gepubliceerd op 12 juni 2012
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel. - Addendum
FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE
2 JUNI 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel. - Addendum
In het Belgisch Staatsblad van 8 juni 2012, pagina 32.152, dient het volgende advies van de Raad van State toegevoegd te worden : ADVIES 51.204/4 VAN 26 APRIL 2012 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, vierde kamer, op 3 april 2012 door de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken toegevoegd aan de Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel », heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Onderzoek van het ontwerp 1. Bij een wet van 30 juli 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011374 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot wijziging van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011373 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot invoering van een duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling in de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten, die op 1 oktober 2011 in werking is getreden (1), zijn in de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten 'betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling' bepalingen betreffende de effectbeoordeling op het stuk van duurzame ontwikkeling ingevoegd. De wetgever heeft de « effectbeoordeling » gedefinieerd als « duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling, zijnde de methode voor het bestuderen van mogelijke sociale, economische en leefmilieueffecten, alsmede de effecten op de inkomsten en de uitgaven van de Staat, van een voorgesteld beleid op korte, middellange en lange termijn in en buiten België vooraleer de uiteindelijke beslissing wordt genomen » (2).
In dat kader is de volgende regeling ingevoerd : 1° in principe moet elk voorontwerp van wet, elk ontwerp van koninklijk besluit en elk voorstel van beslissing dat ter goedkeuring aan de Ministerraad moet worden voorgelegd aanleiding geven tot een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren (3);de enige gevallen waarin zo een voorafgaand onderzoek niet hoeft plaats te vinden, zijn die welke moeten worden bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad (4), welk besluit bij de huidige stand van de teksten die in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt zijn, nog niet uitgevaardigd is; 2° wanneer uit het voorafgaand onderzoek blijkt dat een effectbeoordeling vereist is, dient de voormelde beoordeling te worden uitgevoerd.Bij deze bepaling wordt de Koning ermee belast de effectbeoordeling te regelen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Tot op heden is geen besluit met een dergelijk onderwerp in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt (5); 3° de naleving van de aldus voorgeschreven procedure is een voorwaarde, naargelang het geval, voor het indienen van een wetsontwerp bij de Wetgevende Kamers, voor het uitvaardigen van een koninklijk besluit of voor het goedkeuren van een voorstel van beslissing door de Ministerraad (6). In casu kan uit geen enkel stuk dat aan de Raad van State overgezonden is, opgemaakt worden of de hierboven beschreven procedure gevolgd is, meer in het bijzonder of vooraf onderzocht is of het noodzakelijk is een effectbeoordeling uit te voeren.
De steller van het ontwerp moet er derhalve op toezien dat dit vormvereiste naar behoren vervuld is.
Indien het voornoemde voorafgaand onderzoek leidt tot de conclusie dat in casu geen effectbeoordeling vereist is, moet de aanhef van het ontwerp worden aangevuld met een lid dat luidt als volgt : « Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren, waarin besloten wordt dat een effectbeoordeling niet vereist is ». 2. Artikel 16 van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie sluiten 'ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen' bepaalt : « § 1.Een direct of indirect onderscheid op grond van geslacht geeft nooit aanleiding tot de vaststelling van enige vorm van discriminatie wanneer dit direct of indirect onderscheid een maatregel van positieve actie inhoudt. § 2. Een maatregel van positieve actie kan slechts worden uitgevoerd mits naleving van de volgende voorwaarden : - er moet een kennelijke ongelijkheid zijn; - het verdwijnen van deze ongelijkheid moet worden aangewezen als een te bevorderen doelstelling; - de maatregel van positieve actie moet van tijdelijke aard zijn en van die aard zijn dat hij verdwijnt zodra de beoogde doelstelling is bereikt; - de maatregel van positieve actie mag andermans rechten niet onnodig beperken. § 3. In naleving van de in § 2 vastgelegde voorwaarden, bepaalt de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de situaties waarin en de voorwaarden waarbij een maatregel van positieve actie getroffen kan worden. § 4. Op het vlak van de arbeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid worden de in § 3 bedoelde koninklijke besluiten getroffen : - wat de openbare sector betreft, na raadpleging, naargelang het geval, van het in de wet van 19 december 1974Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1974 pub. 05/10/2012 numac 2012000586 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel bedoelde bevoegde overleg- of onderhandelingscomité of het aangewezen orgaan van vakbondsoverleg voor de administraties, diensten en instellingen waarop voornoemde wet niet van toepassing is; - wat de private sector betreft, na raadpleging van de Nationale Arbeidsraad.
Wanneer een van de geraadpleegde organen zich niet heeft uitgesproken binnen twee maanden na de aanvraag, wordt zijn advies geacht positief te zijn. ».
In tegenstelling tot wat blijkt uit de eerste aanhefverwijzing van het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 'houdende het statuut van het rijkspersoneel', moet de rechtsgrond van het ontwerp worden gezocht in artikel 16, § 3, van de voormelde wet.
Dit eerste lid behoort dienovereenkomstig te worden aangepast. 3. Overeenkomstig artikel 16, § 3, van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie sluiten kan de Koning alleen een maatregel van positieve actie treffen indien de voorwaarden opgesomd in artikel 16, § 2, van de wet worden nageleefd. Dit veronderstelt inzonderheid dat er een kennelijke ongelijkheid blijkt te zijn.
Te dien einde verdient het aanbeveling om in het verslag aan de Koning een duidelijker tabel op te nemen van de categorieën of klassen waarover het gaat en om in voorkomend geval aan te geven om welke redenen sommige ervan worden opgenomen (7). 4. Rekening houdend met deze gegevens betreffende deze categorieën of klassen, wordt de aandacht van de steller van het ontwerp gevestigd op het feit dat noch het ontworpen dispositief, noch de overgangsbepaling mogen leiden tot achteruitgang ten opzichte van het oogmerk dat wordt nagestreefd met het ontwerp, gelezen in samenhang met artikel 16, § 2, van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie sluiten.5. Zoals in het verslag aan de Koning wordt opgemerkt, moeten de voorwaarden bepaald in artikel 16, § 2, van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie sluiten worden geïnterpreteerd in het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, inzonderheid van het arrest-Badeck ervan van 28 maart 2000, C-158/97, waarin het volgende gesteld wordt : « derhalve is een maatregel volgens welke vrouwelijke kandidaten in sectoren van de openbare dienst waarin zij ondervertegenwoordigd zijn, bij voorrang moeten worden bevorderd, verenigbaar met het gemeenschapsrecht : - wanneer hij vrouwelijke kandidaten met een gelijke kwalificatie als hun mannelijke medekandidaten niet automatisch en onvoorwaardelijk voorrang verleent en - wanneer de sollicitaties worden onderworpen aan een objectieve beoordeling, die rekening houdt met de bijzondere persoonlijke situatie van alle kandidaten » (overw.23).
Het Hof wijst op het volgende : « uitsluitend in geval de kwalificatie geen keuze tussen een vrouwelijke of een mannelijke kandidaat mogelijk maakt, (dient) voor de vrouwelijke kandidaat te worden gekozen, wanneer dit voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het betrokken stimuleringsprogramma nodig blijkt en geen zwaarder wegende juridische reden zich daartegen verzet » (overw. 33).
Het is daarenboven vooral noodzakelijk dat de regeling « verzekert, dat de sollicitaties worden onderworpen aan een objectieve beoordeling, die rekening houdt met de bijzondere persoonlijke situatie van alle kandidaten » (overw. 37).
In haar voormeld advies 49.473/AV heeft de algemene vergadering van de afdeling Wetgeving van de Raad van State uit dit arrest het volgende afgeleid : « Het begrip 'openingsclausule' wordt in de rechtspraak van het HvJEU omschreven als de clausule [...] volgens welke vrouwen niet bij voorrang moeten worden bevorderd, indien met de persoon van een mannelijke kandidaat verband houdende redenen de balans in diens voordeel doen doorslaan (8).
De toepassing van deze rechtspraak op de opgelegde verplichting om, zonder mogelijkheid ervan af te wijken, een quotum na te leven van een derde vrouwen of mannen in een raad van bestuur zowel in het geval van een economisch overheidsbedrijf als in het geval van de Nationale Loterij, brengt het ernstige risico met zich mee dat die verplichting stuit op de principes van toelaatbaarheid van een positieve actie ten gunste van personen van een bepaald geslacht zoals het HvJEU ze duidelijk heeft gemaakt (9). In een aantal situaties kan de naleving van een dergelijk quotum er immers toe leiden dat een bestuurder wordt gekozen die van het vereiste geslacht is, slechts omdat het quotum niet bereikt is. Deze keuze zal dus onafhankelijk van een objectieve beoordeling van de persoonlijke situatie van alle kandidaten worden gemaakt, omdat, luidens de wet, voorrang moet worden gegeven aan die kandidaat, zelfs al is hij ondergekwalificeerd ten opzichte van andere kandidaten, gegeven het feit dat deze andere kandidaten van het andere geslacht zijn (10).
Tot besluit zij het volgende gesteld. Enerzijds streeft het dispositief van het wetsvoorstel een doelstelling na die overeenstemt met de bepaling van het begrip positieve actie zoals opgevat door zowel het intern als het internationaal en, meer bepaald, het Europees recht, namelijk het bevorderen van een evenwichtigere aanwezigheid van vrouwen en mannen in de bestuursorganen van de economische overheidsbedrijven en in de Nationale Loterij. Anderzijds lijkt het echter raadzaam het dispositief van het wetsvoorstel aan te passen door het quotum te koppelen aan, bijvoorbeeld, een openingsclausule, om er zeker van te zijn dat de concrete uitvoering van deze doelstelling strookt met de hogere rechtsnormen (11). » In het kader van het thans voorliggende ontwerp bepaalt zowel het ontworpen artikel 53, tweede lid, als het ontworpen artikel 54, tweede lid : « Er wordt [...] afgeweken van het voorgaande lid indien het met toepassing van de voormelde wetten, wegens de resultaten van de selectie, wegens het recht op de hernieuwing van het mandaat of wegens de rangschikking van de kandidaten in functie van hun titels en verdiensten onmogelijk is om over te gaan tot de aanwijzing of de benoeming van een kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht ».
In dit verband staat in het verslag aan de Koning het volgende : « Om deze reden introduceert het onderhavige besluit geleidelijk een twee derden-quotum voor de houders van een managementfunctie en de rijksambtenaren behorende tot de klassen A3, A4 en A5, zonder terug te komen op de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen, noch op de bekwaamheden van de kandidaten voor een aanwijzing of een benoeming, noch op het recht op de hernieuwing van de mandaten.
Immers, indien het wegens deze gecoördineerde wetten onmogelijk is om over te gaan tot het benoemen van een kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht, dan is de twee derden-quotum niet van toepassing.
Evenzo is de twee derden-quotum niet van toepassing indien de resultaten van de selectie het niet toelaten om over te gaan tot de aanwijzing of de benoeming van een kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht.
Tot slot behoudt de mandaathouder zijn recht op de hernieuwing van het mandaat in geval van een positieve evaluatie ».
De ontworpen tekst beantwoordt dus aan het begrip openingsclausule zoals het hierboven is uiteengezet.
De woorden « met toepassing van de voormelde wetten » zijn evenwel overbodig en dienen te vervallen, aangezien ze slechts herhalen wat reeds in een hogere norm staat. 6. Volgens het verslag aan de Koning waren « in 2011 [...] slechts 16 % van de managers en 27 % van de ambtenaren benoemd in de klasse A3, A4 en A5 vrouwen ».
De ontworpen bepaling zou er dus toe leiden dat de in 2012 te bereiken drempel wordt bepaald op een niveau dat gelijk is aan of lager ligt dan het niveau dat thans wordt vastgesteld en zou dus tijdens de overgangsperiode tot gevolg kunnen hebben dat nieuwe aanstellingen of benoemingen de bestaande wanverhouding nog groter maken.
Deze bepaling, die strijdig is met het door het ontwerp nagestreefde oogmerk, dient dus te worden herzien. (1) Volgens artikel 4 van de wet van 30 juli 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011374 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot wijziging van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011373 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot invoering van een duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling in de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten 'tot invoering van een duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling in de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling' « treedt (deze wet) in werking op de eerste dag van de twaalfde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad ».Doordat de wet van 30 juli 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011374 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot wijziging van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011373 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot invoering van een duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling in de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten is bekendgemaakt op 14 oktober 2010, volgt daaruit dat deze wet in werking is getreden op 1 oktober 2011. (2) Artikel 2, 9°, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten.(3) Artikel 19/1, § 1, eerste lid, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten.Bij artikel 19/1, § 2, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten wordt de Koning ermee belast dat voorafgaand onderzoek te regelen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Tot op heden is nog geen besluit met een dergelijk onderwerp in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. (4) Artikel 19/1, § 1, tweede lid, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten.(5) Artikel 19/2 van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten.Bij deze bepaling wordt de Koning ermee belast de effectbeoordeling te regelen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Tot op heden is geen besluit met een dergelijk onderwerp in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. (6) Artikel 19/3 van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten. (7) Vergelijk met advies 49.473/AV gegeven op 26 april 2011 over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 28 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/07/2011 pub. 14/09/2011 numac 2011003317 bron federale overheidsdienst financien, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, het Wetboek van vennootschappen en de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij teneinde te garanderen dat vrouwen zitting hebben in de raad van bestuur van de autonome overheidsbedrijven, de genoteerde vennootschappen en de Nationale Loterij type wet prom. 28/07/2011 pub. 07/12/2011 numac 2011000769 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, het Wetboek van vennootschappen en de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij teneinde te garanderen dat vrouwen zitting hebben in de raad van bestuur van de autonome overheidsbedrijven, de genoteerde vennootschappen en de Nationale Loterij. - Duitse vertaling sluiten 'tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en tot wijziging van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij, teneinde te garanderen dat vrouwen zitting hebben in de raad van bestuur van de autonome overheidsbedrijven, de genoteerde vennootschappen en de Nationale Loterij', opmerking bij paragraaf 9 (Parl. St. Kamer 2010, nr. 211/7, 1-19). (8) Voetnoot 18 van het vermelde advies : HvJEU, Badeck e.a., voornoemd arrest, overweging 18. (9) Voetnoot 19 van het vermelde advies : Voor een overzicht van de rechtspraak van het HvJEU, zie D.Cuypers en C. Van Vyve, « De criteria voor positieve actie in de rechtspraak van de hoogste rechtscolleges », in C. Bayart, S. Sottiaux, S. Van Drooghenbroeck (eds.), Actualités du droit de la lutte contre la discrimination, Brugge, Die Keure, 2010, 272; M. DE VOS, « Positieve actie en discriminatie in het Europese en Belgische discriminatierecht », in C. Bayart, S. Sottiaux et S. Van Drooghenbroeck (eds.), De nieuwe federale antidiscriminatiewetten, Brugge, Die Keure, 2008, 316. (10) Voetnoot 20 van het vermelde advies : Betreffende de regel van het quotum toegepast in de Hoge Raad voor Justitie, zie de vaststellingen van de Mensenrechtencommissie van 7 juli 2004, Jacobs t.België, nr. 943/2000 (CCPR/C/81/D/943/2000). (11) Voetnoot 21 van het vermelde advies : Aldus zal de tekst beter beantwoorden aan de verklaringen die tijdens de parlementaire voorbereiding zijn afgelegd over de reikwijdte van het wetsvoorstel. Op de vraag wat dient te worden verstaan onder « gelijkwaardigheid van personen » als een van de criteria voor de aanvaardbaarheid ten aanzien van het Europees recht van een positieve actie, heeft de vertegenwoordigster van de Vice-eerste minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen uitgelegd « dat men moet vermijden dat voor bepaalde personen de lat lager wordt gelegd doordat zij aan minder kwalificatievereisten moeten voldoen. Men dient ervan uit te gaan dat alle personen gelijkwaardig zijn en voor de toegang tot bepaalde functies dus ook vergelijkbare competenties moeten hebben ». Deze verklaring werd voorts bevestigd door verschillende afgevaardigden in de commissie (verslag van de Kamer, op. cit., 89-90). Zie, daarbij aansluitend, het voornoemde decreet van de Vlaamse overheid van 13 juli 2007, waarvan artikel 5 in de mogelijkheid voorziet om af te wijken van het quotum van een derde als onmogelijk aan het quotum kan worden voldaan. Het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 26/10/2007 pub. 25/01/2008 numac 2008035095 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de uitzonderingsprocedure inzake een meer evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid sluiten 'tot vaststelling van de uitzonderingsprocedure inzake een meer evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid' licht de te volgen procedure toe om een dergelijke afwijking te verkrijgen.
De kamer was samengesteld uit : De heren : P. Liénardy, kamervoorzitter;
J. Jaumotte en S. Bodart, staatsraden;
Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer X. Delgrange, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liénardy.
De griffier, A.-C. Van Geersdaele.
De voorzitter, P. Liénardy.