gepubliceerd op 09 juni 1999
Koninklijk besluit tot bepaling van het bedrag van de opbrengst van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 71, 1° van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgische actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, en tot bepaling van de modaliteiten van de besteding van deze opbrengst aan het Fonds voor de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen van de publieke sector aangesloten bij de RSZ
3 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot bepaling van het bedrag van de opbrengst van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 71, 1° van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgische actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, en tot bepaling van de modaliteiten van de besteding van deze opbrengst aan het Fonds voor de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen van de publieke sector aangesloten bij de RSZ (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgische actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 71, 1°;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 april 1999;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 27 april 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op rtikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het dwingend is dat de actiemiddelen bedoeld in de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgische actieplan voor de werkgelegenheid 1998 zonder verwijl worden aangewend en dat de werkgevers van de non-profit sector de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid vanaf 1 januari 1999 in de non-profit sector kunnen blijven genieten;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, van Onze Minister van Sociale Zaken en van Onze Minister van Volksgezondheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Bij toepassing van artikel 2, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, wordt de opbrengst van de forfaitaire verminderingen waarop de werkgevers bedoeld in artikel 71, 1° van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgische actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, aanspraak kunnen maken, vastgesteld, vanaf 1 januari 1999, op basis van statistieken opgesteld door de Rijksdienst voor sociale zekerheid. Deze statistieken kunnen verbeterd worden door aanvullende informaties met het oog op het vaststellen met een grotere nauwkeurigheid van het bedrag van de forfaitaire vermindering waarop deze werkgevers aanspraak kunnen maken.
Art. 2.Voor het jaar 1999,stort de Rijksdienst voor sociale zekerheid aan het Fonds voor de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen van de publieke sector aangesloten bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid de volgende bedragen : - 101 621 000 Frank voor het eerste semester; - 152 431 500 Frank voor het tweede semester.
Art. 3.De bedragen bedoeld in artikel 2 worden gestort in maandelijkse schijven.
Art. 4.Voor de periode die aanvangt op 1 januari 1999 en die eindigt op 30 juni 1999, stort de Rijksdienst voor sociale zekerheid de maandlijkse voorschotten aan de volgende instellingen : Akademisch Ziekenhuis te Gent : 7 856 333 Frank;
C.H.U. Sart-Tilman te Luik : 5 609 500 Frank;
Hôpital psychiatrique Le Chêne aux Haies te Bergen : 728 000 Frank;
Openbaar psychiatrisch centrum te Rekem : 803 833 Frank;
Hôpital psychiatrique Les Marronniers te Doornik : 1 150 500 Frank;
Openbaar psychiatrisch ziekenhuis te Geel : 788 666 Frank.
Voor de periode die aanvangt op 1 juli 1999 en die eindigt op het moment van inrichting van het beheerscomité, worden de bedragen bedoeld in het eerste lid vermenigvuldigd met 1,5.
De voorschotten bedoeld in het eerste en het tweede lid worden aan de voornoemde instellingen overgemaakt op voorwaarde dat ze de bepalingen van het voornoemde koninklijk besluit en van het raamakkoord gesloten in comité A met betrekking tot de maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, in de ziekenhuizen en in de psychiatrische verzorgingstehuizen van de publieke sector, naleven.
Aan het einde van deze periode regulariseert het Fonds de gestorte voorschotten in functie van de reële en toelaatbare uitgaven, krachtens het voormelde koninklijk besluit van 5 februari 1997.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.
Art. 6.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA ________ (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999. Koninklijk besluit van 5 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997.