de datum waarop die beslissing ingaat.».
Art. 4.In artikel 7 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. In § 1 worden de woorden « dertig dagen » telkens vervangen door de woorden « drie maanden ».2. In § 2 worden de woorden : « binnen de dertig dagen na die dag » vervangen door de woorden : « binnen drie maanden na de kennisgeving van de beslissing tot toekenning door de betalingsinstelling aan de betrokkene » en worden de woorden : « na deze termijn van dertig dagen » vervangen door de woorden : « na deze termijn van drie maanden ».
Art. 5.In artikel 8, §§ 1 en 2, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden « gedurende een periode van zes maanden volgend op het overlijden van hun echtgenoot of echtgenote », telkens vervangen door de woorden « tot het einde van het tweede kalenderkwartaal dat volgt op dat waarin hun echtgenoot of echtgenote is overleden ».
Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad behalve artikel 2.2. dat op 1 januari 2001 in werking treedt en de artikelen 3, 4 en 5, die uitwerking hebben op 1 juli 1999.
Art. 7.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 september 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE