gepubliceerd op 17 september 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid in uitvoering van artikel 6 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 13 mei 2003
1 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid in uitvoering van artikel 6 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 13 mei 2003 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid in uitvoering van artikel 6 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 13 mei 2003.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 september 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2003 Statuten van het fonds voor bestaanszekerheid in uitvoering van artikel 6 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 13 mei 2003 (Overeenkomst geregistreerd op 11 september 2003 onder het nummer 67445/CO/149.01)
Artikel 1.Het fonds volgt op in rechten en plichten en neemt het actief en het passief over van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector van de elektriciens", opgericht bij de beslissing van 26 juni en 23 oktober 1968, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid voor de sector van de elektriciens en tot vaststelling van de statuten van dit fonds, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 maart 1969 (Belgisch Staatsblad van 3 april 1969).
Art. 2.De statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector van de elektriciens" zijn bijgevoegd.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.
Art. 4.De collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 2002 geregistreerd op 15 juli 2002 onder het nummer 63373/CO/149.01, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 oktober 2002 geregistreerd op 3 januari 2003 onder het nummer 64921/CO/149.01 betreffende het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector van de elektriciens" wordt opgeheven vanaf 1 juni 2003.
STATUTEN HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel, duur 1. Benaming Artikel 1.Er wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genaamd "Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector der elektriciens", verder het fonds genoemd. 2. Zetel Art.2. De maatschappelijke zetel en het secretariaat van het fonds zijn gevestigd te 1020 Brussel, Heizel Esplanade BDC bus 101.
De maatschappelijke zetel en het secretariaat kunnen bij beslissing van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, verplaatst worden naar elke andere plaats in België. 3. Opdrachten Art.3. Het fonds heeft als opdrachten : 3.1. de toekenning en de uitkering van bepaalde aanvullende sociale voordelen. 3.2. de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de bij artikel 5 bedoelde werkgevers. 3.3. de financiering van de syndicale vorming en de patronale vorming. 3.4. de inning en de invordering van de bijdrage van de in artikel 5 bedoelde werkgevers en de toekenning en de uitkering van een eindejaarspremie. 3.5. een deel van de werking en sommige initiatieven van de v.z.w.
Vormelek te financieren volgens door de raad van bestuur vastgelegde regels, ondermeer inzake de inning en de invordering van een bijdrage voor de opleiding en tewerkstelling van risicogroepen en voor permanente vorming. 3.6. een deel van de werking en sommige initiatieven van de v.z.w.
Technolec te financieren volgens door de raad van bestuur vastgelegde regels. 3.7. het ten laste nemen van bijzondere bijdragen. 3.8. de inning van de bijdrage voorzien voor de financiering en inrichting van een sectoraal pensioenstelsel. 4. Duur Art.4. Het fonds wordt voor onbepaalde duur opgericht. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 5.Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers, de werklieden en de werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.
Onder "werklieden" wordt verstaan : de werklieden en de werksters.
Deze statuten zijn evenwel niet van toepassing op de ondernemingen die aangesloten zijn bij de "Federatie van de elektriciteit en de elektronica" (FEE) en de "Beroepsverening van de radio- en teledistributie" (RTD), voor wat betreft de toekenning en uitkering van een eindejaarspremie (cf. artikel 3.4). Deze organisaties bezorgen ieder jaar en dit tegen uiterlijk 1 maart, hun ledenlijsten aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden en modaliteiten van toekenning en uitkering
Art. 6.Aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij tijdelijke werkloosheid. § 1. De bij artikel 5 bedoelde werklieden hebben, ten laste van het fonds, voor elke hele of halve werkloosheidsuitkering die wordt erkend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en voorzien in de artikelen 26, 1°, 28, 1°, 49, 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) (tijdelijke werkloosheid omwille van overmacht, tijdelijke werkloosheid omwille van technische stoornis, tijdelijke werkloosheid omwille van sluiting van de onderneming wegens jaarlijks verlof, schorsing van de overeenkomst door slecht weer of tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen) recht op de bij artikel 6, § 2 voorziene uitkeringen, en dit tot beloop van maximum 120 uitkeringen per kalenderjaar, op voorwaarde dat zij van de werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering. § 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsuitkering wordt vanaf 1 januari 2004 vastgesteld op : - 6,00 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering (naar rata van 6 vergoedingen per week); - 3,00 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering (naar rata van 6 vergoedingen per week).
Art. 7.Vanaf 1 januari 2004 hebben de schoolverlaters, die nog geen recht hebben op werkloosheidsuitkeringen in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering, tijdens hun wachtperiode recht op de aanvullende werkloosheidsvergoeding van 6,00 EUR bij tijdelijke werkloosheid zoals omschreven in artikel 6, § 1.
Art. 8.Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledige werkloosheid. § 1. De bij artikel 5 bedoelde werklieden hebben, ten laste van het fonds, voor elke hele of halve werkloosheidsuitkering recht op de bij artikel 8, § 2 voorziene uitkeringen, met een maximum van respectievelijk 120 dagen en 200 dagen per werkloosheidsperiode, al naargelang zij op de eerste dag minder dan 45 jaar oud zijn of 45 jaar en ouder zijn en voorzover zij aan volgende voorwaarden voldoen : - werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing op de werkloosheidsverzekering; - op het ogenblik van het ontslag, ten minste 5 jaar tewerkgesteld zijn in één of meerdere ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens; - een wachttijd van 30 kalenderdagen hebben vervuld (voor de berekening van de wachttijd worden de dagen werkloosheid en ziekte, in voorkomend geval gelijkgesteld). § 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsuitkering wordt vanaf 1 januari 2004 vastgesteld op : - 5,00 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering (naar rata van 6 vergoedingen per week); - 2,50 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering (naar rata van 6 vergoedingen per week).
Art. 9.Aanvullende vergoeding voor oudere werklozen. § 1. De bij artikel 5 bedoelde werklieden hebben, ten laste van het fonds, voor elke hele of halve werkloosheidsuitkering recht op de bij artikel 9, § 2 voorziene uitkeringen tot het nemen van het wettelijk pensioen en dit onder de volgende voorwaarden : - ten minste 55 jaar oud zijn op de eerste dag van de werkloosheid; - uitkeringen voor volledige werkloosheid genieten; - op het ogenblik van ontslag ten minste 5 jaar tewerkgesteld zijn in één of meerdere ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens; - een wachttijd van dertig kalenderdagen hebben vervuld (voor de berekening van de wachttijd worden de dagen werkloosheid en ziekte, in voorkomend geval gelijkgesteld). § 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsuitkering wordt vanaf 1 januari 2004 vastgesteld op : - 5,00 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering (naar rata van 6 vergoedingen per week); - 2,50 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering (naar rata van 6 vergoedingen per week).
Art. 10.Aanvullende vergoeding bij brugpensioen na ontslag. § 1. In toepassing van en overeenkomstig : - de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975; - de collectieve arbeidsovereenkomsten van 18 oktober 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie; - de collectieve arbeidsovereenkomsten van 24 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2003 inzake het brugpensioen ploegenarbeid tussen 1 januari 2003 en 31 december 2004, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie; - de collectieve arbeidsovereenkomsten op het vlak van de onderneming dewelke een lagere brugpensioenleeftijd voorzien, neemt het fonds de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering te zijner laste, berekend overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd door de raad van bestuur, evenwel rekening houdend met de minimumbedragen voorzien in artikel 9 (aanvullende vergoeding voor oudere werklozen). § 2. Deze uitkering wordt berekend op het ogenblik waarop de betrokkene in brugpensioen wordt gesteld en blijft ongewijzigd, onder voorbehoud evenwel van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen waaraan deze uitkering gekoppeld is, overeenkomstig de modaliteiten die gelden voor de werkloosheidsuitkeringen volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1971).
Bovendien wordt het bedrag van deze aanvullende vergoeding elk jaar op 1 januari herzien door de Nationale Arbeidsraad, in functie van de conventionele evolutie van de lonen. § 3. In uitvoering van artikel 15 en artikel 16 van de wet van 1 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2003 - 2004 (Belgisch Staatsblad van 16 mei 2003), aangevuld door artikel 75 en artikel 76 van programmawet van 8 april 2003 (Belgisch Staatsblad van 17 april 2003) wordt de aanvullende vergoeding brugpensioen verder uitbetaald in geval van werkhervatting door de werkman.
Art. 11.Aanvullende vergoeding bij halftijds brugpensioen.
In toepassing van en overeenkomstig : - het koninklijk besluit van 30 juli 1994 (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1994), gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 april 1997, betreffende het halftijds brugpensioen; - de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 gesloten op 13 juli 1993, in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2003 inzake halftijds brugpensioen gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, neemt het fonds de aanvullende vergoeding ten laste.
Deze aanvullende vergoeding wordt berekend op het ogenblik van de op halftijdsbrugpensioenstelling en blijft ongewijzigd, onder voorbehoud evenwel van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen waaraan deze vergoeding gekoppeld is, volgens de modaliteiten van toepassing op de werkloosheidsuitkeringen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971.
Het bedrag van deze aanvullende vergoeding wordt berekend volgens de formule zoals omschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55.
Bovendien wordt het bedrag van deze aanvullende vergoeding elk jaar op 1 januari herzien door de Nationale Arbeidsraad, in functie van de conventionele evolutie van de lonen.
Art. 12.Aanvullende uitkeringen in geval van ziekte. § 1. De bij artikel 5 bedoelde werklieden hebben ten laste van het fonds na 1 maand ononderbroken arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval, recht op de bij artikel 12, § 2 voorziene uitkeringen met een maximum van 36 maanden per ziekteperiode, voor zover ze volgende voorwaarden vervullen : - op het ogenblik van de arbeidsongeschiktheid in het personeelsregister van de onderneming ingeschreven zijn; - de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering bij toepassing van de wetgeving terzake genieten; - een carenztijd van dertig kalenderdagen hebben vervuld, ingaande op de eerste dag van de ongeschiktheid. § 2. Het bedrag van de aanvullende ziektevergoeding wordt vanaf 1 januari 2004 vastgelegd op : - 1,40 EUR per volledige ziekteuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de ziekteverzekering (naar rata van 6 uitkeringen per week); - 0,70 EUR per halve ziekteuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de ziekteverzekering (naar rata van 6 uitkeringen per week). § 3. Welke ook de duur ervan weze, een arbeidsongeschiktheid kan slechts aanleiding geven tot de toekenning van één enkele reeks uitkeringen. De hervalling wordt beschouwd als deel uitmakende van de vorige arbeidsongeschiktheid, indien zij zich voordoet binnen de eerste 14 kalenderdagen volgend op het eind van deze periode van arbeidsongeschiktheid. Wanneer uit een geneeskundig getuigschrift niet duidelijk blijkt dat het om een nieuwe arbeidsongeschiktheid gaat, wordt verondersteld dat het een hervalling betreft.
Art. 13.Aanvullende vergoeding voor oudere zieken. § 1. De in artikel 5 bedoelde werklieden die in een toestand verkeren van blijvende arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, met uitsluiting van arbeidsongeschiktheid wegens beroepsziekte of arbeidsongeval, hebben recht ten laste van het fonds op de bij artikel 13, § 2 voorziene uitkeringen tot het nemen van het wettelijk pensioen en dit onder de volgende voorwaarden : - ten minste 55 jaar oud zijn op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid; - dagelijkse uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten; - een carenztijd van 30 kalenderdagen hebben vervuld, ingaande op de eerste dag van de ongeschiktheid. § 2. Het bedrag van de aanvullende ziekteuitkering wordt vanaf 1 januari 2004 vastgesteld op : - 5,00 EUR per volledige ziekteuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de ziekteverzekering (naar rata van 6 vergoedingen per week); - 2,50 EUR per halve ziekteuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de ziekteverzekering (naar rata van 6 vergoedingen per week).
Art. 14.Aanvullende vergoeding bij halftijdse loopbaanonderbreking.
Vanaf 1 januari 2004 betaalt het fonds een aanvullende vergoeding van 62,00 EUR per maand gedurende 60 maanden aan werklieden van 53 jaar en meer die in halftijdse loopbaanonderbreking zijn conform artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985) of conform de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 77bis van 19 december 2001 gesloten in de Nationale Arbeidsraad en in dit kader van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een uitkering ontvangen.
Art. 15.Aanvullende vergoeding bij sluiting van de onderneming.
De in artikel 5 bedoelde werklieden hebben recht op een aanvullende vergoeding in geval van sluiting van onderneming onder de hierna gestelde voorwaarden : 1. op het ogenblik van de sluiting van onderneming, tenminste 45 jaar oud zijn;2. op het ogenblik van de sluiting van onderneming, een anciënniteit hebben in de firma van ten minste vijf jaar;3. het bewijs leveren niet opnieuw in dienst genomen te zijn krachtens een arbeidsovereenkomst binnen een termijn van 30 kalenderdagen vanaf de dag van het ontslag. Onder "sluiting van onderneming" zoals bedoeld bij het 1ste lid van dit artikel, wordt verstaan : de volledige en definitieve stopzetting van de werkzaamheden van de onderneming.
Het bedrag van de aanvullende vergoeding is vanaf 1 januari 2004 vastgesteld op 248,00 EUR. Dit bedrag wordt met 12,50 EUR verhoogd per jaar anciënniteit met een maximum van 818,00 EUR.
Art. 16.Aanvullende sociale uitkeringen. § 1. De bij artikel 5 bedoelde werklieden, die sedert ten minste een jaar lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau verbonden zijn, hebben recht, ten laste van het fonds, op een aanvullende sociale uitkering, voor zover zij op 1 oktober van het lopende jaar ingeschreven zijn in het personeelsregister van de bij hetzelfde artikel 5, bedoelde ondernemingen. § 2. Het bedrag van de bij artikel 16, § 1 bedoelde uitkering wordt jaarlijks door de raad van bestuur van het fonds vastgesteld.
Art. 16bis.Verjaringstermijn.
Conform artikel 21 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid (Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958) bedraagt de verjaringstermijn 3 kalenderjaren + het verlopen gedeelte van het betrokken kalenderjaar waarin de aanvraag bij het fonds wordt ingediend.
Art. 17.Bevorderen van de syndicale vorming. § 1. Het fonds betaalt aan de werkgevers, die deze op voorhand hebben uitgekeerd en op hun verzoek, de lonen (verhoogd met de patronale lasten) terug, uitgekeerd aan de werklieden die afwezig waren in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999 betreffende vakbondsvorming, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie. § 2. Het bedrag bestemd tot inrichting van deze syndicale vorming wordt jaarlijks door de raad van bestuur van het fonds vastgesteld.
Art. 18.Bevorderen van de patronale vorming.
Het bedrag bestemd voor de organisatie van de patronale vorming wordt jaarlijks door de raad van bestuur van het fonds vastgesteld.
Art. 19.Opleiding en tewerkstelling. § 1. Het fonds bevordert en ondersteunt financieel de organisatie van opleidings- en vormingsinitiatieven al dan niet georganiseerd in een samenwerkingsverband met onderwijsinstellingen - beroepsopleidingscentra - ondernemingen. § 2. Daartoe heeft de raad van bestuur van het fonds een v.z.w. opgericht, Stichting voor Beroepsopleiding en Vorming voor de sector van de Elektriciens genaamd afgekort : v.z.w. "Vormelek". § 3. De v.z.w. "Vormelek" verzekert de coördinatie, beoordeling en controle van/op de opleidingsinitiatieven. § 4. De raad van bestuur van het fonds zal jaarlijks de dotatie aan de v.z.w. "Vormelek" vaststellen. § 5. De v.z.w. "Vormelek" wordt beheerd door een raad van bestuur paritair samengesteld uit acht vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties en acht vertegenwoordigers van de meest representatieve werknemersorganisaties.
Art. 19bis.Technologische dienst- en adviesverlening. § 1. Het fonds bevordert en ondersteunt financieel de organisatie van technologische dienst-en adviesverlening. § 2. Daartoe heeft de raad van bestuur van het fonds de v.z.w.
Technolec opgericht. § 3. De v.z.w. Technolec verzekert de coördinatie, beoordeling en controle op de technologische dienst- en adviesverlening. § 4. De raad van bestuur van het fonds zal jaarlijks de dotatie aan de v.z.w. Technolec fixeren. § 5. De v.z.w. Technolec wordt beheerd door een raad van bestuur paritair samengesteld uit vier vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties en vier vertegenwoordigers van de meest representatieve werknemersorganisaties.
Art. 20.Eindejaarspremie.
De bij artikel 5 bedoelde werklieden die de voorwaarden vervullen vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 oktober 2002 betreffende de toekenning van een eindejaarspremie - algemene regeling, hebben recht op een eindejaarspremie volgens de voorwaarden en modaliteiten beschreven in deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 21.Ten laste nemen van bijzondere bijdragen.
De bijzondere bijdragen ten laste van de werkgevers op het conventioneel brugpensioen en ingevoerd enerzijds door de programmawet van 22 december 1989 en anderzijds door de programmawet van 29 december 1990, respectievelijk verschuldigd aan de Rijksdienst voor Werknemerspensioenen en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden door het fonds ten laste genomen.
De nieuwe compenserende werkgeversbijdrage op het brugpensioen vanaf 56 jaar mits een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar waarvan 5 jaar in de sector en waarvan minstens 20 jaar ploegenarbeid met nachtprestaties, wordt ten laste genomen door het fonds, voor zover het brugpensioen een aanvang genomen heeft tussen 1 januari 1999 en 31 december 2004.
De bijzondere bijdragen worden ten laste genomen tot de op pensioenstelling van de werklieden.
Art. 22.De raad van bestuur van het fonds bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van artikel 21 van onderhavige statuten.
Art. 23.Gemeenschappelijke bepalingen. § 1. De in voormelde artikelen 6 tot en met 15 bedoelde uitkeringen worden rechtstreeks door het fonds aan de werklieden betaald. § 2. De in artikel 16 bedoelde uitkering wordt betaald door de interprofessionele representatieve werknemersorganisaties, verbonden op nationaal niveau. § 3. De in artikel 17 bedoelde uitkering wordt rechtsreeks aan de werkgever betaald die in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999 inzake vakbondsvorming hierom verzoekt. § 4. De in artikel 20 bedoelde premie wordt betaald volgens de modaliteiten vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld bij artikel 20. § 5. De raad van bestuur bepaalt de datum en de betalingsmodaliteiten van de door het fonds toegekende uitkeringen.
In geen geval mag de betaling van de uitkeringen afhankelijk zijn van de storting der bijdragen welke door de aan het fonds onderworpen werkgever verschuldigd is. § 6. De toekenningsvoorwaarden van de uitkeringen, door het fonds verleend, evenals het bedrag daarvan, kunnen op voorstel van de raad van bestuur gewijzigd worden, bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK IV. - Beheer, financiering, begroting, rekeningen
Art. 24.Beheer. § 1. Het fonds wordt beheerd door een raad van bestuur paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties.
Deze raad bestaat uit zestien leden, hetzij acht vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties en acht vertegenwoordigers van de meest representatieve werknemersorganisaties. De leden van de raad van bestuur worden benoemd door het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie. § 2. Elk jaar duidt de raad van bestuur onder zijn leden een voorzitter en zeven ondervoorzitters aan. Hij duidt eveneens de persoon of personen aan, belast met het secretariaat.
Het voorzitterschap en het eerste ondervoorzitterschap wordt beurtelings door de werkgevers- en werknemersafgevaardigden waargenomen. De categorie waartoe de voorzitter behoort, werd voor de eerste maal door loting aangeduid. De tweede ondervoorzitter behoort tot de werknemersgroep, de derde, vierde en vijfde tot de werkgeversgroep en de zesde en zevende tot de werknemersgroep.
De raad van bestuur richt in zijn schoot twee comités op. Er wordt enerzijds een bestuurscomité opgericht dat is samengesteld uit de voorzitter en de eerste vijf ondervoorzitters. Dit bestuurscomité staat in voor de politieke beslissingen van het fonds en werkt volgens de beslissingen of richtlijnen van de raad van bestuur. Het bestuurscomité kan derden met het dagelijks beheer van het fonds belasten of zich erdoor laten bijstaan. Het bestuurscomité kan zich eveneens laten bijstaan door deskundigen.
Anderzijds wordt er een financieel-technisch comité (FTC) opgericht dat instaat voor het dagelijks beheer van het fonds. Dit FTC is samengesteld uit de voorzitter en de zeven ondervoorzitters. Dit comité werkt volgens de beslissingen of richtlijnen van de raad van bestuur en het bestuurscomité. Het FTC kan derden met het dagelijks beheer van het fonds belasten of zich erdoor laten bijstaan. Het FTC kan zich eveneens laten bijstaan door deskundigen. § 3. De raad van bestuur wordt door de voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad ten minste eenmaal per semester bijeen te roepen, en telkens wanneer ten minste twee leden van deze raad erom verzoeken.
De uitnodigingen vermelden de agenda. De notulen worden door de secretaris, aangeduid door de raad van bestuur, opgesteld en door de voorzitter ondertekend. De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter of twee bestuurders ondertekend.
De raad kan slechts geldig beslissen over de op de agenda voorkomende punten en in aanwezigheid van ten minste de helft van de leden behorende tot de werkgeversdelegatie en ten minste de helft van de leden behorende tot de werknemersdelegatie.
De beslissingen worden met een meerderheid van twee derden van de stemgerechtigden van zowel werkgevers als werknemersdelegatie genomen. § 4. Het bestuurscomité wordt door de voorzitter bijeengeroepen in functie van de noodwendigheden en telkens wanneer ten minste twee leden van deze raad erom verzoeken.
De uitnodigingen vermelden de agenda. De notulen worden door de secretaris, aangeduid door de raad van bestuur, opgesteld en door de voorzitter ondertekend. De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter of twee bestuurders ondertekend.
Het bestuurscomité kan slechts geldig beslissen over de op de agenda voorkomende punten in aanwezigheid van alle leden.
De beslissingen worden bij unanimiteit genomen. § 5. Het FTC heeft tot taak het fonds te beheren en alle maatregelen te nemen die voor zijn goede werking zijn vereist. Het beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheden inzake het beheer van het fonds. Het moet over het beheer aan de raad van bestuur verslag uitbrengen.
Het FTC wordt door de voorzitter van de raad van bestuur bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden het FTC eenmaal per maand bijeen te roepen, en telkens wanneer ten minste twee leden van het FTC erom verzoeken.
De uitnodigingen vermelden de agenda. De notulen worden door de secretaris, aangeduid door het bestuurscomité, opgesteld en door de voorzitter ondertekend. De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter en een beheerder of twee bestuurders ondertekend.
Het FTC kan slechts geldig beslissen over de op de agenda voorkomende punten en in aanwezigheid van ten minste de helft van de leden behorende tot de werkgeversdelegatie en ten minste de helft van de leden behorende tot de werknemersdelegatie.
De beslissingen worden met een meerderheid van twee derden van de stemgerechtigden van zowel werkgevers als werknemersdelegatie genomen. § 6. Teneinde een goede werking van het fonds te verzekeren worden de taken gecentraliseerd binnen de coördinatiecel.
Deze coördinatiecel staat in voor de volgende werkzaamheden : 1. Coördinatie en administratie/opvolging van het aanvullend sectoraal sociaal pensioenstelsel; 2. Coördinatie en administratie/opvolging van de v.z.w. Technolec; 3. Coördinatie en administratie/opvolging voor de afdelingen van het Fonds : - Afhandelingen aanvragen/uitbetaling verschillende voordelen van het fonds; - Coördinatie afspraken boekhouding/ beleggingen; - Contacten maatschappij voor mecanografie/Ardatis, R.S.Z., revisor, fiscus, enz.; - Ombudsdienst en centralisatie en doorverwijzen van vragen en klachten; - Communicatie met de arbeiders en werkgevers van de sector; - Voorbereiding en opvolging van vergaderingen in het kader van de fondsen; - Ondersteuning van informatie aan de sociale partners. § 7. De bestaande afdelingen van het fonds voor bestaanszekerheid, verbonden aan de respectievelijke werkgeversorganisaties behouden onveranderd de verantwoordelijkheid over de hun toegewezen materies.
Zij staan in samenspraak met de coördinatiecel in voor het financieel beheer van de verschillende afdelingen en hierover zal per kwartaal overleg plaatsvinden.
De vier onderscheiden afdelingen zijn : - De afdeling eindejaarspremies; - De afdeling aanvullende vergoeding 067; - De afdeling aanvullende vergoeding 467; - De afdeling vorming en opleiding. § 8. De werkingsmiddelen van de coördinatiecel worden jaarlijks bepaald door de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid.
Teneinde de uitbetalingen aan de rechthebbenden te verzekeren, bereidt de coördinatiecel de betalingen voor en legt deze elektronisch voor aan de afdeling op wie de betaling betrekking heeft en de afdelingen plaatsen hun elektronische handtekening en verrichten zelf de betaling.
Vermits afwezigheden en dergelijke opgevangen moeten kunnen worden, is een tweede handtekening nodig voor de coördinatiecel en de afdelingen.
Voor de 2e handtekening van de coördinatiecel wordt de voorzitter van het fonds (die jaarlijks wisselt) aangeduid.
Indien de voorzitter tegelijkertijd verantwoordelijke is voor een afdeling, moet één van de verantwoordelijken van de andere 3 afdelingen tekenen als 2de handtekening voor de coördinatiecel.
De bestuurders krijgen op het financieel technisch comité maandelijks een globaal en een gedetailleerd overzicht van de betalingen vanuit de coördinatiecel en een bestuurder langs werkgeverszijde en een bestuurder langs werknemerszijde tekenen posteriori voor akkoord.
De verantwoordelijkheid van de bestuurders is beperkt tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende het beheer ten opzichte van de verplichtingen van het fonds.
Art. 25.Financiering.
Art. 25.1. Om de financiering van de in artikelen 6 tot 21 bedoelde uitkeringen, premies en initiatieven te verzekeren, beschikt het fonds over de bijdragen verschuldigd door de bij artikel 5 bedoelde werkgevers.
Art. 25.2. § 1. De bijdrage van de werkgevers wordt bepaald op 1,10 pct. van de brutolonen aan 108 pct. van de werklieden, om de financiering van de in artikelen 6 tot 18 voorziene uitkeringen te verzekeren. § 2. De bijdrage van de werkgevers wordt bepaald op 0,75 pct. van de brutolonen aan 108 pct. van de werklieden om de financiering van de in artikel 19 voorziene premies en initiatieven met betrekking tot vorming en opleiding te verzekeren. § 3. De bijdrage van de werkgevers, die vallen onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst "eindejaarspremie - algemeen regime", wordt vanaf 1 januari 2003 bepaald op 12,94 pct. van de brutolonen van de werklieden om de financiering van de voorziene eindejaarspremie te verzekeren, dit in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van de collectieve arbeidsovereenkomst "eindejaarspremie - algemeen regime" van 8 oktober 2002.
De regeling van de eindejaarspremie wordt bij aparte collectieve arbeidsovereenkomst vastgelegd. § 4. De bijdrage van de werkgevers wordt bepaald op 1 pct. van de brutolonen aan 108 pct. van de werklieden om de financiering van het sectoraal pensioenstelsel te verzekeren. § 5. De bijdrage van de werkgevers wordt vanaf 1 januari 2004 bepaald op 0,05 pct. van de brutolonen aan 108 pct. van de werklieden om de financiering van de voorziene initiatieven inzake technologische dienst- en adviesverlening te verzekeren. § 6. Een buitengewone bijdrage kan door de raad van bestuur van het fonds worden bepaald met bepaling van de innings- en verdelingsmodaliteiten. Deze buitengewone bijdrage moet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst bekrachtigd bij koninklijk besluit.
Art. 25.3. De inning en de invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verzekerd.
Art. 26.Begroting, rekeningen. § 1. Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en wordt op 31 december afgesloten. § 2. Elk jaar, wordt een begroting voor het volgende jaar aan het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, ter goedkeuring voorgelegd. § 3. De rekeningen over het afgelopen jaar worden op 31 december afgesloten. De raad van bestuur, evenals de door het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, aangeduide revisor of accountant, maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag op betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar.
De balans, samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarverslagen moeten uiterlijk gedurende het eerste semester van het volgende jaar ter goedkeuring aan het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, worden voorgelegd. HOOFDSTUK V. - Ontbinding, vereffening
Art. 27.Het fonds kan slechts bij beslissing van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, worden ontbonden. Dit laatste dient tegelijkertijd de vereffenaars te benoemen, hun bevoegdheden en hun bezoldiging vast te stellen en de bestemming van het netto actief van het fonds vast te leggen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 september 2004.
De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE