gepubliceerd op 22 september 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot bepaling van het bedrag van de opbrengst van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 71, 1°, van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, en tot bepaling van de modaliteiten van de besteding van deze opbrengst aan het Fonds voor de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen van de publieke sector aangesloten bij de RSZ
10 AUGUSTUS 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot bepaling van het bedrag van de opbrengst van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 71, 1°, van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, en tot bepaling van de modaliteiten van de besteding van deze opbrengst aan het Fonds voor de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen van de publieke sector aangesloten bij de RSZ (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 71, 1°, gewijzigd bij de wet van 24 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot bepaling van het bedrag van de opbrengst van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 71, 1° van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, en tot bepaling van de modaliteiten van de besteding van deze opbrengst aan het Fonds voor de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen van de publieke sector aangesloten bij de RSZ, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 1 maart 2000, 8 juni 2000, 9 juli 2000 en 8 maart 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 juni 2001;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 16 juli 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegend dat het dwingend is dat de werkgevers van de non-profit sector vanaf 1 juli 2001 de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid kunnen blijven genieten en dat de arbeidsplaatsen gecreëerd in dit kader moeten behouden blijven en met dit doel de nodige middelen aan het Fonds zonder discontinuïteit moeten toegekend worden;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot bepaling van het bedrag van de opbrengst van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 71, 1°, van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, en tot bepaling van de modaliteiten van de besteding van deze opbrengst aan het Fonds voor de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen van de publieke sector aangesloten bij de RSZ, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 maart 2000, 8 juni 2000 en 8 maart 2001 wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.Voor het tweede semester van het jaar 2001, stort de Rijksdienst voor sociale zekerheid aan het Fonds voor de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen van de publieke sector aangesloten bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid het volgende bedrag : 4 579 534,08 EUR ».
Art. 2.Voor de periode van 1 juli 2001 tot 31 december 2001, geldt in de plaats van het bedrag van « 4 579 534,08 EUR », vermeld in artikel 1, het bedrag van « 184 737 947 BEF ».
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2001.
Art. 4.Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 10 augustus 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999. Wet van 24 december 1999, Belgisch Staatsblad van 27 januari 2000.
Koninklijk besluit van 5 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997.
Koninklijk besluit van 3 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 9 juni 1999.
Koninklijk besluit van 1 maart 2000, Belgisch Staatsblad van 23 maart 2000.
Koninklijk besluit van 8 juni 2000, Belgisch Staatsblad van 13 juli 2000.
Koninklijk besluit van 9 juli 2000, Belgisch Staatsblad van 21 juli 2000.
Koninklijk besluit van 8 maart 2001, Belgisch Staatsblad van10 april 2001.