gepubliceerd op 14 december 2021
Besluit van de Regering tot vaststelling van de voorwaarden en nadere regels voor de erkenning van de directeur van een erkend centrum voor voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's
9 SEPTEMBER 2021. - Besluit van de Regering tot vaststelling van de voorwaarden en nadere regels voor de erkenning van de directeur van een erkend centrum voor voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de bijzondere
wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1980
pub.
11/12/2007
numac
2007000980
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de wet van 16 juli 1993;
Gelet op de wet van 31 december 1983Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/12/1983 pub. 11/12/2007 numac 2007000934 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, artikel 7;
Gelet op het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s, artikel 31, gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/06/2021 pub. 08/07/2021 numac 2021203255 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie type decreet prom. 28/06/2021 pub. 12/07/2021 numac 2021203256 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 31 mei 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende bijzondere verwerkingen van persoonsgegevens met het oog op het opsporen en onderzoeken van clusters en collectiviteiten, met het oog op de handhaving van de verplichte quarantaine en testing en met het oog op het toezicht op de naleving door de bevoegde sociaal inspecteurs van de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 tegen te gaan op de arbeidsplaatsen sluiten;
Gelet op het ministerieel besluit van 20 november 1978 houdende bepaling van de erkenningsvoorwaarden van de directeur van het Centrum voor Voortdurende Vorming;
Gelet op het advies van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, gegeven op 26 mei 2021;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 17 juni 2021;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 6 juli 2021;
Gelet op de aanvraag om advies binnen een termijn van dertig dagen die op 1 juli 2021 bij de Raad van State werd ingediend met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het advies niet binnen de gestelde termijn werd verstrekt;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de minister bevoegd voor Opleiding;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° Instituut: het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's;2° centrum: het centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's.Het centrum kan verschillende locaties hebben.
Art. 2.De directeur van een erkend centrum vervult de volgende taken : 1° in samenwerking met de raad van bestuur van het centrum de strategische ontwikkeling van de duale opleiding en de beroeps-technische voortgezette opleiding in de Duitstalige Gemeenschap bepalen, alsook de operationele implementatie ervan;2° de vereisten toepassen en de wettelijke bepalingen naleven, in het bijzonder in verband met de organisatie van de basiscursussen in het stadium van de leertijd en in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd, alsook van de voortgezette opleidingen, omscholingen en cursussen ter voorbereiding van de examens van de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het middelbaar onderwijs;3° de dialoog met het Instituut dat optreedt als toezichthoudende overheid;4° het centrum bedrijfseconomisch en toekomstgericht sturen;5° het dagelijks beheer plannen, de operationele verrichtingen van het centrum structureren en organiseren met de collega's van het directieteam en met het middenmanagement;6° toezicht op en verantwoordelijkheid voor iedereen die een overeenkomst met het centrum heeft gesloten;7° verantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagement;8° verantwoordelijkheid voor het onderwijs dat wordt gegeven aan het centrum en, in voorkomend geval, op zijn verschillende locaties;9° verantwoordelijkheid voor een winstgevende ontwikkeling van de afdeling voortgezette opleidingen;10° regelmatig verslag uitbrengen over het dagelijks bestuur aan de raad van bestuur van het centrum. Met behoud van de toepassing van de eindeloopbaanregelingen oefent de directeur zijn functie via een voltijdse arbeidsovereenkomst uit.
Art. 3.Om te worden erkend als directeur van een erkend centrum overeenkomstig artikel 31 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, moet betrokkene : 1° voldoen aan één van de volgende voorwaarden : a) burger van de Europese Unie of familielid van een Unieburger zijn in de zin van artikel 4, § 2, van de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs;de Regering kan een afwijking toestaan; b) de status van langdurig ingezeten onderdaan van een derde land hebben overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;c) de status van vluchteling of de subsidiaire beschermingsstatus hebben overeenkomstig de bepalingen van dezelfde wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten;d) een verblijfstitel bezitten krachtens de artikelen 61/2 tot 61/5 van dezelfde wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten;2° minstens een diploma hoger onderwijs van de eerste graad hebben of gelijkwaardige competenties op niveau 6, 7 of 8 van het nationale kwalificatieraamwerk overeenkomstig het decreet van 18 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/11/2013 pub. 13/02/2014 numac 2014200749 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet tot invoering van een kwalificatieraamwerk voor de Duitstalige Gemeenschap sluiten tot invoering van het kwalificatieraamwerk van de Duitstalige Gemeenschap;3° de sollicitatie ingediend hebben in de vorm en binnen de termijn die in de oproep tot de gegadigden werd bepaald;4° de burgerlijke en politieke rechten genieten;5° aan de dienstplichtwetten hebben voldaan;6° een grondige kennis van het Duits hebben.Als bewijzen voor de grondige kennis van een taal gelden de bewijzen vermeld in artikel 26, § 1, van het decreet van 19 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/04/2004 pub. 09/11/2004 numac 2004033080 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de taaloverdracht en gebruik van de talen in het onderwijs sluiten betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs; 7° een grondige kennis van het Frans hebben.Als bewijzen voor de grondige kennis van een taal gelden de bewijzen vermeld in artikel 26, § 1, van het decreet van 19 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/04/2004 pub. 09/11/2004 numac 2004033080 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de taaloverdracht en gebruik van de talen in het onderwijs sluiten betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs; 8° geslaagd zijn voor het examen overeenkomstig artikel 4. Het eerste lid, 1°, b) tot d), voorziet in de omzetting van de richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, van de richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie en van de richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming.
Art. 4.Als de functie van directeur vacant wordt, deelt de raad van bestuur van het centrum dit onmiddellijk schriftelijk mee aan het Instituut en legt, in overleg met het Instituut, de inhoud en de nadere regels van de oproep tot de gegadigden en het examen vast.
Het Instituut deelt de vastgelegde nadere regels minstens dertig kalenderdagen vóór het examen mee aan de minister die bevoegd is voor Opleiding.
Art. 5.Het advies van het Instituut vermeld in artikel 31, tweede lid, van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, berust op het voorstel van een door het centrum aangestelde examencommissie.
De examencommissie bestaat uit de volgende personen : 1° twee leden die door de raad van bestuur van het centrum worden aangewezen, waarbij één lid de voorzitter van de raad van bestuur is;2° de afgevaardigd directeur van het Instituut;3° de voorzitter van de raad van bestuur van het Instituut of diens vertegenwoordiger;4° een vertegenwoordiger van de minister die bevoegd is voor Opleiding;5° een deskundige die bij de opmaak van het examen betrokken was. Als bestaande erkende centra fuseren en de betrekking van directeur onmiddellijk nieuw ingevuld wordt, kan het ledenaantal vermeld in het eerste lid, 1°, worden verdrievoudigd.
De examencommissie onderzoekt de in artikel 3 vermelde toelatingsvoorwaarden van de kandidaten en stelt hun competenties vast.
Het examen omvat ten minste één praktische opdracht die samen met de deskundige vermeld in het eerste lid, 5°, wordt opgesteld. Om voor het examen te slagen, moeten de kandidaten minstens 50 % in ieder vak en 60 % in totaal behalen.
Op basis van de einduitslag zendt de examencommissie een met redenen omklede voordracht, het verslag van het examen en de rangorde van de kandidaten toe aan de raad van bestuur van het centrum. De raad van bestuur van het centrum zendt zijn met redenen omklede voordracht toe aan het Instituut.
Op basis van de voordracht van het centrum stelt het Instituut een advies over de erkenning van de directeur op en zendt het Instituut dit advies toe aan de Regering met het oog op een beslissing.
De minister die bevoegd is voor Opleiding deelt de beslissing van de Regering mee aan het Instituut en aan het centrum. De kandidaten worden op de hoogte gebracht door het centrum.
Art. 6.De uitoefening van de functie van directeur is onverenigbaar met de functie van leerkracht in het centrum, met uitzondering van een tijdelijke en uitzonderlijke vervanging.
De directeur kan, na goedkeuring door de raad van bestuur van het centrum, andere beroepsactiviteiten uitoefenen, mits deze activiteiten niet strijdig zijn met de voltijdse functie van directeur en geen belangenconflict of oneerlijke concurrentie voor het centrum doen ontstaan. Indien de directeur hierom verzoekt, deelt de raad van bestuur van het centrum zijn met redenen omklede beslissing mee aan het Instituut.
Art. 7.De directeur wordt om de vijf jaar geëvalueerd door een evaluatiecommissie.
De evaluatiecommissie wordt op dezelfde wijze samengesteld als de examencommissie vermeld in artikel 5.
De evaluatie heeft betrekking op de uitvoering van het strategisch plan van de directeur en de uitvoering van de in artikel 2 vermelde taken van de directeur.
Voorafgaand aan het evaluatiegesprek schrijft de directeur een verslag waarin hij de balans opmaakt van zijn werkzaamheden van de afgelopen jaren en waarin hij voorstellen formuleert voor de verdere strategische ontwikkeling van de duale opleiding en de beroeps-technische voortgezette opleiding in de Duitstalige Gemeenschap. Dat verslag dient als basis voor het evaluatiegesprek.
Het Instituut maakt de evaluatietabel voor de leden van de evaluatiecommissie en het evaluatieverslag op.
Het Instituut legt het evaluatieverslag uiterlijk twee maanden na het evaluatiegesprek voor aan zijn eigen raad van bestuur en aan de raad van bestuur van het centrum.
Als in het evaluatieverslag voorbehoud wordt gemaakt of als de evaluatie negatief is, wordt de erkenning opgeschort, stelt de evaluatiecommissie een inhaalplan op en bepaalt ze een uiterste termijn voor haar nieuwe evaluatie. Indien deze nieuwe evaluatie een negatief evaluatieverslag oplevert, stelt de evaluatiecommissie voor de erkenning in te trekken overeenkomstig artikel 8.
De opschorting van de erkenning heeft geen gevolgen voor de subsidiëring van de betrekking van directeur.
Art. 8.Indien de raad van bestuur van het centrum of het Instituut vaststelt dat de directeur de bepalingen van artikel 3 of artikel 6 niet nakomt of zijn verplichtingen niet nakomt, of indien de evaluatiecommissie voorstelt de erkenning in te trekken, deelt het Instituut aangetekend het volgende mee aan de directeur: 1° de redenen voor zijn voorlopige voorstel van besluit tot intrekking van de erkenning;2° de nadere regels voor zijn hoorzitting;3° zijn rechten om het dossier in te zien en er een kopie van de maken voor de hoorzitting;4° de mogelijkheid om tijdens de hele procedure door een advocaat te worden bijgestaan. De hoorzitting voor de raad van bestuur van het Instituut vindt plaats ten minste dertig kalenderdagen na de verzending van het aangetekend schrijven.
De directeur zendt zijn schriftelijke opmerkingen binnen tien kalenderdagen, te rekenen vanaf de hoorzitting, toe aan het Instituut.
Na het verstrijken van die termijn kan het Instituut een met redenen omkleed voorstel van besluit tot intrekking van de erkenning van de directeur aannemen. In dat geval vraagt het Instituut aan de raad van bestuur van het centrum om binnen tien kalenderdagen na ontvangst van het volledige dossier zijn standpunt te kennen te geven. Indien de raad van bestuur van het centrum zijn standpunt niet binnen de gestelde termijn te kennen geeft, wordt het dossier geacht volledig te zijn en aan de Regering te kunnen worden voorgelegd.
Het Instituut zendt zijn met redenen omkleed voorstel van besluit tot intrekking van de erkenning toe aan de Regering.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het volledig dossier beslist de Regering over de intrekking van de erkenning.
De minister die bevoegd is voor Opleiding deelt de beslissing van de Regering mee aan de directeur, aan het centrum en aan het Instituut en hij licht de directeur in over zijn beroepsmogelijkheden in geval van intrekking van de erkenning.
Als de erkenning wordt ingetrokken, wordt de subsidiëring van de betrekking van directeur uiterlijk op het einde van de wettelijke opzeggingstermijn stopgezet overeenkomstig artikel 6 van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's.
Art. 9.De erkenning van de directeur eindigt van ambtswege: 1° in geval van ontslag en vanaf de datum van inwerkingtreding van dat ontslag;2° op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij met pensioen gaat;3° op de dag van zijn overlijden. In de gevallen vermeld in het eerste lid worden het Instituut en de minister die bevoegd is voor Opleiding onmiddellijk op de hoogte gebracht door de raad van bestuur van het centrum.
Art. 10.Het ministerieel besluit van 20 november 1978 houdende bepaling van de erkenningsvoorwaarden van de directeur van het Centrum voor Voortdurende Vorming wordt opgeheven.
Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2021.
Art. 12.De minister bevoegd voor Opleiding is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 9 september 2021.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën, O. PAASCH De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, L. KLINKENBERG