gepubliceerd op 18 augustus 2017
Decreet betreffende het onderwijs XXVII
16 JUNI 2017. - Decreet betreffende het onderwijs XXVII (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet betreffende het onderwijs XXVII HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling Artikel I.1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Decreet basisonderwijs Art. II.1. In artikel 3 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het laatst gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, wordt tussen punt 24° en punt 24° bis, een punt 24° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "24° /1 individueel aangepast curriculum : een curriculum waarbij leerdoelen op maat van de leerling met een verslag voor toegang tot buitengewoon onderwijs worden geformuleerd. De leerdoelen op maat van de leerling worden gekozen door de klassenraad in afstemming met de ouders, waar mogelijk de leerling, de CLB-medewerker en in voorkomend geval externe ondersteuners, vertrekkende van de ontwikkelingsdoelen en de leerdoelen die het bereiken van de eindtermen beogen. Dit curriculum kan, indien dit noodzakelijk is voor de leerling, ook gebaseerd worden op de ontwikkelingsdoelen van het buitengewoon onderwijs. Het curriculum wordt naargelang de studievoortgang van de leerling aangepast. Deze leerdoelen moeten worden nagestreefd en beogen de maximale ontplooiing van de leerling en een zo volwaardig mogelijke participatie aan het klas- en schoolgebeuren in de school voor gewoon onderwijs. Leerlingen die een individueel aangepast curriculum volgen komen niet in aanmerking voor het getuigschrift basisonderwijs behoudens wanneer voldaan is aan de voorwaarden van artikel 54;".
Art. II.2. In artikel 13, § 1, 1°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 maart 2009 en vervangen door het decreet van 21 december 2012, wordt het getal "220" vervangen door het getal "250".
Art. II.3. In artikel 29, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, wordt de laatste zin vervangen door wat volgt : "Die keuze kunnen ze uiterlijk op 30 juni van het lopende schooljaar wijzigen voor het volgende schooljaar.".
Art. II.4. In artikel 37undecies, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, vervangen bij het decreet van 21 maart 2014 en gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015 en 17 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden, tussen de zinsnede "leerlingenbegeleiding," en het woord "over", de woorden "binnen een redelijke termijn na de inschrijving" ingevoegd; 2° tussen het eerste lid en het tweede lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "Op basis van het overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, vermeld in het eerste lid, beslist de school binnen een redelijke termijn en uiterlijk 60 kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn.".
Art. II.5. Artikel 43 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2013, wordt vervangen door wat volgt : "
Art. 43.§ 1. Het leergebied Frans is verplicht in het vijfde en zesde jaar gewoon lager onderwijs. Het leergebied Frans kan aangeboden worden vanaf het eerste jaar gewoon lager onderwijs in de scholen van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en, op voorwaarde dat de leerlingen het Nederlands voldoende beheersen, vanaf het derde jaar gewoon lager onderwijs in de scholen buiten het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. § 2. De talen Frans en/of Duits en/of Engels kunnen facultatief aangeboden worden vanaf het derde jaar gewoon lager onderwijs, op voorwaarde dat de leerlingen het Nederlands voldoende beheersen. § 3. Taalinitiaties in het Frans, Engels en Duits behoren facultatief tot het onderwijsaanbod van het gewoon basisonderwijs. § 4. Het in paragraaf 2 en paragraaf 3 bedoelde aanbod wordt bepaald door het schoolbestuur met toepassing van de regelgeving inzake participatie. § 5. De onderwijsinspectie waakt over een kwaliteitsvolle invulling van het taalaanbod, vermeld in dit artikel.".
Art. II.6. In hoofdstuk V van hetzelfde decreet wordt een afdeling 2bis ingevoegd, die luidt als volgt : "Afdeling 2bis. Gebruik van gevalideerde toetsen voor interne kwaliteitszorg".
Art. II.7. In hetzelfde decreet wordt in afdeling 2bis een artikel 44ter ingevoegd, dat luidt als volgt : "
Art. 44ter.Op het einde van het gewoon lager onderwijs neemt de school van elke leerling, vanaf het schooljaar 2017-2018, een gevalideerde toets af voor ten minste twee leergebieden en vanaf het schooljaar 2018-2019 voor ten minste drie leergebieden.
De resultaten van deze toetsafnames zijn gericht op het verkrijgen van informatie op schoolniveau over de mate waarin de leerlingenpopulatie de eindtermen bereikt en ze worden aangewend in het kader van interne kwaliteitszorg. De resultaten kunnen één van de elementen zijn waar de klassenraad rekening mee houdt bij de toekenning van een getuigschrift zoals bepaald in artikel 53.".
Art. II.8. Artikel 53 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 17 juni 2016, wordt vervangen door wat volgt : "
Art. 53.Voor zover haar scholen voldoen aan de voorwaarden, bepaald in de artikelen 45 en 62, kan ieder schoolbestuur, op voordracht en na beslissing van de klassenraad een getuigschrift uitreiken aan de regelmatige leerlingen uit het gewoon lager onderwijs.
De klassenraad oordeelt autonoom welk getuigschrift een leerling krijgt : 1° hetzij een getuigschrift basisonderwijs, dat aangeeft dat de regelmatige leerling in voldoende mate die doelen uit het leerplan die het bereiken van de eindtermen beogen heeft bereikt;2° hetzij, indien de leerling het in punt 1° vermelde getuigschrift basisonderwijs niet krijgt, een getuigschrift dat aangeeft welke doelen de leerling wel bereikt heeft. Het getuigschrift kan slechts uitgereikt worden aan leerlingen die vóór 1 januari van het lopende schooljaar al acht jaar geworden zijn.".
Art. II.9. Artikel 54 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "
Art. 54.§ 1. Aan leerlingen uit het buitengewoon lager onderwijs en aan leerlingen met een individueel aangepast curriculum in het gewoon lager onderwijs kan een getuigschrift basisonderwijs worden uitgereikt indien de voor deze leerlingen vooropgestelde leerdoelen door de onderwijsinspectie als gelijkwaardig worden beschouwd met die van het gewoon lager onderwijs. § 2. De in paragraaf 1 vermelde leerlingen die het getuigschrift basisonderwijs niet krijgen, ontvangen een getuigschrift dat aangeeft welke doelen de leerling wel heeft bereikt.".
Art. II.10. In artikel 55 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 4 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de eerste zin wordt opgeheven;2° in de tweede zin wordt het woord "basisonderwijs" opgeheven. Art. II.11. In artikel 57 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 4 april 2014, worden de woorden "De regering bepaalt de procedure tot aflevering van het getuigschrift basisonderwijs alsook de vorm ervan" vervangen door de woorden "De regering bepaalt de modaliteiten, de vorm en de procedure tot aflevering van de getuigschriften zoals bepaald in artikel 53".
Art. II.12. In artikel 101 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014, wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt : " § 2. De conform paragraaf 1 nieuw opgerichte types van vrije keuze moeten op de eerste schooldag van oktober van het oprichtingsjaar voldoen aan de door de regering vastgelegde rationalisatienormen.".
Art. II.13. In hetzelfde decreet wordt een artikel 139duodecies/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. 139duodecies/1. In afwijking van de bepalingen van artikel 139duodecies en artikel 139terdecies, § 1, wordt de driejarige cyclus 2014-2015 tot en met 2016-2017 waarbij aan scholen een geïntegreerd ondersteuningsaanbod gelijke onderwijskansen wordt toegekend, verlengd tot en met het schooljaar 2017-2018 met behoud voor elke school van het aantal bijkomende lestijden.".
Art. II.14. Aan hoofdstuk XI van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016, wordt een afdeling 4 toegevoegd, die luidt als volgt : "Afdeling 4. Invoering van regionale ondersteuningsnetwerken in het basis- en secundair onderwijs
Art. 172quinquies.§ 1. Met het oog op de invoering van ondersteuningsnetwerken in het basis- en secundair onderwijs kent de Vlaamse Regering jaarlijks binnen de beschikbare budgettaire ruimte personeelsomkadering onder de vorm van begeleidingseenheden, lestijden, lesuren en uren toe aan het buitengewoon onderwijs. Het betreft : 1° 32.587 begeleidingseenheden, waarvan 21.029 voor het basisonderwijs en 11.558 voor het secundair onderwijs; 2° enerzijds de lestijden en uren, in toepassing van artikel 173septies van dit decreet en anderzijds de lesuren en uren in toepassing van artikel 314/5 van de Codex Secundair Onderwijs;3° het extra budget ten belope van 2120 lestijden voor het basisonderwijs en 1410 lesuren voor het secundair onderwijs en 2168 uren, waarvan 1302 voor het basisonderwijs en 886 voor het secundair onderwijs. Begeleidingseenheden kunnen naargelang de aard van de ondersteuning die nodig is, omgezet worden in lestijden, lesuren en uren.
De lestijden, respectievelijk de lesuren, en uren, inclusief de omgezette begeleidingseenheden, worden voor scholen buitengewoon basisonderwijs beschouwd als extra lestijden en extra uren, zoals bedoeld in artikel 3, 14° en 14° bis, van dit decreet, en voor scholen buitengewoon secundair onderwijs als extra lesuren en uren. § 2. Op het totaal van de middelen, vermeld in paragraaf 1, 1° tot en met 3°, wordt jaarlijks een pakket aan begeleidingseenheden afgehouden voor de ondersteuning in het gewoon basis- of secundair onderwijs van leerlingen met een inschrijvingsverslag type 2, 4, 6 of 7 auditieve beperking, waarover ze beschikken omdat ze, voor het basisonderwijs, vallen onder de toepassing van artikel 16, § 2, van dit decreet of, voor het secundair onderwijs, vallen onder de toepassing van artikel 352, § 2, van de Codex Secundair Onderwijs en leerlingen met een gemotiveerd verslag of een verslag type 2, 4, 6 of 7 auditieve beperking, die voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 2°, 4° en 6°, van dit decreet, en artikel 10, § 1, eerste lid, 7°, van het voormelde decreet wat betreft een auditieve beperking of artikel 259, § 1, 2°, 4° en 6°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, en artikel 259, § 1, 7°, van dezelfde codex, wat betreft een auditieve beperking.
De voorafname gebeurt naar rato van de procentuele toename of afname van het aantal leerlingen van de in het vorige lid vermelde types, die op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar zijn ingeschreven in een school voor gewoon onderwijs, in vergelijking met deze op de eerste schooldag van oktober 2016, voor wie in het schooljaar 2017-2018 in een pakket ten belope van 14.804 begeleidingseenheden wordt voorzien.
De begeleidingseenheden worden door de Vlaamse Regering toegewezen aan de scholen voor buitengewoon onderwijs en worden aangewend om netoverstijgend de ondersteuningsvragen van scholen en centra gewoon onderwijs met betrekking tot leerlingen type 2, 4, 6 en 7 auditieve beperking te beantwoorden. § 3. Het budget, vermeld in paragraaf 1, verminderd met de jaarlijkse voorafname, vermeld in paragraaf 2, wordt door de Vlaamse Regering toegewezen aan ondersteuningsnetwerken en volledig toegekend aan de scholen buitengewoon onderwijs, voor de ondersteuning in het gewoon basis- of secundair onderwijs van leerlingen met een inschrijvingsverslag waarover ze beschikken omdat ze, voor het basisonderwijs, vallen onder de toepassing van artikel 16, § 2, van dit decreet of, voor het secundair onderwijs, vallen onder de toepassing van artikel 352, § 2, van de Codex Secundair Onderwijs en leerlingen met een gemotiveerd verslag of een verslag type basisaanbod, 3, 9 of 7 spraak- of taalstoornis, die voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 1°, 3° en 8°, van dit decreet, en artikel 10, § 1, eerste lid, 7°, van het voormelde decreet wat betreft een spraak- of taalstoornis of artikel 259, § 1, 1°, 3° en 8°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, en artikel 259, § 1, 7°, van dezelfde codex, wat betreft een spraak- of taalstoornis, waarbij : 1° 70 % wordt verdeeld op basis van het leerlingenaantal op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar van de scholen en centra voor gewoon onderwijs van het ondersteuningsnetwerk;2° 30 % wordt verdeeld op basis van het gemiddeld aantal leerlingen met een verslag, gemotiveerd verslag of inschrijvingsverslag in de scholen en centra voor gewoon onderwijs van het ondersteuningsnetwerk op de eerste schooldag van februari van de zes voorafgaande schooljaren;3° in afwijking van punt 2° gelden als teldata : a) voor het schooljaar 2017-2018 : de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2011-2012 tot en met 2016-2017;b) voor het schooljaar 2018-2019 : de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2012-2013 tot en met 2016-2017 en de eerste schooldag van februari van het schooljaar 2017-2018;c) voor het schooljaar 2019-2020 : de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2013-2014 tot en met 2016-2017 en de eerste schooldag van februari van de schooljaren 2017-2018 en 2018-2019. Voor de middelen, vermeld in paragraaf 1, 2°, gebeurt deze verdeling afzonderlijk voor het basisonderwijs en voor het secundair onderwijs.
Scholen voor gewoon en buitengewoon onderwijs delen uiterlijk op 30 juni 2017 aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten mee met welke scholen zij op dit moment samenwerken in het kader van gon, ion en waarborg in functie van de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, en bij welk ondersteuningsnetwerk ze voor het schooljaar 2017-2018 aansluiten. Daarna moeten wijzigingen aan de samenstelling jaarlijks uiterlijk op 1 maart van het voorafgaande schooljaar meegedeeld worden.
Voor de vorming van de ondersteuningsnetwerken wordt maximaal ingezet op samenwerking met scholen van andere netten. Deze samenwerking kan minimaal volgende vormen aannemen : a) scholen kunnen indien ze dit wensen, opteren voor ondersteuning door een ondersteuningsnetwerk van een ander net;b) het versterken van de internettensamenwerking. Voor het gesubsidieerd officieel onderwijs en het GO!-onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap maken de inrichtende machten tegen 1 januari 2018 sluitende afspraken over logische regionale gebieden waarbinnen er slechts een ondersteuningsnetwerk actief is en waarbij binnen die regio alle officiële scholen zich aansluiten en die over ondersteuning en begeleiding in het kader van ondersteuning van kinderen met specifieke onderwijsbehoeften, afspraken kunnen maken met eender welk ander ondersteuningsnetwerk.
In het kader van deze afspraken kunnen scholen buitengewoon onderwijs middelen overdragen aan scholen buitengewoon onderwijs van een ondersteuningsnetwerk dat behoort tot een ander onderwijsnet. § 4. Het globale verlies op het niveau van een onderwijsnet ten gevolge van de berekeningswijze, vermeld in paragraaf 3, in vergelijking met de situatie op niveau van een onderwijsnet van waarborg en begeleidingseenheden gon, met uitzondering van de doelgroepen, bedoeld in paragraaf 2, in het schooljaar 2016-2017, wordt gecompenseerd voor een transitieperiode van de drie schooljaren 2017-2018, 2018-2019 en 2019-2020 bij wijze van een garantiefonds, door het aandeel van de scholen en centra van het stijgende onderwijsnet procentueel te verminderen en het aandeel van de scholen en centra van het dalende onderwijsnet procentueel te vermeerderen naar rato van het vastgestelde verlies van het dalende onderwijsnet.
De middelen die het dalende onderwijsnet op die wijze ontvangt, vallen onder de regie van dat onderwijsnet om de verliezen in het buitengewoon onderwijs te compenseren zodat er geen verlies is aan tewerkstelling en ondersteuning die vandaag bestaat. Deze middelen worden tijdens de transitieperiode ingezet voor de verdere ondersteuning van scholen en centra in het gewoon onderwijs van de onderwijsnetten. § 5. Voor ondersteuningsnetwerken die netoverstijgend zijn samengesteld fungeert de gemeenschappelijke vergadering, vermeld in paragraaf 9, als commissie. Voor het gesubsidieerd vrij onderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs en het GO!-onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap wordt telkens een commissie opgericht die in een gelijke vertegenwoordiging is samengesteld uit leden van het GO!-onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap respectievelijk de representatieve verenigingen van inrichtende machten en de representatieve groeperingen van personeelsverenigingen aangesloten bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde syndicale organisatie. In de schoot van de commissie voor het gesubsidieerd vrij onderwijs kan voor een of meer groepen binnen het gesubsidieerd vrij onderwijs anders dan het gesubsidieerd vrij katholiek onderwijs, een subcommissie opgericht worden. Bij de toewijzing wordt rekening gehouden met volgende criteria : er mag geen verlies aan tewerkstelling en bestaande ondersteuning zijn zodat de verschuivingen zo maximaal mogelijk op een natuurlijke manier tot stand komen.
De Vlaamse Regering wijst de omkadering, vermeld in paragraaf 3 en 4, toe aan de ondersteuningsnetwerken op voorstel van de commissies, vermeld in het eerste lid, en kent de omkadering toe aan de scholen voor buitengewoon onderwijs. De commissies houden bij hun voorstellen tijdens de transitieperiode rekening met de beoogde ondersteuning van de ondersteuningsnetwerken, zoals bepaald overeenkomstig paragraaf 3.
In afwijking hiervan worden van de in paragraaf 1, 1°, vermelde 32.587 begeleidingseenheden 17.783 begeleidingseenheden door de Vlaamse Regering rechtstreeks terug verdeeld naar de scholen voor buitengewoon onderwijs die in het schooljaar 2016-2017 begeleidingen deden in het kader van het geïntegreerd onderwijs naar rato van : 1° 100 % in het schooljaar 2017-2018;2° 66 % in het schooljaar 2018-2019;3° 33 % in het schooljaar 2019-2020. Het aandeel begeleidingseenheden waarover de commissies in de schooljaren 2018-2019 en 2019-2020 bevoegd worden, worden uitgedrukt in lestijden, lesuren en uren. § 6. Het personeelslid dat in een betrekking wordt aangesteld op basis van de lestijden, lesuren of uren als vermeld in het laatste lid van paragraaf 1, wordt steeds aangesteld als tijdelijk personeelslid voor bepaalde duur. De bepalingen van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs of het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs zijn, naargelang van het geval, van toepassing op deze aanstelling, met uitzondering van de volgende bepalingen : 1° de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling.Het schoolbestuur van de school waar de betrekking wordt opgericht, kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Deze aanstelling gebeurt steeds met instemming van het ter beschikking gestelde personeelslid en is, naargelang van het geval, een reaffectatie, een wedertewerkstelling of een tewerkstelling. Indien deze aanstelling een tewerkstelling is, dan wordt ze beschouwd als een wedertewerkstelling; 2° het schoolbestuur van de school waaraan de betrekking wordt toegewezen, is niet verplicht om in de betrekking een personeelslid aan te stellen dat het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven, overeenkomstig artikelen 21 en 21bis van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs of artikelen 23 en 23bis van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs, naargelang van het geval;3° de betrekking kan niet vacant worden verklaard.Het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in de betrekking. § 7. De afspraken die samenwerkende scholen in dit project maken betreffende de inzetbaarheid van de personeelsleden, vallen onder de toepassing van artikel 12quater van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs en artikel 17quater van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs. § 8. In afwijking van artikel 8 tot en met artikel 15, artikel 16bis tot en met artikel 20, en artikel 22 tot en met artikel 23 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende de opdracht van het personeel in het basisonderwijs geldt voor het onderwijzend personeel, het paramedisch personeel, het medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel dat aangesteld wordt in een betrekking in het buitengewoon basisonderwijs tijdens het schooljaar 2017-2018 tot en met 2019-2020 een hoofdopdracht van 22 lestijden en een schoolopdracht van 26 klokuren.
De hoofdopdracht bestaat in de ondersteuning van het onderwijzend personeel en van het kind dat de ondersteuning nodig heeft in het gewoon onderwijs.
De tijd die nodig is voor professionalisering, overleg en samenwerking, coördinatietaken en dienstverplaatsingen maakt deel uit van de schoolopdracht.
Middelen binnen een ondersteuningsnetwerk die niet rechtstreeks worden aangewend voor leerling- of leerkrachtgerichte ondersteuning moeten worden verantwoord en goedgekeurd door alle lokale onderhandelingscomités van de betrokken scholen.
In het kader van de uitwerking van dit decreet zullen de competentiebegeleiders, vermeld in artikel VI.1 van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, in hun taakstelling bijzondere aandacht besteden aan de opdracht, vermeld in paragraaf 2, punt 4°, door hen effectief in te zetten om in de ondersteuningsnetwerken te werken aan expertiseontwikkeling. § 9. Een stuurgroep die wordt opgericht in de schoot van deze gemeenschappelijke vergadering van het Sectorcomité X - Onderwijs (Vlaamse Gemeenschap), het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling 2 - onderafdeling `Vlaamse Gemeenschap' en het Overkoepelend onderhandelingscomité gesubsidieerd vrij onderwijs, staat in voor de voorbereiding, opvolging en aansturing van de invoering van ondersteuningsnetwerken. De onderwijsinspectie en administratie zullen toezicht houden op de toekenning en aanwending van de middelen voor personeelsomkadering, vermeld in paragraaf 1, op de werking van de ondersteuningsnetwerken, de coördinatie en de aansturing van de teams en op de kwaliteit van de ondersteuning op niveau van het effect voor leraren, lerarenteams en leerlingen. § 10. De overheid zal een grondige evaluatie en monitoring doorvoeren waarvan de resultaten op 1 september 2019 beschikbaar zijn. Deze evaluatie zal uitgevoerd worden in samenspraak met de stuurgroep, vermeld in paragraaf 9, door een onafhankelijke commissie van experten en academici en heeft onder meer betrekking op : 1° het gehanteerde verdelingsmechanisme;2° de personeelseffecten;3° de ondersteuning in de klas voor de leerling en de leerkracht en de leerlingenbewegingen; 4° de doelmatige aanwending van de middelen.".
Art. II.15. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2017.
Artikel II.3 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2017.
Artikel II.2 treedt in werking op 1 september 2018. HOOFDSTUK 3. -Secundair onderwijs Afdeling 1. - Codex Secundair Onderwijs
Art. III.1. In artikel 3 van de Codex Secundair Onderwijs, het laatst gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een punt 15° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt : "15° /2 individueel aangepast curriculum : een curriculum waarbij leerdoelen op maat van de leerling met een verslag voor toegang tot buitengewoon onderwijs worden geformuleerd.De leerdoelen op maat van de leerling worden gekozen door de klassenraad in afstemming met de ouders, waar mogelijk de leerling, de CLB-medewerker en in voorkomend geval externe ondersteuners, vertrekkende van het geheel van de leerdoelen van de betrokken opleiding. Dit curriculum kan, indien dit noodzakelijk is voor de leerling, gebaseerd worden op de ontwikkelingsdoelen van het buitengewoon onderwijs of op de opleidingsprofielen van opleidingsvorm 3. Het curriculum wordt naargelang de studievoortgang van de leerling aangepast. Deze leerdoelen moeten worden nagestreefd, en beogen de maximale ontplooiing van de leerling en een zo volwaardig mogelijke participatie aan het klas- en schoolgebeuren in de school voor gewoon onderwijs. Daarnaast beoogt dit curriculum ook ofwel de participatie aan de maatschappij, eventueel in een omgeving waar in ondersteuning voorzien is, ofwel de arbeidsdeelname in een omgeving waar in ondersteuning voorzien is, ofwel de tewerkstelling in een werkomgeving waar in ondersteuning voorzien is, ofwel de tewerkstelling in het gewone arbeidsmilieu, ofwel de verdere studies. Leerlingen die een individueel aangepast curriculum volgen komen niet in aanmerking voor de reguliere studiebewijzen van het gewoon voltijds secundair onderwijs, behoudens wanneer voldaan is aan de voorwaarden van artikel 115, § 1, derde lid;"; 2° er wordt een punt 40° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "40° /1 sociaal maatschappelijke training : een buitenschoolse training voor leerlingen van opleidingsvorm 1 met als doel ervaring op te doen met het oog op een zinvolle dagbesteding in het kader van wonen en vrije tijd, maar niet om beroepservaring op te doen gericht op latere betaalde of onbetaalde arbeid;".
Art. III.2. In artikel 98, § 1, eerste lid, van dezelfde codex wordt de laatste zin vervangen door wat volgt : "Die keuze kunnen ze uiterlijk op 30 juni van het lopende schooljaar wijzigen voor het volgende schooljaar.".
Art. III.3. Aan artikel 110/9 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011 en vervangen bij het decreet van 25 april 2014, wordt een paragraaf 9 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 9. In geen enkel structuuronderdeel van het voltijds gewoon secundair onderwijs dat behoort tot een graad of onderwijsvorm waarvoor aan de school een minimumpakket is toegekend, kan tijdens het schooljaar van toekenning de inschrijving van een leerling worden geweigerd op basis van capaciteit of volzetverklaring als vermeld in dit artikel.".
Art. III.4. In artikel 110/11, § 2, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, vervangen bij het decreet van 21 maart 2014 en gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015 en 17 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt tussen de zinsnede "centrum voor leerlingenbegeleiding," en de zinsnede "over de aanpassingen", de zinsnede "binnen een redelijke termijn na de inschrijving", ingevoegd; 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "Op basis van het overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, vermeld in het eerste lid, beslist de school binnen een redelijke termijn na de inschrijving en uiterlijk binnen 60 kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn.".
Art. III.5. In artikel 136/1, eerste lid, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2011, vervangen bij het decreet van 19 juni 2015 en gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleiding van het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : "De bepaling van artikel 252, § 1, a), 2), voor wat het voltijds secundair onderwijs betreft, sluit niet uit dat een deel van de vorming van het leerjaar waarin de leerling is ingeschreven, wordt verstrekt door leraars van een andere school voor voltijds gewoon secundair onderwijs, dan de school waarin de leerling is ingeschreven voor voltijds gewoon secundair onderwijs of buitengewoon secundair onderwijs en dit op een vestigingsplaats van die andere school.Indien van deze mogelijkheid tot samenwerking gebruik wordt gemaakt, dan zijn de volgende voorwaarden van toepassing :"; 2° in het eerste lid wordt punt 7° vervangen door wat volgt : "7° als het een leerling betreft van het buitengewoon secundair onderwijs die de lessen bijwoont in het gewoon secundair onderwijs, kan die maximaal op schooljaarbasis gemiddeld halftijds een deel van de vorming bijwonen in het gewoon onderwijs, maximaal op schooljaarbasis gemiddeld gedurende de helft van de wekelijkse lesuren van het structuuronderdeel van het buitengewoon onderwijs waarvoor hij is ingeschreven;".
Art. III.6. In artikel 171 van dezelfde codex wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : "Onder scholen in opbouw wordt verstaan scholen die tijdens aaneensluitende schooljaren hun onderwijsaanbod uitbreiden hetzij leerjaar per leerjaar, hetzij met meer leerjaren gelijktijdig.".
Art. III.7. In artikel 175, § 3, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 19 juli 2013, wordt punt 1° vervangen door wat volgt : "1° de splitsing wordt onmiddellijk voorafgegaan door een fusie van scholen die elk de toepasbare rationalisatienorm bereiken en past op die manier in een herstructurering die niet resulteert in een groter aantal scholen;".
Art. III.8. Aan artikel 178, eerste lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 19 juli 2013, wordt de volgende zin toegevoegd : "De Vlaamse Regering kan voor een individuele school de voorwaarde opheffen die aan de programmatie van een dergelijk structuuronderdeel is gekoppeld als het een school betreft die in oprichting is zonder dat dat het gevolg is van een herstructurering van bestaande scholen.".
Art. III.9. In artikel 179, eerste lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 17 juni 2016, wordt punt 1° vervangen door wat volgt : "1° in de school of in een andere school van de scholengemeenschap wordt tegelijkertijd een ander structuuronderdeel opgeheven. Dat ander structuuronderdeel kan noch een vrij programmeerbaar structuuronderdeel noch het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers zijn;".
Art. III.10. Aan artikel 206, § 1, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 19 juli 2013, wordt in het eerste lid de volgende zin toegevoegd : "De school waarnaar wordt overgeheveld mag geen school zijn die moet fuseren of afbouwen omdat de toepasbare rationalisatienorm niet wordt bereikt.".
Art. III.11. In dezelfde codex wordt een artikel 231/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "
Art. 231/1.In afwijking van de bepalingen van de artikelen 226, 227, § 1, en 231, § 1, wordt de driejarige cyclus 2014-2015 tot en met 2016-2017 waarbij aan scholen een geïntegreerd ondersteuningsaanbod gelijke onderwijskansen, eerste graad, wordt toegekend, verlengd tot en met het schooljaar 2017-2018 met behoud voor elke school van het aantal betrokken extra uren-leraar.".
Art. III.12. In dezelfde codex wordt een artikel 241/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "
Art. 241/1.In afwijking van de bepalingen van de artikelen 234, 235, § 1, en 240, § 1, wordt de driejarige cyclus 2014-2015 tot en met 2016-2017 waarbij aan scholen een geïntegreerd ondersteuningsaanbod gelijke onderwijskansen, tweede en derde graad, wordt toegekend, verlengd tot en met het schooljaar 2017-2018 met behoud voor elke school van het aantal betrokken extra uren-leraar/puntenwaarden.".
Art. III.13. In artikel 260/1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 17 juni 2016, wordt de inleidende zinsnede "De bepaling van artikel 252, § 1, a), 2), voor wat het buitengewoon secundair onderwijs betreft," vervangen door de zinsnedes "De leerling die voldoet aan de toelatingsvoorwaarden moet om regelmatige leerling te zijn, van zodra met de effectieve lesbijwoning wordt gestart, de vorming van het structuuronderdeel waar hij is ingeschreven volledig en daadwerkelijk volgen in de school waar hij is ingeschreven, behalve in geval van gewettigde afwezigheid. De leerling die niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt een vrije leerling. Regelmatige leerling zijn in een bepaalde school,".
Art. III.14. In artikel 293 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 21 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt in de tweede zin de zinsnede "er voor deze leerling uit opleidingsvorm 1 of opleidingsvorm 2 geen plaats is in een voorziening van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap" vervangen door de zinsnede "deze leerling uit opleidingsvorm 1 of opleidingsvorm 2 nog niet beschikt over een persoonsvolgend budget waarmee de gewenste dagondersteuning effectief is opgestart in het kader van het systeem van de persoonsvolgende financiering voor meerderjarigen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap";2° in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : "Een klassenraad kan de verlengingsaanvraag, vermeld in het eerste lid, ofwel accepteren ofwel weigeren.De klassenraad kan daarbij ofwel voorrang geven aan leerlingen met een eerste aanvraag tot verlenging op leerlingen met een tweede of een nog verdere verlengingsaanvraag, ofwel voorrang geven aan leerlingen met een context die meer ondersteuning noodzaakt boven leerlingen die een context hebben die minder ondersteuning noodzaakt. Leerlingen over wie de klassenraad een positieve beslissing neemt, voldoen aan de toelatingsvoorwaarden inzake de leeftijd. Leerlingen over wie een negatieve beslissing wordt genomen, voldoen niet aan de toelatingsvoorwaarden inzake leeftijd.
Een leerling voor wie de gewenste ondersteuning in het kader van het systeem van de persoonsvolgende financiering voor meerderjarigen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap effectief opgestart is, komt niet in aanmerking voor verlengingen. Als de verlenging al aangevangen was voor de gewenste ondersteuning kon opstarten, kan de leerling ook verder ingeschreven blijven en zijn schooljaar afwerken, na de opstart van de gewenste ondersteuning, als de betrokken personen beoordelen dat het haalbaar is."; 3° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen door wat volgt : "Een klassenraad kan ook beslissen om nooit verlengingen zoals hiervoor vermeld toe te staan.Als dit het geval is, neemt de school dat op in het schoolreglement."; 4° in paragraaf 2, 3°, worden tussen de woorden "voor het eerst" en de woorden "in het buitengewoon onderwijs" de woorden "of opnieuw" ingevoegd;5° in paragraaf 3 wordt de zinsnede "op basis van een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs of die toegelaten worden tot het geïntegreerd onderwijs op basis van paragraaf 2 van artikel 110/11" opgeheven. Art. III.15. In artikel 314/1, § 1, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2011 en gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, worden de jaartallen "2014-2015, 2015-2016 en 2016-2017" vervangen door de jaartallen "2014-2015, 2015-2016, 2016-2017 en 2017-2018".
Art. III.16. In artikel 314/4 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2011 en gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, wordt het jaartal "2017" vervangen door het jaartal "2018".
Art. III.17. Aan deel V, titel 2, hoofdstuk 3, afdeling 1, van dezelfde codex wordt een onderafdeling 3/4 toegevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 3/4. Invoering van regionale ondersteuningsnetwerken in het basis- en secundair onderwijs
Art. 314/8.§ 1. Met het oog op de invoering van ondersteuningsnetwerken in het basis- en secundair onderwijs kent de Vlaamse Regering jaarlijks binnen de beschikbare budgettaire ruimte personeelsomkadering onder de vorm van begeleidingseenheden, lestijden, lesuren en uren toe aan het buitengewoon onderwijs. Het betreft : 1° 32.587 begeleidingseenheden, waarvan 21.029 voor basisonderwijs en 11.558 voor het secundair onderwijs; 2° enerzijds de lestijden en uren, in toepassing van artikel 173septies van het decreet basisonderwijs en anderzijds de lesuren en uren in toepassing van artikel 314/5 van deze codex;3° het extra budget ten belope van 2120 lestijden voor het basisonderwijs en 1410 lesuren voor het secundair onderwijs en 2168 uren, waarvan 1302 voor het basisonderwijs en 886 voor het secundair onderwijs. Begeleidingseenheden kunnen naargelang de aard van de ondersteuning die nodig is, omgezet worden in lestijden, lesuren en uren.
De lestijden, respectievelijk de lesuren, en uren, inclusief de omgezette begeleidingseenheden, worden voor scholen buitengewoon basisonderwijs beschouwd als extra lestijden en extra uren, zoals bedoeld in artikel 3, 14° en 14° bis, van het decreet basisonderwijs, en voor scholen buitengewoon secundair onderwijs als extra lesuren en uren. § 2. Op het totaal van de middelen, vermeld in paragraaf 1, 1° tot en met 3°, wordt jaarlijks een pakket aan begeleidingseenheden afgehouden voor de ondersteuning in het gewoon basis- of secundair onderwijs van leerlingen met een inschrijvingsverslag type 2, 4, 6 of 7 auditieve beperking, waarover ze beschikken omdat ze, voor het basisonderwijs, vallen onder de toepassing van artikel 16, § 2, van het decreet basisonderwijs of, voor het secundair onderwijs, vallen onder de toepassing van artikel 352, § 2, van deze codex en leerlingen met een gemotiveerd verslag of een verslag type 2, 4, 6 of 7 auditieve beperking, die voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 2°, 4° en 6°, van het decreet basisonderwijs, en artikel 10, § 1, eerste lid, 7°, van het voormelde decreet wat betreft een auditieve beperking of artikel 259, § 1, 2°, 4° en 6°, van deze codex, en artikel 259, § 1, 7°, van dezelfde codex, wat betreft een auditieve beperking.
De voorafname gebeurt naar rato van de procentuele toename of afname van het aantal leerlingen van de in het vorige lid vermelde types, die op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar zijn ingeschreven in een school voor gewoon onderwijs, in vergelijking met deze op de eerste schooldag van oktober 2016, voor wie in het schooljaar 2017-2018 in een pakket ten belope van 14.804 begeleidingseenheden wordt voorzien.
De begeleidingseenheden worden door de Vlaamse Regering toegewezen aan de scholen voor buitengewoon onderwijs, en worden aangewend om netoverstijgend de ondersteuningsvragen van scholen en centra gewoon onderwijs met betrekking tot leerlingen type 2, 4, 6 en 7 auditieve beperking te beantwoorden. § 3. Het budget, vermeld in paragraaf 1, verminderd met de jaarlijkse voorafname vermeld in paragraaf 2, wordt door de Vlaamse Regering toegewezen aan ondersteuningsnetwerken en volledig toegekend aan de scholen buitengewoon onderwijs, voor de ondersteuning in het gewoon basis- of secundair onderwijs van leerlingen met een inschrijvingsverslag waarover ze beschikken omdat ze, voor het basisonderwijs, vallen onder de toepassing van artikel 16, § 2, van het decreet basisonderwijs of, voor het secundair onderwijs, vallen onder de toepassing van artikel 352, § 2, van deze codex en leerlingen met een gemotiveerd verslag of een verslag type basisaanbod, 3, 9 of 7 spraak- of taalstoornis, die voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 1°, 3° en 8°, van het decreet basisonderwijs, en artikel 10, § 1, eerste lid, 7°, van het voormelde decreet wat betreft een spraak- of taalstoornis of artikel 259, § 1, 1°, 3° en 8°, van deze codex, en artikel 259, § 1, 7°, van dezelfde codex, wat betreft een spraak- of taalstoornis, waarbij : 1° 70 % wordt verdeeld op basis van het leerlingenaantal op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar van de scholen en centra voor gewoon onderwijs van het ondersteuningsnetwerk;2° 30 % wordt verdeeld op basis van het gemiddeld aantal leerlingen met een verslag, gemotiveerd verslag of inschrijvingsverslag in de scholen en centra voor gewoon onderwijs van het ondersteuningsnetwerk op de eerste schooldag van februari van de zes voorafgaande schooljaren;3° in afwijking van punt 2° gelden als teldata : a) voor het schooljaar 2017-2018 : de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2011-2012 tot en met 2016-2017;b) voor het schooljaar 2018-2019 : de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2012-2013 tot en met 2016-2017 en de eerste schooldag van februari van het schooljaar 2017-2018;c) voor het schooljaar 2019-2020 : de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2013-2014 tot en met 2016-2017 en de eerste schooldag van februari van de schooljaren 2017-2018 en 2018-2019. Voor de middelen, vermeld in paragraaf 1, 2°, gebeurt deze verdeling afzonderlijk voor het basisonderwijs en voor het secundair onderwijs.
Scholen voor gewoon en buitengewoon onderwijs delen uiterlijk op 30 juni 2017 aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten mee met welke scholen zij op dit moment samenwerken in het kader van gon, ion en waarborg in functie van de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, en bij welk ondersteuningsnetwerk ze voor het schooljaar 2017-2018 aansluiten. Daarna moeten wijzigingen aan de samenstelling jaarlijks uiterlijk op 1 maart van het voorafgaande schooljaar worden meegedeeld.
Voor de vorming van de ondersteuningsnetwerken wordt maximaal ingezet op samenwerking met scholen van andere netten. Deze samenwerking kan minimaal volgende vormen aannemen : a) scholen kunnen indien ze dit wensen, opteren voor ondersteuning door een ondersteuningsnetwerk van een ander net;b) het versterken van de internettensamenwerking. Voor het gesubsidieerd officieel onderwijs en het GO!-onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap maken de inrichtende machten tegen 1 januari 2018 sluitende afspraken over logische regionale gebieden waarbinnen er slechts een ondersteuningsnetwerk actief is en waarbij binnen de regio alle officiële scholen zich aansluiten en die over ondersteuning en begeleiding in het kader van ondersteuning van kinderen met specifieke onderwijsbehoeften, afspraken kunnen maken met eender welk ander ondersteuningsnetwerk.
In het kader van deze afspraken kunnen scholen van buitengewoon onderwijs middelen overdragen aan scholen buitengewoon onderwijs van een ondersteuningsnetwerk dat behoort tot een ander onderwijsnet. § 4. Het globale verlies op het niveau van een onderwijsnet ten gevolge van de berekeningswijze, vermeld in paragraaf 3, in vergelijking met de situatie op niveau van een onderwijsnet van waarborg en begeleidingseenheden gon, met uitzondering van de doelgroepen, bedoeld in paragraaf 2, in het schooljaar 2016-2017, wordt gecompenseerd voor een transitieperiode van de drie schooljaren 2017-2018, 2018-2019 en 2019-2020 bij wijze van een garantiefonds, door het aandeel van de scholen en centra van het stijgende onderwijsnet procentueel te verminderen en het aandeel van de scholen en centra van het dalende onderwijsnet procentueel te vermeerderen naar rato van het vastgestelde verlies van het dalende onderwijsnet.
De middelen die het dalende onderwijsnet op die wijze ontvangt, vallen onder de regie van dat onderwijsnet om de verliezen in het buitengewoon onderwijs te compenseren zodat er geen verlies is aan tewerkstelling en ondersteuning die vandaag bestaat. Deze middelen worden tijdens de transitieperiode ingezet voor de verdere ondersteuning van scholen en centra in het gewoon onderwijs van de onderwijsnetten. § 5. Voor ondersteuningsnetwerken die netoverstijgend zijn samengesteld fungeert de gemeenschappelijke vergadering, vermeld in § 9, als commissie. Voor het gesubsidieerd vrij onderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs en het GO!-onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, wordt telkens een commissie opgericht die in een gelijke vertegenwoordiging is samengesteld uit leden van het GO!-onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap respectievelijk de representatieve verenigingen van inrichtende machten en de representatieve groeperingen van personeelsverenigingen aangesloten bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde syndicale organisatie. In de schoot van de commissie voor het gesubsidieerd vrij onderwijs kan voor een of meer groepen binnen het gesubsidieerd vrij onderwijs anders dan het gesubsidieerd vrij katholiek onderwijs, een subcommissie opgericht worden. Bij de toewijzing wordt rekening gehouden met de volgende criteria : er mag geen verlies aan tewerkstelling en bestaande ondersteuning zijn zodat de verschuivingen zo maximaal mogelijk op een natuurlijke manier tot stand komen.
De Vlaamse Regering wijst de omkadering, vermeld in paragraaf 3 en paragraaf 4, toe aan de ondersteuningsnetwerken op voorstel van de commissies, vermeld in het eerste lid, en kent de omkadering toe aan de scholen voor buitengewoon onderwijs. De commissies houden bij hun voorstellen tijdens de transitieperiode rekening met de beoogde ondersteuning van de ondersteuningsnetwerken, zoals bepaald overeenkomstig paragraaf 3.
In afwijking hiervan worden van de in paragraaf 1, 1°, vermelde 32.587 begeleidingseenheden 17.783 begeleidingseenheden door de Vlaamse Regering rechtstreeks terug verdeeld naar de scholen voor buitengewoon onderwijs die in het schooljaar 2016-2017 begeleidingen deden in het kader van het geïntegreerd onderwijs naar rato van : 1° 100 % in het schooljaar 2017-2018;2° 66 % in het schooljaar 2018-2019;3° 33 % in het schooljaar 2019-2020. Het aandeel begeleidingseenheden waarover de commissies in de schooljaren 2018-2019 en 2019-2020 bevoegd worden, worden uitgedrukt in lestijden, lesuren en uren. § 6. Het personeelslid dat in een betrekking wordt aangesteld op basis van de lestijden, lesuren of uren als vermeld in het laatste lid van paragraaf 1, wordt steeds aangesteld als tijdelijk personeelslid voor bepaalde duur. De bepalingen van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs of het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs zijn, naargelang van het geval, van toepassing op deze aanstelling, met uitzondering van de volgende bepalingen : 1° de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling.Het schoolbestuur van de school waar de betrekking wordt opgericht, kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Deze aanstelling gebeurt steeds met instemming van het ter beschikking gestelde personeelslid en is, naargelang van het geval, een reaffectatie, een wedertewerkstelling of een tewerkstelling. Indien deze aanstelling een tewerkstelling is, dan wordt ze beschouwd als een wedertewerkstelling; 2° het schoolbestuur van de school waaraan de betrekking wordt toegewezen, is niet verplicht om in de betrekking een personeelslid aan te stellen dat het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven, overeenkomstig artikelen 21 en 21bis van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs of artikelen 23 en 23bis van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs, naargelang van het geval;3° de betrekking kan niet vacant worden verklaard.Het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in de betrekking. § 7. De afspraken die samenwerkende scholen in dit project maken betreffende de inzetbaarheid van de personeelsleden, vallen onder de toepassing van artikel 12quater van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs en artikel 17quater van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs. § 8. In afwijking van artikel 2, 7, 7bis, 7quater, 9, 11, 13 en 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2003 betreffende de vastlegging van de prestaties van een ambt in het buitengewoon secundair onderwijs en in afwijking van artikel 3, eerste lid, voor wat betreft het prestatiestelsel van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1994 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 4 geldt tijdens het schooljaar 2017-2018 tot en met schooljaar 2019-2020 een aangepaste prestatieregeling voor het personeelslid dat aangesteld wordt in een betrekking in het buitengewoon secundair onderwijs.
De wekelijkse prestaties in een voltijdse betrekking bedragen 26 klokuren. Binnen die 26 klokuren presteert het personeelslid een opdracht van 22 lesuren als het personeelslid aangesteld is in een ambt van het onderwijzend personeel of in een ambt van het paramedisch personeel, en een opdracht van 22 uren als het personeelslid aangesteld is in een ambt van het medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel.
De opdracht van 22 lesuren of 22 uren, vermeld in het tweede lid, bestaat in de ondersteuning van het onderwijzend personeel en van de jongere die de ondersteuning nodig heeft in het gewoon onderwijs.
De tijd die nodig is voor professionalisering, overleg en samenwerking, coördinatietaken en dienstverplaatsingen, maakt deel uit van de opdracht van 26 klokuren, vermeld in het tweede lid.
De deelname aan oudercontacten en aan personeelsvergaderingen vallen buiten de wekelijkse opdracht van 26 klokuren. Deze opdrachten vallen niet noodzakelijk binnen de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen.
Middelen binnen een ondersteuningsnetwerk die niet rechtstreeks worden aangewend voor leerling- of leerkrachtgerichte ondersteuning moeten worden verantwoord en goedgekeurd door alle lokale onderhandelingscomités van de betrokken scholen.
In het kader van de uitwerking van dit decreet zullen de competentiebegeleiders, vermeld in artikel VI.1 van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, in hun taakstelling bijzondere aandacht besteden aan de opdracht, vermeld in paragraaf 2, 4°, door hen effectief in te zetten om in de ondersteuningsnetwerken te werken aan expertiseontwikkeling. § 9. Een stuurgroep die wordt opgericht in de schoot van deze gemeenschappelijke vergadering van het Sectorcomité X - Onderwijs (Vlaamse Gemeenschap), het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling 2 - onderafdeling `Vlaamse Gemeenschap' en het Overkoepelend onderhandelingscomité gesubsidieerd vrij onderwijs, staat in voor de voorbereiding, opvolging en aansturing van de invoering van ondersteuningsnetwerken. De onderwijsinspectie en administratie zullen toezicht houden op de toekenning en aanwending van de middelen voor personeelsomkadering, vermeld in paragraaf 1, op de werking van de ondersteuningsnetwerken, de coördinatie en de aansturing van de teams en op de kwaliteit van de ondersteuning op niveau van het effect voor leraren, lerarenteams en leerlingen. § 10. De overheid zal een grondige evaluatie en monitoring doorvoeren waarvan de resultaten op 1 september 2019 beschikbaar zijn. Deze evaluatie zal uitgevoerd worden in samenspraak met de stuurgroep, vermeld in paragraaf 9, door een onafhankelijke commissie van experten en academici en heeft onder meer betrekking op : 1° het gehanteerde verdelingsmechanisme;2° de personeelseffecten;3° de ondersteuning in de klas voor de leerling en de leerkracht en de leerlingenbewegingen; 4° de doelmatige aanwending van de middelen.".
Art. III.18. In dezelfde codex wordt een artikel 322/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "
Art. 322/1.In afwijking van de bepalingen van de artikelen 318, 319, § 1, en 322, § 1, wordt de driejarige cyclus 2014-2015 tot en met 2016-2017 waarbij aan scholen een geïntegreerd ondersteuningsaanbod gelijke onderwijskansen, wordt toegekend, verlengd tot en met het schooljaar 2017-2018 met behoud voor elke school van het aantal betrokken extra lesuren.".
Art. III.19. In artikel 329, § 1, van dezelfde codex wordt tussen de zinsnede "tot en met 172" en de woorden "te vermenigvuldigen" de zinsnede ", voor de leerlingen van het buitengewoon secundair onderwijs, en op 1 oktober voor de leerlingen van het geïntegreerd onderwijs" ingevoegd.
Art. III.20. In dezelfde codex wordt in deel V het opschrift van titel 5 vervangen door wat volgt : "Titel 5. Specifieke bepalingen over het geïntegreerd onderwijs en de speciale onderwijsleermiddelen".
Art. III.21. In dezelfde codex wordt in deel V, titel 5, het opschrift van hoofdstuk 2 vervangen door wat volgt : "Hoofdstuk 2. De speciale onderwijsleermiddelen". Afdeling 2. - Decreet Leren en Werken
Art. III.22. In artikel 3 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij de decreten van 8 mei 2009, 19 juli 2013, 21 maart 2014, 10 juni 2016 en 17 juni 2016, wordt een punt 6° bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "6° bis individueel aangepast curriculum : een curriculum waarbij leerdoelen op maat van de leerling met een verslag voor toegang tot buitengewoon onderwijs worden geformuleerd. De leerdoelen op maat van de leerling worden gekozen door de klassenraad in afstemming met de ouders, waar mogelijk de leerling, de CLB-medewerker en in voorkomend geval externe ondersteuners, vertrekkende van de leerdoelen die de doelen, in voorkomend geval de eindtermen, van de algemene vorming en de doelen van de beroepsgerichte vorming, beogen. Dit curriculum kan, indien dit noodzakelijk is voor de leerling, gebaseerd worden op de ontwikkelingsdoelen van het buitengewoon onderwijs of op de opleidingsprofielen van opleidingsvorm 3. Het curriculum wordt naargelang de studievoortgang van de leerling aangepast. Deze leerdoelen moeten worden nagestreefd, en beogen de maximale ontplooiing van de leerling en een zo volwaardig mogelijke participatie aan het klas- en schoolgebeuren in de school voor gewoon onderwijs. Daarnaast beoogt dit curriculum ook ofwel de participatie aan de maatschappij, eventueel in een omgeving waar in ondersteuning voorzien is, ofwel de arbeidsdeelname in een omgeving waar in ondersteuning voorzien is, ofwel de tewerkstelling in een werkomgeving waar in ondersteuning voorzien is, ofwel de tewerkstelling in het gewone arbeidsmilieu, ofwel de verdere studies. Leerlingen die een individueel aangepast curriculum volgen komen niet in aanmerking voor de reguliere studiebewijzen van het gewoon voltijds secundair onderwijs, behoudens wanneer voldaan is aan de voorwaarden van artikel 73bis, eerste lid;".
Art. III.23. Aan artikel 31 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 maart 2014 en 10 juni 2016, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 2. Voor de organisatie van de beroepsgerichte vorming en de algemene vorming en van activiteiten ter ondersteuning van de beroepsgerichte vorming en de algemene vorming kan een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen samenwerken met andere centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, met centra voor volwassenenonderwijs of met instellingen voor voltijds gewoon technisch of beroepssecundair onderwijs.
In voorkomend geval wordt er tussen het centrum en de instelling in kwestie of tussen de twee centra in kwestie een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin alle noodzakelijk geachte afspraken en voorwaarden zijn opgenomen.".
Art. III.24. In artikel 49 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : "Voor een jongere die zich pas inschrijft in het deeltijds beroepssecundair onderwijs na zijn leerplicht wordt de inschrijving in het centrum onmiddellijk beëindigd als uit de screening, vermeld in artikel 62, blijkt dat hij niet in arbeidsdeelname of in brugproject wordt ingeschaald.".
Art. III.25. In hetzelfde decreet wordt een artikel 58/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "
Art. 58/1.Het centrumbestuur kan op grond van specifieke onderwijskundige argumenten en met het oog op het aanbieden van meer individuele leertrajecten, beslissen om voor een jongere of jongerengroep af te wijken van de voorwaarde, vermeld in de eerste zin van het eerste lid van artikel 58, en onder de volgende modaliteiten : 1° het individueel vrijstellen van het volgen van bepaalde onderdelen van de opleiding gedurende een deel of het geheel van het schooljaar en de vervanging door andere onderdelen die de finaliteit van de opleiding niet aantasten, mits de klassenraad van het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of het begeleidingsteam van het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, naargelang van het geval, een gunstige beslissing neemt én mits akkoord van de betrokken personen, voor een jongere die onderwijsbehoeften heeft omwille van : a) hetzij hoogbegaafdheid, zoals vastgesteld op basis van handelingsgerichte diagnostiek van het centrum voor leerlingenbegeleiding;b) hetzij tijdelijke leermoeilijkheden of leerachterstanden voor bepaalde onderdelen van de opleiding, die niet vallen onder de toepassing van artikel 30/1 of artikel 31;2° in voorkomend geval : a) kunnen individuele vrijstellingen nooit worden verleend voor het geheel van de algemene vorming of het geheel van de beroepsgerichte vorming;b) worden individuele vrijstellingen en vervangingen schriftelijk en gemotiveerd vastgelegd; c) doen individuele vrijstellingen en vervangingen geen afbreuk aan de studiebekrachtiging.".
Art. III.26. In hetzelfde decreet wordt een artikel 73bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "
Art. 73bis.Indien aan de jongeren in het deeltijds beroepssecundair onderwijs met een verslag, vermeld in het eerste lid van artikel 58, in afwijking van artikel 70 en 71, een regulier studiebewijs van het deeltijds beroepssecundair onderwijs wordt uitgereikt, zal voorafgaand aan de uitreiking van deze studiebewijzen de overeenkomst van de doelen opgenomen in het individuele curriculum met de doelen, in voorkomend geval de eindtermen, van de algemene vorming en de doelen van de beroepsgerichte vorming zoals reglementair vastgelegd van het overeenkomstige structuuronderdeel, voorgelegd worden aan de onderwijsinspectie.".
Art. III.27. In artikel 75 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : "Een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen richt voor elke vestigingsplaats waar de leertijd wordt aangeboden, een begeleidingsteam op."; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : "Het begeleidingsteam bestaat uit de volgende stemgerechtigde leden die elk over één stem beschikken : de directeur van het centrum of zijn afgevaardigde die het begeleidingsteam voorzit, en, afhankelijk van de jongere, de trajectbegeleider, de lesgevers algemene en beroepsgerichte vorming en een afgevaardigde van het CLB.".
Art. III.28. In artikel 77 van hetzelfde decreet wordt het volledige eerste lid, vervangen bij het decreet van 17 juni 2016 en gewijzigd bij het decreet van 10 juni 2016, vervangen door wat volgt : "Het begeleidingsteam beslist over het verdere verloop van de leertijd van een jongere en of een jongere is geslaagd voor een opleiding.".
Art. III.29. Artikel 78 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 juni 2016, wordt vervangen door wat volgt : "
Art. 78.Het begeleidingsteam beslist op gemotiveerde wijze en deelt die beslissing schriftelijk en gemotiveerd mee aan de betrokken personen. Van de beslissingen van het begeleidingsteam wordt een proces-verbaal opgemaakt en worden er notulen gemaakt. Het proces-verbaal bevat de lijst van de geslaagde en niet-geslaagde jongeren. De notulen bevatten een synthese van de elementen die tot de beslissingen hebben geleid, waaronder eventueel het resultaat van een stemming. De processen-verbaal en de notulen moeten gedurende 30 jaar bewaard worden.". Afdeling 3. - Inwerkingtreding
Art. III.30. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2017.
Artikel III.2 en III.14, 1°, hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2017.
Artikel III.26 treedt in werking op 1 juni 2017. HOOFDSTUK 4. - Deeltijds kunstonderwijs Art. IV.1. In het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen `Muziek', `Woordkunst' en `Dans' wordt een artikel 26quater ingevoegd, dat luidt als volgt : "
Art. 26quater.§ 1. Een instelling kan voor een leerling die beschikt over een verslag als vermeld in artikel 16 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 of een verslag als vermeld in artikel 352 van de Codex Secundair Onderwijs of voor een leerling die erkend is als persoon met een handicap krachtens een Vlaamse, een andere Belgische of een buitenlandse wetgeving, na overleg met de leerling of zijn ouders, binnen het gemeenschappelijk curriculum afwijken van de volgende bepalingen : 1° de bepalingen over lessenroosters, vermeld in artikel 7 tot en met 10;2° de bepalingen over groeperingsvoorwaarden, vermeld in artikel 11;3° de bepalingen over de evaluatie, de proeven en de bekrachtiging van de studies, vermeld in artikel 29 tot en met 39. De directeur en leerkrachten motiveren de afwijkingen in functie van de leerwinst met het oog op het behalen van het attest, eindattest of getuigschrift. De inspectie en de verificatie kunnen de motivering op elk moment inkijken in de instelling. § 2. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om wijzigingen in dit artikel uit te voeren via een besluit van de Vlaamse Regering.".
Art. IV.2. Artikel 26quater van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting `Beeldende kunst' wordt opgeheven.
Art. IV.3. In artikel IV.8 van het decreet van 17 juni 2016 betreffende het onderwijs XXVI wordt in het derde streepje de zinsnede "artikel 26ter en artikel 26quater" vervangen door de zinsnede "en artikel 26ter".
Art. IV.4. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2015 Artikel IV.3 treedt in werking op 1 september 2016. HOOFDSTUK 5. - Volwassenenonderwijs Art. V.1. In artikel 2 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een punt 3° bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "3° bis bevolkingsdichtheid : het aantal inwoners per km² in de vestigingsplaats volgens de meest recente berekening van de federale instantie die bevoegd is voor de coördinatie van de openbare statistiek.Voor de vestigingsplaats tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt de totale bevolking van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gedeeld door de totale oppervlakte uitgedrukt in km². De in aanmerking te nemen bevolkingsdichtheid voor een centrum met meerdere vestigingsplaatsen wordt vastgesteld op grond van volgende berekening : de totale bevolking van deze gemeenten wordt gedeeld door de totale oppervlakte uitgedrukt in km²;"; 2° in punt 45° worden de woorden "de functie" vervangen door de woorden "het ambt". Art. V.2. In artikel 65 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "Als het een aanvraag betreft voor een vestigingsplaats die verder dan 25 km van de hoofdvestigingsplaats van het centrum voor volwassenenonderwijs gelegen is, dan zal een protocol van akkoord van de bevoegde lokale onderhandelingscomités van zowel het overhevelende als het ontvangende centrum, voor de Vlaamse Regering een zeer belangrijk element vormen bij de beoordeling van de aanvraag.De Vlaamse Regering motiveert haar beslissing indien deze afwijkt van het standpunt aangenomen in het protocol."; 2° in paragraaf 2 en paragraaf 4 wordt de zinsnede "de overdracht van leraarsuren" telkens vervangen door de zinsnede "de overdracht van leraarsuren en/of punten". Art. V.3. In artikel 68, § 1, van hetzelfde decreet wordt het woord "functies" vervangen door het woord "ambten".
Art. V.4. In artikel 85, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "de functie" vervangen door de woorden "het ambt".
Art. V.5. In artikel 87 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "voltijdse functie" vervangen door de woorden "voltijds ambt";2° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "de functie" vervangen door de woorden "het ambt" en worden de woorden "deze functie" vervangen door de woorden "dit ambt";3° in paragraaf 2 wordt het woord "functies" vervangen door het woord "ambten";4° in paragraaf 3, eerste lid, wordt het woord "functies" vervangen door het woord "ambten", worden de woorden "elke functie" vervangen door de woorden "elk ambt" en worden de woorden "de functie" vervangen door de woorden "het ambt";5° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "elke functie" vervangen door de woorden "elk ambt". Art. V.6. In artikel 88, § 1, 1°, van hetzelfde decreet worden de woorden "de functie" vervangen door de woorden "het ambt".
Art. V.7. In artikel 90 van hetzelfde decreet wordt het woord "functies" vervangen door het woord "ambten".
Art. V.8. In artikel 97 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 12 juli 2013 en 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt : " § 1.Een erkend centrum voor volwassenenonderwijs met onderwijsbevoegdheid voor de studiegebieden als vermeld in artikel 7 komt voor de financiering of subsidiëring voor het schooljaar n/n+1 in aanmerking wanneer het centrum voor volwassenenonderwijs aan één van de volgende voorwaarden voldoet : 1° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van meer dan 300 inwoners per km² wordt in aanmerking genomen, heeft tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n ten minste 700.000 lesurencursist in het secundair volwassenenonderwijs behaald, waarbij de lesurencursist die volgens de formule van artikel 98, § 1, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n naar een ander centrum, niet meegerekend zijn; 2° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van meer dan 300 inwoners per km² wordt in aanmerking genomen, heeft op 1 september n ten minste de som van 700.000 lesurencursist in het secundair volwassenenonderwijs bereikt, waarvan een deel de lesurencursist zijn die door het centrum tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n zijn behaald en een deel de lesurencursist die volgens de formule van artikel 98, § 1, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n; 3° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van 300 of minder inwoners per km² wordt in aanmerking genomen, heeft tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n ten minste 360.000 lesurencursist in het secundair volwassenenonderwijs behaald, waarbij de lesurencursist die volgens de formule van artikel 98, § 1, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n naar een ander centrum, niet meegerekend zijn; 4° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van 300 of minder inwoners per km² wordt in aanmerking genomen, heeft op 1 september n ten minste de som van 360.000 lesurencursist in het secundair volwassenenonderwijs bereikt, waarvan een deel de lesurencursist zijn die door het centrum tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n zijn behaald en een deel de lesurencursist die volgens de formule van artikel 98, § 1, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n; 5° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvan de hoofdvestigingsplaats op 1 januari 2017 in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of in de rand- en taalgrensgemeenten of in de voormalige mijngemeente Beringen, Genk, Houthalen-Helchteren, Heusden-Zolder en Maasmechelen ligt, heeft tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n ten minste 525.000 lesurencursist behaald, waarbij de lesurencursist die volgens de formule van artikel 98, § 1, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n naar een ander centrum, niet meegerekend zijn; 6° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvan de hoofdvestigingsplaats op 1 januari 2017 in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of in de rand- en taalgrensgemeenten of in de voormalige mijngemeente Beringen, Genk, Houthalen-Helchteren, Heusden-Zolder en Maasmechelen ligt, heeft op 1 september n ten minste de som van 525.000 in het secundair volwassenenonderwijs bereikt, waarvan een deel de lesurencursist zijn die door het centrum tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n zijn behaald en een deel de lesurencursist die volgens de formule van artikel 98, § 1, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n; 7° het centrum voor volwassenenonderwijs heeft onderwijsbevoegdheid voor maximaal één studiegebied als vermeld in artikel 7 en heeft tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n ten minste 200.000 lesurencursist in dit studiegebied behaald; 8° het centrum voor volwassenenonderwijs heeft onderwijsbevoegdheid voor maximaal één studiegebied als vermeld in artikel 7 en heeft op 1 september n ten minste de som van 200.000 lesurencursist bereikt, waarvan een deel de lesurencursist zijn die door het centrum tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n in dit studiegebied zijn behaald en een deel de lesurencursist die volgens de formule van artikel 98, § 1, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n; 9° het centrum voor volwassenenonderwijs heeft onderwijsbevoegdheid voor maximaal twee studiegebieden als vermeld in artikel 7, waarvan één studiegebied waarvoor op 1 februari 2017 geen enkel ander centrum voor volwassenenonderwijs onderwijsbevoegdheid heeft, en heeft tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n ten minste 200.000 lesurencursist in één van deze studiegebieden behaald.
Een erkend centrum voor volwassenenonderwijs met onderwijsbevoegdheid voor uitsluitend de studiegebieden, vermeld in artikel 8, en/of uitsluitend de specifieke lerarenopleiding komt voor de financiering of subsidiëring voor het schooljaar n/n+1 in aanmerking wanneer het centrum voor volwassenenonderwijs tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n ten minste 120.000 lesurencursist heeft behaald."; 2° paragraaf 3 wordt opgeheven; 3° in paragraaf 5 wordt de zinsnede "als het tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n ten minste 360.000 lesurencursist heeft behaald" vervangen door de volgende zinnen : "wanneer het aan één van de volgende voorwaarden voldoet : 1° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van meer dan 300 inwoners per km² wordt in aanmerking genomen, heeft tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n ten minste 850.000 lesurencursist behaald; 2° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van 300 of minder inwoners per km² wordt in aanmerking genomen, heeft tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n ten minste 360.000 lesurencursist behaald."; 4° paragraaf 6 wordt vervangen door wat volgt : " § 6.Als in de referteperiodes van 1 april n-2 tot en met 31 maart n niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, wordt de financiering of de subsidiëring van het structuuronderdeel of de structuuronderdelen in kwestie, zoals vermeld in paragraaf 1, van het centrum voor volwassenenonderwijs in kwestie afgebouwd tot nul vanaf het jaar n.
Elk centrum dat de rationalisatienorm gedurende twee opeenvolgende referteperiodes niet bereikt heeft, moet op 1 september van het daaropvolgende schooljaar : 1° hetzij fusioneren met een andere centrum;2° hetzij overgaan tot geleidelijke afbouw waarbij de cursisten, ingeschreven in het centrum voor volwassenenonderwijs op het moment dat beslist wordt tot afbouw, de aangevatte opleiding volledig en binnen een normaal tijdsbestek moeten kunnen beëindigen.Met een normaal tijdsbestek wordt bedoeld zonder onderbreking en zonder herhaling van een module. De afbouw tot nul moet gerealiseerd worden binnen een periode van drie schooljaren.".
Art. V.9. In artikel 98, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 4° wordt het studiegebied `bibliotheek-, archief- en documentatiekunde' opgeheven;2° in punt 7° wordt tussen het studiegebied `algemene personenzorg,' en het studiegebied `Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2' het studiegebied `bibliotheek-, archief- en documentatiekunde' ingevoegd. Art. V.10. In artikel 100 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 4 vervangen door wat volgt : " § 4. Aan de puntenenveloppe waarop het centrum volgens artikel 105, § 3, recht heeft, wordt voor de toepassing van paragraaf 3 per voltijdse betrekking van directeur 130 punten toegevoegd. Als er een einde komt aan de aanstelling van de vastbenoemde directeur in het ambt van adjunct-directeur behoudt het centrum de toegevoegde punten.
Deze bepaling geldt tot en met 31 augustus 2019.".
Art. V.11. In artikel 107ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2011 en gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, wordt punt 1° vervangen door wat volgt : "1° de module(s) van opleidingen van het studiegebied `Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2' waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt vermeld;".
Art. V.12. In artikel 109 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, wordt het woord "wachtuitkering" telkens vervangen door het woord "inschakelingsuitkering".
Art. V.13. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2017.
Artikel V.1, 1°, en V.8 treden in werking op 1 september 2019.
Artikel V.3, V.4, V.5, V.6 en V.7 treden in werking op 1 januari 2018.
Artikel V.11 treedt in werking op 1 juli 2017. HOOFDSTUK 6. - Hoger onderwijs Afdeling 1. - Codex Hoger Onderwijs
Art. VI.1. In artikel I.3 van de Codex Hoger Onderwijs, gewijzigd bij de decreten van 21 maart 2014 en 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 14°, a), wordt het leesteken ";" vervangen door de zinsnede ", of"; 2° in punt 14° wordt b) vervangen door wat volgt : "b) voldoet aan de voorwaarden, bepaald in artikel 9 van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, en beantwoordt aan de financiële criteria voor het verkrijgen van een studiefinanciering in de Vlaamse Gemeenschap, of";3° punt 16° wordt vervangen door wat volgt : "16° bijna-beursstudent : een student die onderdaan is van een staat behorende tot de Europese Economische ruimte of voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 9 van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap en die geen studietoelage van de Vlaamse Gemeenschap ontvangt, maar waarvan het referentie-inkomen ten hoogste 3000 euro ligt boven de financiële maximumgrens, bepaald in de regelgeving betreffende de studietoelagen. Het bedrag van 3000 euro wordt geïndexeerd overeenkomstig artikel II.218;"; 4° in punt 69° wordt in f) de zinsnede "II.245" vervangen door de zinsnede "II.246"; 5° in punt 69° wordt punt i), opgeheven bij decreet van 21 maart 2014, opnieuw opgenomen in de volgende lezing : "i) een individuele beslissing houdende de weigering tot inschrijving op basis van ontoereikend leerkrediet of een leerkrediet lager dan of gelijk aan 0, indien niet het gevolg van een algemene reglementaire bepaling.".
Art. VI.2. In artikel II.42 van dezelfde codex wordt de zinsnede "artikel II.40" vervangen door de zinsnede "artikel II.41".
Art. VI.3. In artikel II.43 van dezelfde codex wordt de zinsnede "artikel II.40" vervangen door de zinsnede "artikel II.41".
Art. VI.4. Artikel II.73, § 8, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt opgeheven.
Art. VI.5. In artikel II.85 van dezelfde codex wordt punt 2° vervangen door wat volgt : "2° audiovisuele en beeldende kunst, waarvoor : a) in het hoger professioneel onderwijs de graad van bachelor kan worden verleend op voorwaarde dat het onderwijs verstrekt wordt in het kader van een School of Arts; b) in het academisch onderwijs de graden van bachelor of master kunnen worden verleend op voorwaarde dat het onderwijs verstrekt wordt in het kader van een School of Arts;".
Art. VI.6. Aan artikel II.102 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 5. De bachelor-na-bacheloropleidingen, leidende tot de volgende bachelordiploma's, worden na het academiejaar 2021-2022 niet meer aangeboden : - bachelor in de intensieve zorg en spoedgevallenzorg; - bachelor in de oncologie; - bachelor in de pediatrie en neonatologie; - bachelor in de interdisciplinaire ouderenzorg; - bachelor in de operatieverpleegkunde; - bachelor in de palliatieve zorg; - bachelor in de geestelijke gezondheidszorg; - bachelor in de geriatrie; - bachelor in de sociale gezondheidszorg.
In het academiejaar 2021-2022 kunnen nieuwe studenten zich niet inschrijven.
Vanaf het academiejaar 2022-2023 kan het overeenstemmende diploma van bachelor niet meer worden uitgereikt.".
Art. VI.7. In deel 2, titel 3, van dezelfde codex wordt het opschrift van hoofdstuk 7 vervangen door "Inclusief hoger onderwijs".
Art. VI.8. Artikel II.117 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "Art. II.117. Ter ondersteuning van het beleid dat hogescholen en universiteiten voeren in het kader van inclusief hoger onderwijs wordt vanaf begrotingsjaar 2017 een extra bedrag toegevoegd aan de sociale toelage die krachtens artikel III.66 van deze codex jaarlijks aan de hogescholen en universiteiten wordt toegekend.".
Art. VI.9. Artikel II.118 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "Art. II.118. Het in artikel II.117 bij de sociale toelage toegevoegde bedrag kan zoals bedoeld in artikel III.66 van deze codex enkel aangewend worden voor opleidingsgebonden materies inzake studenten met functiebeperkingen, zoals omschreven in artikel II.276, § 3, van deze codex.".
Art. VI.10. Artikel II.119 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "Art. II.119. De hogescholen en universiteiten rapporteren in het jaarverslag over studentenvoorzieningen over de globale inhoud van de begeleiding en de aanwending in functie van de ondersteuning van de student van het volgens artikel II.117 van deze codex aan de sociale toelage toegevoegde bedrag.".
Art. VI.11. Artikel II.120 van dezelfde codex wordt opgeheven.
Art. VI.12. In artikel II.182 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014, wordt een nieuwe paragraaf 2/1 ingevoegd, die luidt als volgt : " § 2/1. In afwijking van paragraaf 2, eerste lid, kan een instellingsbestuur voor een masteropleiding een bacheloropleiding in het hoger professioneel onderwijs aanwijzen als algemene toelatingsvoorwaarde, met behoud van toepassing van artikel II.183.".
Art. VI.13. In artikel II.215 van dezelfde codex worden in punt 4° na de woorden "op basis van artikel 48/4" de woorden "of 49, § 1," ingevoegd.
Art. VI.14. In artikel II.229 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014, wordt een tweede zin ingevoegd, die luidt als volgt : "De toepassing van dit artikel verwacht dat de student kan aantonen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden en dat hij kan aantonen dat hij de doelstellingen globaal genomen behaald heeft.".
Art. VI.15. In artikel II.265 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt : " § 1. In afwijking van artikel II.262, § 2, kan het instellingsbestuur vrij initiële anderstalige bachelor- of masteropleidingen aanbieden enkel en alleen als het gaat om : 1° opleidingsprogramma's die specifiek in het kader van het International Course Programme van ontwikkelingssamenwerking voor buitenlandse studenten zijn ontworpen;2° anderstalige initiële bachelor- of masteropleidingen die geselecteerd zijn overeenkomstig de bepalingen van een Europees programma ter bevordering van de internationale samenwerking in het hoger onderwijs en waarbinnen multidiplomering of gezamenlijke diplomering wordt vooropgesteld; 3° onderzoeksmasters, vermeld in artikel II.157.
Voor de opleidingen, vermeld in punt 1° en 2°, loopt deze afwijking door wanneer de opleiding na afloop van de erkenning wordt voortgezet.".
Art. VI.16. In artikel II.270 van dezelfde codex, gewijzigd met het decreet van 25 april 2014, wordt in paragraaf 2 de tweede zin vervangen door wat volgt : "Het instellingsbestuur voorziet een verplicht integratietraject dat garandeert dat het personeelslid na twee jaar minstens de Nederlandse taal beheerst op ERK-niveau A2, dat wordt afgesloten met het vereiste beheersingsniveau op ERK-niveau B2, en dat door het betrokken personeelslid wordt afgerond binnen de vijf jaar na zijn aanstelling of op het moment van zijn benoeming.".
Art. VI.17. Artikel II.272/1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 21 maart 2014, wordt opgeheven.
Art. VI.18. Aan artikel II.276, § 3, van dezelfde codex wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "In het kader van redelijke aanpassingen kunnen studenten die omwille van hun functiebeperking bepaalde opleidingsonderdelen niet kunnen volgen, daarvoor vrijstelling krijgen indien zij vervangende onderwijsactiviteiten volgen. Het instellingsbestuur beslist in samenspraak met de betrokken student over de vrijstelling en legt de vervangende activiteiten vast.".
Art. VI.19. In artikel II.283 van dezelfde codex, gewijzigd met het decreet van 17 juni 2016, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Het verzoek bevat een feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren.".
Art. VI.20. In artikel II.294, § 2, van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het derde lid wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt : "4° een feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren."; 2° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "De student kan in de procedure voor de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen geen nieuwe bezwaren aanvoeren, tenzij de grondslag ervan pas tijdens of na afhandeling van de interne beroepsprocedure aan het licht is gekomen, tenzij het bezwaar betrekking heeft op de wijze waarop het intern beroep werd behandeld of tenzij het bezwaar raakt aan de openbare orde.".
Art. VI.21. Artikel II.313 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, wordt vervangen door wat volgt : "Art. II.313. § 1. Onder het gezag van de Raad voorziet de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap in de publicatie van de uitspraken op de website van de dienst en in een jaarlijks verslagboek, met uitzondering van de arresten die worden uitgesproken in uitvoering van artikel II.204, § 3, van de Codex Hoger Onderwijs.
Bij de publicatie van de uitspraak wordt de identiteit van de student als procespartij, op diens uitdrukkelijk verzoek, weggelaten. Dit verzoek kan in het verzoekschrift of in voorkomend geval tot aan de sluiting van de debatten worden ingediend. § 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, kunnen de in uitvoering van artikel II.204, § 3, van de Codex Hoger Onderwijs uitgesproken arresten onder voorbehoud van depersonalisatie worden gepubliceerd door beslissing van de voorzitter van de Raad wanneer deze arresten een belang kunnen hebben voor de rechtspraak of het juridisch onderzoek. § 3. In uitzonderlijke omstandigheden kan een natuurlijke persoon die partij was bij een geschil dat bij de Raad aanhangig was, op grond van gegevens waarvan hij geen kennis had vóór het indienen van het verzoekschrift of in voorkomend geval vóór de sluiting van de debatten, verzoeken dat de identiteit van de natuurlijke personen die hij aanwijst voortaan niet langer wordt vermeld in de publicatie van de arresten in digitaal formaat.
Een natuurlijke persoon die geen partij was in het geding, maar een belang heeft bij de weglating van de identiteit bij de publicatie, kan eveneens een dergelijk verzoek indienen, mits dit belang wordt aangetoond. Het gemotiveerd verzoek wordt aan de voorzitter van de Raad gezonden. De voorzitter van de Raad beslist over het gemotiveerd verzoek.".
Art. VI.22. In artikel II.378, § 2, van dezelfde codex wordt de zinsnede "artikel II.140, § 5" vervangen door de zinsnede "artikel II.138, § 4".
Art. VI.23. Aan artikel II.387/1 van dezelfde codex worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt : "In afwijking van het bepaalde in het eerste lid worden de opleidingen van bachelor in de verpleegkunde geacht geaccrediteerd te zijn tot en met het einde van het academiejaar 2021-2022.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, 1°, worden de bachelor-na-bacheloropleiding `Bachelor in de interdisciplinaire ouderenzorg' en `Bachelor in de oncologie', aangeboden door Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen, Arteveldehogeschool en Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen, geacht geaccrediteerd te zijn tot het einde van het academisch jaar 2021-2022.''.
Art. VI.24. In artikel III.13 van dezelfde codex wordt paragraaf 6 opgeheven.
Art. VI.25. Artikel III.46 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, bij besluiten van de Vlaamse Regering van 5 september 2014 en van 19 december 2014 en bij de decreten van 19 juni 2015 en 8 juli 2016, wordt vervangen door wat volgt : "Art. III.46. § 1. Het bedrag van de investeringskredieten voor de hogescholen, uitgedrukt in euro, wordt als volgt vastgelegd :
Begrotingsjaar
Gesubsidieerde vrije hogescholen
Publiekrechtelijke hogescholen
Totaal
2018
13.451.707
9.480.206
22.931.912
2019
13.146.999
9.189.141
22.336.140
2020
12.842.289
8.898.078
21.740.369
2021
12.537.581
8.607.015
21.144.596
2022
12.232.873
8.315.952
20.548.825
2023
11.928.164
8.024.889
19.953.053
Vanaf 2024
11.623.456
7.733.826
19.357.281
§ 2. De investeringskredieten zoals vastgelegd in paragraaf 1 worden als volgt verdeeld onder de hogescholen : 1° de volgende bedragen op basis van de percentages vastgelegd per hogeschool in paragraaf 3 :
Begrotingsjaar
Gesubsidieerde vrije hogescholen
Publiekrechtelijke hogescholen
Totaal
2018
8.071.024
5.688.124
13.759.148
2019
6.573.500
4.594.570
11.168.070
2020
5.136.916
3.559.231
8.696.148
2021
3.761.274
2.582.104
6.343.379
2022
2.446.575
1.663.190
4.109.765
2023
1.192.816
802.489
1.995.305
Vanaf 2024
0
0
0
2° de volgende bedragen op basis van het verdelingsmechanisme vastgelegd in paragraaf 4 :
Begrotingsjaar
Gesubsidieerde vrije hogescholen
Publiekrechtelijke hogescholen
Totaal
2018
5.380.683
3.792.082
9.172.765
2019
6.573.499
4.594.571
11.168.070
2020
7.705.374
5.338.847
13.044.221
2021
8.776.307
6.024.911
14.801.218
2022
9.786.298
6.652.762
16.439.060
2023
10.735.348
7.222.399
17.957.747
Vanaf 2024
11.623.456
7.733.826
19.357.281
§ 3. De bedragen vermeld in paragraaf 2, 1°, worden volgens de volgende percentages verdeeld over de hogescholen :
Vrije gesubsidieerde hogescholen
Arteveldehogeschool
10,08 %
LUCA School of Arts
9,75 %
Karel de Grote Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen
10,85 %
Katholieke Hogeschool Vives Noord
4,17 %
Thomas More Kempen
9.36 %
UC Leuven
10,35 %
UC Limburg
6,51 %
Thomas More Mechelen Antwerpen
12,01 %
Katholieke Hogeschool Vives Zuid
8,84 %
Odisee
18,07 %
Totaal vrij gesubsidieerde hogescholen
100,00 %
Publiekrechtelijke hogescholen
Erasmushogeschool Brussel
10,73 %
Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
26,04 %
Hogeschool Gent
37,15 %
Hogeschool West-Vlaanderen
11,55 %
Hogeschool PXL
14,54 %
Totaal publiekrechtelijke hogescholen
100,00 %
§ 4. De verdeling en de toewijzing per hogeschool van de investeringskredieten, vermeld in paragraaf 2, 2°, gebeurt binnen de respectieve enveloppes van de vrije gesubsidieerde hogescholen en de publiekrechtelijke hogescholen op basis van volgende criteria : 1° voor alle professionele bacheloropleidingen, exclusief het hoger kunstonderwijs : het aantal opgenomen studiepunten door studenten onder diplomacontract ingeschreven in een professioneel gerichte bacheloropleiding of een bachelor-na-bacheloropleiding;2° voor het hoger kunstonderwijs : het aantal opgenomen studiepunten door studenten onder diplomacontract ingeschreven in een professioneel gerichte bacheloropleiding, een bachelor-na-bacheloropleiding, een academisch gerichte bacheloropleiding, een initiële masteropleiding, een schakelprogramma of een voorbereidingsprogramma voorafgaand aan een initiële masteropleiding. Deze opgenomen studiepunten worden per studiegebied of cluster van studiegebieden gewogen met de overeenkomstige puntengewichten :
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
1
Sociaal-agogisch werk
1
Gezondheidszorg
1
Gezondheidszorg - Onderwijs
1
Gezondheidszorg - Onderwijs - Sociaal-agogisch werk
1
Onderwijs
1
Industriële wetenschappen en technologie
2,5
Nautische wetenschappen
2,5
Architectuur
2,5
Architectuur - Industriële wetenschappen en technologie
2,5
Biotechniek
2,5
Audiovisuele en beeldende kunst
2,5
Muziek en podiumkunsten
2,5
Toegepaste taalkunde
2,5
Productontwikkeling
2,5
Het aantal gewogen opgenomen studiepunten per hogeschool is gelijk aan de som van de producten van het aantal opgenomen studiepunten in ieder studiegebied of cluster van studiegebieden enerzijds en het overeenkomstige bepaalde puntengewicht.
Voor de vaststelling van het gewogen aantal opgenomen studiepunten voor het begrotingsjaar t worden het gemiddelde aantal opgenomen studiepunten in aanmerking genomen over de academiejaren t-7/t-6 tot en met t-3/t-2.
In afwijking van de bovenstaande puntengewichten, wordt voor de opleidingen `Biomedische laboratoriumtechnologie' en `Voedings- en dieetkunde' van het studiegebied Gezondheidszorg het puntengewicht 2,5 toegepast. § 5. De bedragen, vermeld in paragraaf 1 en 2, op prijsniveau 2017, worden jaarlijks aangepast als volgt : het bedrag wordt vermenigvuldigd met de gewogen evolutie van het jaarlijks gemiddelde van de index van de Associatie van Belgische Experten (ABEX-index) van de vijf voorlaatste kalenderjaren die voorafgaan aan het begrotingsjaar, uitgedrukt in percenten. § 6. Bij eventuele fusies van hogescholen worden de percentages zoals vastgelegd in paragraaf 3 van de fuserende hogescholen samengevoegd en toegekend aan de nieuwe hogeschool.".
Art. VI.26. Artikel III.46/1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, wordt opgeheven.
Art. VI.27. Aan artikel III.54/1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt : " § 1.Ten gevolge van de integratie van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten worden vanaf het begrotingsjaar 2018 volgende investeringskredieten toegekend aan de universiteiten :
Begrotingsjaar
Bedrag in euro
2018
2.383.088
2019
2.978.860
2020
3.574.631
2021
4.170.404
2022
4.766.175
2023
5.361.947
Vanaf 2024
5.957.719";
2° in paragraaf 2 wordt in het eerste lid het woord "investeringsmachtigingen" vervangen door het woord "investeringskredieten";3° in paragraaf 3 worden de woorden "De basisbedragen (prijsniveau 2013), vermeld in paragraaf 1," vervangen door de woorden "De bedragen, vermeld in paragraaf 1, zijn op prijsniveau 2017 en". Art. VI.28. Artikel III.67 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "Art. III.67. § 1. De sociale toelage voor de hogescholen en de universiteiten bedraagt in totaal respectievelijk 24.455.616,52 euro en 22.142.976,89 euro op prijsniveau 2015. Het bedrag van de sociale toelage voor de universiteiten wordt vanaf 2016 verhoogd met 1.000.000 euro.
Deze bedragen worden vanaf het begrotingsjaar 2016 met 2 % verminderd.
In het begrotingsjaar 2017 wordt in het kader van artikel II.117 een bedrag van 400.000 euro toegevoegd aan het bedrag van de sociale toelage van de universiteiten en een bedrag van 934.000 euro toegevoegd aan het bedrag van de hogescholen. Vanaf begrotingsjaar 2018 worden deze bedragen verhoogd tot respectievelijk 1.200.000 euro jaarlijks toe te voegen aan het bedrag van de sociale toelage van de universiteiten en 2.800.000 euro, jaarlijks toe te voegen aan het bedrag van de sociale toelage van de hogescholen. § 2. De bedragen, berekend overeenkomstig dit artikel, worden binnen de perken van de jaarlijkse begrotingskredieten jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de volgende formule : I = 0,50 x (L1/L0) + 0,50 x (Cl/CO), waarbij 1° I : de indexformule;2° L1/L0 : de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het betreffende begrotingsjaar n en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van begrotingsjaar n-1; 3° Cl/CO : de verhouding tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het betreffende begrotingsjaar n en de index van de consumptieprijzen op het einde van begrotingsjaar n-1.".
Art. VI.29. In artikel IV.83 van dezelfde codex, gewijzigd bij decreet van 8 juli 2016 worden aan paragraaf 4 een nieuw tweede en derde lid toegevoegd, die luiden als volgt : "Voor de universiteiten wordt de goedkeuring, vermeld in het eerste lid, beschouwd als verworven als de bevoegde regeringscommissaris en de afgevaardigde van financiën in hun analyse van de jaarrekening, rekening houdend met alle relevante informatie, een gunstig advies uitbrengen.
Voor de hogescholen wordt de goedkeuring, vermeld in het eerste lid, beschouwd als verworven als de bevoegde regeringscommissaris in zijn analyse van de jaarrekening, rekening houdend met alle relevante informatie, een gunstig advies uitbrengt.".
Art. VI.30. In dezelfde codex wordt een artikel IV.109/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. IV.109/1. In afwijking van de artikelen IV.95 en IV.108 van deze codex kan de Vlaamse Regering, voor de academiejaren 2017-2018 en 2018-2019 in het kader van de vervanging van een titularis, hetzij een commissaris van de Vlaamse Regering bij een universiteit tevens belasten met het toezicht op één of meer hogescholen en het toezicht op een andere universiteit, hetzij een commissaris van de Vlaamse Regering bij de hogescholen tevens belasten met het toezicht op één of meer universiteiten.".
Art. VI.31. In artikel V.44, § 1, van dezelfde codex wordt de zinsnede "de leeftijd van 65 jaar" vervangen door de woorden "de wettelijke pensioenleeftijd".
Art. VI.32. Aan artikel V.59 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "de leeftijdsgrens van 65 jaar" vervangen door de woorden "de wettelijke pensioenleeftijd";2° in het eerste en het tweede lid wordt de zinsnede "de leeftijd van 65 jaar" vervangen door de woorden "de wettelijke pensioenleeftijd". Art. VI.33. In artikel V.106 van dezelfde codex wordt punt 5° opgeheven.
Art. VI.34. Aan artikel V.110 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt punt 5° vervangen door wat volgt : "5° bij pensionering wegens het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd of op het einde van het academiejaar waarin het personeelslid de wettelijke pensioenleeftijd heeft bereikt.De leden van het administratief en technisch personeel, vermeld in hoofdstuk 3, kunnen bij het bereiken van de pensioenleeftijd maar verder werken tot het einde van het academiejaar wanneer het hogeschoolbestuur hiermee instemt;"; 2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de zinsnede "de leeftijd van 65 jaar" vervangen door de woorden "de wettelijke pensioenleeftijd". Art. VI.35. Aan artikel V.111 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt punt 5° vervangen door wat volgt : "5° bij pensionering wegens het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd of op het einde van het academiejaar waarin het personeelslid de wettelijke pensioenleeftijd heeft bereikt.De leden van het administratief en technisch personeel, vermeld in hoofdstuk 3, kunnen bij het bereiken van de pensioenleeftijd maar verder werken tot het einde van het academiejaar wanneer het hogeschoolbestuur hiermee instemt;"; 2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de zinsnede "de leeftijd van 65 jaar" vervangen door de woorden "de wettelijke pensioenleeftijd". Art. VI.36. In artikel V.259 van dezelfde codex wordt paragraaf 5 opgeheven. Afdeling 2. - Decreet houdende wijziging van diverse decreten met
betrekking tot de Universiteit Antwerpen Art. VI.37. In het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in titel II, hoofdstuk II, afdeling 2, wordt in artikel 7, § 1, een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt : "11° drie leden uit het economische afnameveld van afgestudeerden van de universiteit, gecoöpteerd door de leden van de raad van bestuur, bedoeld in punt 1° tot 9°."; 2° in titel II, hoofdstuk III, afdeling 1, wordt aan artikel 14 een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 4.De raad van bestuur kan zijn bevoegdheden zoals vermeld onder paragraaf 1, 7°, delegeren aan het bestuurscollege.". Afdeling 3. - Inwerkingtreding
Art. VI.38. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2017.
Artikel VI.5 en VI.12 hebben uitwerking met ingang van 1 september 2013.
Artikel VI.2, VI.3 en VI.22 hebben uitwerking met ingang van 1 oktober 2013.
Artikel VI.24 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2017.
Artikel VI.25, VI.26, VI.27 en VI.29 treden in werking op 1 januari 2018. HOOFDSTUK 7. - Decreten Rechtspositie Onderwijspersoneel Afdeling 1. - Decreet betreffende de rechtspositie van bepaalde
personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs Art. VII.1. In artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde leden van het Gemeenschapsonderwijs, het laatst gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt in punt e) de zinsnede "zoals bepaald in artikel 82, a), c) en e)" vervangen door de zinsnede "zoals bepaald in artikel 82, a) en b)". Art. VII.2. In artikel 17, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999 en gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001, 22 juni 2007 en 25 april 2014, wordt punt 6° opgeheven.
Art. VII.3. In artikel 42bis, § 4, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 8 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010, wordt punt j) vervangen door wat volgt : "j) afwezigheid voor verminderde prestaties zoals bepaald in hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties, gewettigd door sociale of familiale redenen, en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.".
Art. VII.4. In hoofdstuk IX van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, wordt in afdeling II een artikel 77novies ingevoegd, dat luidt als volgt : "
Art. 77novies.§ 1. Dit artikel is van toepassing op de personeelsleden die gebruik hebben gemaakt van het recht om eenmalig het verlof voor verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar te beëindigen en die na een werkhervatting opnieuw een verlof voor verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar opnemen. § 2. In afwijking van de bepalingen betreffende tijdelijke aanstelling kan een personeelslid, vermeld in paragraaf 1, tijdens de duur van zijn verlof voor verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar zijn tijdelijke aanstelling niet uitbreiden in vergelijking tot het volume van zijn tijdelijke aanstelling op de vooravond van het verlof.
De toepassing van artikel 21 en artikel 21bis is eveneens beperkt tot het volume van zijn tijdelijke aanstelling op de vooravond van het verlof. § 3. Met behoud van de toepassing van de voorwaarden betreffende vaste benoeming, kan een personeelslid, vermeld in paragraaf 1, vast benoemd worden of zijn vaste benoeming slechts uitbreiden tot een volume dat maximaal gelijk is aan het volume van de prestaties die hij maximaal kan uitoefenen gedurende zijn verlof. § 4. Het deel van de vast benoemde opdracht waarvoor het personeelslid, vermeld in paragraaf 1, het verlof neemt, wordt een vacante betrekking. § 5. Het personeelslid wiens betrekking volgens paragraaf 4 als vacant wordt beschouwd, blijft na de vacantwording van die betrekking in de administratieve en geldelijke toestand die verbonden is aan zijn verlof.".
Art. VII.5. In artikel 80 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 28 april 1993, 13 juli 2001 en 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het punt b) wordt opgeheven;2° in punt c) worden de woorden "wegens persoonlijke aangelegenheid" opgeheven;3° na het laatste lid worden vijf nieuwe leden toegevoegd, die luiden als volgt : "De wettelijke feestdagen, de weekends en de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie die, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk aansluiten bij een voorafgaande periode van afwezigheid voor verminderde prestaties, en die een nieuwe periode van afwezigheid voor verminderde prestaties onmiddellijk voorafgaan, worden eveneens als een periode van afwezigheid voor verminderde prestaties beschouwd. Onverminderd de berekeningswijze van de tijdens de zomervakantie toe te kennen uitgestelde bezoldiging en als in wettelijke of reglementaire bepalingen of in de door de Vlaamse Regering vastgelegde voorwaarden wordt vermeld dat als gevolg van een tijdens het schooljaar of dienstjaar genoten afwezigheid voor verminderde prestaties het salaris tijdens het jaarlijkse vakantieverlof in evenredige mate wordt verminderd, heeft dat tot gevolg dat in de zomervakantie van dat schooljaar of dienstjaar een aantal kalenderdagen niet of niet volledig worden bezoldigd. Om dat aantal kalenderdagen te berekenen : 1° worden alle kalenderdagen genoten afwezigheid voor verminderde prestaties opgeteld met een maximum van driehonderd dagen per schooljaar of dienstjaar;2° wordt het resultaat met 0,2 vermenigvuldigd;3° wordt het resultaat naar de lagere eenheid afgerond. Als ten gevolge van die berekening het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het in dertigsten verdeeld in overeenstemming met de regeling die in dit geval voor de vastbenoemde personeelsleden wordt toegepast.
Onverminderd de berekeningswijze van de geldelijke anciënniteit voor tijdelijke personeelsleden met het recht op uitgestelde bezoldiging, komen de voormelde dagen wel in aanmerking voor de berekening van de geldelijke anciënniteit en worden niet meegerekend om de duur te bepalen van de periode van afwezigheid voor verminderde prestaties waarop het personeelslid nog recht heeft.
In afwijking van de bepalingen van het vierde lid eindigt de afwezigheid voor verminderde prestaties, toegekend voor een volledig schooljaar of dienstjaar steeds bij het einde van dat schooljaar of dienstjaar, de zomervakantie inbegrepen.".
Art. VII.6. Artikel 82 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003, 22 juni 2007, 8 mei 2009 en 19 juli 2013, wordt vervangen door wat volgt : "
Art. 82.Onverminderd het bepaalde in de artikelen 65 en 66 betreffende de terbeschikkingstelling bij tuchtmaatregel kan het personeelslid onder de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden, zonder opzegging, ter beschikking worden gesteld : a) wegens ontstentenis van betrekking;b) wegens ziekte of gebrekkigheid;c) wegens persoonlijke aangelegenheden, voorafgaand aan het rustpensioen. In afwachting dat de Vlaamse Regering de voorwaarden ter zake vastlegt, blijven de op het ogenblik van het van kracht worden van dit decreet geldende wettelijke of reglementaire bepalingen van toepassing.
Een overeenkomstig a) en b) ter beschikking gesteld personeelslid kan gedurende twee jaar zijn aanspraken op een selectie- of bevorderingsambt en op bevordering tot een hoger salaris doen gelden.".
Art. VII.7. In artikel 83, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003, 22 juni 2007 en 8 mei 2009, wordt punt 6° opgeheven.
Art. VII.8. In artikel 84 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 28 april 1993 en 8 mei 2009, wordt in punt a) de zinsnede "in artikel 82, eerste lid, c), e) en f)" vervangen door de zinsnede "in artikel 82, eerste lid, b) en c)".
Art. VII.9. In artikel 86, 1°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2007, wordt punt c) opgeheven. Afdeling 2. - Decreet betreffende de rechtspositie van sommige
personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding Art. VII.10. In artikel 4, § 5, eerste en tweede lid, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, ingevoegd bij het decreet van 7 juli 2006, vervangen bij het decreet van 4 juli 2008 en gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2009, worden tweemaal tussen de woorden "een affectatie," en de woorden "en een loopbaanonderbreking" de woorden "een zorgkrediet" ingevoegd.
Art. VII.11. In artikel 6, § 1, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2013, wordt in punt f) de zinsnede "zoals bepaald in artikel 56, a, b, c en e" vervangen door de zinsnede "zoals bepaald in artikel 56, a en b".
Art. VII.12. In artikel 19, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 7 juli 2006, 15 juni 2007, 22 juni 2007 en 8 mei 2009, wordt punt 4° opgeheven.
Art. VII.13. In artikel 39bis, § 4, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 8 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010, wordt punt i) vervangen door wat volgt : "i) afwezigheid voor verminderde prestaties zoals bepaald in hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties, gewettigd door sociale of familiale redenen, en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.".
Art. VII.14. In artikel 60, 1°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001 en 13 juli 2007, wordt punt c) opgeheven.
Art. VII.15. In artikel 54 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 28 april 1993, 13 juli 2001 en 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt b) wordt opgeheven;2° in punt c) worden de woorden "wegens persoonlijke aangelegenheid" opgeheven;3° na het laatste lid worden vijf nieuwe leden toegevoegd, die luiden als volgt : "De wettelijke feestdagen, de weekends en de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie die, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk aansluiten bij een voorafgaande periode van afwezigheid voor verminderde prestaties, en die een nieuwe periode van afwezigheid voor verminderde prestaties onmiddellijk voorafgaan, worden eveneens als een periode van afwezigheid voor verminderde prestaties beschouwd. Onverminderd de berekeningswijze van de tijdens de zomervakantie toe te kennen uitgestelde bezoldiging en als in wettelijke of reglementaire bepalingen of in de door de Vlaamse Regering vastgelegde voorwaarden wordt vermeld dat als gevolg van een tijdens het schooljaar of dienstjaar genoten afwezigheid voor verminderde prestaties het salaris tijdens het jaarlijkse vakantieverlof in evenredige mate wordt verminderd, heeft dat tot gevolg dat in de zomervakantie van dat schooljaar of dienstjaar een aantal kalenderdagen niet of niet volledig worden bezoldigd. Om dat aantal kalenderdagen te berekenen : 1° worden alle kalenderdagen genoten afwezigheid voor verminderde prestaties opgeteld met een maximum van driehonderd dagen per schooljaar of dienstjaar;2° wordt het resultaat met 0,2 vermenigvuldigd;3° wordt het resultaat naar de lagere eenheid afgerond. Als ten gevolge van die berekening het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het in dertigsten verdeeld in overeenstemming met de regeling die in dit geval voor de vastbenoemde personeelsleden wordt toegepast.
Onverminderd de berekeningswijze van de geldelijke anciënniteit voor tijdelijke personeelsleden met het recht op uitgestelde bezoldiging, komen de voormelde dagen wel in aanmerking voor de berekening van de geldelijke anciënniteit en worden niet meegerekend om de duur te bepalen van de periode van afwezigheid voor verminderde prestaties waarop het personeelslid nog recht heeft.
In afwijking van de bepalingen van het vijfde lid eindigt de afwezigheid voor verminderde prestaties, toegekend voor een volledig schooljaar of dienstjaar steeds bij het einde van dat schooljaar of dienstjaar, de zomervakantie inbegrepen.".
Art. VII.16. In titel II, hoofdstuk VI, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, wordt in afdeling 2 een artikel 51novies ingevoegd, dat luidt als volgt : "
Art. 51novies.§ 1. Dit artikel is van toepassing op de personeelsleden die gebruik hebben gemaakt van het recht om eenmalig het verlof voor verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar te beëindigen en die na een werkhervatting opnieuw een verlof voor verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar opnemen. § 2. In afwijking van de bepalingen betreffende tijdelijke aanstelling kan een personeelslid, vermeld in paragraaf 1, tijdens de duur van zijn verlof voor verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar zijn tijdelijke aanstelling niet uitbreiden in vergelijking tot het volume van zijn tijdelijke aanstelling op de vooravond van het verlof.
De toepassing van artikel 23 en artikel 23bis is eveneens beperkt tot het volume van zijn tijdelijke aanstelling op de vooravond van het verlof. § 3. Met behoud van de toepassing van de voorwaarden betreffende vaste benoeming kan een personeelslid, vermeld in paragraaf 1, vast benoemd worden of zijn vaste benoeming slechts uitbreiden tot een volume dat maximaal gelijk is aan het volume van de prestaties die hij maximaal kan uitoefenen gedurende zijn verlof. § 4. Het deel van de vast benoemde opdracht waarvoor het personeelslid, vermeld in paragraaf 1, het verlof neemt, wordt een vacante betrekking. § 5. Het personeelslid wiens betrekking volgens paragraaf 4 als vacant wordt beschouwd, blijft na de vacantwording van die betrekking in de administratieve en geldelijke toestand die verbonden is aan zijn verlof.".
Art. VII.17. Artikel 56 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003, 22 juni 2007, 8 mei 2009 en 19 juli 2013, wordt vervangen door wat volgt : "
Art. 56.Onverminderd het bepaalde in de artikelen 65 en 66 betreffende de terbeschikkingstelling bij tuchtmaatregel kan het personeelslid onder de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden, zonder opzegging, ter beschikking worden gesteld : a) wegens ontstentenis van betrekking;b) wegens ziekte of gebrekkigheid;c) wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen. In afwachting dat de Vlaamse Regering de voorwaarden ter zake vastlegt, blijven de op het ogenblik van het van kracht worden van dit decreet geldende wettelijke of reglementaire bepalingen van toepassing.
Een overeenkomstig a) en b) ter beschikking gesteld personeelslid kan gedurende twee jaar zijn aanspraken op een selectie- of bevorderingsambt en op bevordering tot een hoger salaris doen gelden.".
Art. VII.18. In artikel 57, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003, 22 juni 2007 en 8 mei 2009, wordt punt 6° opgeheven.
Art. VII.19. In artikel 58 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 28 april 1993 en 8 mei 2009, wordt in punt a) de zinsnede "in artikel 56, eerste lid, c) en f)" vervangen door de zinsnede "in artikel 56, eerste lid, b) en c)". Afdeling 3. - Inwerkingtreding
Art. VII.20. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2017. HOOFDSTUK 8. - Decreet Kwaliteit van onderwijs Art. VIII.1. In artikel 16 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs worden in paragraaf 7, ingevoegd bij het decreet van 17 juni 2016, de woorden "en voor het schooljaar 2016-2017" vervangen door de volgende woorden "tot en met het schooljaar 2018-2019".
Art. VIII.2. In artikel 49, § 4, van hetzelfde decreet wordt punt 4° opgeheven.
Art. VIII.3. In artikel 144 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt punt 2° opgeheven;2° in het eerste lid worden in punt 3° de woorden "wegens persoonlijke aangelegenheden" opgeheven;3° na het tweede lid worden vijf nieuwe leden toegevoegd, die luiden als volgt : "De wettelijke feestdagen, de weekends en de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie die, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk aansluiten bij een voorafgaande periode van afwezigheid voor verminderde prestaties, en die een nieuwe periode van afwezigheid voor verminderde prestaties onmiddellijk voorafgaan, worden eveneens als een periode van afwezigheid voor verminderde prestaties beschouwd. Onverminderd de berekeningswijze van de tijdens de zomervakantie toe te kennen uitgestelde bezoldiging en als in wettelijke of reglementaire bepalingen of in de door de Vlaamse Regering vastgelegde voorwaarden wordt vermeld dat als gevolg van een tijdens het schooljaar of dienstjaar genoten afwezigheid voor verminderde prestaties het salaris tijdens het jaarlijkse vakantieverlof in evenredige mate wordt verminderd, heeft dat tot gevolg dat in de zomervakantie van dat schooljaar of dienstjaar een aantal kalenderdagen niet worden bezoldigd. Om dat aantal kalenderdagen te berekenen : 1° worden alle kalenderdagen genoten afwezigheid voor verminderde prestaties opgeteld met een maximum van driehonderd dagen per schooljaar of dienstjaar;2° wordt het resultaat met 0,2 vermenigvuldigd;3° wordt het resultaat naar de lagere eenheid afgerond. Als ten gevolge van die berekening het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het in dertigsten verdeeld in overeenstemming met de regeling die in dit geval voor de vastbenoemde personeelsleden wordt toegepast.
Onverminderd de berekeningswijze van de geldelijke anciënniteit voor tijdelijke personeelsleden met het recht op uitgestelde bezoldiging, komen de voormelde dagen wel in aanmerking voor de berekening van de geldelijke anciënniteit en worden niet meegerekend om de duur te bepalen van de periode van afwezigheid voor verminderde prestaties waarop het personeelslid nog recht heeft.
In afwijking van de bepalingen van het vierde lid eindigt de afwezigheid voor verminderde prestaties, toegekend voor een volledig schooljaar of dienstjaar steeds bij het einde van dat schooljaar of dienstjaar, de zomervakantie inbegrepen.".
Art. VIII.4. Artikel 146 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, wordt vervangen door wat volgt : "
Art. 146.Het personeelslid kan, onder de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden, ter beschikking worden gesteld wegens : 1° ziekte;2° persoonlijke aangelegenheden, voorafgaand aan het rustpensioen. Een personeelslid dat ter beschikking gesteld is om de reden, vermeld in het eerste lid, 1°, kan gedurende twee jaar zijn aanspraak op een ander ambt en op bevordering tot een hoger salaris doen gelden.
In afwachting dat de Vlaamse Regering de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, vaststelt, gelden voor de personeelsleden de bepalingen die van toepassing zijn op de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs.".
Art. VIII.5. In artikel 148 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "vermeld in artikel 146, eerste lid, 1°, 2°, en 3° " vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 146, eerste lid".
Art. VIII.6. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2017. HOOFDSTUK 9. - Diverse bepalingen Afdeling 1. - Wet tot wijziging van sommige bepalingen van de
onderwijswetgeving Art. IX.1. In artikel 13, § 1, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt punt 3°, ingevoegd bij decreet van 7 december 2007 en gewijzigd bij het decreet van 16 maart 2012, vervangen door wat volgt : "3° de werken die beantwoorden aan de door de Vlaamse Gemeenschap gestelde normen op het vlak van energie.". Afdeling 2. - Decreet betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding
Art. IX.2. Aan artikel 61 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2011, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "In afwijking van het eerste lid kunnen ook op 1 september 2017 twee of meer centra fuseren. In voorkomend geval is de omkadering voor het schooljaar 2017-2018 van het centrum dat door fusie ontstaat, gelijk aan de som van de omkadering die in de periode voorafgaand aan de fusie werd toegekend aan elk afzonderlijk centrum dat bij de fusie is betrokken.".
Art. IX.3. In artikel 67, derde lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003 en bij het decreet van 17 juni 2011, wordt het woord "drie" vervangen door het woord "vier". Afdeling 3. - Decreet betreffende participatie op school en de Vlaamse
Onderwijsraad Art. IX.4. In artikel 48, eerste lid, van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, vervangen bij het decreet van 4 april 2014, wordt de eerste zin vervangen door wat volgt : "De pedagogische raad, de leerlingenraad en de ouderraad in het onderwijs gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap kunnen op verzoek van de schoolraad maar ook op eigen initiatief, een schriftelijk advies uitbrengen over alle aangelegenheden, vermeld in artikel 21.
De pedagogische raad, de leerlingenraad en de ouderraad in het onderwijs, gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap, kunnen op vraag van de schoolraad maar ook op eigen initiatief een schriftelijk advies uitbrengen over alle aangelegenheden vermeld in artikel 11, § 1, van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs.".
Art. IX.5. In artikel 70 van hetzelfde decreet wordt na de zinsnede "de begroting regelen" de volgende zinsnede ingevoegd "en de decreten betreffende bekrachtiging van codificaties en coördinaties van regelgeving". Afdeling 4. - Decreet tot oprichting van het Vlaams Agentschap voor
Ondernemingsvorming - Syntra Vlaanderen Art. IX.6. In artikel 44, tweede lid, 2°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming - Syntra Vlaanderen, ingevoegd bij het decreet van 20 april 2012, worden in punt c) de woorden "of van de leerling" opgeheven. Afdeling 5. - Decreet betreffende de organisatie van tijdelijke
projecten Art. IX.7. In artikel 4, § 5, van het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs wordt aan het eerste lid de volgende zin toegevoegd : "Een besluit van de Vlaamse Regering tot uitbreiding van een bestaand tijdelijk project wordt niet ter bekrachtiging aan het Vlaams Parlement voorgelegd als het, wat afwijkingen van wettelijke en decretale bepalingen betreft die voor dat project zijn toegestaan, bij eerder door het Vlaams Parlement bekrachtigd besluit van de Vlaamse Regering, enkel het toepassingsgebied van die afwijkingen verruimt en geen nieuwe inhoudelijke afwijkingen toevoegt.". Afdeling 6. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de
bij decreet te bekrachtigen decretale specifieke eindtermen `topsport', algemeen en technisch secundair onderwijs Art. IX.8. In punt 1.4 van de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 tot vaststelling van de bij decreet te bekrachtigen decretale specifieke eindtermen `topsport' Algemeen en technisch secundair onderwijs, bekrachtigd bij decreet van 2 juni 2006, en gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2011, worden de woorden "het BLOSO" vervangen door de woorden "Sport Vlaanderen". Afdeling 7. - Decreet betreffende de studiefinanciering
Art. IX.9. In artikel 5 van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 15°, gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2009, wordt de eerste zin aangevuld met de zinsnede ", of twee personen die hun hoofdverblijfplaats hebben op hetzelfde adres waarbij de ene persoon kinderen van de andere persoon fiscaal ten laste neemt";2° in punt 45°, ingevoegd bij het decreet van 4 juli 2008, wordt het woord "aankomstverklaring" vervangen door de woorden "attest van immatriculatie". Art. IX.10. In artikel 9, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2009, wordt punt 6° vervangen door wat volgt : "6° leerlingen of studenten met een buitenlandse nationaliteit die toegelaten zijn tot een verblijf van bepaalde duur in België op basis van de artikelen 49, § 1, of 49/2, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;".
Art. IX.11. In artikel 23 van hetzelfde decreet, gewijzigd met het decreet van 4 juli 2008 en van 1 juli 2011, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 4. In afwijking van § 3 is de student die vanaf het academiejaar 2016-2017 ingeschreven is voor de opleiding verpleegkunde van 240 studiepunten, studietoelagegerechtigd voor het behalen van zijn eerste bachelordiploma totdat hij maximaal 300 studiepunten verworven heeft voor het volgen van bacheloropleidingen.
In afwijking van § 3 is de student die reeds een bachelordiploma behaald heeft en vanaf het academiejaar 2016-2017 is ingeschreven voor de opleiding verpleegkunde van 240 studiepunten, studietoelagegerechtigd voor het behalen van zijn tweede bachelordiploma totdat hij in totaal maximaal 480 studiepunten verworven heeft voor het volgen van bacheloropleidingen.".
Art. IX.12. In artikel 34, § 1, 2°, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 17 juni 2016, worden de woorden "fiscaal ten laste is van" telkens vervangen door de woorden "zijn hoofdverblijfplaats heeft bij". Afdeling 8. - Decreet houdende oprichting van onderhandelingscomités
voor de basiseducatie en voor het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs Art. IX.13. Aan artikel 17 van het decreet van 23 januari 2009 houdende oprichting van onderhandelingscomités voor de basiseducatie en voor het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : "In afwijking van de vorige zin zal het mandaat van de personeelsafgevaardigden in de LOC's drie jaar duren voor de periode van 2017-2020.". Afdeling 9. - Tijdelijk project Schoolbank op de werkplek
Art. IX.14. Aan artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 april 2016 betreffende het tijdelijke project `schoolbank op de werkplek' rond duaal leren in het secundair onderwijs, bekrachtigd bij decreet van 10 juni 2016, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Als het niet mogelijk is een beroep te doen op de voltallige klassenraad van het laatste structuuronderdeel dat door de leerling in kwestie is gevolgd, kunnen de trajectbegeleider van de opleiding en de school binnen het tijdelijke project die door de betrokken personen worden gekozen, een alternatieve werkwijze vastleggen om tot desbetreffend advies te komen.".
Art. IX.15. In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de huidige tekst wordt ondergebracht in een paragraaf 1;2° een paragraaf 2 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : " § 2.De leerlingen van de opleiding groen- en tuinbeheer worden bijgeteld bij de leerlingen van de opleiding tuinbouwarbeider van opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs met het oog op het bereiken van de norm van 40 leerlingen voor toekenning van een extra voltijdse betrekking in het ambt van leraar secundair onderwijs, belast met beroepsgerichte vorming.
Deze maatregel gebeurt in afwijking van artikel 308/1 van de Codex Secundair Onderwijs.".
Art. IX.16. In artikel 20 van hetzelfde besluit wordt in punt 1° de zinsnede "Voor het schooljaar 2016-2017" vervangen door de zinsnede "Voor het schooljaar waarin een school met leerlingen in het tijdelijke project stapt,".
Art. IX.17. Aan artikel 23 van hetzelfde besluit wordt een punt 21° toegevoegd, dat luidt als volgt : "21° de voorzitter van het Vlaams Partnerschap.".
Art. IX.18. Aan artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende het tijdelijke project `schoolbank op de werkplek' rond duaal leren in de leertijd wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Als het niet mogelijk is een beroep te doen op de voltallige klassenraad van het laatste structuuronderdeel dat door de leerling in kwestie is gevolgd in het secundair onderwijs of het begeleidingsteam van de laatste opleiding die de leerling binnen de leertijd heeft gevolgd, kunnen de trajectbegeleider van de opleiding en het centrum binnen het tijdelijke project die door de betrokken personen worden gekozen, een alternatieve werkwijze vastleggen om tot desbetreffend advies te komen.". Afdeling 10. - Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs
Art. IX.19. In het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel II.34 wordt de zinsnede "artikel II.38" vervangen door de zinsnede "artikel II.35"; 2° in artikel III.5 wordt het woord "ervan" geschrapt; 3° in artikel III.10 wordt driemaal de zinsnede "artikel III.11" vervangen door de zinsnede "artikel III.9"; 4° in artikel V.32 worden na het woord "gemeentedecreet", de woorden "of de nieuwe gemeentewet" toegevoegd; 5° in artikel V.47 worden de woorden "in vorig artikel" vervangen door de woorden "in artikel V.41"; 6° in artikel V.51 wordt de zinsnede "artikel V.47" vervangen door de zinsnede "artikel V.41"; 7° in artikel V.75 wordt paragraaf 5 opgeheven; 8° in artikel XI.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) er wordt een punt 38° bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "38° bis het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs;"; b) er wordt een punt 39° bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "39° bis het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur;"; c) er wordt een punt 41° bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "41° bis het decreet van 7 december 2007 betreffende energieprestaties in scholen;"; d) er worden de punten 54°, 55° en 56° toegevoegd, die luiden als volgt : "54° het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen;55° het decreet van 25 november 2016 betreffende de alternatieve financiering van schoolinfrastructuur via projectspecifieke DBFM-overeenkomsten; 56° het decreet betreffende het onderwijs XXVII."; 9° in artikel XII.1 wordt punt 4° vervangen door wat volgt : "4° in artikel 4, § 1, van de wet van 15 juli 1983 houdende oprichting van de Nationale Dienst voor Leerlingenvervoer wordt de zinsnede "artikel 4 van de wet van 29 mei 1959" vervangen door de zinsnede "artikel IV.34 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs";"; 10° in artikel XII.1, 20° en 21°, wordt het getal "56" vervangen door het getal "56/1"; 11° in artikel XII.1, 52°, worden de volgende woorden toegevoegd aan punt 3° : "en het decreet betreffende de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken"; 12° in artikel X.II.1, 92°, wordt de zinsnede "artikel 2" vervangen door de zinsnede "artikel 4"; 13° in artikel XII.1, 110°, wordt de zinsnede "III.19, III.20" vervangen door de zinsnede "III.18, III.19, III.20"; 14° in artikel XII.1, 120°, wordt de zinsnede "artikel 1" vervangen door de zinsnede "artikel 2"; 15° in artikel XII.1, 124°, wordt de zinsnede "artikel V.67" vervangen door de zinsnede "artikel V.66"; 16° in artikel XII.1, 136°, wordt de zinsnede "artikel 1" vervangen door de zinsnede "artikel 2"; 17° in artikel XII.1, 137°, wordt de zinsnede "artikel V.61" vervangen door de zinsnede "artikel V.60"; 18° in artikel XII.1, 146°, wordt de zinsnede "artikel II.64" vervangen door de zinsnede "artikel II.58".
Art. IX.20. In het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel III.4, § 2, 4°, worden de woorden ", behoudens een door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, verleende vrijstelling met het oog op bijzondere en exceptionele omstandigheden" opgeheven; 2° aan artikel III.9, § 2, wordt de volgende zin toegevoegd : "Internaten en tehuizen die niet aan de behoudsnorm voldoen, blijven gefinancierd of gesubsidieerd als het internaat of tehuis op de vorige teldag wel aan de geldende norm voldeed."; 3° aan artikel IV.19 worden een tweede tot en met een zesde lid toegevoegd, die luiden als volgt : "Vanaf 1 januari 2017 wordt de op 1 juni 2016 door de Vlaamse onderwijsbegroting gefinancierde personeelsformatie van 811 uren in het ambt van verpleger en 5832 uren in het ambt van kinderverzorger als vast benoemd of contractueel titularis in de peutertuinen en kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs in het tweetalige hoofdstedelijk gebied Brussel geleidelijk afgebouwd.
Telkens wanneer een vast benoemde of contractueel aangestelde titularis uit dienst treedt, vermindert het toegestane volume financierbare uren met het aantal financierbare uren dat betrokkene presteerde.
Deze afbouwregeling geldt totdat het aantal uren dat gefinancierd wordt binnen de begroting Onderwijs nog 2880 uren, voor de totaliteit van de beide ambten van verpleger en kinderverzorger, bedraagt.
Telkens een vast benoemde of contractueel aangestelde titularis voltijds of deeltijds afwezig is voor een periode en het totaal aantal gefinancierde uren niet gedaald is tot onder de 2880 uren, voor de totaliteit van de beide ambten van verpleger en kinderverzorger, kan geen vervanger worden aangesteld die een salaris ontvangt van het agentschap onderwijsdiensten.
De middelen die jaarlijks vrijkomen door toepassing van het derde en het vijfde lid worden geherinvesteerd in de onderwijsbegroting."; 4° artikel IV.22 wordt opgeheven; 5° in artikel V.29 wordt een punt 4° ingevoegd, dat luidt als volgt : "4° de personeelsleden bedoeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie."; 6° in artikel V.41 wordt een punt 5° ingevoegd, dat luidt als volgt : "5° de personeelsleden, bedoeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie.". Afdeling 11. - Opheffingsbepaling
Art. IX.21. Het koninklijk besluit van 25 oktober 1967 betreffende het zeelyceum in De Haan wordt opgeheven. Afdeling 12. - Inwerkingtreding
Art. IX.22. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2017.
Artikel IX.6, IX.9, 2°, en IX.10 hebben uitwerking met ingang van 1 september 2016.
Artikel IX.19 en IX.20, 3° en 4°, hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2017.
Artikel IX.20, 5° en 6°, treedt in werking op 1 januari 2018.
Artikel IX.11 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2016 tot en met 31 augustus 2019.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 16 juni 2017.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs H. CREVITS De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport, Ph. MUYTERS _______ Nota (1) Zitting 2016-2017 Documenten - Ontwerp van decreet : 1146 - Nr.1 -- Amendementen : 1146 - Nrs. 2 en 3 - Verslag : 1146 - Nr. 4 -- Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1146 - Nr. 5 Handelingen - Bespreking en aanneming : Vergadering van 7 juni 2017.