gepubliceerd op 26 september 2008
Decreet houdende het voeren van een Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid
18 JULI 2008. - Decreet houdende het voeren van een Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende het voeren van een Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewest- en gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° jeugd : personen tot en met dertig jaar, of een deel van deze bevolkingsgroep;2° jeugd- en kinderrechtenbeleid : de integrale en geïntegreerde visie en de daarop gebaseerde systematische en planmatige maatregelen van een overheid die expliciet effect beogen op de jeugd, met bijzondere aandacht voor het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen te New York op 20 november 1989 en goedgekeurd bij decreet van 15 mei 1991, als ethisch en wettelijk kader;3° jeugdsector : de verenigingen die op basis van dit decreet worden gesubsidieerd;4° jeugdwerk : sociaal-cultureel werk op basis van niet-commerciële doelen voor of door de jeugd van drie tot en met dertig jaar, in de sfeer van de vrije tijd, onder educatieve begeleiding en ter bevordering van de algemene en integrale ontwikkeling van de jeugd die daaraan deelneemt op vrijwillige basis;5° jeugdwerker : elke persoon die verantwoordelijkheid op zich neemt in jeugdwerk en aantoonbare ervaring heeft, of inspanningen levert op het vlak van scholing of vorming met betrekking tot jeugdwerk;6° administratie : de administratieve entiteit van de Vlaamse administratieve diensten die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het jeugdbeleid, zoals bedoeld in artikel 4, 7°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;7° gezondheidsindex : het prijsindexcijfer dat berekend wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen;8° adviescommissie : een door de Vlaamse Regering opgerichte commissie die adviseert over individuele subsidieaanvragen;9° vereniging zonder winstoogmerk : een vereniging die is opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, zoals gewijzigd bij de wet van 2 mei 2002;10° werkingssubsidie : een subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van de personeels- en werkingskosten voortvloeiend uit een structurele werking die een continu en permanent karakter vertoont;11° projectsubsidie : een subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van een initiatief dat zowel qua opzet of doelstelling als in de tijd is afgebakend;12° interculturaliteit : ontmoeting en dialoog van mensen met verschillende culturele achtergronden, vertrekkend vanuit het respect voor de eigenheid;13° rechten van het kind : de rechten van het kind, bedoeld in de bepalingen en beginselen van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen te New York op 20 november 1989.
Art. 3.§ 1. Om te worden gesubsidieerd in het kader van dit decreet moeten de verenigingen zonder winstoogmerk : 1° in hun werking de principes en de regels van de democratie aanvaarden en tevens de rechten van het kind en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden onderschrijven en uitdragen;2° hun zetel hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° ervoor zorgen dat alle gegevens die verband houden met de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden op de zetel voorhanden zijn in het Nederlands en die ter beschikking stellen voor onderzoek door de administratie;4° de bevoegdheden die wettelijk toekomen aan de algemene vergadering of aan de raad van bestuur niet overdragen aan een derde;5° op zelfstandige wijze de financiën beheren en het eigen beleid bepalen, wat moet blijken uit het feit dat de vereniging : a) over een eigen secretariaat beschikt dat duidelijk kan worden onderscheiden van elke andere rechtspersoon;het secretariaat van de vereniging is ondergebracht op de zetel van de vereniging; b) werkgever en opdrachtgever is van haar personeel;c) de programmering van de vereniging bepaalt en uitvoert;d) over een eigen post- of bankrekening beschikt;e) activiteiten organiseert of diensten verleent in naam van de vereniging zelf. § 2. Vanaf het ogenblik dat hij erkend wordt of een belofte van subsidiëring ontvangt, moet elke begunstigde tevens : 1° meewerken aan onderzoek dat door of namens de Vlaamse Regering wordt georganiseerd met het oog op het voeren van een jeugd- en kinderrechtenbeleid;2° het logo van de Vlaamse Gemeenschap met het bijschrift "Met de steun van de Vlaamse overheid" opnemen op alle informatiedragers die betrekking hebben op initiatieven gesubsidieerd in het kader van dit decreet.De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels; 3° een financieel verslag en een werkingsverslag indienen, goedgekeurd door de algemene vergadering van de vereniging.De nadere regels hiervoor worden bepaald door de Vlaamse Regering; 4° een boekhouding voeren en die zo organiseren dat de aanwending van de subsidies op elk ogenblik financieel kan worden gecontroleerd;5° toestaan dat de administratie en het Rekenhof de werking en de boekhouding, zo nodig ter plaatse, onderzoeken. HOOFDSTUK II. - Basisinstrumenten voor een jeugd- en kinderrechtenbeleid
Art. 4.Voor het voeren van haar jeugd- en kinderrechtenbeleid doet de Vlaamse Regering een beroep op of creëert de Vlaamse Regering de volgende instrumenten : 1° het Vlaamse jeugdbeleidsplan en het verslag bedoeld in artikel 5, § 3;2° kind- en jongere-effectrapporten;3° aanspreekpunten jeugd- en kinderrechtenbeleid en een coördinerende administratie;4° "een staat van de jeugd" als monitor van de leefwereld van de jeugd.
Art. 5.§ 1. Uiterlijk anderhalf jaar na het begin van elke legislatuur legt de Vlaamse Regering een Vlaams jeugdbeleidsplan voor aan het Vlaams Parlement. Dat jeugdbeleidsplan legt het geïntegreerde jeugdbeleid van de Vlaamse Regering vast en besteedt bijzondere aandacht aan het jeugdwerkbeleid en de rechten van het kind. Het geeft binnen een algehele visie op de jeugd, het jeugdbeleid en de rechten van het kind, de doelstellingen van de Vlaamse Regering in alle bevoegdheidsdomeinen aan en bepaalt de resultaatsindicatoren. § 2. De Vlaamse Regering keurt het jeugdbeleidsplan goed na inspraak van de jeugd waarbij ten minste betrokken worden : 1° de Jeugdraad, bedoeld in artikel 9;2° deskundigen inzake de jeugd;3° de verenigingen die op basis van dit decreet een werkingssubsidie ontvangen;4° vertegenwoordigers van lokale en provinciale besturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. § 3. De Vlaamse Regering bezorgt jaarlijks aan het Vlaams Parlement en de kinderrechtencommissaris een schriftelijk verslag omtrent : 1° de uitvoering van het jeugdbeleidsplan;2° de implementatie van de rechten van het kind;3° de internationale initiatieven die vanuit de verschillende beleidsdomeinen genomen zijn op het vlak van het jeugd- en kinderrechtenbeleid en de eerbiediging van de rechten van het kind in die landen of regio's waarmee de Vlaamse Gemeenschap een decretaal goedgekeurd exclusief en algemeen samenwerkingsakkoord heeft gesloten. Het laatste onderdeel van het verslag wordt samengesteld op basis van documenten die publiek worden gemaakt betreffende voormelde landen door het Comité van de Rechten van het Kind zoals opgericht bij artikel 43 van het internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
Art. 6.Elk ontwerp van decreet wordt op het ogenblik van indiening bij het Vlaams Parlement vergezeld van een kind- en jongere-effectrapport, voor zover de voorgenomen beslissing het belang van personen jonger dan 25 jaar rechtstreeks raakt.
Het kind- en jongere-effectrapport is een openbaar document dat ten minste de volgende informatie verstrekt : 1° een beschrijving van het effect van de voorgenomen beslissing op de situatie van het kind of de jongere;2° alternatieven voor de voorgestelde beslissing, inzonderheid een beschrijving van de beoogde maatregelen om belangrijke nadelige gevolgen van de beslissing te vermijden, te beperken en zo mogelijk te verhelpen;3° een opgave van de moeilijkheden die werden ondervonden bij het verzamelen van de vereiste informatie. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor dit rapport.
Art. 7.§ 1. De leidende ambtenaren van alle departementen en van de intern en extern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid die daartoe door de Vlaamse Regering werden aangewezen, wijzen een ambtenaar aan als aanspreekpunt jeugd- en kinderrechtenbeleid.
De aanspreekpunten jeugd- en kinderrechtenbeleid hebben als taak : 1° een bijdrage te leveren om toekomstige Vlaamse jeugdbeleidsplannen te kunnen opstellen;2° te zorgen voor de monitoring en verslaggeving over de uitvoering van het internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Vlaamse jeugdbeleidsplan;3° de effecten op kinderen en jongeren en hun rechten in te schatten van het beleid dat door hun departement of agentschap wordt voorbereid of uitgevoerd. § 2. De administratie : 1° coördineert het netwerk van aanspreekpunten jeugd- en kinderrechtenbeleid;2° coördineert de voorbereiding van het Vlaams jeugdbeleidsplan en van de verslaggeving bedoeld in artikel 5.
Art. 8.De Vlaamse Regering zorgt voor de publicatie van een "staat van de jeugd".
De "staat van de jeugd" is een wetenschappelijk onderbouwd rapport over de leefwereld van de jeugd, waarin ook longitudinale ontwikkelingen worden gesignaleerd. Het rapport verschijnt ten minste om de vijf jaar. HOOFDSTUK III. - Jeugdraad
Art. 9.§ 1. Met het oog op de inspraak van actoren in het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleid erkent en subsidieert de Vlaamse Regering een vereniging zonder winstoogmerk, de Jeugdraad te noemen, op voorwaarde dat die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit decreet. § 2. De Jeugdraad heeft als doel op eigen initiatief, op verzoek van de Vlaamse Regering of van het Vlaams Parlement advies uit te brengen over alle aangelegenheden die de jeugd betreffen. De Vlaamse Regering vraagt het advies van de Jeugdraad over ontwerpen van decreet en ontwerpen van besluit van de Vlaamse Regering. De Jeugdraad vertegenwoordigt zowel de jeugd als het jeugdwerk op nationale en internationale fora. § 3. De algemene vergadering van de Jeugdraad bestaat uit ten minste 16 en ten hoogste 24 leden, waarvan minstens een derde jonger is dan 25 jaar bij het begin van het mandaat van de algemene vergadering. Ten hoogste twee derde van de leden zijn personen van hetzelfde geslacht.
De leden beschikken over de nodige kennis van het jeugd- en kinderrechtenbeleid.
Het lidmaatschap van de Jeugdraad is onverenigbaar met een mandaat in het Europees Parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, met het ambt van minister, staatssecretaris en hun kabinetsleden, met het ambt van personeelslid van de Vlaamse administratie en van personeelslid van de adviesraad, het lidmaatschap van advies- en beoordelingscommissies die opgericht zijn ter uitvoering van dit decreet en met de hoedanigheid van personeelslid van een van de instellingen bedoeld in artikel 13. § 4. De algemene vergadering wordt elke drie jaar verkozen.
Daartoe organiseert de Jeugdraad een publieke oproep tot kandidaatstelling. Minstens de helft en ten hoogste 60 percent van de leden wordt gekozen uit de kandidaten, voorgedragen door de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen, de verenigingen "participatie en informatie" en de cultuureducatieve verenigingen die op basis van dit decreet een werkingssubsidie ontvangen. Bovendien kan de Jeugdraad leden coöpteren. De algemene vergadering van de Jeugdraad bepaalt de wijze van verkiezing. Zij legt deze procedure ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voor. § 5. Minstens driejaarlijks organiseert de Jeugdraad een congres, dat ruim bekendgemaakt wordt bij de jeugd en waarop de werkzaamheden van de voorbije jaren worden toegelicht en de krachtlijnen voor de komende werkingsperiode worden besproken. § 6. De Jeugdraad bezorgt driejaarlijks een door de algemene vergadering goedgekeurde beleidsnota aan de administratie. De eerste beleidsnota wordt ingediend in 2009 en heeft betrekking op de periode 2010-2012. § 7. De Jeugdraad pleegt overleg met de provinciale en gemeentelijke jeugdraden, alsook met de Jeugdraad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. § 8. De Jeugdraad levert inspanningen voor de opname in de raad van bestuur van personen met etnisch-cultureel diverse achtergrond. § 9. De Jeugdraad levert inspanningen voor de aanwerving van personen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond.
Art. 10.§ 1. De leden van de Vlaamse Regering winnen het advies van de Jeugdraad in over materies inzake jeugd- en kinderrechtenbeleid, die door de Vlaamse Regering worden behandeld.
De Jeugdraad brengt zijn met redenen omkleed advies uit binnen een maand na het indienen van de aanvraag. De termijn kan in gemeenzaam overleg worden verlengd. Verstrijkt die termijn zonder dat het advies is uitgebracht, dan hoeft de adviesvrager niet langer te wachten. § 2. De Jeugdraad keurt de adviezen met een tweederde meerderheid van de aanwezigen goed. Op de vergadering waarin over adviezen wordt gestemd, moet ten minste de helft van de leden aanwezig zijn. Als dat quorum niet wordt bereikt, beslist de algemene vergadering, ongeacht het aantal aanwezigen, tijdens de eerstvolgende vergadering over de uitgestelde punten.
De adviezen geven ook de minderheidsstandpunten weer, indien meerdere leden hierom verzoeken. § 3. De adviezen zijn niet bindend. De Vlaamse Regering formuleert binnen 60 dagen na ontvangst van het advies een met redenen omkleed antwoord op het advies. § 4. De Vlaamse Regering verstrekt de Jeugdraad, op zijn verzoek, alle informatie die hij nodig heeft om zijn taak te kunnen volbrengen.
Art. 11.Met het oog op zijn adviestaak doet de Jeugdraad onder meer het volgende : 1° studiewerk verrichten;2° informatie verzamelen, initiatieven nemen en samenwerkingsverbanden opzetten met internationale partners;3° ruime informatie verstrekken over zijn eigen werking;4° in nauw overleg en door zich af te stemmen op de administratie en op het steunpunt jeugd, de nodige inspraak- en participatieprocessen op gang brengen.
Art. 12.Binnen de perken van het bij decreet goedgekeurde krediet, kent de Vlaamse Regering de Jeugdraad, om zijn adviestaak tot een goed einde te brengen, een jaarlijkse werkingssubsidie toe. Die subsidie bedraagt ten minste één percent en ten hoogste 2,5 percent van het totaal van de kredieten, ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor de subsidiëring, bepaald in dit decreet. HOOFDSTUK IV. - Werkingssubsidies Vlaamse instellingen voor het jeugd- of kinderrechtenbeleid
Art. 13.Voor het voeren van haar jeugd- of kinderrechtenbeleid doet de Vlaamse Regering een beroep op of creëert de volgende instellingen : 1° een kenniscentrum kinderrechten;2° een steunpunt jeugd;3° een ondersteuningsorganisatie voor de gemeentelijke en provinciale jeugddiensten;4° het Vlaamse Informatiepunt Jeugd;5° Jint - coördinatieorgaan voor internationale jongerenwerking.
Art. 14.§ 1. De Vlaamse Regering subsidieert per periode van drie jaar een vereniging zonder winstoogmerk als kenniscentrum kinderrechten om de kennis over de rechten van het kind op nationaal en internationaal niveau te verhogen. § 2. Het kenniscentrum kinderrechten benadert de rechten van het kind op interdisciplinaire wijze en op basis van wetenschappelijk onderzoek.
Het kenniscentrum kinderrechten heeft als doel de resultaten van dit wetenschappelijk onderzoek toegankelijk te maken voor het brede publiek. Daartoe zal het kenniscentrum kinderrechten : 1° actief contacten onderhouden met nationale en internationale onderzoeksgemeenschappen inzake de rechten van het kind;2° actief een bijdrage leveren tot de ontsluiting van wetenschappelijk onderzoek over de rechten van het kind voor publieke en private actoren;3° initiatieven nemen en advies verlenen met betrekking tot de implementatie van de wetenschappelijke inzichten over de rechten van het kind.
Art. 15.§ 1. Met het oog op de praktijkontwikkeling, de praktijkondersteuning en het informeren van en over de jeugdsector subsidieert de Vlaamse Regering een vereniging zonder winstoogmerk als steunpunt jeugd. § 2. Het steunpunt jeugd is een organisatie die als doel heeft een bijdrage te leveren tot het optimaal functioneren van het jeugdwerk op alle niveaus en in al zijn aspecten. Het steunpunt jeugd bevordert de kennis en de meningsvorming over jeugdbeleid en jeugdwerk, zowel op nationaal als op internationaal niveau, alsook de culturele diversiteit, onder andere door middel van informatie en documentatie, promotie en spreiding, studie en onderzoek. Het steunpunt vervult de volgende functies : 1° verzamel- en multiplicatorfunctie;2° methodiekontwikkeling, vorming en ondersteuning op het vlak van participatie;3° communicatiefunctie;4° dienstverleningsfunctie;5° onderzoeksfunctie;6° informatie-uitwisselingsfunctie.
Art. 16.Met het oog op de praktijkontwikkeling, de praktijkondersteuning en het informeren van en over het gemeentelijke en provinciale jeugdbeleid, subsidieert de Vlaamse Regering een vereniging zonder winstoogmerk als ondersteuningsorganisatie voor de gemeentelijke en provinciale jeugddiensten.
De organisatie is een ledenorganisatie die openstaat voor alle gemeentebesturen uit het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en voor de Vlaamse provinciebesturen, alsook voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Ten minste 164 gemeentebesturen zijn lid van de ondersteuningsorganisatie.
Art. 17.De Vlaamse Regering subsidieert per periode van drie jaar de vereniging zonder winstoogmerk Vlaams Informatiepunt Jeugd, hierna VIP Jeugd te noemen, om een coördinerende rol te spelen op het vlak van jeugdinformatie in de Vlaamse Gemeenschap. Het VIP Jeugd zal hiertoe samenwerken met relevante overheidsdiensten en deskundige particuliere actoren.
Teneinde deze doelstelling te realiseren doet het VIP Jeugd onder meer het volgende : 1° gegevens verzamelen met betrekking tot de informatiebehoeften van de jeugd, de kwaliteit en de aard van informatiedragers en het gebruik van informatiedragers door de jeugd;2° een jeugdinformatienetwerk ontwikkelen, systematiseren en onderhouden;3° de nodige vorming voor jeugdinformatiewerkers organiseren;4° aanzetten geven tot het ontwikkelen van strategische en algemene informatieproducten ten behoeve van kinderen en jongeren.
Art. 18.De Vlaamse Regering subsidieert per periode van drie jaar de vereniging zonder winstoogmerk Jint - coördinatieorgaan voor internationale jongerenwerking, hierna Jint te noemen, om : 1° de internationale uitwisseling en samenwerking van, voor en door de jeugd te bevorderen;2° op basis van internationale uitwisseling en samenwerking, de reflectie over jeugd, jeugdwerk en jeugdwerk- en jeugdbeleid door alle betrokken actoren te bevorderen.
Art. 19.De instellingen bedoeld in artikel 13 moeten beantwoorden aan de volgende voorwaarden : 1° zij nemen in hun bestuursorganen op een evenwichtige wijze representatieve partners en specialisten op, die een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de werking van de vereniging;2° zij bezorgen driejaarlijks een door de algemene vergadering goedgekeurde beleidsnota aan de administratie;3° zij leveren aanwijsbare inspanningen voor de opname in de raad van bestuur van personen met etnisch-cultureel diverse achtergrond;4° zij leveren aanwijsbare inspanningen voor de aanwerving van personen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond. De eerste beleidsnota van het VIP Jeugd wordt ingediend in 2009 en heeft betrekking op de periode 2010-2012.
De eerste beleidsnota van het kenniscentrum kinderrechten, Jint en de ondersteuningsorganisatie voor de gemeentelijke en provinciale jeugddiensten wordt ingediend in 2010 en heeft betrekking op de periode 2011-2013.
De eerste beleidsnota van het steunpunt jeugd wordt ingediend in 2011 en heeft betrekking op de periode 2012-2014.
Art. 20.§ 1. De Vlaamse Regering legt, binnen de perken van de bij decreet goedgekeurde kredieten, het bedrag vast dat aan elk van de verenigingen bedoeld in artikel 13 wordt toegekend als werkingssubsidie. § 2. De werkingssubsidie, bedoeld in § 1, wordt toegekend in de vorm van een driejaarlijks financieringsbudget.
Binnen de perken van het krediet goedgekeurd door het Vlaams Parlement kan de Vlaamse Regering bij de aanvang van elk werkingsjaar de hoogte van het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex of aan de verplichtingen voor de werkgevers, opgenomen in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten die tussentijds gesloten zijn tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en die geregistreerd zijn op de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg of dat subsidiebedrag verminderen als de naleving van de budgettaire beperking, vermeld in § 1, dat noodzakelijk maakt. § 3. De Vlaamse Regering neemt de beslissing over de grootte van het toe te kennen financieringsbudget uiterlijk zes maanden voor het begin van de driejarige periode.
Als de Vlaamse Regering niet tijdig een beslissing neemt, dan wordt de vereniging ten minste hetzelfde subsidiebedrag toegekend als in het jaar voor het begin van de driejarige periode.
Art. 21.Na indiening van de beleidsnota van de instelling bedoeld in artikel 13 sluit de Vlaamse Regering met de instelling een overeenkomst voor drie jaar, die betrekking heeft op de samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en de instelling en op het toezicht op de aanwending van de ter beschikking gestelde middelen. In de overeenkomst worden ten minste de strategische en operationele doelstellingen en de bijbehorende indicatoren bepaald, en worden de inspanningen vastgelegd die de vereniging besteedt aan interculturaliteit. HOOFDSTUK V. - Werkings- en projectsubsidies Afdeling I. - Werkings- en projectsubsidies landelijk georganiseerde
jeugdverenigingen
Art. 22.Een landelijk georganiseerde jeugdvereniging is een vereniging zonder winstoogmerk die blijkens haar doelstellingen, zoals geformuleerd in haar statuten, en haar activiteiten aan jeugdwerk doet met deelnemers uit minstens vier provincies van het Nederlandse taalgebied of uit drie provincies van het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
In dit hoofdstuk wordt, tenzij anders vermeld, het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelijkgesteld met een provincie.
Art. 23.Om als landelijk georganiseerde jeugdvereniging te worden erkend, moet de vereniging jaarlijks minstens zes keer een module realiseren. Die modules zijn : a) begeleiding van lokale jeugdverenigingen;b) activiteitenaanbod voor de jeugd;c) vorming van jeugdwerkers;d) productontwikkeling. De modules "egeleiding van lokale jeugdverenigingen" en "productontwikkeling" kunnen elk maximaal driemaal voor de erkenning in aanmerking worden genomen en moeten steeds gecombineerd worden met de module "activiteitenaanbod voor de jeugd" of de module "vorming van jeugdwerkers". De modules begeleiding van "lokale jeugdverenigingen" en "roductontwikkeling" zijn onderling niet combineerbaar.
Art. 24.§ 1. Een vereniging die de module "begeleiding van lokale jeugdverenigingen" realiseert : 1° begeleidt in ten minste vier provincies telkens ten minste twee actieve lokale jeugdverenigingen met een totaal van minstens tien;2° laat de lokale jeugdverenigingen vrij toetreden op voorwaarde dat ze jaarlijks een eigen bijdrage aan de landelijk georganiseerde jeugdvereniging betalen. De vereniging kan aantonen dat de lokale jeugdverenigingen die voor erkenning worden ingebracht in de loop van het vorige kalenderjaar effectief bereikt werden. Als lokale jeugdvereniging wordt een vereniging beschouwd die blijkens haar doelstellingen en handelingen aan jeugdwerk doet en waarbij het merendeel van de deelnemers uit een of een beperkt aantal aangrenzende gemeenten komt. De landelijk georganiseerde jeugdvereniging levert het bewijs dat de lokale jeugdvereniging een actieve werking heeft. Ook jeugdwerkinitiatieven van districtsraden, gemeente- en provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden voor de toepassing van dit decreet beschouwd als lokale jeugdverenigingen, met dien verstande dat elk van de voornoemde besturen slechts eenmaal wordt geteld met het oog op het behalen van de erkenningsnorm. § 2. Wanneer de module "begeleiding van lokale jeugdverenigingen" meerdere malen wordt gerealiseerd, dan wordt het aantal actieve lokale jeugdverenigingen in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd.
Art. 25.§ 1. Een vereniging die de module "activiteitenaanbod voor de jeugd" realiseert, presteert op jaarbasis minstens 1250 deelnemersuren vormende, ontspannende of informatieve initiatieven voor de jeugd waaraan deelgenomen wordt op vrijwillige basis. De initiatieven duren ten minste twee en ten hoogste tien uur per dag. De vereniging realiseert minstens tien initia-tieven, met minstens vier deelnemers per initiatief. Een meerdaags verblijf geldt als één initiatief. De initiatieven hebben pedagogische doelstellingen en verlopen via een interactief proces, onder deskundige begeleiding. Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een initiatief. De deelnemers komen uit ten minste vier provincies.
Voor elk van die vier provincies geldt dat inwoners uit deze provincie samen ten minste 175 deelnemersuren realiseren. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan 60 deelnemersuren. § 2. Wanneer de module "activiteitenaanbod voor de jeugd" meerdere malen wordt gerealiseerd, dan wordt het aantal deelnemersuren in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. Het minimale aantal initiatieven verhoogt niet.
Art. 26.§ 1. Een vereniging die de module "vorming van jeugdwerkers" realiseert, presteert op jaarbasis minstens 75 vormingsuren, gespreid over minstens tien vormingsinitiatieven op jaarbasis. Een meerdaags verblijf geldt als een initiatief. De initiatieven duren ten minste twee en ten hoogste tien uur per dag, met per initiatief minstens vier deelnemers. De initiatieven hebben een duidelijk vormend karakter voor de betrokken, eventueel toekomstige, jeugdwerkers. Ze zijn interactief opgebouwd en verlopen onder pedagogische begeleiding.
Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag, op dezelfde plaats geldt als een initiatief. De deelnemers komen uit ten minste vier provincies. Voor elk van die vier provincies geldt dat inwoners uit die provincie samen ten minste 75 deelnemersuren realiseren. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan 25 deelnemersuren. § 2. Wanneer de module "vorming van jeugdwerkers" meerdere malen wordt gerealiseerd, dan wordt het aantal vormingsuren in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. Het minimale aantal initiatieven verhoogt niet.
Art. 27.§ 1. Een vereniging die de module "productontwikkeling" realiseert, stelt op jaarbasis minstens twee eigen producten ter beschikking, en maakt gedurende de uitvoering van de beleidsnota minstens een nieuw product. Een product is een tastbare realisatie, die meer is dan louter een informatiedrager. Het is tot stand gekomen in samenwerking met de jeugd of het jeugdwerk, en heeft als doel via een interactief en pedagogisch begeleid proces, rond een specifiek thema, met de deelnemers aan onmiddellijke informatieoverdracht te doen of reflectie tot stand te brengen. Het product wordt door de vereniging zelf of door bemiddeling van niet-commerciële jeugdverenigingen aan het brede publiek aangeboden. Op jaarbasis realiseert de vereniging minstens 160 productafnames, met een spreiding van minstens twintig in vier provincies. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan, wat de spreiding betreft, zeven productafnames. Bij productafnames wordt een actief engagement verwacht van de afnemer van het product. § 2. Wanneer de module "productontwikkeling" meerdere malen wordt gerealiseerd, dan wordt het aantal eigen producten dat ter beschikking wordt gesteld, en het aantal nieuwe producten dat de vereniging gedurende de uitvoering van de beleidsnota maakt, alsook het aantal productafnames in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd.
Art. 28.Initiatieven zoals bedoeld in artikelen 25 en 26 van het decreet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° ze beantwoorden aan de doelstellingen van de landelijk georganiseerde jeugdvereniging, zoals bepaald in de statuten;2° per 25 deelnemers is ten minste een jeugdwerker vereist;3° elke jeugdwerker is minstens 16 jaar oud;4° het aanbod is gedifferentieerd en wordt gekenmerkt door een pedagogische aanpak die blijkt uit de voorbereiding, het programma en de voortgangscontrole. De Vlaamse Regering kan de nadere erkenningsvoorwaarden bepalen.
Art. 29.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het indienen van de aanvraag tot erkenning als landelijk georganiseerde jeugdvereniging. § 2. De administratie onderzoekt de tijdigheid, de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag tot erkenning. Een aanvraag die onvolledig is, kan volledig gemaakt worden, binnen een termijn, te bepalen door de Vlaamse Regering.
Een aanvraag is onontvankelijk als ze niet tijdig werd ingediend, niet tijdig werd vervolledigd of als na onderzoek blijkt dat de vereniging niet voldoet aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 3.
De Vlaamse Regering bepaalt de termijn waarbinnen de administratie de vereniging de onontvankelijkheid van de aanvraag meldt.
Art. 30.§ 1. Als een aanvraag tot erkenning ontvankelijk wordt verklaard, wordt de vereniging begeleid en gecontroleerd door de administratie. De begeleiding door de administratie gebeurt door het verschaffen van informatie en documentatie aan de vereniging. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen de landelijk georganiseerde jeugdvereniging die een ontvankelijk verklaarde aanvraag tot erkenning heeft ingediend, op de hoogte gebracht wordt van het voornemen van de Vlaamse Regering om die landelijk georganiseerde jeugdvereniging al dan niet te erkennen. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de termijn waarbinnen een landelijk georganiseerde jeugdvereniging een gemotiveerd bezwaar kan indienen tegen het formeel betekende voornemen van de Vlaamse Regering om de door de vereniging aangevraagde erkenning te weigeren en de wijze waarop dit moet gebeuren. Als dat bezwaarschrift laattijdig of ongemotiveerd wordt ingediend, dan is het bezwaar onontvankelijk. De Vlaamse Regering bepaalt de termijn waarbinnen de vereniging op de hoogte wordt gebracht van de onontvankelijkheid van haar bezwaarschrift. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de termijn waarbinnen en de wijze waarop de landelijk georganiseerde jeugdvereniging die een ontvankelijk bezwaar heeft ingediend tegen het voornemen van de Vlaamse Regering om de door haar aangevraagde erkenning te weigeren, op de hoogte gebracht wordt van de beslissing van de Vlaamse Regering met betrekking tot het ingediende bezwaar en de aangevraagde erkenning. Die termijn wordt gerekend vanaf het ogenblik waarop de vereniging haar ontvankelijk bezwaar heeft ingediend.
Art. 31.De erkenning van een landelijk georganiseerde jeugdvereniging wordt voor onbepaalde duur toegekend door de Vlaamse Regering.
Art. 32.§ 1. De kredieten die jaarlijks bij decreet worden goedgekeurd, bepalen het maximale bedrag aan subsidies dat jaarlijks kan worden toegekend aan de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen. § 2. Elke erkende landelijk georganiseerde jeugdvereniging ontvangt een subsidie van 55.000 euro per jaar.
Daarnaast kunnen aan landelijk georganiseerde jeugdverenigingen aanvullend variabele subsidies worden toegekend. Daartoe dient de vereniging driejaarlijks een door de algemene vergadering van de vereniging goedgekeurde beleidsnota aan de administratie te bezorgen.
De hoogte van het jaarlijks toe te kennen variabele deel van het subsidiebedrag wordt om de drie jaar vastgesteld door de Vlaamse Regering na advies van de adviescommissie en van de administratie op basis van de beleidsnota die de vereniging voor de volgende drie jaar moet opstellen en op basis van de beschikbare informatie over de werking van de vereniging in de voorbije drie jaar of in voorkomend geval sinds de inwerkingtreding van dit decreet of de erkenning van de vereniging. Het variabele deel van de subsidies bedraagt evenwel minimaal 80 percent van het varia-bele deel dat werd toegekend op basis van de vorige beleidsnota, tenzij de administratie of de adviescommissie bij de beoordeling van de voortgangsrapporten ernstige gebreken heeft vastgesteld bij de uitvoering van deze beleidsnota. De Vlaamse Regering bepaalt de te volgen procedure en de wijze waarop bezwaar kan worden aangetekend door de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen. § 3. Binnen de perken van het bij decreet goedgekeurde krediet kan de Vlaamse Regering bij de aanvang van elk werkingsjaar de hoogte van het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex of aan de verplichtingen voor de werkgevers, opgenomen in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten die tussentijds gesloten zijn tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en die geregistreerd zijn op de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, of dat subsidiebedrag verminderen als de naleving van de budgettaire beperking, vermeld in § 1, dat noodzakelijk maakt. § 4. Verenigingen die erkend worden in het eerste of tweede jaar van een planningsperiode, komen slechts in aanmerking voor de toekenning van het variabele deel vanaf het eerste jaar van een nieuwe planningsperiode. In het jaar of de jaren die volgen op hun erkenning en die voorafgaan aan het eerste jaar waarin ze in aanmerking komen voor de toekenning van het variabele deel, wordt het subsidiebedrag bepaald op 55.000 euro per jaar.
Art. 33.De Vlaamse Regering sluit met de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen die een variabele subsidie ontvangen een driejaarlijkse overeenkomst.
In die overeenkomst worden ten minste de strategische en operationele doelstellingen en bijhorende resultaats- en inspanningsindicatoren bepaald, alsook het subsidiebedrag.
Art. 34.§ 1. Aan de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen kunnen naast de werkingssubsidies ook projectsubsidies worden toegekend. Een project kan slechts voor een periode tot het begin van de uitvoering van de volgende beleidsnota met projectsubsidies worden gesubsidieerd. § 2. Van het jaarlijks bij decreet goedgekeurde krediet voor de subsidiëring van de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen wordt drie percent voorbehouden voor de subsidiëring van die projecten. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor het indienen van de subsidieaanvragen, alsook voor de toekenning, de uitbetaling ervan en het toezicht op de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden. Afdeling II. - Werkingssubsidies verenigingen "participatie en
informatie"
Art. 35.§ 1. Om de participatie van de jeugd aan het beleid van overheden, publieke en private organisaties en instellingen te bevorderen, om de beeldvorming over de jeugd te stimuleren en om tegemoet te komen aan de informatiebehoeften van of over de jeugd, kent de Vlaamse Regering werkingssubsidies toe aan verenigingen zonder winstoogmerk die tot doel hebben, hetzij : 1° de participatiegraad van de jeugd aan het beleid te verhogen;2° de communicatie over en door de jeugd te stimuleren;3° een informatieaanbod voor de jeugd aan te bieden;4° specifieke informatie- of sensibiliseringsinitiatieven op te zetten met het oog op de promotie van de rechten van het kind;5° te rapporteren over de rechten van het kind. De Jeugdraad, de Vlaamse instellingen voor het jeugd- of kinderrechtenbeleid, het landelijk georganiseerd jeugdwerk en de cultuureducatieve verenigingen, gesubsidieerd op basis van dit decreet, komen niet in aanmerking voor de in dit artikel bedoelde werkingssubsidies.
De verenigingen hebben door hun omvang, opzet of inhoud tot doel relevantie te verwerven voor de Vlaamse Gemeenschap. § 2. Verenigingen die in aanmerking willen komen voor de toekenning van een werkingssubsidie moeten : 1° driejaarlijks een door de algemene vergadering van de vereniging goedgekeurde beleidsnota aan de administratie voorleggen;2° het bewijs leveren van een jaar werking. § 3. Alle voor een werkingssubsidie in aanmerking genomen verenigingen ontvangen een subsidie van ten minste 55.000 euro per jaar.
De hoogte van de subsidies wordt om de drie jaar vastgesteld door de Vlaamse Regering na advies van de adviescommissie en van de administratie op basis van de beleidsnota en, in voorkomend geval, op basis van de beschikbare informatie over de werking van de vereniging in de voorbije jaren. § 4. Binnen de perken van het bij decreet goedgekeurde krediet kan de Vlaamse Regering bij de aanvang van elk jaar de hoogte van het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex of aan de verplichtingen voor de werkgevers, opgenomen in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten die tussentijds gesloten zijn tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en die geregistreerd zijn op de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, of dat subsidiebedrag verminderen als de naleving van de hier genoemde budgettaire beperking dat noodzakelijk maakt. § 5. De Vlaamse Regering sluit een driejaarlijkse overeenkomst met de verenigingen waaraan een werkingssubsidie werd toegekend. In die overeenkomst worden ten minste de strategische en operationele doelstellingen en de bijbehorende resultaats- en inspanningsindicatoren bepaald, alsook het subsidiebedrag. § 6. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden inzake de indiening van de aanvraag en de te volgen procedure. Afdeling III. - Werkingssubsidies cultuureducatieve verenigingen
Art. 36.§ 1. Om de culturele competentie van de jeugd te verhogen, om de creativiteit van de jeugd te stimuleren en om de participatie van de jeugd aan het cultuuraanbod te verhogen, kent de Vlaamse Regering werkingssubsidies toe aan cultuureducatieve verenigingen. Een cultuureducatieve vereniging is een vereniging zonder winstoogmerk die in hoofdzaak activiteiten opzet waarbij de jeugd individueel of in groep leert omgaan met artistieke expressiemogelijkheden of met vormen van erfgoed.
De verenigingen hebben door hun omvang, opzet of inhoud tot doel relevantie te verwerven voor de Vlaamse Gemeenschap. § 2. Verenigingen die in aanmerking willen komen voor de toekenning van een werkingssubsidie moeten : 1° driejaarlijks een door de algemene vergadering van de vereniging goedgekeurde beleidsnota aan de administratie voorleggen;2° het bewijs leveren van een jaar werking. § 3. Alle voor een werkingssubsidie in aanmerking genomen verenigingen ontvangen een subsidie van ten minste 55.000 euro per jaar.
De hoogte van de subsidies wordt om de drie jaar vastgesteld door de Vlaamse Regering na advies van de adviescommissie en van de administratie op basis van de beleidsnota en, in voorkomend geval, op basis van de beschikbare informatie over de werking van de vereniging in de voorbije jaren. § 4. Binnen de perken van het bij decreet goedgekeurde krediet kan de Vlaamse Regering bij de aanvang van elk jaar de hoogte van het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex of aan de verplichtingen voor de werkgevers, opgenomen in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten die tussentijds gesloten zijn tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en die geregistreerd zijn op de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, of dat subsidiebedrag verminderen als de naleving van de hier genoemde budgettaire beperking dat noodzakelijk maakt. § 5. De Vlaamse Regering sluit een driejaarlijkse overeenkomst met de verenigingen waaraan een werkingssubsidie werd toegekend. In die overeenkomst worden ten minste de strategische en operationele doelstellingen en de bijbehorende resultaats- en inspanningsindicatoren bepaald, alsook het subsidiebedrag. § 6. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden inzake de indiening van de aanvraag en de te volgen procedure. Afdeling IV. - Projectsubsidies en prijs
Art. 37.§ 1. De Vlaamse Regering verleent projectsubsidies aan verenigingen voor het opzetten van experimentele jeugdwerkinitiatieven. Initiatieven genomen door verenigingen die gesubsidieerd worden door de Vlaamse overheid komen niet in aanmerking voor subsidiëring op basis van dit artikel.
De initiatieven spelen in op nieuwe ontwikkelingen en behoeften die zowel binnen het jeugdwerk als meer algemeen bij de jeugd leven. Ze werken methodisch of inhoudelijk vernieuwend.
De initiatieven hebben door hun omvang, opzet en inhoud tot doel relevantie te verwerven voor de Vlaamse Gemeenschap. § 2. De subsidie bedraagt maximaal 50.000 euro per jaar. § 3. Geen enkel initiatief wordt langer dan 36 opeenvolgende maanden gesubsidieerd als experimenteel jeugdwerk. Om langer dan een jaar als experimenteel jeugdwerk te worden gesubsidieerd, moet er een duidelijke positieve lijn vastgesteld worden in de ontwikkeling van het initiatief.
Art. 38.Om de participatie van de jeugd aan het beleid van overheden, publieke en private organisaties en instellingen te bevorderen, om de beeldvorming over de jeugd te stimuleren en om tegemoet te komen aan de informatiebehoeften van of over de jeugd, kent de Vlaamse Regering projectsubsidies toe aan verenigingen die tot doel hebben, hetzij : 1° de participatiegraad van de jeugd aan het beleid te verhogen;2° de communicatie over en door de jeugd te stimuleren;3° een informatieaanbod voor de jeugd aan te bieden;4° specifieke informatie- of sensibiliseringsinitiatieven op te zetten met het oog op de promotie van de rechten van het kind. De initiatieven hebben door hun omvang, opzet of inhoud tot doel relevantie te verwerven voor de Vlaamse Gemeenschap.
Met uitzondering van de verenigingen gesubsidieerd op basis van artikel 35, komen de verenigingen en instellingen die op basis van dit decreet een werkingssubsidie ontvangen niet in aanmerking voor de in dit artikel bedoelde projectsubsidies.
Art. 39.Om de artistieke creativiteit van de jeugd te stimuleren kent de Vlaamse overheid projectsubsidies toe aan jongeren van 14 tot 25 jaar die een artistiek product of project realiseren en aan verenigingen die een artistiek product of project voor en door de jeugd realiseren.
De initiatieven hebben door hun omvang, opzet of inhoud tot doel relevantie te verwerven voor de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 40.De Vlaamse Regering subsidieert projecten die het internationale bewustzijn van de jeugd vergroten, de deelname van de jeugd aan het internationale gebeuren stimuleren en de kansen tot interculturele ontmoeting vergroten.
Art. 41.De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de begunstigden van een projectsubsidie moeten beantwoorden, alsook de procedure voor indiening en behandeling van die aanvragen.
Art. 42.De Vlaamse Regering kan een of meer gemeentebesturen bekronen voor de inspanningen die het gemeentebestuur geleverd heeft ten voordele van de jeugd tot 25 jaar. De bekroning kan bestaan uit het toekennen van een prijs.
Aan de toekenning van de prijs wordt geen enkele verantwoording vanwege de begunstigde verbonden.
Terugvordering van de toegekende prijs is slechts mogelijk als is aangetoond dat de begunstigde ervan bedrieglijke informatie heeft verstrekt over de prestaties waarvoor de prijs werd toegekend, of dat de omstandigheden waaronder de prestaties werden geleverd strijdig waren met op dat ogenblik geldende wettelijke bepalingen.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de gemeentebesturen moeten beantwoorden, alsook de procedure voor de nominatie en selectie van de kandidaten. HOOFDSTUK VI. - Overige bepalingen
Art. 43.§ 1. Om de hoogte van de subsidiebedragen te bepalen, worden - rekening houdend met de specificiteit van de organisatie - de volgende beoordelingscriteria gehanteerd, voor zover die relevant zijn voor de beoordeling van de gesubsidieerde initiatieven : 1° profilering en positionering;2° langetermijnvisie;3° inhoudelijk concept en concrete uitwerking;4° samenwerking en netwerking met andere actoren in binnen- of buitenland;5° haalbaarheid;6° bereik;7° doelgroepen;8° aandacht voor interculturaliteit;9° financiële onderbouw van de werking;10° transparantie die wordt verschaft over de relatie van de initiatieven van de vereniging die voor subsidiëring worden voorgesteld enerzijds met andere initiatieven van deze vereniging anderzijds, en de wijze van financieren van laatstgenoemde initiatieven. Indien de vereniging al eerder op basis van het decreet gesubsidieerd werd, wordt ook rekening gehouden met de wijze waarop de vereniging invulling heeft gegeven aan haar verplichtingen. § 2. Ter aanvulling van de criteria, genoemd in § 1, mag de Vlaamse Regering criteria bepalen afhankelijk van prioriteiten die zij zelf bepaalt.
De lijst van aanvullende criteria moet uiterlijk zes maanden voor de uiterste indieningsdatum van de aanvraag tot subsidiëring kenbaar gemaakt worden. § 3. De beleidsnota, bedoeld in artikelen 9, 19, 32, 35 en 36 komt tot stand na een democratisch proces in de vereniging en een bevraging van de doelgroep. In de beleidsnota worden de inspanningen gedocumenteerd die in dit verband werden verricht, alsook de resultaten van dat proces. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de modaliteiten met betrekking tot de indiening van de beleidsnota's.
Art. 44.§ 1. Met het oog op de advisering inzake individuele subsidieaanvragen stelt de Vlaamse Regering een of meer adviescommissies samen met experts in jeugd, jeugdwerk en kinderrechten. § 2. Een adviescommissie kan alle initiatieven nemen die ze nodig acht. Ze kan onder meer de organisatie die de aanvraag tot subsidiëring heeft ingediend horen, deskundigen horen, aanvullende documenten en gegevens opvragen en een bezoek ter plaatse brengen of aan de administratie vragen een onderzoek ter plaatse uit te voeren. § 3. De leden van een adviescommissie ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden en verplaatsingen. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten van deze vergoedingen. § 4. Het lidmaatschap van een adviescommissie is niet verenigbaar met het lidmaatschap van de Jeugdraad, de hoedanigheid van personeelslid van de Jeugdraad of het steunpunt jeugd, de hoedanigheid van personeelslid of lid van de raad van bestuur van een organisatie waarvan de beleidsnota of de subsidieaanvraag moet worden behandeld door de adviescommissie. § 5. De adviescommissies worden bijgestaan door de administratie. § 6. Een lid van een adviescommissie wordt aangesteld voor een termijn van drie jaar. Dit mandaat kan slechts eenmaal verlengd worden. Het lidmaatschap van eenzelfde commissie kan maximaal zes jaar bedragen.
Art. 45.Aan de Jeugdraad, het steunpunt jeugd, VIP Jeugd, het kenniscentrum kinderrechten, de ondersteuningsorganisatie "gemeentelijke en provinciale jeugddiensten" en Jint kan door de Vlaamse Gemeenschap infrastructuur ter beschikking worden gesteld. Die terbeschikkingstelling is onderworpen aan een overeenkomst die de voorwaarden van de terbeschikkingstelling regelt.
De overeenkomst wordt na goedkeuring door de Vlaamse Regering onmiddellijk ingediend bij het Vlaams Parlement. De terbeschikkingstelling geldt tot wederopzegging, zonder dat daaruit enige eis tot schadeloosstelling kan worden gesteld.
Art. 46.De jaarlijks toe te kennen kredieten voor de subsidiëring van : 1° de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen;2° de Jeugdraad;3° het kenniscentrum kinderrechten;4° het steunpunt jeugd;5° de ondersteuningsorganisatie "gemeentelijk en provinciaal jeugdbeleid";6° Jint;7° VIP Jeugd;8° het experimenteel jeugdwerk;9° de verenigingen en projecten "participatie en informatie";10° de internationale initiatieven;11° de cultuureducatieve verenigingen en de initiatieven bedoeld in artikel 39; worden op afzonderlijke basisallocaties ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
De verenigingen waarvan werd vastgesteld dat zij aan alle voorwaarden voldoen voor de toekenning van een werkingssubsidie, ontvangen per kwartaal een voorschot ten bedrage van 22,5 percent van het voor dat jaar toe te kennen subsidiebedrag. Het saldo wordt uitbetaald voor 1 juli van het volgende jaar.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden inzake de uitbetaling in het geval van voorschotten bij projectsubsidies.
Art. 47.De verenigingen die op basis van dit decreet een werkingssubsidie ontvangen, dienen jaarlijks, samen met het financiële verslag, bij de administratie een verslag in van een bedrijfsrevisor die lid is van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren of van een extern accountant die geen andere opdrachten vervult voor de vereniging. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden.
Art. 48.§ 1. Een vereniging die op basis van dit decreet een werkingssubsidie ontvangt, kan gedurende de perio-de waarbinnen deze vereniging haar beleidsnota uitvoert, onbeperkt een reserve aanleggen met eigen inkomsten en subsidies.
Als reserve dient het resultaat beschouwd te worden van de optelling van de rekening 13 (bestemde fondsen) en de rekening 14 (overgedragen resultaat) van de balans, zoals omschreven in de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel, als bijlage gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen. § 2. Als de vereniging op het einde van de beleidsperiode nog beschikt over een reserve, aangelegd overeenkomstig § 1, kan deze reserve overgedragen worden naar de volgende beleidsperiode op voorwaarde dat, ten opzichte van de bestaande reserve bij het begin van de beleidsperiode, de aangroei niet meer bedraagt dan twintig percent van de gemiddelde jaarlijkse kosten berekend over de beleidsperiode. § 3. De Vlaamse Regering kan een afwijking toestaan van het in § 2 bepaalde percentage, op voorwaarde dat de vereniging daartoe een gemotiveerd bestedingsplan voorlegt voor de te veel opgebouwde reserve of voor de gehele reserve, in te dienen bij de administratie. § 4. Als bij de afrekening van het laatste werkingsjaar van de beleidsperiode de aangroei van de reserve meer bedraagt dan hetgeen bepaald werd in § 2, dan wordt het teveel ingehouden op het nog uit te keren saldo van de werkingssubsidie, toegekend aan de vereniging, en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de subsidies van de volgende beleidsperiode, tot een maximum van de werkingssubsidie toegekend voor het laatste jaar voorafgaand aan de nieuwe beleidsperiode. § 5. Als aan de vereniging na afloop van de beleidsperiode waarop de beleidsnota betrekking heeft, geen werkingssubsidie meer wordt verleend, dan is de vereniging verplicht een gemotiveerd bestedingsplan voor alle reserves die op basis van onderhavig artikel werden aangelegd, in te dienen bij de administratie. Deze reserves moeten, in voorkomend geval, prioritair aangewend worden voor het voldoen van de arbeidsrechtelijke verplichtingen. § 6. De regeling inzake reserves bepaald in § 1 tot en met § 5 is mede van toepassing op de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen die afzien van de indiening van een beleidsnota, met dien verstande dat voor deze verenigingen de beleidsperiode, vermeld in § 1, § 2, § 4 en § 5, dezelfde periode van drie jaar is als voor de andere erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen.
Art. 49.Als de administratie vaststelt dat aan de erkennings- of subsidiëringsvoorwaarden of aan de bepalingen in de overeenkomst, gesloten met de Vlaamse Gemeenschap, niet geheel werd voldaan, dan deelt zij haar bevindingen schriftelijk mee aan de begunstigde.
Daarbij nodigt ze de begunstigde uit om zijn eventuele bezwaren kenbaar te maken. De administratie bepaalt na indiening van dit bezwaarschrift haar standpunt en deelt dit aan de begunstigde mee.
Indien de begunstigde niet akkoord gaat met het standpunt van de administratie, kan hij bezwaar indienen bij de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels en de termijnen voor die procedure.
Als uit de verantwoordingsstukken over het vorige werkingsjaar blijkt dat de uitgekeerde voorschotten op de werkingssubsidies hoger zijn dan de door de begunstigde verantwoorde uitgaven, dan wordt het teveel ingehouden van het nog uit te keren saldo van de subsidie en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de voorschotten toegekend voor het daaropvolgende werkingsjaar, tot een maximum van de subsidie toegekend voor dat werkingsjaar.
Art. 50.De in dit decreet vermelde bedragen worden aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. HOOFDSTUK VII. - Opheffingsbepalingen
Art. 51.Worden opgeheven met ingang op 1 januari 2009 : 1° het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind;2° de artikelen 4 tot en met 14, artikel 17, § 1, § 2, en § 4 tot en met § 7, de artikelen 18 tot en met 20, de artikelen 22 tot en met 28, artikel 31, artikel 32, § 2 en § 3, en de artikelen 41 tot en met 68 van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid, zoals tot op heden gewijzigd;3° artikel 64, § 2 en § 3, van het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006. De artikelen 1 tot en met 3, artikelen 15 en 16, artikel 17, § 3, artikel 21, artikelen 29 en 30, artikel 32, § 1, en de artikelen 35 tot en met 40 van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid, zoals tot op heden gewijzigd, worden opgeheven met ingang op 1 januari 2010. HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen
Art. 52.§ 1. Alle op basis van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen worden bij de inwerkingtreding van dit decreet erkend als landelijk georganiseerde jeugdverenigingen op basis van dit decreet.
Voor de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen geldt bovendien dat voor de periode 2010-2012 de aanvullende subsidie ten minste 80 % bedraagt van het variabele deel van de subsidies voor de periode 2007-2009 toegekend aan de vereniging op basis van artikel 53 van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid. § 2. De overeenkomsten voor de perioden 2007-2009, 2008-2010, 2009-2010 of 2009-2011, afgesloten ter uitvoering van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid of van artikel 64, § 2, van het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006 blijven van kracht tot het einde van vermelde periode.
Art. 53.§ 1. Met behoud van de toepassing van de artikelen 29 en 30 verloopt in 2009 de erkenningsprocedure voor de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen als bepaald in dit artikel. § 2. Een aanvraag voor erkenning wordt voor 1 juni 2009 bij de administratie ingediend, volgens de leidraad die de administratie ter beschikking stelt. Samen met die aanvraag bezorgt de vereniging de administratie een activiteitenkalender voor de maanden juni en juli met vermelding van de aard van de activiteit, alsook de plaats, de datum en het begin- en einduur van de activiteit. Ze bezorgt een dergelijke activiteitenkalender gedurende de hele erkenningsprocedure volgens een vaste frequentie, in overleg met de administratie.
Als vastgesteld wordt dat een aanvraag onvolledig is en nog vervolledigd kan worden, vraagt de administratie de aanvullende gegevens op voor 15 juni 2009. De vereniging moet haar dossier vervolledigen voor 1 juli 2009.
De administratie brengt voor 1 september 2009 alle verenigingen die een aanvraag tot erkenning hebben ingediend, ervan op de hoogte of hun aanvraag al dan niet ontvankelijk is. § 3. De administratie begeleidt en controleert alle verenigingen die een ontvankelijke aanvraag tot erkenning hebben ingediend, door informatie en documentatie te verstrekken en door hun activiteiten te controleren. Er heeft ten minste één algemene controle plaats op de zetel van de vereniging. § 4. Indien de Vlaamse Regering op basis van het onderzoek van het dossier en de inspectie- en controle-activiteiten een negatief standpunt inneemt met betrekking tot de erkenningsaanvraag, dan wordt dat aan de aanvragende vereniging meegedeeld voor 1 november 2009. De vereniging kan hierop een bezwaarschrift indienen tot 20 november 2009 bij de administratie. § 5. De beslissing om over te gaan tot al dan niet erkennen wordt aan de vereniging meegedeeld voor 31 december 2009. § 6. Een landelijk georganiseerde jeugdvereniging die in 2009 erkend wordt, kan worden gesubsidieerd vanaf 2010.
Art. 54.Met behoud van de toepassing van artikel 49, eerste lid, verloopt in 2009 de procedure tot intrekking van de erkenning van de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen als volgt.
De landelijk georganiseerde jeugdvereniging die het bericht krijgt van het voornemen van de Vlaamse Regering om haar erkenning te schorsen of in te trekken kan daartegen een gemotiveerd beroep aantekenen bij de Vlaamse Regering binnen 30 dagen na de verzending van dit bericht.
Uiterlijk twee maanden na de ontvangst van het gemotiveerde beroepschrift brengt de administratie de vereniging in kwestie op de hoogte van de beslissing van de Vlaamse Regering met betrekking tot de intrekking van de erkenning.
Art. 55.§ 1. De volgende verenigingen dienen, uiterlijk op 1 januari 2009, een beleidsnota in bij de administratie : 1° de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen die voor aanvullende subsidies in aanmerking wensen te komen;2° de verenigingen zonder winstoogmerk bedoeld in artikelen 35 en 36 waarvan de overeenkomsten afgesloten ter uitvoering van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid de periode 2007-2009 betreffen;3° verenigingen zonder winstoogmerk bedoeld in artikelen 35 en 36 die in 2009 niet structureel worden gesubsidieerd op basis van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid.Deze verenigingen leveren tegelijk het bewijs van een jaar werking.
De eerste beleidsnotaperiode loopt van 2010 tot 2012. § 2. Bij de behandeling van de beleidsnota's kunnen de administratie en de adviescommissie de verenigingen om supplementaire inlichtingen verzoeken.
De adviescommissie en de administratie stellen een ontwerp van advies op dat door de administratie aan de aanvragers wordt toegestuurd voor 15 mei 2009. De aanvragers kunnen tot 1 juni 2009 schriftelijk een repliek hierop indienen.
Na onderzoek formuleert de adviescommissie een definitief advies. In dat advies wordt eventueel gemotiveerd waarom de adviescommissie niet of slechts gedeeltelijk het standpunt van de aanvrager bijtreedt. De administratie bezorgt het definitieve advies van de adviescommissie samen met haar eigen gemotiveerde advies aan de minister voor 15 juli 2009. § 3. De Vlaamse Regering deelt de betrokken verenigingen zonder winstoogmerk zijn beslissing mee uiterlijk op 15 september 2009. Bij een voor de vereniging gunstige beslissing wordt tevens het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag meegedeeld. Indien de beslissing niet tijdig wordt meegedeeld, ontvangt de vereniging de volgende drie jaar ten minste het bedrag dat haar werd toegekend voor het lopende jaar.
Voor 1 april 2010 wordt door de administratie een driejaarlijkse overeenkomst gesloten met de te subsidiëren vereniging.
Art. 56.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2009, met uitzondering van de artikelen 37 tot en met 42 die in werking treden op 1 januari 2010.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 18 juli 2008.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX _______ Nota (1) Zitting 2007-2008. Stukken. - Voorstel van decreet : 1698, nr. 1. - Amendementen : 1698, nr. 2. - Verslag over hoorzitting : 1698, nr. 3. - Verslag : 1698, nr. 4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1698, nr.5.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 9 juli 2008.