Etaamb.openjustice.be
Decreet van 17 juli 2003
gepubliceerd op 21 augustus 2003

Decreet tot wijziging van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2003029423
pub.
21/08/2003
prom.
17/07/2003
ELI
eli/decreet/2003/07/17/2003029423/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JULI 2003. - Decreet tot wijziging van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Algemene organisatie

Artikel 1.In artikel 7 van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, wordt punt 2°, b), aangevuld als volgt : "met uitzondering van de leergang dictie - welsprekendheid die enkel als opleiding kan worden ingericht. ».

Toelatingsvoorwaarden en regelmatigheid van de leerlingen

Art. 2.In artikel 14, § 2, lid 2, van hetzelfde decreet, wordt het woord "minister" vervangen door het woord "Regering".

Bekrachtiging van de studies

Art. 3.In artikel 16 van hetzelfde decreet, wordt het derde lid aangevuld als volgt : « met uitzondering van het gebied muziek, waarvoor het diploma op het einde van het vijfde overgangsjaar wordt uitgereikt. » .

Art. 4.In artikel 22 van hetzelfde decreet, wordt een tweede lid toegevoegd luidend als volgt : « Het huishoudelijk reglement is een openbaar document, uitgereikt, op aanvraag, door de directeur of diens vertegenwoordiger aan iedere persoon. » Organisatie van de Kunsthumaniora

Art. 5.In artikel 23 van hetzelfde decreet wordt het 8° afgeschaft.

Jaarlijkse dotaties

Art. 6.Aan artikel 29 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in lid 1, worden de woorden « bij artikel 37, lid 3.» vervangen door de woorden « bij artikel 37, lid 3, en, vanaf 1 februari 2004, vermeerderd met de lestijdendotaties voor de kunsthumaniora bedoeld bij artikel 35. » b) Artikel 29 wordt aangevuld met drie leden opgesteld als volgt : « Het bedrag bestemd voor de lestijdendotaties van de kunsthumaniora bedoeld bij lid 1 is gelijk aan 750.000 euro per begrotingsjaar.

Vanaf het begrotingsjaar 2005, wordt het bij lid 3 bedoeld bedrag jaarlijks aangepast aan de schommelingen van de gezondheidsindex van de consumptieprijzen.

Bij de toelating tot de toelagen van een nieuwe inrichting of een nieuw gebied, voegt de Regering, binnen de perken van haar budgettaire mogelijkheden, aan het geheel van de dotaties bedoeld bij artikel 29, een lestijdendotatie berekend in functie van de aan deze inrichting verschuldigde dotatie, in toepassing van artikel 31, § 2, op het ogenblik van haar toelating. »

Art. 7.Aan artikel 31 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) bij § 2, 4°, b) , worden de woorden "andere filières" vervangen door de woorden "vormings-, kwalificatie- en overgangsfilières 1 tot 4";b) er wordt een punt c) toegevoegd, luidend als volgt : "c) 240 lestijden/jaar voor de overgangsfilière vanaf het vijfde jaar".

Art. 8.In artikel 31 van hetzelfde decreet, worden de volgende leden gevoegd aan § 3 : « Gedurende een periode van vier schooljaar en met uitwerking van 1 september 2003, zijn de verhogingen en de verminderingen van de voor toelage vatbare lestijden van elk gebied als gevolg van de toepassing van § 2 : 1° opgeschort wanneer het verschil, hetzij positief hetzij negatief, tussen de dotatie toegekend voor het vorige schooljaar en de dotatie berekend voor het nieuwe schooljaar minder of gelijk is aan 8 % - genoemd stabiliteitscijfer - van de waarde van de dotatie toegekend voor het vorige schooljaar;2° beperkt in de andere gevallen tot het deel dat 8 % overtreft van de waarde van de dotatie toegekend voor het vorige schooljaar. In ieder cursusgebied bestaan de beschikbare lestijden uit de optelling van de verminderingen van de voor toelage vatbare lestijden als gevolg van de toepassing van § 2 en het vorig lid; in ieder cursusgebied bestaan de gevraagde lestijden uit de optelling van de verminderingen van de voor toelage vatbare lestijden als gevolg van de toepassing van § 2 en het vorig lid. De beschikbare lestijden worden verdeeld, in ieder onderwijsgebied, in evenredigheid met de verhoging waarop aanspraak kan worden gemaakt, in functie van een herverdelingscoëfficiënt berekend als volgt : het verschil tussen de lestijden bepaald in toepassing van artikel 33 en de lestijden toegekend voor het vorige schooljaar wordt gevoegd bij de beschikbare lestijden; de uitslag van deze optelling wordt verdeeld door het aantal gevraagde lestijden. »

Art. 9.In artikel 31, § 4, van hetzelfde decreet, worden de woorden "Tijdens de in § 3 bedoelde overgangsperiode" afgeschaft.

Art. 10.In artikel 32 van hetzelfde decreet, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd luidend als volgt : « Wanneer, voor ieder cursusgebied gedoceerd in een inrichting, de deling van het aantal lestijden/jaar door het aantal openingsweken van de inrichting niet een geheel getal tot resultaat heeft, wordt dit resultaat afgerond : - tot de lagere eenheid wanneer de eerste decimaal voortvloeiend uit de berekening kleiner is dan 5; - tot de hogere eenheid in de andere gevallen. »

Art. 11.In artikel 34, lid 2, van hetzelfde decreet, worden de woorden "binnen een termijn van zestig kalenderdagen" vervangen door de woorden "binnen een termijn van veertig dagen".

Dotaties voor kunsthumaniora

Art. 12.Artikel 35 van hetzelfde decreet wordt vervangen door : «

Art. 35.Voor de inrichting van de onderwijslestijden bedoeld bij artikel 23 beschikt elke inrichtende macht over een jaarlijkse dotatie aan voor toelage vatbare lestijden, zoals bepaald bij artikel 29, berekend per onderwijsgebied in functie van het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen voor de kunsthumaniora op 1 oktober van het lopend schooljaar. Deze dotatie wordt voorbehouden voor lestijden in het verplicht onderwijs.

De jaarlijkse dotatie aan lestijden wordt als volgt bepaald : 1° op het gebied van muziek : - 280 lestijden/jaar voor complete groepen van vijf leerlingen, voor de leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn voor de tweede graad; - 360 lestijden/jaar voor complete groepen van vier leerlingen, voor de leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn voor de derde graad; 2° op het gebied van de spreek- en theaterkunsten : - 280 lestijden/jaar voor complete groepen van vijf leerlingen, voor de leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn voor de tweede graad; 360 lestijden/jaar voor complete groepen van vier leerlingen, voor de leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn voor de derde graad; 3° op het gebied van de dans : - optie klassieke dans a) 880 lestijden/jaar voor de tweede graad voor groepen van maximum 12 leerlingen;b) 1 120 lestijden/jaar voor de derde graad voor groepen van maximum 12 leerlingen; - optie hedendaagse dans a) 680 lestijden/jaar voor de tweede graad voor groepen van maximum 12 leerlingen;b) 880 lestijden/jaar voor de tweede graad voor groepen van maximum 12 leerlingen. Rationalisatie en programmatie

Art. 13.Artikel 48 van hetzelfde decreet wordt vervangen door : «

Artikel 48.In afwijking van de bepalingen van artikel 44 wordt er een specifieke norm voor rationalisatie en programma per onderwijsgebied vastgelegd voor het behoud en de oprichting van de in artikel 23 bedoelde kunsthumaniora.

De in lid 1 bedoelde rationalisatienorm wordt bepaald op een minimum aantal van vijf leerlingen die op 1 oktober van het lopende schooljaar regelmatig ingeschreven waren voor de Kunsthumaniora, voor het betrokken onderwijsgebied, voor de tweede graad en van vier leerlingen voor de derde graad.

De in lid 1 bedoelde programmatienorm wordt bepaald op een minimum aantal van tien leerlingen die op 1 oktober van het lopende schooljaar regelmatig ingeschreven waren voor de Kunsthumaniora, voor het betrokken onderwijsgebied, voor de tweede graad en van acht leerlingen voor de derde graad.

Wanneer het onderwijsgebied niet meer aan de bij lid 2 bedoelde rationalisatienormen voldoet, weigert de betrokken inrichtende macht elke nieuwe inschrijving en blijft zij de lestijden in te richten om de leerlingen die nog ingeschreven zijn de mogelijkheid te bieden de gekozen cyclus van secundair onderwijs te voltooien. » De ambten van de personeelsleden

Art. 14.In artikel 51, § 3, van hetzelfde decreet worden de 3° en 4° vervangen door : « 3° leraar muziekgeschiedenis - ontleding; » « 4° leraar muziekschrijven - ontleding; ».

Art. 15.In artikel 51, § 5, 4°, van hetzelfde decreet, worden de woorden "leergangen klassieke dans" toegevoegd na de woorden "met de begeleiding op de piano;".

Gesubsidieerde betrekkingen

Art. 16.In artikel 56, 1e lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden "in de artikelen 30, 31 en 37" vervangen door de woorden "in de artikelen 30, 31, 35 en 37".

Art. 17.In artikel 58, 1e lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "in de artikelen 35 en 38" vervangen door de woorden "in artikel 38".

De vereiste en als voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen

Art. 18.Aan artikel 105 van hetzelfde decreet, waarvan de huidige tekst § 1 zal uitmaken, wordt een § 2 toegevoegd, luidend als volgt : « Voor de ambten bedoeld bij § 1, gelden ook als vereist bekwaamheidsbewijs : 1° het diploma geaggregeerde hoger secundair onderwijs zoals bedoeld in het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, in het vak of de specialiteit waarover les wordt gegeven, aangevuld met het bewijs van pedagogische bekwaamheid voor het doceren van bedoeld(e) vak of specialiteit.2° het diploma licentiaat, uitgereikt door een hogere kunstschool, zoals bedoeld bij het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, in het vak of de specialiteit waarover les wordt gegeven, aangevuld met het bewijs van pedagogische bekwaamheid voor het doceren van bedoeld(e) vak of specialiteit. Voor de ambten bedoeld bij § 1, is het diploma van licentiaat, uitgereikt door een Hogere kunstschool, zoals bedoeld bij het voornoemd decreet van 17 mei 1999, voor de specialiteit of vak waarover gedoceerd dient te worden, ook een als voldoend geacht bekwaamheidsbewijs. »

Art. 19.Aan artikel 106 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) bij 3° worden de woorden "3° leraar muziekgeschiedenis en ontleding" vervangen door de woorden "3° leraar muziekgeschiedenis-ontleding";b) bij 3° c), worden de woorden "GPBO muziekgeschiedenis en ontleding" vervangen door de woorden "GPBO muziekgeschiedenis-ontleding";c) bij 4° worden de woorden "4° leraar muziekschrijven en ontleding" vervangen door de woorden "4° leraar muziekschrijven-ontleding";d) bij 4° c), worden de woorden "4° leraar muziekschrijven en ontleding" vervangen door de woorden "4° leraar muziekschrijven-ontleding";e) in artikel 106 van hetzelfde decreet, waarvan de huidige tekst § 1 zal uitmaken, wordt een § 2 toegevoegd, luidend als volgt : « Voor de ambten bedoeld bij § 1, gelden ook als vereist bekwaamheidsbewijs : 1° het diploma geaggregeerde hoger secundair onderwijs zoals bedoeld in het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, in het vak of de specialiteit waarover les wordt gegeven, aangevuld met het bewijs van pedagogische bekwaamheid voor het doceren van bedoeld(e) vak of specialiteit.2° het diploma licentiaat, uitgereikt door een hogere kunstschool, zoals bedoeld bij het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, in het vak of de specialiteit waarover les wordt gegeven, aangevuld met het bewijs van pedagogische bekwaamheid voor het doceren van bedoeld(e) vak of specialiteit. Voor de ambten bedoeld bij § 1, is het diploma van licentiaat, uitgereikt door een Hogere kunstschool, zoals bedoeld bij het voornoemd decreet van 17 mei 1999, voor de specialiteit of vak waarover gedoceerd dient te worden, ook een als voldoend geacht bekwaamheidsbewijs. »

Art. 20.Artikel 106, 5°, van hetzelfde decreet, wordt door de volgende bepaling vervangen : « 5° leraar algemene jazz vorming : a) Vereiste bekwaamheidsbewijzen - diploma hoger kunstonderwijs voor jazz-harmonie aangevuld met een pedagogisch bekwaamheidsbewijs; - diploma hoger kunstonderwijs voor instrument aangevuld met vijf jaar nuttige ervaring en het bewijs van pedagogische bekwaamheid. b) Als voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen - de bekwaamheidsbewijzen opgenomen sub a) zonder het bewijs van pedagogische bekwaamheid; - zes jaar nuttige ervaring. c) Bewijzen van pedagogische bekwaamheid voor het onderwijs GPBO algemene vorming jazz.»

Art. 21.In artikel 106, 7°, van hetzelfde decreet, wordt het woord "jazz" toegevoegd na de woorden "leraar instrumentale opleiding"; het woord "jazz" wordt ook toegevoegd na de woorden "GPBO van de instrumentale opleiding".

Art. 22.In artikel 107 van hetzelfde decreet, waarvan de huidige tekst § 1 zal uitmaken, wordt een § 2 toegevoegd, luidend als volgt : « Voor de ambten bedoeld bij § 1, gelden ook als vereist bekwaamheidsbewijs : 1° het diploma geaggregeerde hoger secundair onderwijs zoals bedoeld in het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, in het vak of de specialiteit waarover les wordt gegeven, aangevuld met het bewijs van pedagogische bekwaamheid voor het doceren van bedoelde specialiteit of vak.2° het diploma licentiaat, uitgereikt door een hogere kunstschool, zoals bedoeld bij het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, in het vak of de specialiteit waarover les wordt gegeven, aangevuld met het bewijs van pedagogische bekwaamheid voor het doceren van bedoeld(e) vak of specialiteit. Voor de ambten bedoeld bij § 1, is het diploma van licentiaat, uitgereikt door een Hogere kunstschool, zoals bedoeld bij het voornoemd decreet van 17 mei 1999, voor de specialiteit of vak waarover gedoceerd dient te worden, ook een als voldoend geacht bekwaamheidsbewijs. »

Art. 23.In artikel 108 van hetzelfde decreet worden de 4° en 5° vervangen door de volgende bepaling : « 4° leraar belast met de begeleiding op de piano van de leergangen klassieke dans : a) Vereiste bekwaamheidsbewijzen - diploma licentiaat, uitgereikt door een hogere kunstschool, zoals bedoeld bij het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, in instrumentale opleiding, optie klavieren/piano, aangevuld met een pedagogisch bekwaamheidsbewijs; - diploma hoger kunstonderwijs voor begeleidende piano, aangevuld met het bewijs van pedagogische bekwaamheid. - diploma hoger kunstonderwijs piano, jazz-piano of jazz-klavieren, aangevuld met het bewijs van pedagogische bekwaamheid. - eindgetuigschrift begeleidende piano, aangevuld met drie jaar nuttige ervaring en het bewijs van pedagogische bekwaamheid. b) Als voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen - de diploma's opgenomen sub a) zonder het bewijs van pedagogische bekwaamheid;c) Bewijzen van pedagogische bekwaamheid voor het onderwijs GPBO begeleidende piano voor de leergangen klassieke dans.5° leraar belast met de begeleiding van de leergangen hedendaagse dans en jazz-dans : a) Vereiste bekwaamheidsbewijzen - diploma licentiaat, uitgereikt door een hogere kunstschool, zoals bedoeld bij het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, in instrumentale opleiding, optie slagwerk, aangevuld met het bewijs van pedagogische bekwaamheid; - diploma hoger kunstonderwijs voor slagwerk en jazz-slagwerk aangevuld met het bewijs van pedagogische bekwaamheid. b) Als voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen - de diploma's opgenomen sub a) zonder het bewijs van pedagogische bekwaamheid;c) Bewijzen van pedagogische bekwaamheid voor het onderwijs GPBO begeleiding leergangen hedendaagse dans en jazz-dans.» Opheffingsbepaling

Art. 24.Artikel 124 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Inwerkingtreding van het decreet.

Art. 25.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2003, met uitzondering van artikel 6 dat op 1 februari 2004 van kracht wordt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 17 juli 2003.

De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugd en Sport, C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten, Letteren en Audiovisuele Sector, D. DUCARME De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, 423 - nr. 1 - Verslag, 423 - nr. 2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 15 juli 2003.

^