Etaamb.openjustice.be
Decreet van 19 december 1997
gepubliceerd op 11 april 1998

Decreet houdende oprichting van een Raad voor Cultuur, een Raad voor de Kunsten, een Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en van een adviserende beroepscommissie inzake culturele aangelegenheden

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998035254
pub.
11/04/1998
prom.
19/12/1997
ELI
eli/decreet/1997/12/19/1998035254/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 DECEMBER 1997. Decreet houdende oprichting van een Raad voor Cultuur, een Raad voor de Kunsten, een Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en van een adviserende beroepscommissie inzake culturele aangelegenheden (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder cultuur : de aangelegenheden bedoeld in artikel 4, 1°, 3°, 4°, 5°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°,13° en 14° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

Art. 3.Er wordt voor de Vlaamse Gemeenschap een Raad voor Cultuur, een Raad voor de Kunsten en een Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding opgericht.

Art. 4.Het lidmaatschap van de Raad voor Cultuur, de Raad voor de Kunsten, de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding, de commissies, de beoordelingscommissies en de adviserende beroepscommissie voor culturele aangelegenheden is onverenigbaar met enig ambt, functie en/of mandaat dat via openbare verkiezing toegankelijk is. HOOFDSTUK II. - De Raad voor Cultuur

Art. 5.De Raad voor Cultuur heeft in het kader van beleidsvoorbereiding en beleidsevaluatie als opdracht : 1° Op eigen initiatief, op verzoek van de regering of op verzoek van het Vlaams Parlement, onafhankelijke en deskundige adviezen en aanbevelingen te verstrekken omtrent : a) de culturele ontwikkelingen in de Vlaamse Gemeenschap;b) een inclusief cultuurbeleid waarbij vanuit vele maatschappelijke invalshoeken de bevordering van de culturele levenskwaliteit wordt nagestreefd;c) het intersectorale cultuurbeleid in alle aangelegenheden bedoeld in artikel 2;d) de bevordering van culturele participatie en het wegwerken van culturele achterstelling;e) het evalueren van en adviseren over de internationale culturele samenwerking;f) de bevordering van de creatie, de productie en de bewaring van cultuurproducten;g) de beleidsvoorstellen vanuit hun mogelijke rechtstreekse of onrechtstreekse effecten en vanuit hun samenhang met het hele cultuurbeleid;h) de samenhang en de doeltreffendheid van het cultuurbeleid als zodanig.2° In samenwerking met de regering debatten en studiedagen over beleidsrelevante thema's organiseren.

Art. 6.De Raad voor Cultuur bestaat uit : 1° 13 leden deskundig inzake culturele aangelegenheden.Zij worden door de regering benoemd voor een eenmaal hernieuwbare termijn van vijf jaar. Onder deze leden wordt door de regering de voorzitter en de ondervoorzitter van de Raad voor Cultuur aangeduid. De voorzitter en de ondervoorzitter zijn van een verschillend geslacht.

In geval van opvolging van een door de regering benoemd lid, beëindigt de opvolger het mandaat van zijn voorganger.

Deze leden moeten bij voorkeur op meer dan één deelsector van het cultuurbeleid deskundig zijn en worden bij voorkeur gekozen uit personen die tenminste vijf jaar ervaring hebben met de culturele sector. 2° 7 leden van de Raad voor de Kunsten, met name de voorzitter van die Raad en de zes voorzitters van de commissies in die Raad. De duur van hun mandaat en hun eventuele opvolging in de Raad voor Cultuur wordt bepaald door de duur van hun mandaat en hun eventuele opvolging in de Raad voor de Kunsten. 3° 7 leden van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding, met name de voorzitter van die Raad, de vier voorzitters van de commissies in die Raad en twee leden door die Raad aangesteld. De duur van hun mandaat en hun eventuele opvolging in de Raad voor Cultuur wordt bepaald door de duur van hun mandaat en hun eventuele opvolging in de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding. 4° 2 leden van elk van de volgende Raden, aangewezen door de betrokken Raad : - de Jeugdraad voor de Vlaamse Gemeenschap, opgericht bij decreet van 24 maart 1982; - de Vlaamse Hoge Raad voor de Sport, opgericht bij decreet van 23 juli 1992 : - de Vlaamse mediaraad, opgericht bij decreet van 17 december 1997; - de Vlaamse adviesraad voor Toerisme, opgericht bij decreet van 5 maart 1985.

Art. 7.§ 1. De Raad voor Cultuur komt minstens viermaal per jaar in plenaire zitting bijeen.

Wanneer advies moet gegeven worden op verzoek van de regering, brengt de Raad voor Cultuur advies uit binnen de door de regering gestelde termijn.

De Raad zal zijn aan de regering gegeven eindadviezen openbaar maken op de manier zoals geregeld in het huishoudelijk reglement vermeld in artikel 13. § 2. Het dagelijks bestuur van de Raad voor Cultuur is samengesteld uit de voorzitter en de ondervoorzitter van deze Raad, de voorzitter van de Raad voor de Kunsten, de voorzitter van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en uit twee leden gekozen door de Raad voor Cultuur uit de leden vermeld in artikel 6, 1°.

Het dagelijks bestuur heeft als opdracht de werkzaamheden van de Raad voor Cultuur te organiseren, te coördineren en voor te bereiden, alsook de beslissingen van deze Raad uit te voeren.

De werking van de Raad voor Cultuur en van het dagelijks bestuur wordt geregeld in het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 13. § 3. De Raad voor Cultuur kan, op verzoek van de regering, op eigen initiatief of op voorstel van een andere deelnemende Raad werkgroepen oprichten om een advies voor te bereiden over een materie die meerdere commissies of Raden betreft.

Voor deze werkgroepen kan de Raad ook personen aanwijzen die geen lid zijn van de betrokken Raden en commissies.

Deze werkgroepen hebben een beperkte, door de Raad omschreven opdracht. Na het vervullen van de opdracht wordt de werkgroep door de Raad opgeheven. HOOFDSTUK III. - De Raad voor de Kunsten, de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en de beoordelingscommissies Afdeling 1. - De Raad voor de Kunsten

Art. 8.§ 1. De Raad voor de Kunsten is bevoegd inzake alle aangelegenheden betreffende het kunstenbeleid en inzake de effecten van het breder beleid op die aangelegenheden.

Op verzoek van de Raad worden zijn werkzaamheden voorbereid door de volgende commissies die binnen de Raad worden opgericht : de commissie podiumkunsten, de commissie letteren, de commissie muziek, de commissie beeldende kunst, de commissie musea en de commissie voor architectuur en vormgeving. § 2. De Raad bestaat uit een voorzitter, benoemd door de regering en uit de leden van de commissies bedoeld in § 1.

Die commissies zijn samengesteld als volgt : 1° de commissie voor de podiumkunsten : een voorzitter, een ondervoorzitter en vijf leden;2° de commissie voor de letteren : een voorzitter, een ondervoorzitter en drie leden;3° de commissie voor de muziek : een voorzitter, een ondervoorzitter en drie leden;4° de commissie voor de beeldende kunsten : een voorzitter, een ondervoorzitter en drie leden;5° de commissie voor de musea : een voorzitter, een ondervoorzitter en drie leden;6° de commissie voor architectuur en vormgeving : een voorzitter, een ondervoorzitter en drie leden. De regering benoemt de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van elke commissie. De voorzitter en de ondervoorzitter zijn van een verschillend geslacht. § 3. De voorzitter van de Raad voor de Kunsten en de leden van de commissies bedoeld in § 1, worden benoemd voor een éénmaal hernieuwbare termijn van vijf jaar. In geval van opvolging beëindigt de opvolger het mandaat van zijn voorganger. § 4. De Raad voor de Kunsten brengt advies uit op verzoek van de regering of op eigen initiatief binnen de grenzen die hem in dit artikel worden toegewezen.

Wanneer advies moet gegeven worden op verzoek van de regering, brengt de Raad voor de Kunsten advies uit binnen de door de regering gestelde termijn.

De Raad voor de Kunsten rapporteert aan de regering en het advies wordt aan de Raad voor Cultuur meegedeeld. § 5. Het dagelijks bestuur van de Raad voor de Kunsten is samengesteld uit de voorzitter van de Raad voor de Kunsten en de voorzitters of de ondervoorzitters van de verschillende commissies.

Het dagelijks bestuur heeft als opdracht de werkzaamheden van de Raad voor de Kunsten te organiseren, te coördineren en voor te bereiden, alsook de beslissingen van de Raad voor de Kunsten uit te voeren. § 6. De werking van de Raad voor de Kunsten en van de commissies wordt geregeld in het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 13. Afdeling 2. - De Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding

Art. 9.§ 1. De Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding is bevoegd inzake alle aangelegenheden betreffende de volksontwikkeling, het bibliotheekwerk, de culturele centra en de amateuristische kunstbeoefening en inzake de effecten van het breder beleid op die aangelegenheden.

Op verzoek van de Raad worden zijn werkzaamheden voorbereid door de volgende commissies die binnen de Raad worden opgericht : de commissie volksontwikkeling, de commissie bibliotheken, de commissie culturele centra en de commissie amateuristische kunstbeoefening. § 2. De Raad bestaat uit een voorzitter, benoemd door de regering en uit de leden van de commissies bedoeld in § 1.

Die commissies zijn samengesteld als volgt : 1° de commissie volksontwikkeling : een voorzitter, een ondervoorzitter en tien leden;2° de commissie bibliotheken : een voorzitter, een ondervoorzitter en zes leden;3° de commissie culturele centra : een voorzitter, een ondervoorzitter en drie leden;4° de commissie amateuristische kunstbeoefening : een voorzitter, een ondervoorzitter en drie leden. De regering benoemt de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van elke commissie.

De voorzitter en de ondervoorzitter zijn van een verschillend geslacht. § 3. De voorzitter van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en de leden van de commissies bedoeld in § 1 worden benoemd voor een éénmaal hernieuwbare termijn van vijf jaar. In geval van opvolging beëindigt de opvolger het mandaat van zijn voorganger. § 4. De Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding brengt advies uit op verzoek van de regering of op eigen initiatief binnen de grenzen die hem in dit artikel worden toegewezen.

Wanneer advies moet gegeven worden op verzoek van de regering, brengt de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding advies uit binnen de door de regering gestelde termijn.

De Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding rapporteert aan de regering en het advies wordt aan de Raad voor Cultuur meegedeeld. § 5. Het dagelijks bestuur van de Raad voor de Volksontwikkeling en Cultuurspreiding is samengesteld uit de voorzitter van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en de voorzitters of de ondervoorzitters van de verschillende commissies.

Het dagelijks bestuur heeft als opdracht de werkzaamheden van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding te organiseren, te coördineren en voor te bereiden, alsook de beslissingen van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding uit te voeren. § 6. De werking van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en van de commissies wordt geregeld in het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 13. Afdeling 3. - Beoordelingscommissies

Art. 10.§ 1. Er worden door de regering beoordelingscommissies opgericht voor de letteren, de muziek, de beeldende kunsten, de musea, de architectuur en vormgeving, de Nederlandstalige dramatische kunst, het muziektheater, de dans, de kunstencentra.

Indien nodig kunnen ook andere beoordelingscommissies opgericht worden. § 2. De beoordelingscommissies brengen op verzoek van de regering of op eigen initiatief advies uit over erkenning en subsidiëring. § 3. De beoordelingscommissies voor de letteren, de muziek, de beeldende kunsten, de musea en de architectuur en vormgeving bestaan uit alle leden uit de overeenkomstige commissie in de Raad voor de Kunsten, door de regering aangevuld met deskundigen op het betrokken deelterrein.

De beoordelingscommissies voor de Nederlandstalige dramatische kunst, het muziektheater, de dans en de kunstencentra bestaan uit minstens twee leden uit de commissie podiumkunsten in de Raad voor de Kunsten, door de regering aangevuld met deskundigen op het betrokken deelterrein.

Hun mandaat verstrijkt samen met het mandaat van de leden van de Raad voor de Kunsten.

Wanneer advies moet gegeven worden op verzoek van de regering, brengen de beoordelingscommissies advies uit binnen de door de regering gestelde termijn. § 4. De administratie is ertoe gehouden alle adviezen van de beoordelingscommissies, samen met haar eigen advies, binnen een termijn van dertig dagen aan de regering te rapporteren. § 5. De werking van de beoordelingscommissies wordt geregeld in het huishoudelijk reglement vermeld in artikel 13. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 11.Vertegenwoordigers van de regering en van de administratie kunnen op uitnodiging van de Raad voor Cultuur, de Raad voor de Kunsten of de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding met raadgevende stem deelnemen aan de vergaderingen van die Raden.

Art. 12.§ 1. Ten hoogste twee derde van de leden van de Raad voor Cultuur en van zijn dagelijks bestuur, van de Raad voor de Kunsten en van zijn dagelijks bestuur, van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en van zijn dagelijks bestuur, mag van hetzelfde geslacht zijn. § 2. Bij de samenstelling van de Raad voor Cultuur, van de Raad voor de Kunsten en van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding wordt tenminste één persoon opgenomen die vertrouwd is met de problematiek van de Vlaamse aanwezigheid in Brussel.

Art. 13.De Raden voor Cultuur, voor de Kunsten en voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding stellen, op de wijze door de regering bepaald, een jaarverslag van hun werking op, dat voor 1 april wordt voorgelegd aan de regering en het Vlaams Parlement.

De Raden voor Cultuur, voor de Kunsten en voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en de beoordelingscommissies leggen, binnen drie maanden na hun samenstelling, aan de regering een voorstel van huishoudelijk reglement voor met betrekking tot hun werking.

De regering keurt vervolgens voor de Raden voor Cultuur, voor de Kunsten en voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en voor de beoordelingscommissies het huishoudelijk reglement goed.

Art. 14.Het secretariaat van de Raden, van de commissies, van de werkgroepen en van de beoordelingscommissies wordt waargenomen door ambtenaren van de administratie. HOOFDSTUK V. - De adviserende beroepscommissie voor culturele aangelegenheden

Art. 15.Er wordt een adviserende beroepscommissie voor culturele aangelegenheden opgericht.

De adviserende beroepscommissie heeft als opdracht de regering te adviseren met betrekking tot bij de regering ingediende beroepen, bezwaar- of verweerschriften tegen het door de regering geuite en formeel betekende voornemen om in culturele aangelegenheden behoudens de aangelegenheden bedoeld in artikel 4, 6°, 9° en 10° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen : 1° een vergunning of een verlenging ervan geheel of gedeeltelijk te weigeren, in te trekken of te schorsen;2° een erkenning, verlenging of wijziging van erkenning te weigeren;3° een erkenning in te trekken of te schorsen;4° een voorziening of een deel ervan te sluiten. In haar adviezen beoordeelt de adviserende beroepscommissie de procedurele en formele aspecten van het dossier. Ze geeft geen inhoudelijke appreciatie.

Art. 16.§ 1. De adviserende beroepscommissie bestaat uit 7 leden, waaronder een voorzitter en een ondervoorzitter.

Er is onverenigbaarheid tussen het lidmaatschap van de Raad voor Cultuur, van de Raad voor de Kunsten, van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding, van de Jeugdraad van de Vlaamse Gemeenschap, van de commissies, van de werkgroepen en van de beoordelingscommissies enerzijds, en het lidmaatschap van de adviserende beroepscommissie anderzijds.

De regering benoemt de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de adviserende beroepscommissie voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.

De voorzitter en de ondervoorzitter moeten een juridische opleiding genoten hebben en juridische ervaring opgedaan hebben. De overige leden moeten deskundig zijn en ervaring hebben met de culturele sector.

De voorzitter en de ondervoorzitter zijn van een verschillend geslacht.

De adviserende beroepscommissie kan zich laten bijstaan door experts die de adviezen voorbereiden. § 2. Ten hoogste twee derde van de leden van de adviserende beroepscommissie mag van hetzelfde geslacht zijn. § 3. De regering regelt de werking van de adviserende beroepscommissie.

De regering kan geen beslissing nemen wanneer er bezwaar is aangetekend tegen een voornemen van beslissing, zonder het advies van de adviserende beroepscommissie te hebben ingewonnen.

De regering bepaalt de termijn waarbinnen advies uitgebracht dient te worden en de termijn waarbinnen ze, na ontvangst van het advies, een beslissing zal nemen. Wanneer na de vastgestelde termijn geen advies werd uitgebracht, kan de regering een beslissing nemen zonder advies van de adviserende beroepscommissie. § 4. De administratie is ertoe gehouden om op verzoek van de adviserende beroepscommissie alle informatie te bezorgen waarover ze beschikt omtrent het dossier dat aan de basis ligt van het beroep.

Art. 17.Het secretariaat van de adviserende beroepscommissie wordt waargenomen door ambtenaren van de administratie. HOOFDSTUK VI. - Wijzigings- en slotbepalingen Afdeling 1. - Opheffingsbepaling

Art. 18.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het decreet van 6 april 1976 houdende de oprichting van een Hoge Raad voor de Volksontwikkeling;2° het koninklijk besluit van 12 maart 1963 tot oprichting van een Commissie van Advies tot Bevordering van de Nederlandse Letterkunde in België, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 augustus 1967, 6 maart 1970 en 1 juni 1972;3° het koninklijk besluit van 23 juni 1980 betreffende de organisatie van de Hoge Raad voor de Openbare Bibliotheken;4° het koninklijk besluit van 4 september 1980 betreffende de organisatie van de Hoge Raad voor de Volksontwikkeling;5° het besluit van de Vlaamse regering van 1 juli 1982 tot oprichting van een Vlaamse Commissie voor de Beeldende Kunst;6° het besluit van de Vlaamse regering van 4 december 1991 tot oprichting van een commissie voor de Culturele Centra;7° het besluit van de Vlaamse regering van 3 februari 1993 tot oprichting van een Commissie voor het Boek;8° het besluit van de Vlaamse regering van 26 mei 1993 houdende oprichting van de Vlaamse Adviescommissie voor de Muziek. Afdeling 2. - Wijzigingsbepalingen

Art. 19.In het decreet van 2 januari 1976 tot erkenning en subsidiëring van de Nederlandstalige koepelorganisaties voor beleidsvoorbereidend overleg in de sector van het sociaal-cultureel werk voor volwassenen, gewijzigd bij de decreten van 8 april 1987, 21 december 1988, 25 juni 1992, 1 juli 1992 en 19 april 1995 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 3, 1.c), artikel 5, eerste lid, artikel 6, § 2, 2. en 4. en artikel 7 § 3 worden de woorden "Hoge Raad voor Volksontwikkeling" vervangen door de woorden "Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding".2° in artikel 5, tweede lid, worden de woorden "De Hoge Raad voor de Volksontwikkeling gehoord" geschrapt.

Art. 20.In het decreet van 11 juni 1976 houdende instelling van een driejaarlijkse staatsprijs voor sociaal-cultureel werk worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 3 worden de woorden "De Hoge Raad voor de Samenlevingsopbouw, de Hoge Raad voor de Volksontwikkeling" vervangen door de woorden "De Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding".2° In artikel 4, eerste lid, wordt de derde zin vervangen als volgt : "De leden worden voorgedragen door de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding".

Art. 21.In het decreet van 19 juni 1978 betreffende het Nederlandstalige openbare bibliotheekwerk, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1988, 21 december 1990, 10 november 1993, 21 december 1994, 22 november 1995 en 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 2, § 1, wordt 4.vervangen door wat volgt : "De Vlaamse regering bepaalt, na advies van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding, de nadere regelen betreffende de indeling in soorten openbare bibliotheken en betreffende de vestiging en organisatie". 2° in artikel 4, § 1, 10.en § 2, artikel 7, § 2 en § 3, artikel 8, § 2, artikel 9, § 1 en § 2, derde lid, artikel 11 en artikel 15, § 1 en § 2 worden de woorden Hoge Raad voor de Openbare Bibliotheken" vervangen door de woorden "Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding"; 3° in artikel 12 worden de volgende wijzigingen aangebracht : - het eerste lid wordt opgeheven; - in het derde lid worden de woorden "De Hoge Raad voor de Openbare Bibliotheken en de" en de woorden "De Hoge Raad en de " vervangen door het woord "De"; - het vierde lid wordt opgeheven; - in het vijfde lid worden de woorden "Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Openbare Bibliotheken regelt de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, tevens" vervangen door de woorden "Gelet op het advies van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding regelt de Vlaamse regering".

Art. 22.In het decreet van 27 juni 1985 houdende de subsidieregeling van het Nederlandstalig sociaal-cultureel vormingswerk met volwassenen in politieke vormingsinstellingen, gewijzigd bij de decreten van 8 april 1987 en 1 juli 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 3, 6.worden de woorden "De Hoge Raad : de Hoge Raad voor de Volksontwikkeling" vervangen door de woorden "de Raad : de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding"; 2° in artikel 4 worden de woorden "Hoge Raad" de eerste maal vervangen door de woorden "De Raad" en de tweede maal geschrapt;3° in artikel 7, § 2, 2.en 5. worden de woorden "Hoge Raad" vervangen door het woord "Raad"; 4° in artikel 11 worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in het eerste lid worden de woorden "Hoge Raad" vervangen door het woord "Raad"; - in het tweede lid worden de woorden "Hoge Raad gehoord" geschrapt.

Art. 23.In het decreet van 24 juli 1991 houdende de subsidieregeling van verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening in het kader van het Nederlandstalig sociaal- cultureel vormings- en ontwikkelingswerk, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 1992 en 13 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 5 worden de woorden "De Hoge Raad voor de Volksontwikkeling, hierna te noemen de "Hoge Raad" vervangen door de woorden "de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding";2° in artikel 6 worden de woorden "De Hoge Raad gehoord" geschrapt;3° in artikel 7, artikel 8, §§ 2, 4 en 8, artikel 12, § 7, en in artikel 14 worden de woorden "De Hoge Raad" vervangen door de woorden "De Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding".

Art. 24.In het decreet van 24 juli 1991 betreffende de erkenning en subsidiëring van de Nederlandstalige culturele centra die het culturele leven in de Vlaamse Gemeenschap bevorderen, gewijzigd bij de decreten van 18 december 1992, 22 december 1993, 8 juli 1996 en 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 3 wordt opgeheven;2° artikel 8 wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 8.De erkenning van de culturele centra, de intrekking van een erkenning in een basiscategorie, in een plus-categorie I of II of als bijkomend dorps- of wijkhuis, gebeurt door de Vlaamse regering. ».

Art. 25.In het decreet van 27 januari 1993 houdende regeling van de subsidiëring voor de werking van organisaties voor podiumkunsten gewijzigd bij decreet van 5 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 3, § 1, worden de woorden "Op advies van de Raad voor Nederlandstalige Dramatische Kunst en op" vervangen door het woord "Op";2° in artikel 6 wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1.De Vlaamse regering legt binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten, in de administratieve begroting de bedragen vast die kunnen worden besteed aan subsidies voor organisaties voor Nederlandstalige dramatische kunst. »; 3° in artikel 8 worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in de inleidende zin van § 1 en § 2 worden de woorden "Op advies van de Raad voor Nederlandstalige Dramatische Kunst en op" vervangen door het woord "Op"; - § 3 wordt vervangen door wat volgt : "§ 3. De Vlaamse regering bepaalt jaarlijks het subsidiebedrag voor één maand arbeidsprestatie op basis van de gemiddelde salariskosten in de sector. »; - § 5 wordt vervangen door wat volgt : « § 5. De Vlaamse regering bepaalt voor elke te subsidiëren organisatie de subsidieregeling zoals bepaald in § 1 en § 2 van dit artikel voor een periode van vier jaar. »; - § 7 wordt vervangen door wat volgt : « § 7. De Vlaamse regering bepaalt voor elk te subsidiëren project, zowel voor tekst-, kinder- en jeugdtheater, als voor figurentheater, het totale subsidiebedrag op basis van een ingediende begroting en van de subsidiëringsvoorwaarden zoals bepaald in artikel 12, § 3. »; 4° in artikel 10, § 1 worden de woorden "Op advies van de Raad voor Nederlandstalige Dramatische Kunst" geschrapt;5° in artikel 11 worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in § 2 worden de woorden " Raad voor Nederlandstalige Dramatische Kunst" vervangen door de woorden "Vlaamse regering"; - in § 3 worden de woorden "door de Raad voor Nederlandstalige Dramatische Kunst" geschrapt; 6° in artikel 13 wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1.De Vlaamse regering kan, in geval van overmacht, afwijkingen toestaan van de subsidiëringsvoorwaarden zoals bedoeld in artikel 11, § 1, 2°, 3° en 4°"; 7° in artikel 14 worden de woorden "op advies van de Raad voor Dans en" geschrapt;8° in artikel 17 wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1.De Vlaamse regering legt, binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten, in de administratieve begroting de bedragen vast die besteed kunnen worden aan subsidies voor organisaties voor dans. »; 9° in artikel 22 worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in § 2 worden de woorden "Raad voor Dans" vervangen door de woorden "Vlaamse regering"; - in § 3 worden de woorden "door de Raad voor Dans" geschrapt; 10° in artikel 24 wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1.De Vlaamse regering kan, in geval van overmacht, afwijkingen toestaan van de subsidiëringsvoorwaarden zoals bedoeld in artikel 22, § 1, 2°, 3° en 5°. »; 11° in artikel 25 worden de woorden "op advies van de Raad voor Kunstencentra en" geschrapt;12° in artikel 28 wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1.De Vlaamse regering legt, binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten, in de administratieve begroting de bedragen vast die besteed kunnen worden aan subsidies voor kunstencentra. »; 13° in artikel 32 worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in § 2 worden de woorden " Raad voor Kunstencentra" vervangen door de woorden "Vlaamse regering"; - in § 3 worden de woorden "door de Raad voor Kunstencentra" geschrapt; 14° in artikel 33 wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1.De Vlaamse regering kan, in geval van overmacht afwijkingen toestaan van de subsidiëringsvoorwaarden zoals bedoeld in artikel 32, § 1, 2°, 3° en 6°. »; 15° in artikel 34, § 1 worden de woorden "op advies van de Raad voor Muziektheater en" geschrapt;16° in artikel 37 wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1.De Vlaamse regering legt, binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten, in de administratieve begroting de bedragen vast die besteed kunnen worden aan subsidies voor organisaties voor muziektheater. »; 17° in artikel 41 worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in § 2 worden de woorden " Raad voor Muziektheater" vervangen door de woorden "Vlaamse regering"; - in § 3 worden de woorden "door de Raad voor Muziektheater" geschrapt"; 18° in artikel 42 wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1.De Vlaamse regering kan, in geval van overmacht, afwijkingen toestaan van de subsidiëringsvoorwaarden zoals bedoeld in artikel 41, § 1, 2°, 3° en 4° »; 19° in artikel 45, § 1 worden de woorden "op basis van een advies van de bevoegde raad" geschrapt;20° in artikel 47 worden de volgende wijzigingen aangebracht : - de eerste zin van § 1 wordt vervangen door wat volgt : "De Vlaamse regering onderzoekt na elk seizoen of de organisaties voor podiumkunsten, die gesubsidieerd worden zoals bedoeld in artikel 7, § 1, 1° en 2°, artikel 18, § 1, artikel 29 en artikel 38, § 1, 1°, voldoen aan alle subsidiëringsvoorwaarden bedoeld in de artikelen 11, 22, 32 en 41.»; - § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2. De Vlaamse regering kan de subsidiëring stopzetten op basis van het in § 1 van dit artikel bedoelde onderzoek van de erkenningsvoorwaarden. »; 21° in artikel 50 wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1.De Vlaamse regering kan een tegemoetkoming in het honorarium toekennen aan de componist, de toneelauteur/librettist of de choreograaf aan wie een opdracht is toegewezen die niet bedoeld is in artikel 11, § 1, 5°, artikel 12, § 1, 4°, artikel 22, § 1, 4°, artikel 32, § 1, 5° en artikel 41, § 1, 5° of die gegeven wordt door andere organisaties voor podiumkunsten gevestigd in de andere Gemeenschappen van België of in het buitenland. »; 22° de artikelen 51, 52, 53, 54, 55, 56 en 57 worden opgeheven.

Art. 26.In het decreet van 19 april 1995 houdende een subsidieregeling voor verenigingen voor volksontwikkelingswerk, gewijzigd bij decreet van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 2, 9°, worden de woorden "Commissie : de sectorale adviescommissie voor het volksontwikkelingswerk" vervangen door de woorden "Raad : de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding";2° in artikel 13, § 2, worden de woorden "na advies van de commissie" geschrapt;3° in artikel 16, § 7, worden de woorden "de commissie gehoord" vervangen door de woorden "de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding gehoord";4° in artikel 25 worden de woorden "de commissie gehoord" geschrapt;5° in artikel 30 worden de woorden "de commissie gehoord" vervangen door de woorden : "de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding gehoord";6° in artikel 31, § 4, worden de woorden "na advies van de commissie" geschrapt.

Art. 27.In het decreet van 19 april 1995 houdende een subsidieregeling voor diensten voor sociaal- cultureel werk voor volwassenen en houdende een wijziging van het decreet van 2 januari 1976 tot erkenning en subsidiëring van de Nederlandstalige koepelorganisaties voor beleidsvoorbereidend overleg in de sector van het sociaal- cultureel werk voor volwassenen, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1995 en 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 2, 4°, worden de woorden " commissie : de sectorale adviescommissie voor het volksontwikkelingswerk" vervangen door de woorden "Raad : de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding";2° in artikel 11, § 3, worden de woorden "na advies van de commissie" geschrapt;3° in artikel 14, § 7, worden de woorden "de commissie gehoord" vervangen door de woorden "de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding gehoord";4° in artikel 23 worden de woorden "de commissie gehoord " vervangen door de woorden "de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding gehoord";5° in artikel 26 worden de woorden "de commissie gehoord" geschrapt;6° In artikel 27, § 4, worden de woorden "na advies van de commissie" geschrapt.

Art. 28.In het decreet van 19 april 1995 houdende een subsidieregeling voor instellingen voor volksontwikkelingswerk, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1995, 20 december 1996 en 24 juni 1997 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 2, 6°, worden de woorden "commissie : de sectorale adviescommissie voor het volksontwikkelingswerk" vervangen door de woorden "Raad : de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding";2° in artikel 9, § 1, worden de woorden " na advies van de commissie" geschrapt;3° in artikel 11, § 2, worden de woorden "na advies van de commissie" geschrapt;4° in artikel 14, § 7, worden de woorden "de commissie gehoord'' vervangen door de woorden "de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding gehoord";5° in artikel 21 worden de woorden "de commissie gehoord" vervangen door de woorden "de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding gehoord";6° in artikel 25 worden de woorden "na advies van de commissie" geschrapt.

Art. 29.In het decreet van 20 december 1996 tot erkenning en subsidiëring van musea worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 3, eerste lid, wordt de zin "Zij wordt verleend na gunstig advies van de museumraad, bedoeld in artikel 12" geschrapt;2° in artikel 3, tweede lid, worden de woorden "na advies van de museumraad" geschrapt;3° in artikel 5 worden de woorden "na advies van de museumraad" geschrapt;4° in de artikelen 7 en 8 worden de woorden na gunstig advies van de museumraad" geschrapt;5° in artikel 10 worden de woorden "met inbegrip van de bezwaarprocedure" geschrapt;6° de artikelen 12 en 13 worden opgeheven. Afdeling 3. - Inwerkingtreding

Art. 30.De verschillende bepalingen van dit decreet treden in werking op door de Vlaamse regering te bepalen data en uiterlijk op 31 december 1998.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 19 december 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS

(1) Zitting 1997-1998 : Stukken.- Ontwerp van decreet : 783, nr. 1. - Amendementen : 783, nr. 2. - Verslag : 783, nr.3. - Amendementen : 783, nrs. 4 tot 6.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 16 en 18 december 1997.

^