gepubliceerd op 10 mei 2006
Koninklijk besluit tot aanpassing van de lijst van ondernemingen onderworpen aan de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme en tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking
1 MEI 2006. - Koninklijk besluit tot aanpassing van de lijst van ondernemingen onderworpen aan de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme en tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme, inzonderheid op artikel 2, vervangen door het koninklijk besluit van 22 april 1994 en gewijzigd door de koninklijke besluiten van 24 maart 1995, van 28 december 1999 en van 21 september 2004 en door de wetten van 10 augustus 1998 en van 12 januari 2004 en inzonderheid op artikel 11, § 7, gewijzigd door de wetten van 7 april 1995 en van 10 augustus 1998;
Gelet op de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, inzonderheid op artikels 138, 140, 203 en 204;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking, gewijzigd door de koninklijk besluiten van 30 mei 1994, van 23 februari 1995, van 10 augustus 1998, van 4 februari 1999, van 28 december 1999, van 20 juli 2000 en van 21 september 2004;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 6 februari 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 17 februari 2006;
Gelet op het advies 39.954/2 van de Raad van State gegeven op 1 maart 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, vervangen door de wet van 4 augustus 1996, gewijzigd door de wet van 8 september 1997 en vervangen door de wet van 2 april 2003;
Overwegende dat de artikelen 140, 203 et 204 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles een nieuwe categorie van financiële ondernemingen beoogt, zijnde de beheersvennootschappen voor instellingen voor collectieve belegging; dat het deze ondernemingen toegelaten is om effecten van instellingen voor collectieve belegging te verhandelen, activiteit die de inontvangstneming en het doorgeven van orders voor effecten van instellingen voor collectieve belegging omvat, alsook het verrichten, onder de door de voornoemde wet van 20 juli 2004 bepaalde voorwaarden, van de beleggingsdiensten van het per cliënt op discretionaire basis beheren van beleggingsportefeuilles en van beleggingsadvies; dat voornoemde wet op 9 maart 2005 inwerking is getreden en dat dan ook deze ondernemingen hoogdringend aan de verplichtingen in de strijd tegen het witwassen van kapitaal en de financiering van terrorisme moeten worden onderworpen, zoals beoogd door de wet van wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme;
Overwegende dat krachtens artikel 11, § 7, van de wet van 11 januari 1993 de Koning bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit de bijdragen in de werkingskosten van de cel bepaalt, die verschuldigd zijn door de ondernemingen en de personen, en de wijze waarop deze worden geïnd;
Overwegende dat krachtens artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking, de cel elk jaar, in de loop van de maand december, haar begroting voor het volgend jaar opstelt; dat artikel 12, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit bepaalt dat de beoogde ondernemingen en personen elk jaar aan de cel een bijdrage betalen;
Overwegende dat de opneming van deze nieuwe categorie van financiële instelling in het toepassingsgebied van de wet van 11 januari 1993 een aanzienlijke uitbreiding van de taken van de cel met zich meebrengt; dat de goede werking van het preventief dispositief zou verhinderd worden indien de cel haar budget voor 2006 niet zou kunnen vastleggen en indien de bijdragen van de nieuw beoogde organismen niet zouden kunnen geïnd worden in 2006; dat de beoogde ondernemingen ook zo snel mogelijk moeten op de hoogte zijn van hun onderwerping aan het preventief dispositief en hun bijdrage in de werkingskosten van de cel;
Overwegende dat de rechtszekerheid, de integriteit van de financiële sector, alsook de goede werking van het preventief an tiwitwasstelsel, daaronder begrepen de toereikende financiering van de cel, dan ook de toepassing van de voorgestelde wijzigingen aan de voornoemde wet van 11 januari 1993 en het voornoemd koninklijk besluit van 11 juni 1993 dringend noodzakelijk maken;
Op voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse handel en Wetenschapsbeleid en Onze Minister van Middenstand en Landbouw en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 2, eerste lid, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, vervangen door het koninklijk besluit van 22 april 1994 en gewijzigd door de koninklijke besluiten van 24 maart 1995, van 28 december 1999 en van 21 september 2004 en door de wetten van 10 augustus 1998 en van 12 januari 2004, wordt aangevuld als volgt : « 24° de beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht, die een vergunning hebben overeenkomstig artikel 140 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles; 25. de bijkantoren in België van beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische ruimte, als bedoeld in artikel 203 van voornoemde wet van 20 juli 2004;26° de bijkantoren in België van beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische ruimte, als bedoeld in artikel 204 van voornoemde wet van 20 juli 2004.»
Art. 2.In artikel 12, § 3, van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking, gewijzigd door de koninklijk besluiten van 30 mei 1994, van 23 februari 1995, van 10 augustus 1998, van 4 februari 1999, van 28 december 1999, van 20 juli 2000 en van 21 september 2004 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt als volgt aangevuld : « 14° de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 24°, van voornoemde wet;15° de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 25°, van voornoemde wet;16° de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 26°, van voornoemde wet;» 2° in het tweede lid wordt het woord « dertien », vervangen door het woord « zestien »;
Art. 3.De financiële organismen beoogd in artikel 1 van dit besluit dragen bij in de werkingskosten van de Cel voor financiële informatieverwerking vanaf de datum van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 5.Onze Vice-Eerste Ministers van Justitie, Financiën en Binnenlandse Zaken en Onze Ministers tot wiens bevoegdheden Economie en de Middenstand behoren, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 mei 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE