gepubliceerd op 12 juni 1998
Koninklijk besluit tot invoering van de bepalingen inzake de evaluatie van de Rijksambtenaren in bepaalde reglementaire teksten van het Ministerie van Financiën
1 MAART 1998. - Koninklijk besluit tot invoering van de bepalingen inzake de evaluatie van de Rijksambtenaren in bepaalde reglementaire teksten van het Ministerie van Financiën
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 maart 1964, 28 augustus 1967, 13 november 1967, 18 april 1969, 17 september 1969, 4 februari 1971, 10 maart 1971, 13 september 1972, 26 mei 1975, 1 augustus 1975, 4 december 1975, 5 april 1976, 27 juli 1981, 12 augustus 1981, 10 september 1981, 16 november 1981, 18 november 1982, 30 maart 1983, 22 februari 1985, 25 februari 1985, 1er maart 1985, 24 mei 1985, 3 juli 1985, 28 februari 1986, 21 januari 1987, 13 juli 1987, 2 februari 1988, 10 februari 1988, 28 oktober 1988, 20 februari 1989, 10 maart 1989, 13 juni 1990, 12 november 1990, 20 november 1990, 27 december 1990, 16 april 1991, 25 oktober 1991, 6 november 1991, 21 november 1991, 22 november 1991, 4 maart 1993, 15 maart 1993, de wet van 22 juli 1993, de koninklijke besluiten van 12 augustus 1993, 3 november 1993, 14 september 1994, 26 september 1994, 17 maart 1995, 30 maart 1995, 31 maart 1995, 10 april 1995, 10 mei 1995, 6 mei 1996, 10 juni 1996, 10 juli 1996 en 6 februari 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 maart 1964, 17 september 1969, 14 december 1970, 23 september 1971, 31 januari 1977, 30 januari 1978, 4 juli 1979, 25 april 1980, 12 augustus 1981, 28 februari 1986, 31 mei 1988, 28 oktober 1988, 20 maart 1989, 16 oktober 1989, 19 september 1990, 13 november 1990, 31 juli 1991, 18 november 1991, 27 oktober 1992, 15 maart 1993, 14 september 1994, 17 maart 1995, 30 maart 1995, 31 maart 1995, 10 april 1995, 6 september 1996 et 6 februari 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van het Ministerie van Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 januari 1972, 18 juli 1972, 11 oktober 1973, 7 december 1973, 25 juli 1974, 10 oktober 1974, 19 november 1974, 30 juni 1975, 9 januari 1976, 10 februari 1976, 30 maart 1976, 30 juli 1976, 15 maart 1977, 15 april 1977, 7 oktober 1977, 31 oktober 1977, 23 juni 1978, 13 november 1978, 14 november 1978, 11 december 1978, 5 juni 1979, 4 februari 1980, 11 december 1980, 2 maart 1981, 26 maart 1982, 27 januari 1983, 9 september 1983, 8 december 1983, 2 mei 1984, 31 augustus 1984, 9 oktober 1984, 16 januari 1985, 9 april 1985, 21 maart 1986, 11 juni 1986, 22 juni 1988, 21 februari 1989, 14 augustus 1989, 5 december 1989, 22 juni 1990, 6 augustus 1990, 13 augustus 1990, 9 januari 1991, 18 januari 1991, 16 juli 1991, 16 september 1991, 26 september 1991, 17 oktober 1991, 23 oktober 1991, 4 mei 1992, 22 oktober 1992, 15 januari 1993, 14 april 1993, 2 juli 1993, 1 december 1993, 10 november 1994, 2 maart 1995, 13 februari 1996, 10 mei 1996, 10 juni 1996, 10 juli 1996, 20 december 1996, 31 januari 1997, 21 februari 1997 et 6 juli 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 houdende diverse maatregelen ten gunste van de ambtenaren van de buitendiensten van de Administratie der douane en accijnzen van wie de betrekking wordt afgeschaft ten gevolge van het tot stand komen van de interne markt in 1993, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juli 1996 en 6 juli 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 februari 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het rijkspersoneel;
Gelet op het advies van de Directieraad van het Ministerie van Financiën, gegeven op 19 september 1997;
Gelet op het protocol van 1 oktober 1997 van het Sectorcomité II Financiën;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juni 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 28 juli 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de reglementering betreffende de evaluatie van de rijksambtenaren moet worden aangepast aan de bijzondere omvang van het Ministerie van Financiën;
Overwegende dat deze reglementering in werking moet treden op 15 september 1997 voor de ambtenaren van niveau 1 en 2+ en op 15 september 1998 voor de ambtenaren van de andere niveaus;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, van Onze Minister van Begroting, van Onze Minister van Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van het Ministerie van Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel
Artikel 1.Artikel 7 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van het Ministerie van Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het Statuut van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 1978, wordt aangevuld met de volgende bepaling : « § 3. De Colleges van dienstchefs behandelen daarenboven bepaalde beroepen inzake evaluatie wat de inhoud betreft.
De Colleges van dienstchefs kunnen, wanneer zij beroepen inzake evaluatie behandelen, worden gesplitst in Evaluatiecolleges.
Elk Evaluatiecollege bestaat uit drie leden van het College van dienstchefs. Het voorzitterschap wordt waargenomen door het lid met de hoogste graad of, bij gelijkheid van graad met de grootste graadanciënniteit.
Indien het College van dienstchefs of het Evaluatiecollege niet geldig kan worden samengesteld, wordt het beroep voor de Directieraad gebracht. »
Art. 2.Een afdeling 1bis getiteld « Afdeling 1bis - Bijzondere bepalingen betreffende de evaluatie » wordt ingevoegd na Afdeling 1 van hoofdstuk I van Titel II van hetzelfde besluit.
Art. 3.De artikelen 9quinquies tot 9quatrodecies luidende als volgt, worden in afdeling 1bis, voorzien in artikel 2 van dit besluit, ingevoegd : «
Art. 9quinquies.De bepalingen betreffende de evaluatie van het Rijkspersoneel zijn toepasbaar voor de ambtenaren die aan dit besluit zijn onderworpen, onder voorbehoud van de afwijkingen die door deze afdeling worden ingevoerd.
Art. 9sexies.Deze afdeling is niet van toepassing op de leden van het Korps van de Inspectie van Financiën.
Art. 9septies, § 1. Voor elke ambtenaar bepaalt de Directieraad of het College van dienstchefs het evaluatierooster en verricht de weging van de criteria met bepaling van het relatiefbelang ervan. Hij maakt daartoe onderscheid tussen de niet-relevante criteria, de relevante criteria en de sleutelcriteria.
De in het eerste lid bedoelde weging wordt opgemaakt : - in de administraties bedoeld in artikel 1, 4°, op grond van de graad van deambtenaar en van het advies van de systeembeheerder; - in de andere administraties en diensten, op grond van de graad of de functie van de ambtenaar en van het advies van de systeembeheerder. § 2. De in de eerste paragraaf bedoelde weging wordt als volgt opgemaakt : 1° geen enkel punt als het criterium niet-relevant is;2° één punt als het criterium relevant is;3° twee punten als het gaat om een sleutelcriterium. § 3. Wanneer het onontbeerlijk blijkt over te gaan tot een aanpassing van de weging van de criteria van bepaalde roosters om beter te beantwoorden aan zeer specifieke functies, stelt de Directieraad of het College van dienstchefs die aanpassing op, op voorstel van de onmiddellijke hiërarchische meerdere, bijgestaan door de systeembeheerder. § 4. De ambtenaar wordt ingelicht over het rooster dat op hem van toepassing is uiterlijk tegen 15 september die de evaluatie twee jaar voorafgaat, en ontvangt in dat verband alle nodige uitleg.
In afwijking van het eerste lid en in geval een nieuw rooster moet worden toegepast, wordt de ambtenaar onmiddellijk ingelicht over het nieuwe rooster dat op hem van toepassing is.
Hij viseert binnen vijf werkdagen het rooster dat hem werd medegedeeld. § 5. In afwijking van § 1 zijn de specifieke criteria voor de met de evaluatie belaste ambtenaren ambtshalve relevant en worden, voor het eindtotaal, bij de evaluatiecriteria gevoegd die tot hun rooster behoren.
Art. 9octies.De Secretaris-generaal of de administratiechef van de administratie waartoe de ambtenaar behoort, wijst de hiërarchische meerderen aan die bevoegd zijn om de evaluatie toe te kennen aan de ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4, evenals de leden van de evaluatieconferenties die belast zijn met het toekennen van de evaluatie aan de ambtenaren van niveau 1.
De aangewezen personen mogen niet de vermelding « onvoldoende » hebben verkregen bij hun eigen evaluatie of hun laatste beoordeling.
Art. 9nonies.De onmiddellijke hiërarchische meerdere vult, bij wijze van voorbereiding, het evaluatierooster in door aan elk criterium de vereiste quotering te geven. Hij deelt het mede aan de ambtenaar en aan de voorzitter van de evaluatieconferentie, of aan de tweede aangewezen hiërarchische meerdere, uiterlijk tegen 15 september van het jaar van de evaluatie.
Art. 9decies.§ 1. De evaluatieconferentie die bevoegd is om de evaluatievermeldingen toe te kennen aan de ambtenaren van niveau 1, bestaat uit : 1° een voorzitter, de administratiechef van de administratie waartoe de ambtenaar behoort of zijn vertegenwoordiger;2° de tweetalig adjunct van de in 1° bedoelde administratiechef wanneer die eentalig is;3° de onmiddellijke hiërarchische meerdere;4° een ambtenaar bekleed met een hogere graad dan deze van de te evalueren ambtenaar en van minimun rang 13. De evaluatieconferentie vergadert geldig wanneer drie van haar leden aanwezig zijn, onder wie de hiërarchische meedere. Eén van de drie leden behoort tot een andere dienst dan de dienst waartoe de betrokken ambtenaar behoort. Ten minste een van de drie leden behoort tot dezelfde taalrol als de ambtenaar. § 2. Vóór het onderhoud kunnen de leden van de evaluatieconferentie kennis nemen van het individueel dossier van de ambtenaar. § 3. De evaluatieconferentie kan inlichtingen inwinnen bij elke persoon die geacht wordt waarderingselementen aan te brengen in verband met de evaluatie van de ambtenaar, voor zover deze persoon behoort tot het Ministerie van Financiën of de ambtenaar onder zijn bevel had in de loop van de refertieperiode.
De ambtenaar wordt hierover ingelicht.
Art. 9undecies.§ 1. De twee hiërarchische meerderen die bevoegd zijn om de evaluatie toe te kennen aan de ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4, hebben een verschillende graad en weddeschaal. § 2. Vóór het onderhoud kunnen de twee hiërarchische meederen kennis nemen van het individueel dossier van de ambtenaar. § 3. De twee hiërarchische meerderen kunnen inlichtingen inwinnen bij elke persoon die geacht wordt waarderingselementen aan te brengen in verband met de evaluatie van de ambtenaar, voor zover deze persoon behoort tot het Ministerie van Financiën of de ambtenaar onder zijn bevel had in de loop van de referteperiode.
De ambtenaar wordt hierover ingelicht. § 4. Indien er geen overeenstemming is tussen de twee aangewezen meerderen is de mening van de hiërarchische meedere met de hoogste graad beslissend.
Art. 9duodecies.§ 1. Als de ambtenaar zich niet akkoord kan verklaren met de eindvermelding van de hem betekende evaluatie, wegens het feit dat hij niet de eindvermelding « zeer goed » heeft verkregen, heeft hij de mogelijkheid om de zaak, wat de inhoud betreft, bij het College van dienstchefs aanhangig te maken binnen tien dagen na de betekening van de evaluatie.
Het beroep schorst de beslissing.
De leden van het College van dienstchefs mogen niet beraadslagen noch aan de stemming deelnemen wanneer ze in enige hoedanigheid een rol hebben gespeeld bij de evaluatie van de ambtenaar. § 2. De ambtenaar verschijnt persoonlijk en kan zijn opmerkingen doen gelden.Hij kan, voor zijn verdediging, door een persoon naar eigen keuze worden bijgestaan.
Indien de ambtenaar zonder geldige reden afwezig is, wordt het beroep als onontvankelijk beschouwd. De Directieraad, het College van dienstchefs of het Evaluatiecollege, doet uitspraak op grond van de stukken van het dossier, zelfs indien de ambtenaar wegens een geldige reden afwezig is, zodra de zaak voor een tweede maal ter zitting komt. § 3. Het College van dienstchefs neemt zijn beslissing uiterlijk binnen twee maanden volgend op het indienen van het beroep. § 4. Tegen de beslissing van het College van dienstchefs is geen beroep mogelijk.
Art. 9tredecies.§ 1. De ambtenaar die een vormgebrek kan aanvoeren of die zich niet akkoord kan verklaren met de eindvermelding van de hem betekende evaluatie wegens het feit dat hij niet de eindvermelding « goed » heeft verkregen, heeft de mogelijkheid om de zaak aanhangig te maken bij de bevoegde Raad van beroep binnen tien dagen na de betekening van de evaluatie. Onder « vormgebrek » moet worden verstaan « elk gebrek dat de regelmatigheid van de procedure aantast ».
Het beroep schorst de beslissing.
De ambtenaar verschijnt persoonlijk en kan zijn opmerkingen doen gelden. Hij kan, voor zijn verdediging, door een persoon naar eigen keuze worden bijgestaan. § 2. De Voorzitter stuurt het dossier terug naar het College van dienstchefs als het beroep tot de bevoegdheid van laatstgenoemde behoort. § 3. Het beroep dat wegens vormgebrek bij de raad van beroep is ingesteld, schorst het bij het College van dienstchefs ingestelde beroep.
Art. 9quatrodecies.§ 1. Het evaluatieblad bedoeld in artikel 57 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, wordt opgemaakt overeenkomstig het in bijlage VII van dit besluit gevoegde model. § 2. De eindvermelding van de evaluatie wordt aan de ambtenaar betekend uiterlijk op 15 december van het evaluatiejaar. Onverminderd de bepalingen betreffende de geldelijke gevolgen, wordt er met de evaluatie rekening gehouden om de administratieve toestand van de ambtenaar te bepalen met ingang van 15 december van het evaluatiejaar. ».
Art. 4.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in 3° worden de woorden « de beste beoordeling, voor zover de bedoelde ambtenaren aan de beoordeling onderworpen zijn » vervangen door de woorden : « de meest positieve evaluatievermelding »; - het 4° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° bij dezelfde evaluatievermelding hebben, de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit. »
Art. 5.In artikel 25quinquies. § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 6 juli 1997, worden de woorden « voorwaarden met betrekking tot de beoordeling » vervangen door de woorden « voorwaarden met betrekking tot de evaluatie ».
Art. 6.Artikel 29, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Bovendien moeten zij ten minste de vermelding « goed » hebben verkregen bij hun laatste evaluatie. »
Art. 7.Artikel 45, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. In alle gevallen waarin er, voor het vaststellen van de rangschikking der kandidaten voor een benoeming, rekening wordt gehouden met de evaluatie, kunnen de ambtenaren, die met de vermelding « goed » in hun graad geëvalueerd zijn en in die graad minder dan drie jaar anciënniteit tellen, bij het indienen van hun kandidatuur de gunstigere evaluatievermelding of beoordeling inroepen,die ze het laatst in hun vorige graad bezaten, wanneer hun titels moeten worden vergeleken met die van andere kandidaten, titularissen van laatst bedoelde graad.
Nochtans mag de evaluatie of de beoordeling in de vorige graad niet worden ingeroepen door de ambtenaar die, in de graad waarvan hij titularis is de vermelding « goed » gekregen heeft, nadat hij voordien in dezelfde graad de vermelding « zeer goed » had bekomen. »
Art. 8.Bijlage V van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 6 juli 1997, wordt vervangen door bijlage 1 van dit besluit.
Art. 9.In artikel 2 van bijlage VI van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 6 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in artikel 11, § 1., worden de woorden « de beste beoordeling » vervangen door de woorden « de evaluatievermelding »; - in artikel 11, § 2., worden de woorden « de beoordeling » vervangen door dewoorden « de evaluatievermelding »; - in artikel 12, § 2., b) worden de woorden « de beste beoordeling » vervangen door de woorden « de beste evaluatievermelding »; - artikel 12, § 2. c), wordt vervangen door de volgende bepaling : « c) onder geslaagden met dezelfde evaluatievermelding, aan de laureaat die het best gerangschikt is volgens de graadanciënniteit; ».
Art. 10.Aan hetzelfde besluit wordt een bijlage VII toegevoegd waarvan bijlage 2 bij dit besluit de tekst uitmaakt. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 7 december 1992 houdende diverse maatregelen ten gunste van de ambtenaren van de buitendiensten van de Administratie der douane en accijnzen van wie de betrekking wordt afgeschaft ten gevolge van het tot stand komen van de interne markt in 1993
Art. 11.In artikel 22 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 houdende diverse maatregelen ten gunste van de ambtenaren van de buitendiensten van de Administratie der douane en accijnzen van wie de betrekking wordt afgeschaft ten gevolge van het tot stand komen van de interne markt in 1993, worden de woorden « de beoordeling welke » vervangen door de woorden « de evaluatie die ». HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van : 1° 15 september 1997 voor de ambtenaren van de niveaus 1 en 2+;2° 15 september 1998 voor de ambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4; met uitzondering van artikel 4 dat in werking treedt op : - 15 september 1998 voor de ambtenaren van de niveaus 1 en 2+; - 15 september 1999 voor de ambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4.
Art. 13.Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 maart 1998.
ALBERT Van Koningswege : Ministerie van Financiën, Ph. MAYSTADT De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Pensioenen, M. COLLA
Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 1 maart 1998 tot invoering van de bepalingen inzake de evaluatie van de Rijksambtenaren in bepaalde reglementaire teksten van het Ministerie van Financiën Bijlage V Volgorde van toekenning van sommige betrekkingen bezoldigd door een hogere weddeschaal. 1. Bij de buitendiensten van de Administratie van het kadaster worden binnen elke groep van betrekkingen, zoals bepaald sub II van bijlage IV, de vacante betrekkingen van eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur, waaraan de functie van dienstchef niet is verbonden en die kunnen bezoldigd worden met de weddeschaal 10S3, binnen de limieten vastgesteld in artikel 2, A, 22°, d.van het koninklijk besluit tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van het Ministerie van Financiën, in de volgende orde toegekend aan : 1° de eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit betreffende de vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Ministerie van Financiën behorende tot de niveaus 1 en 2+, bekleed was met de geschrapte graad van hoofdcontroleur bij een fiscaal bestuur : a) met de beste evaluatievermelding;b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste graadanciënniteit telt.De graadanciënniteit verworven in de geschrapte graad van controleur B bij een fiscaal bestuur wordt niet in aanmerking genomen; c) die, bij gelijke graadanciënniteit bedoeld sub b), de grootste anciënniteit in niveau 1 en in een graad van rang 28, beperkt tot een maximum van 6 jaar, telt;d) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub c), de grootste anciënniteit in niveau 2+ verminderd met de sub c) in aanmerking genomen anciënniteit in een graad van rang 28, telt;e) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub d), het best is gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 7° en 8°;2° de eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit betreffende de vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Ministerie van Financiën behorende tot de niveaus 1 en 2+, bekleed was met de geschrapte graad van controleur B bij een fiscaal bestuur : a) met de beste evaluatievermelding;b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste graadanciënniteit telt;c) die, bij gelijke graadanciënniteit, de grootste anciënniteit in niveau 1 en in een graad van rang 28, beperkt tot een maximum van 6 jaar, telt;d) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub c), de grootste anciënniteit in niveau 2+ verminderd met de sub c) in aanmerking genomen anciënniteit in een graad van rang 28, telt;e) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub d), het best is gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 7° en 8°;3° de eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur niet bedoeld sub 1° en 2°.Deze eerstaanwezend inspecteurs bij een fiscaal bestuur worden onderling gerangschikt overeenkomstig de bepalingen vervat onder 2. hierna. 2. De vacante betrekkingen van eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur, niet bedoeld sub 1., die kunnen bezoldigd worden met de weddeschaal 10S3, worden binnen de limieten vastgesteld in artikel 2, A, 22°, d., van het koninklijk besluit tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van het Ministerie van Financiën, in de volgende orde toegekend aan de eerstaanwezend inspecteurs bij een fiscaal bestuur : a) met de beste evaluatievermelding;b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste graadanciënniteit tellen;c) die, bij gelijke graadanciënniteit, de grootste anciënniteit in niveau 1 en in een graad van rang 28, beperkt tot een maximum van 6 jaar, tellen;d) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub c), de grootste anciënniteit in niveau 2+ verminderd met de sub c) in aanmerking genomen anciënniteit in een graad van rang 28 tellen;e) die bij gelijke anciënniteit bedoeld sub d), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 7° en 8°.3. Binnen de limieten vastgesteld bij het ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Financiën, worden de vacante betrekkingen van eerste attaché van financiën die kunnen bezoldigd worden met de weddeschaal 10S3, in de volgende orde toegekend aan de eerste attachés van financiën : a) met de beste evaluatievermelding;b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste graadanciënniteit tellen;c) die, bij gelijke graadanciënniteit, de grootste anciënniteit in niveau 1 en in een graad van rang 28, beperkt tot een maximum van 6 jaar, tellen;d) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub c), de grootste anciënniteit in niveau 2+ verminderd met de sub c) in aanmerking genomen anciënniteit in een graad van rang 28, tellen;e) die bij gelijke anciënniteit bedoeld sub d), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 7° en 8°.4. Binnen de limieten vastgesteld bij het ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Financiën, worden de vacante betrekkingen van assistent bij financiën bezoldigd met de weddeschaal 30S3 in de volgende orde toegekend : 1° aan de assistenten bij financiën bezoldigd met de weddeschaal 30S2 : a) met de beste evaluatievermelding;b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds de benoeming tot de graad van leidend tekenaar van het kadaster, hoofdfinanciebeambte of hoofddouanebeambte of sinds de toekenning van de weddeschaal 30S2;c) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub b), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 6°, 7° en 8°;2° aan de assistenten bij financiën laureaat van het examen voor verhoging tot de graad van hoofdfinanciebeambte of hoofddouanebeambte of van het examen voor verhoging tot de weddeschaal 30S2, het best gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 3° tot 8°.5. Binnen de limieten vastgesteld bij het ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Financiën, worden de vacante betrekkingen van beambte bezoldigd met de weddeschaal 42E in de volgende orde toegekend : 1° aan de beambten bezoldigd met de weddeschaal 42D : a) met de beste evaluatievermelding;b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot een graad van rang 44 of sinds de toekenning van de weddeschaal 42D;c) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub a), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7° en 8°;2° aan de beambten bezoldigd met de weddeschaal 42C : a) met de beste evaluatievermelding;b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot een graad van rang 43 of sinds de toekenning van de weddeschaal 42C;c) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub a), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7 en 8°;3° aan de beambten bezoldigd met de weddeschaal 42B : a) met de beste evaluatievermelding;b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot een graad van rang 42 of sinds de toekenning van de weddeschaal 42B;c) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub a), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7 en 8°.6. Binnen de limieten vastgesteld bij het ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Financiën, worden de vacante betrekkingen van beambte bezoldigd met de weddeschaal 42D in de volgende orde toegekend : 1° aan de beambten bezoldigd met de weddeschaal 42C a) met de beste evaluatievermelding;b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot een graad van rang 43 of sinds de toekenning van de weddeschaal 42C;c) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub a), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7 en 8°;2° aan de beambten bezoldigd met de weddeschaal 42B : a) met de beste evaluatievermelding;b) die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit sinds hun benoeming tot een graad van rang 42 of sinds de toekenning van de weddeschaal 42B;c) die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub a), het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7° en 8°.7. Binnen de limieten vastgesteld bij het ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Financiën, worden de vacante betrekkingen van beambte bezoldigd met de weddeschaal 42C in de volgende orde toegekend aan de beambten bezoldigd met de weddeschaal 42B : 1° met de beste evaluatievermelding;2° die, bij gelijke evaluatievermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot een graad van rang 42 of sinds de toekenning van de weddeschaal 42B;3° die, bij gelijke anciënniteit bedoeld sub 1°, het best zijn gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7° en 8°.8. Binnen de limieten vastgesteld bij het ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Financiën, worden de vacante betrekkingen van geschoold arbeider bezoldigd met de weddeschaal 42E in de volgende orde toegekend : 1° aan de geschoold arbeiders, titularis sinds 1 januari 1994 van de weddeschaal 42C en die sinds deze datum geen anciënniteit hebben verloren : a) met de beste evaluatievermelding;b) die, bij gelijke evaluatlevermelding, de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot de graad van gespecialiseerd werkman en, subsidiair, de best gerangschikten volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7° en 8;c) die de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot de graad van bijzonder geschoold werkman, eerste werkvrouw A, geschoold werkman B of eerste werkvrouw, voor zover ze geslaagd zijn voor de proef over beroepsbekwaamheid voor gespecialiseerd werkman of die toegang verleent tot een graad van rang 44 en, subsidiair, de best gerangschikten volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7° en 8°;d) die de grootste anciënniteit tellen sinds hun benoeming tot de graad van bijzonder geschoold werkman of geschoold werkman B, maar die niet geslaagd zijn voor de proef over beroepsbekwaamheid voor gespecialiseerd werkman of die toegang verleent tot een graad van rang 44 en, subsidiair, de best gerangschikten volgens de bepalingen van artikel 11, 5°, 7° en 8°;e) niet bedoeld sub a) tot c), die het best gerangschikt zijn volgens de bepalingen van artikel 11, 4°, 7° en 8°;2° aan de geschoold arbeiders, niet bedoeld sub 1°, het best gerangschikt volgens de bepalingen van artikel 11, 4°, 5°, 7° en 8°. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 1 maart 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financien, Ph. MAYSTADT. De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY. De Minister van Pensioenen, M. COLLA
BIJLAGE 2 bij het koninklijk besluit van l maart 1998 tot invoering van de bepalingen inzake de evaluatie van de Rijksambtenaren in bepaalde reglementaire teksten van het Ministerie van Financiën.
Bijlage VII Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 1 maart 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Pensioenen, M. COLLA