Etaamb.openjustice.be
Decreet van 17 juli 2003
gepubliceerd op 28 augustus 2003

Decreet betreffende een bijdrage in de kosten voor het gebruik van openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen en/of van de fiets door de personeelsleden

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2003029433
pub.
28/08/2003
prom.
17/07/2003
ELI
eli/decreet/2003/07/17/2003029433/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JULI 2003. - Decreet betreffende een bijdrage in de kosten voor het gebruik van openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen en/of van de fiets door de personeelsleden (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Dit decreet is van toepassing op : 1° de personeelsleden en de hoofden van de inrichtingen voor kleuter-, lager, basis-, secundair onderwijs, onderwijs voor sociale promotie, de Hogescholen, de Hogere kunstscholen en het « Institut supérieur d'architecture » georganiseerd door de Franse Gemeenschap;2° de gesubsidieerde personeelsleden en de inrichtende machten van de inrichtingen voor kleuter-, lager, basis-, secundair onderwijs, secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan, onderwijs voor sociale promotie, de Hogescholen, de Hogere kunstscholen en de Hogere instituten voor architectuur gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;3° de leden van het technisch personeel en de directeurs van de psycho-medisch-sociale centra georganiseerd door de Franse Gemeenschap;4° de leden van het gesubsidieerd technisch personeel en de inrichtende machten van de psycho-medisch-sociale centra gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;5° de leden van het administratief personeel, de leden van het beheerspersoneel, het vak- en dienstpersoneel en de hoofden van de inrichtingen voor kleuter-, lager, basis-, secundair onderwijs, onderwijs voor sociale promotie, de Hogescholen, de Hogere kunstscholen en de Hogere instituten voor architectuur georganiseerd door de Franse Gemeenschap. § 2. De gesubsidieerde contractuelen worden beschouwd als personeelsleden voor de toepassing van § 1.

Voor de toepassing van dit decreet moet onder hoofd van een inrichting verstaan worden : - In de Hogescholen van de Franse Gemeenschap, de raad van bestuur; - In de hogere kunstscholen en de Hogere instituten voor architectuur, de directeur. HOOFDSTUK II. - Recht op een bijdrage

Art. 2.Teneinde de in artikel 1 bedoelde personeelsleden toe te laten zich elke dag van hun woonplaats naar hun werkplaats te begeven en omgekeerd, wordt hun een bijdrage toegekend in de kosten voor het gebruik van openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen en/of van de fiets.

De bijdrage is ten laste van : - de inrichtende macht van de inrichtingen voor kleuter-, lager, basis-, secundair onderwijs, secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan, onderwijs voor sociale promotie, de Hogescholen, de Hogere kunstscholen en de Hogere instituten voor architectuur gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap als het gaat over een gesubsidieerd personeelslid van het gesubsidieerd onderwijs; - de inrichting voor kleuter-, lager, basis-, secundair onderwijs, onderwijs voor sociale promotie, de Hogescholen, de Hogere kunstscholen en het « Institut supérieur d'architecture » georganiseerd door de Franse Gemeenschap als het gaat over een personeelslid van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap; - het psycho-medisch-sociaal centrum als het gaat over een lid van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra georganiseerd door de Franse Gemeenschap; - de inrichtende macht als het gaat over een lid van het gesubsidieerd technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - Openbaar gemeenschappelijk vervoer via de spoorweg

Art. 3.Onverminderd de toepassing van andere wets- en verordeningsbepalingen betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de prijs van het vervoer van de leden van zijn personeel, voor het vervoer georganiseerd door de Nationale Maatschappij van de Belgische Spoorwegen, wordt de bijdrage in de prijs van de treinkaart, die gelijkgesteld is met het sociaal abonnement, gelijk aan het bedrag opgenomen in de tabel gevoegd bij het koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden. HOOFDSTUK IV. - Openbaar gemeenschappelijk vervoer ander dan via de spoorweg

Art. 4.Voor het openbaar gemeenschappelijk vervoer ander dan via de spoorweg over een afstand van 3 km of meer vanaf de vertrekhalte, wordt het bedrag van de bijdrage als volgt vastgesteld : a) wanneer de prijs enig is, zonder vermelding van de afstand, welke die ook kan zijn en deze niet gecontroleerd kan zijn, wordt de bijdrage vastgesteld op een forfaitaire wijze op 50 %van de prijs effectief betaald door het personeelslid, zonder evenwel het bedrag van de bijdrage in de prijs van de treinkaart gelijkgeste ld met een sociaal abonnement voor een afstand van 7 km, te overschrijden;b) Wanneer de vervoerprijs evenredig is met de afstand, is de bijdrage gelijk aan het bedrag van de bijdrage in de prijs van de treinkaart gelijkgesteld met het sociaal abonnement voor een overeenstemmende afstand. De bijdrage wordt op dezelfde wijze berekend wanneer, in geval van enige prijs, de afgelegde afstand vermeld is op het vervoerbewijs of gecontroleerd kan worden bij de maatschappij die het vervoer organiseert dat gebruikt wordt door het personeelslid. HOOFDSTUK V. - Gecombineerd openbaar gemeenschappelijk vervoer

Art. 5.Wanneer het personeelslid verschillende openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen combineert en slechts een vervoerbewijs uitgereikt wordt voor de volledige afgelegde afstand, is de bijdrage gelijk aan het bedrag van de bijdrage in de prijs van de treinkaart gelijkgesteld met een sociaal abonnement.

Art. 6.In alle in artikel 5 niet bedoelde gevallen, is de bijdrage in het geheel van de afgelegde afstand gelijk aan de som van de bedragen van de bijdrage zoals bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5 van dit decreet. HOOFDSTUK VI. - Gebruik van de fiets op de weg van en naar het werk

Art. 7.§ 1. Het in artikel 1 bedoeld personeelslid dat zijn fiets gebruikt om zich naar zijn werkplaats te begeven, heeft, wanneer de afstand af te leggen tussen zijn woonplaats en de werkplaats minstens één kilometer bedraagt, recht op een bijdrage gelijk aan 0,15 euro per kilometer afgelegd met de fiets, naar boven afgerond.

Een rolstoel of elk ander licht of niet-gemotoriseerd vervoermiddel wordt gelijkgesteld met een fiets.

Dezelfde bijdrage wordt toegekend aan het personeelslid dat zijn fiets gebruikt om zich van zijn woonplaats naar een halte van een gemeenschappelijk vervoermiddel of van de halte van een gemeenschappelijk vervoermiddel naar zijn werkplaats te begeven, voor zover het gebruik van het gemeenschappelijk vervoer dient om zich naar de werkplaats te begeven en de afstand tussen de woonplaats of de werkplaats en de halte van het gemeenschappelijk vervoermiddel minstens één kilometer bedraagt. § 2. Het gebruik van de fiets kan het gebruik van een gemotoriseerd privé-voertuig voorafgaan of volgen, voor zover het vervoermiddel geen eigendom is van het personeelslid en het tegelijkertijd gebruikt wordt voor het vervoer van meerdere personen die niet onder hetzelfde dak wonen. De regels van § 1 zijn eveneens van toepassing in dat geval. § 3. De bijdrage ontvangen voor het gebruik van de fiets kan geenszins gecumuleerd worden met de bijdrage in de kosten voor het gemeenschappelijk vervoer voor dezelfde weg en dezelfde periode. § 4. De toekenning van de bijdrage wordt voorbehouden voor het personeelslid dat het gebruik van de fiets aantoont voor de afstanden bedoeld in paragraaf 1, gedurende minstens tien werkdagen per maand. HOOFDSTUK VII. - Nadere regels voor de bijdrage toegekend aan de personeelsleden

Art. 8.§ 1. De bijdrage in de kosten van gemeenschappelijk vervoer wordt betaald tegen afgifte van het vervoerbewijs verleend door de maatschappijen die het openbaar gemeenschappelijk vervoer organiseren en wordt ondergeschikt aan het overleggen van een verklaring ondertekend door het personeelslid die vermeldt dat dit vervoermiddel gewoonlijk gebruikt wordt over deze afstand.

Ingeval het personeelslid zijn ambt in verschillende onderwijsinrichtingen of verschillende centra zou uitoefenen en hij zijn vervoerbewijs(zen) zou kunnen gebruiken om zich naar de onderwijsinrichtingen of centra waar hij werkt, te begeven, overhandigt hij zijn vervoerbewijs(zen), naargelang het geval, aan het hoofd van de inrichting, aan de inrichtende macht of aan de directeur van het centrum waar hij het meeste aantal uren werkt.

Voor een gelijk aantaal uren overhandigt het personeelslid zijn vervoerbewijs(zen), naargelang het geval, aan het hoofd van de inrichting, aan de inrichtende macht of aan de directeur van het centrum waar hij de meeste anciënniteit heeft.

Ingeval het personeelslid zijn ambt in verschillende onderwijsinrichtingen of verschillende centra zou uitoefenen en hij niet hetzelfde (dezelfde) vervoerbewijs(zen) zou kunnen gebruiken, overhandigt hij aan elk inrichtingshoofd, elke inrichtende macht of directeur van een betrokken centrum het (de) specifiek(e) vervoerbewijs(zen) om zich naar de onderwijsinrichting(en) of het/de betrokken centrum(a) te begeven.

Elke wijziging moet meegedeeld worden binnen de maand van de datum ervan.

De documenten bedoeld in lid 1 moeten ofwel op het einde van de maand, ofwel op het einde van de geldigheid van het vervoerbewijs overhandigd worden. § 2. De bijdrage in het gebruik van de fiets op de weg van en naar het werk wordt betaald tegen overhandiging op het einde van elke maand van het formulier vastgesteld volgens het model bepaald door de Regering.

Op dat formulier vermeldt het personeelslid het totaal aantal afgelegde kilometers, naar boven afgerond, alsmede het bedrag van de vergoeding waarop hij dunkt recht te hebben.

De eerste indiening van dat formulier wordt vergezeld met een beschrijving van de gebruikte weg alsmede met het aantal kilometers heen en terug. De keuze van die weg is aangepast aan de specificiteiten die eigen zijn aan de verplaatsingen met de fiets, in bijzonderheid die waarvoor de fietser moet oppassen in het verkeer.

Elke wijziging van de weg die achteraf plaatsheeft, moet gepaard gaan met een nieuwe beschrijving en een gepaste motivatie. § 3. Als de documenten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 niet binnen de maand volgend op ofwel het einde van de maand bedoeld in paragraaf 1, lid 6 en in paragraaf 2, lid 1, hetzij het verstrijken van de termijn van geldigheid van het vervoerbewijs bedoeld in paragraaf 1, lid 6, verliest het personeelslid zijn recht op de terugbetaling bedoeld in artikel 2 van dit decreet.

De termijn bedoeld in het voornoemd lid wordt opgeschort in juli en augustus.

Art. 9.De bijdrage, naargelang het geval, in de kosten voor gemeenschappelijk vervoer betaald door het personeelslid en/of voor het gebruik van de fiets wordt betaald binnen de 2 maanden van de datum waarop de documenten overhandigd worden overeenkomstig artikel 8, § 1 en § 2.

Bij het gebruik van de fiets wordt de bijdrage uitbetaald na het formulier bedoeld in artikel 8, § 2, te hebben nagekeken.

Art. 10.§ 1. De prijs van de bijdragen voor de personeelsleden van de Hogere instituten voor architectuur en de Hogere kunstscholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap is ten laste van de globale dotatie die ze elk krijgen overeenkomstig artikel 3, § 1, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

De prijs van de bijdragen voor de personeelsleden van de Hogere instituten voor architectuur en de gesubsidieerde Hogere kunstscholen is ten laste van de werkingssubsidie die ze elk verkrijgen overeenkomstig artikel 32, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

De prijs van de bijdragen voor de personeelsleden van de Hogescholen is ten laste van het saldo van de globale jaarlijkse toelage die ze elk verkrijgen overeenkomstig artikel 29 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen. § 2. De artikelen 11 en 12 van dit decreet zijn niet van toepassing op de Hogere instituten voor architectuur, Hogere kunstscholen en Hogescholen. HOOFDSTUK VIII. - Terugbetaling van de bijdrage door de Regeringsdiensten

Art. 11.Naargelang het geval, laten de inrichtende machten, het hoofd van de inrichtingen, de directeurs van de centra bedoeld in artikel 2 van dit decreet een verklaring van schuldvordering bekomen samen met het bewijs van de bijdrage in de kosten voor het openbaar gemeenschappelijk vervoer volgens het model vastgesteld door de Regering.

Binnen de 3 maanden na de ontvangst van de verklaring van schuldvordering bedoeld in lid 1, betalen de Regeringsdiensten hun de in artikel 2 bedoeld bijdrage.

Op straffe van verlies van het recht op terugbetaling, moet de verklaring van schuldvordering bedoeld in lid 1 ingediend worden ten laatste binnen de maand volgend op de bijdrage bedoeld in artikel 2. HOOFDSTUK IX. - De mutualisering van de last van vervoerkosten

Art. 12.§ 1. Het geheel van de financiële lasten die voortvloeien uit de terugbetalingen aan de hoofden van de inrichtingen door de Regeringsdiensten overeenkomstig artikel 11 van dit decreet, wordt aangerekend ten laste van het saldo bedoeld in artikel 3, § 3bis , van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

Het geheel van de financiële lasten die voortvloeien uit de terugbetalingen aan de inrichtende machten door de Regeringsdiensten overeenkomstig artikel 11 van dit decreet wordt aangerekend, in de verhouding bedoeld in § 2, op het deel dat elke inrichtende macht als werkingssubsidie verkrijgt overeenkomstig artikel 32, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

Het geheel financiële lasten die voortvloeien uit de terugbetalingen aan de psycho-medisch-sociale centra door de Regeringsdiensten overeenkomstig artikel 11 van dit decreet wordt, in de verhouding bedoeld in § 2, aangerekend op het deel dat elk psycho-medisch-sociaal centrum als dotatie verkrijgt overeenkomstig artikel 21 van het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra.

Het geheel van de financiële lasten die voortvloeien uit de terugbetalingen aan de inrichtende machten van de psycho-medisch-sociale centra door de Regeringsdiensten overeenkomstig artikel 11 van dit decreet wordt, in de verhouding bedoeld in § 2, aangerekend op het deel dat elke inrichtende macht verkrijgt als werkingssubsidie overeenkomstig artikel 52 van het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra. § 2. De verhouding bedoeld in § 1, leden 2, 3 en 4, is gelijk aan het deel werkingsdotatie of -subsidie verkregen door de inrichtende macht of het psycho-medisch sociaal centrum tegenover het geheel van de werkingsdotaties of -subsidies verschuldigd aan de onderwijsinrichtingen of psycho-medisch-sociale centra in hetzelfde niveau en in hetzelfde net met als netten : het gesubsidieerd officieel onderwijs, het confessioneel vrij onderwijs en het niet-confessioneel vrij onderwijs. § 3. De aanrekeningen bedoeld in § 1 moeten ten laatste verricht worden op de dotaties of subsidies die verschuldigd zijn voor het tweede schooljaar volgend op het jaar van de vervoerkosten. § 4. De mutualisering is, wat betreft de vervoerkosten bedoeld in de artikelen 3 tot 7, beperkt tot maximaal 1 percent van het saldo bedoeld in § 1, lid 1, of van het geheel van de werkingssubsidies of -dotaties bedoeld in § 2.

Art. 13.De Regering zal de evaluatie van de toepassing van artikel 12 drie jaar na de inwerkingtreding van dit decreet uitvoeren. HOOFDSTUK X. - Wijzigingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 16 december 1994 betreffende de werkgeversbijdrage in de vervoerkosten van de statutaire leden van het wetenschappelijk, administratief, technisch en werkliedenpersoneel van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde universitaire instellingen

Art. 14.In artikel 2 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de werkgeversbijdrage in de vervoerkosten van de statutaire leden van het wetenschappelijk, administratief, technisch en werkliedenpersoneel van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde universitaire instellingen worden na de woorden « Een bijdrage in de kosten van de leden van het in art. 1 bedoeld personeel wordt » de volgende woorden toegevoegd : « , onverminderd de toepassing van andere wets- en verordeningsbepalingen betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de prijs van het vervoer van de leden van zijn personeel, ».

Art. 15.In artikel 3 van hetzelfde besluit, worden de woorden « over een traject van 3 km of meer vanaf de vertrekhalte » geschrapt.

Art. 16.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 17.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Voor het openbaar gemeenschappelijk vervoer ander dan via de spoorweg over een afstand van 3 km of meer vanaf de vertrekhalte, wordt het bedrag van de bijdrage als volgt vastgesteld : a) wanneer de prijs enig is, zonder vermelding van de afstand, welke die ook kan zijn en deze niet gecontroleerd kan zijn, wordt de bijdrage vastgesteld op een forfaitaire wijze op 50%van de prijs effectief betaald door het personeelslid, zonder evenwel het bedrag van de bijdrage in de prijs van de treinkaart gelijkgesteld met een sociaal abonnement voor een afstand van 7 km, te overschrijden.b) wanneer de vervoerprijs evenredig is met de afstand, is de bijdrage gelijk aan het bedrag van de bijdrage in de prijs van de treinkaart gelijkgesteld met het sociaal abonnement voor een overeenstemmende afstand. De bijdrage wordt op dezelfde wijze berekend wanneer, in geval van enige prijs, de afgelegde afstand vermeld is door het vervoerbewijs of gecontroleerd kan worden bij de maatschappij die het vervoer organiseert dat gebruikt wordt door het personeelslid. »

Art. 18.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de leden 2 en 3 geschrapt.

Art. 19.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK IVbis. - Gebruik van de fiets op de weg van en naar het werk

Art. 7bis.§ 1. Het in artikel 1 bedoeld personeelslid dat zijn fiets gebruikt om zich naar zijn werkplaats te begeven, heeft, wanneer de afstand af te leggen tussen zijn woonplaats en de werkplaats minstens één kilometer bedraagt, recht op een bijdrage gelijk aan 0,15 euro per kilometer afgelegd met de fiets, naar boven afgerond.

Een rolstoel of elk ander licht of niet-gemotoriseerd vervoermiddel wordt gelijkgesteld met een fiets.

Dezelfde bijdrage wordt toegekend aan het personeelslid dat zijn fiets gebruikt om zich van zijn woonplaats naar een halte van een gemeenschappelijk vervoermiddel of van een halte van een gemeenschappelijk vervoermiddel naar zijn werkplaats te begeven, voorzover het gebruik van het gemeenschappelijk vervoer dient om zich naar de werkplaats te begeven en de afstand tussen de woonplaats of de werkplaats en de halte van het gemeenschappelijk vervoer minstens één kilometer bedraagt. § 2. Het gebruik van de fiets kan het gebruik van een gemotoriseerd privé-voertuig voorafgaan of volgen, voor zover het vervoermiddel geen eigendom is van het personeelslid en het tegelijkertijd gebruikt wordt voor het vervoer van verschillende personen die niet onder hetzelfde dak wonen. De regels van § 1 zijn eveneens van toepassing in dat geval. § 3. De bijdrage ontvangen voor het gebruik van de fiets kan geenszins gecumuleerd worden met de bijdrage in de kosten voor gemeenschappelijk vervoer voor dezelfde weg en dezelfde periode. § 4. De toekenning van de bijdrage wordt behouden voor het personeelslid dat het gebruik van de fiets aantoont voor de wegen bedoeld in paragraaf 1, gedurende minstens tien werkdagen per maand. »

Art. 20.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen : « § 1. De bijdrage in de kosten voor openbaar gemeenschappelijk vervoer wordt betaald tegen afgifte van het vervoerbewijs verleend door de maatschappijen die het openbaar vervoer organiseren en wordt ondergeschikt aan de overlegging van een verklaring ondertekend door het personeelslid die vermeldt dat dit vervoermiddel gewoonlijk gebruikt wordt over deze afstand.

Elke wijziging moet meegedeeld worden binnen de maand van de datum ervan.

De documenten bedoeld in lid 1 moeten ofwel op het einde van de maand, ofwel op het einde van de geldigheid van het vervoerbewijs overhandigd worden. § 2. De bijdrage in het gebruik van de fiets op de weg van en naar het werk wordt betaald tegen overhandiging op het einde van elke maand van het formulier vastgesteld volgens het model bepaald door de Regering.

Op dat formulier vermeldt het personeelslid het totaal aantal afgelegde kilometers, naar boven afgerond, alsmede het bedrag van de vergoeding waarop hij dunkt recht te hebben.

De eerste indiening van dat formulier wordt vergezeld met een beschrijving van de gebruikte weg alsmede met het aantal kilometers heen en terug. De keuze van die weg wordt aangepast aan de specificiteiten die eigen zijn aan de verplaatsingen met de fiets, in bijzonderheid deze die vereist zijn voor de veiligheid van de fietser in het verkeer.

Elke wijziging van de weg die achteraf plaatsheeft, moet gepaard gaan met een nieuwe beschrijving en een gepaste motivatie. § 3. Als de documenten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 niet binnen de maand volgend op ofwel het einde van de maand bedoeld in paragraaf 1, lid 6 en in paragraaf 2, lid 1, ofwel het verstrijken van de termijn van geldigheid van het vervoerbewijs bedoeld in paragraaf 1, lid 6, verliest het personeelslid zijn recht op de terugbetaling bedoeld in artikel 2 van dit decreet.

De termijn bedoeld in het voornoemd lid wordt opgeschort in juli en augustus. »

Art. 21.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen : «

Art. 9.De bijdrage, naargelang het geval, in de kosten voor openbaar gemeenschappelijk vervoer voor de openbare gemeenschappelijke vervoerkosten betaald door het personeelslid en/of voor het gebruik van de fiets wordt betaald binnen de 2 maanden na de datum waarop de documenten overhandigd worden overeenkomstig artikel 8, § 1 en § 2.

Bij het gebruik van de fiets wordt de bijdrage uitbetaald na het formulier bedoeld in artikel 8, § 2, te hebben nagekeken. »

Art. 22.In hetzelfde besluit wordt een artikel 9bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 9bis.De prijs van de bijdragen is ten laste van de jaarlijkse werkingstoelagen die de universitaire instellingen verkrijgen overeenkomstig artikel 25 van de wet van 27 juli 1971. » HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen

Art. 23.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2003.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 17 juli 2003.

De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugd en Sport, C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten, Letteren en de Audiovisuele Sector, D. DUCARME De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Stukken van de Raad. - Decreet sontwerp, 425 - nr. 1. - Verslag, 425 - nr. 2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 15 juli 2003.

^