Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 juni 2007
gepubliceerd op 15 juni 2007

Koninklijk besluit betreffende het in aanmerking nemen voor het pensioen van diverse weddenbijslagen toegekend aan militairen

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2007022893
pub.
15/06/2007
prom.
03/06/2007
ELI
eli/besluit/2007/06/03/2007022893/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 JUNI 2007. - Koninklijk besluit betreffende het in aanmerking nemen voor het pensioen van diverse weddenbijslagen toegekend aan militairen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Wij hebben de eer aan Uwe Majesteit een koninklijk besluit voor te leggen, genomen ter uitvoering van artikel 8, § 2, vierde lid, van de algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen van 21 juli 1844, ingevoegd bij de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen, en van artikel 195 van de wet van 28 februari 2007 betreffende het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht.

Overeenkomstig artikel 27bis van de bij het koninklijk besluit nr. 16020 van 11 augustus 1923 samengeordende wetten op de militaire pensioenen (SWMP), ingevoegd bij artikel 201 van voormelde wet van 28 februari 2007, wordt het militair anciënniteitspensioen van de gewezen militairen van het actief kader die in dienst zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van die nieuwe bepaling, niet langer berekend op basis van hun laatste activiteitswedde, doch wel op grond van de referentiewedde van de laatste vijf jaar van hun loopbaan, bedoeld in artikel 8, §§ 1 en 2, van voormelde algemene wet van 21 juli 1844.

Overeenkomstig artikel 8, § 1, tweede lid, van de algemene wet van 21 juli 1844 wordt de referentiewedde die tot grondslag dient voor de berekening van het pensioen bepaald op basis van de wedden zoals deze vastgelegd zijn in de weddenschalen die verbonden zijn aan de ambten waarin betrokkene vast was benoemd.

Krachtens artikel 8, § 1, vierde lid, van dezelfde algemene wet van 21 juli 1844 wordt voor het bepalen van de referentiewedde in voorkomend geval eveneens rekening gehouden met de in artikel 8, § 2, van die wet bepaalde weddenbijslagen die verbonden zijn aan het ambt waarin betrokkene vast was benoemd.

Artikel 8, § 2, vierde lid, van de algemene wet van 21 juli 1844 verleent aan de Koning de bevoegdheid om, bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit : - de lijst aan te vullen van de weddenbijslagen die in aanmerking komen voor de vaststelling van de referentiewedde; - af te wijken van het derde lid van die bepaling door, voor de weddenbijslagen die Hij aanwijst, te beslissen dat de verhogingen ervan na 31 december 1998 eveneens in aanmerking komen voor de berekening van de referentiewedde.

Bovendien verleent artikel 195 van de wet van 28 februari 2007 aan de Koning de bevoegdheid om de bedragen en de perioden te bepalen voor welke de commandotoelage, de vormingstoelage en de meesterschaptoelage - respectievelijk bedoeld in de artikelen 31, § 3, 32 en 34, van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier - in aanmerking worden genomen voor de berekening van de rust- en overlevingspensioenen.

Artikel 1, 1°, van het ontwerpbesluit voegt de commandotoelage, de vormingstoelage en de meesterschaptoelage toe aan de in artikel 8, § 2, van de algemene wet van 21 juli 1844 bedoelde lijst van aanneembare weddenbijslagen. Aldus kunnen deze toelagen niet alleen voor de berekening van het militair anciënniteitspensioen in aanmerking genomen worden, doch ook voor de berekening van het burgerlijk rustpensioen waarop een gewezen militair desgevallend aanspraak kan maken, bijvoorbeeld in het kader van het bij de wet van 28 februari 2007 ingevoerde gemengde loopbaanconcept.

Overeenkomstig artikel 8, § 1, vierde lid, van de algemene wet van 21 juli 1844 worden deze toelagen in principe in aanmerking genomen voor de perioden gedurende welke zij werkelijk werden toegekend en ten belope van de bedragen die gedurende diezelfde perioden werden uitbetaald. Vermits deze toelagen pas vanaf 1 januari 2009 in aanmerking komen voor de berekening van de pensioenen, zijn zij - krachtens artikel 60 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen - ook pas vanaf die datum onderworpen aan de verplichte afhouding van 7,5 pct. Het spreekt voor zich dat de toelagen waarop deze afhouding nog niet werd verricht, niet in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van de pensioenen. Daarom bepaalt artikel 1, 2°, van het ontwerpbesluit dat deze toelagen - in afwijking van artikel 8, § 1, vierde lid, van de algemene wet van 21 juli 1844 - slechts in aanmerking genomen worden voor de perioden na 31 december 2008 gedurende welke zij werkelijk werden toegekend en ten belope van het bedrag of de bedragen die gedurende diezelfde perioden werden toegekend.

Artikel 8, § 2, derde lid, van de algemene wet van 21 juli 1844 beperkt het voordeel van de bij de berekening van het pensioen in aanmerking te nemen weddenbijslagen tot het bedrag van de weddenbijslagen zoals zij op 31 december 1998 - d.i. daags vóór de inwerkingtreding van voornoemde wet van 25 januari 1999 - van kracht waren. Deze beperking impliceert uiteraard ook dat de weddenbijslagen die pas na 31 december 1998 worden gecreëerd - en aan de lijst van de aanneembare weddenbijslagen worden toegevoegd - in principe slechts ten belope van hun initieel vastgesteld bedrag in aanmerking kunnen genomen worden voor de berekening van het pensioen. De commandotoelage, de vormingstoelage en de meesterschaptoelage werden bij voormeld koninklijk besluit van 18 maart 2003 ingesteld vanaf 1 juli 2003. Geen enkele verhoging van die toelagen van na die datum zal in aanmerking genomen worden voor de berekening van de pensioenen, tenzij daarvan later zou worden afgeweken door een koninklijk besluit dat, na overleg in de Ministerraad, wordt vastgesteld met toepassing van de tweede volzin van artikel 8, § 2, vierde lid, van de algemene wet van 21 juli 1844.

Dit ontwerp maakt deel uit van een reeks besluiten betreffende de pensioenregeling van de militairen die, samen met de pensioenbepalingen vervat in de wet van 28 februari 2007, in principe op 1 januari 2009 in werking zullen treden.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK

3 JUNI 2007. - Koninklijk besluit betreffende het in aanmerking nemen voor het pensioen van diverse weddenbijslagen toegekend aan militairen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen van 21 juli 1844, inzonderheid op artikel 8, § 2, vierde lid, ingevoegd bij de wet van 25 januari 1999;

Gelet op de wet van 28 februari 2007 betreffende het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht, inzonderheid op artikel 195;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 maart 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 16 maart 2007;

Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 15 maart 2007;

Gelet op het advies nr. 42.845/2 van de Raad van State, gegeven op 9 mei 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 8, § 2, van de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen, ingevoegd bij de wet van 25 januari 1999 en gewijzigd bij de wet van 30 maart 2001 en bij de koninklijke besluiten van 10 juli 2001, 25 maart 2003, 3 april 2003, 7 mei 2004 en 30 januari 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « 44° de commandotoelage toegekend met toepassing van artikel 31, § 3, van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier;45° de vormingstoelage toegekend met toepassing van artikel 32 van hetzelfde koninklijk besluit van 18 maart 2003;46° de meesterschapstoelage toegekend met toepassing van artikel 34 van hetzelfde koninklijk besluit van 18 maart 2003.»; 2° deze paragraaf wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking van § 1, vierde lid, worden de in het eerste lid, 44°, 45° en 46°, bedoelde toelagen slechts in aanmerking genomen voor de perioden na 31 december 2008 gedurende welke zij werkelijk werden toegekend en ten belope van het bedrag of de bedragen die gedurende diezelfde perioden toegekend werden.»

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.

Art. 3.Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 juni 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK

^