Etaamb.openjustice.be
Decreet van 16 juni 2006
gepubliceerd op 12 oktober 2006

Decreet tot instelling van een aantal maatregelen tot herstructurering en flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen

bron
vlaamse overheid
numac
2006036591
pub.
12/10/2006
prom.
16/06/2006
ELI
eli/decreet/2006/06/16/2006036591/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 JUNI 2006. - Decreet tot instelling van een aantal maatregelen tot herstructurering en flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet tot instelling van een aantal maatregelen tot herstructurering en flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen

Art. 2.In artikel 2 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de getallen « 57, » en « 58 » wordt het getal « 57bis, » ingevoegd;2° tussen de getallen « 60, » en « 61 » worden de getallen « 60bis, 60ter, 60quater, 60quinquies, 60sexies, 60septies, » ingevoegd.

Art. 3.In artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2004, wordt tussen het zevende en het achtste streepje een nieuw streepje ingevoegd, dat luidt als volgt : « - onderwijsbevoegdheid : a) de studiegebieden, b) de delen van studiegebieden, c) de combinaties van studiegebieden, d) de combinaties van delen van studiegebieden, e) de combinaties van studiegebieden met delen van studiegebieden, waarin de ambtshalve geregistreerde instellingen krachtens dit decreet opleidingen kunnen aanbieden;».

Art. 4.In artikel 4, 3°, b), artikel 24, § 2, artikel 28, § 2, artikel 97 en artikel 133, § 5, van hetzelfde decreet worden de woorden « het Limburgs Universitair Centrum » telkens vervangen door de woorden « de Universiteit Hasselt ».

Art. 5.In artikel 5, 4°, en artikel 35 van hetzelfde decreet worden de woorden « Groep T-Hogeschool Leuven » vervangen door de woorden « Groep T-Leuven Hogeschool ».

Art. 6.In artikel 5, 8°, en artikel 39 van hetzelfde decreet wordt voor de woorden « Hogeschool Limburg » telkens het woord « XIOS » ingevoegd.

Art. 7.Aan artikel 9 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 maart 2004, wordt een § 3 toegevoegd die luidt als volgt : « § 3. Elk jaar vóór 1 mei bezorgt de Vlaamse Regering het verslag van de werkzaamheden van de Erkenningscommissie van het voorgaande kalenderjaar aan het Vlaams Parlement. ».

Art. 8.Aan artikel 9bis, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 maart 2004 en gewijzigd bij het decreet van 30 april 2004, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 5° op verzoek van het instellingsbestuur over een voorgestelde wijziging van de benaming, de aard en de taal van een opleiding in het Hoger Onderwijsregister. ».

Art. 9.In artikel 23, §§ 1 en 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 3° worden de woorden « , en nautische wetenschappen » geschrapt;2° een punt 10° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 10° Nautische wetenschappen.».

Art. 10.In artikel 24, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 11° worden de woorden « Lichamelijke opvoeding, revalidatiewetenschappen en kinesitherapie » vervangen door de woorden « Bewegings- en revalidatiewetenschappen »;2° een punt 20° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 20° Verkeerskunde.».

Art. 11.In artikel 24, § 3, van hetzelfde decreet wordt de tweede zin van het eerste lid geschrapt.

Art. 12.In artikel 24ter van hetzelfde decreet worden na de woorden « Muziek en podiumkunsten » de woorden « , Nautische wetenschappen » ingevoegd.

Art. 13.In hetzelfde decreet wordt een nieuw artikel 24quater ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 24quater.Eén of meer universiteiten en één of meer hogescholen kunnen over de studiegebieden Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen en Handelswetenschappen en Bedrijfskunde heen in het academisch onderwijs gezamenlijke bachelors- en mastersopleidingen die aansluiten bij die bachelorsopleidingen, organiseren.

De betrokken universiteiten en hogescholen reiken gezamenlijk het diploma uit en verlenen de gezamenlijke graad van bachelor of master aan de studenten die met succes de gezamenlijk georganiseerde opleiding hebben voltooid.

De betrokken universiteiten en hogescholen moeten wel de bevoegdheid hebben om de betreffende graden in de genoemde studiegebieden binnen de geografische omschrijving te verlenen.

Deze gezamenlijke opleidingen kunnen ten vroegste starten vanaf het academiejaar 2008-2009 nadat de Vlaamse Regering op grond van de voortgangstoets bedoeld in artikel 124, § 2, tweede lid, heeft vastgesteld dat de wetenschappelijke ondersteuning en de verwevenheid van het onderwijs met wetenschappelijk onderzoek van de betreffende hogeschoolopleiding van voldoende niveau en kwaliteit is.

De betrokken universiteiten en hogescholen sluiten een overeenkomst over de gezamenlijke organisatie van de opleiding. Vanaf het academiejaar 2013-2014 wordt de gezamenlijke opleiding toegewezen aan één universiteit of hogeschool die vanaf dan het diploma uitreikt en de graad verleent.

In een overeenkomst kunnen de betrokken universiteiten en hogescholen afspraken maken over de inbreng van de andere instellingen in het opleidingsprogramma in de vorm van gezamenlijke organisatie van onderwijs- en studieactiviteiten, onderzoek en dienstverlening en over de detachering van personeelsleden in toepassing van artikel 95. ».

Art. 14.In artikel 25, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 maart 2004, worden de woorden « , en nautische wetenschappen » geschrapt.

Art. 15.In artikel 27, § 1, 11°, artikel 30, 10°, en artikel 31, 10°, van hetzelfde decreet worden de woorden « Lichamelijke opvoeding, revalidatiewetenschappen en kinesitherapie » vervangen door de woorden « Bewegings- en revalidatiewetenschappen ».

Art. 16.Aan artikel 28, § 1, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Daarnaast kan de tUL een academisch gerichte opleiding aanbieden en de daarop betrekking hebbende graden van bachelor en master verlenen in het studiegebied Rechten. ».

Art. 17.In de artikelen 32, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 49, 50 en 52 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 maart 2004, worden de woorden « , en nautische wetenschappen » geschrapt.

Art. 18.In artikel 34 van hetzelfde decreet wordt 6° vervangen door wat volgt : « 6° Muziek en podiumkunsten, waarvoor : a) in het hoger professioneel onderwijs de graad van bachelor kan worden verleend;b) binnen een associatie in het academisch onderwijs de graden van bachelor en master kunnen worden verleend;».

Art. 19.In artikel 36 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 maart 2004, worden de woorden « Industriële wetenschappen en technologie, en nautische wetenschappen » vervangen door de woorden « Nautische wetenschappen ».

Art. 20.In artikel 53 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 6° wordt punt 7°;2° een nieuw punt 6° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 6° Muziek en podiumkunsten, waarvoor in het hoger professioneel onderwijs de graad van bachelor kan worden verleend;».

Art. 21.Aan hoofdstuk III, afdeling 1, onderafdeling 5, van hetzelfde decreet wordt een artikel 53bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 53bis.De ambtshalve geregistreerde instellingen kunnen de opleidingen die ze bij of krachtens dit decreet mogen aanbieden ook organiseren buiten het Belgische grondgebied en de daarop betrekking hebbende graden verlenen op voorwaarde dat : 1° die opleidingen afzonderlijk geaccrediteerd werden of erkend zijn als nieuwe opleidingen overeenkomstig dit decreet;2° die opleidingen voldoen aan de wettelijke bepalingen van het land van vestiging;3° de opleidingen afzonderlijk worden geregistreerd in het Hoger Onderwijsregister;4° de kosten van die opleidingen integraal gedekt worden met andere middelen dan de middelen uit de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. De in het vorige lid vermelde eerste voorwaarde geldt niet voor de voortgezette (academische) opleidingen in afbouw. ».

Art. 22.Aan artikel 57, § 2, van hetzelfde decreet wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Voor het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen kan voor het graduaat in de gezinswetenschappen waarvan het visitatierapport dateert van 30 juni 2005, de in het tweede lid bepaalde termijn per uitzonderingsmaatregel worden verlengd tot 18 maanden. ».

Art. 23.In artikel 57bis, § 2, derde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 maart 2004, worden tussen de woorden « voor wat betreft de geregistreerde instellingen » en « tot stand als volgt » de woorden « en de in artikel 93, § 1bis, vermelde opleidingen » ingevoegd.

Art. 24.Aan artikel 57bis, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 maart 2004, wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De in het derde lid, 3°, vermelde erkenning van een evaluatieorgaan kan worden beperkt tot een of meer opleidingen. Het evaluatieorgaan geeft in de erkenningsaanvraag aan voor welke opleiding(en) het de erkenning aanvraagt. ».

Art. 25.Aan artikel 57bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een § 2bis toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2bis.Deze paragraaf is van toepassing op gezamenlijke opleidingen, georganiseerd door een Vlaamse instelling voor hoger onderwijs samen met een of meer buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs, die bij succesvolle voltooiing ervan leiden tot een gezamenlijk diploma in de zin van artikel 94, § 3.

De externe beoordeling, vermeld in § 2, kan, voor de gehele opleiding of voor het deel van het opleidingsprogramma dat verzorgd wordt door de partnerinstelling(en), vervangen worden door één van de volgende beoordelingen : 1° een door een evaluatieorgaan uitgevoerde externe beoordeling die voldoet aan de European Standards for the External Quality Assurance of Higher Education;2° een door een ander accreditatieorgaan verleende accreditatie die betrekking heeft op de gehele opleiding of op het deel van het opleidingsprogramma dat verzorgd wordt door de partnerinstelling(en) en die bij overeenkomstige toepassing van artikel 60sexies, eerste lid, als equivalent wordt erkend;3° andere relevante stukken waarbij het instellingsbestuur inzichtelijk maakt dat het deel van het opleidingsprogramma dat verzorgd wordt door de partnerinstelling(en) de generieke kwaliteitswaarborgen in de zin van artikel 58 biedt zodat de studenten bij het voltooien van de gehele opleiding de leerresultaten vermeld in artikel 58, § 2, bereikt hebben.»; 2° er wordt een § 2ter ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2ter.In afwijking van het bepaalde in § 2, derde lid, 3°, worden de Vlaamse Interuniversitaire Raad en de Vlaamse Hogescholenraad geacht een erkend evaluatieorgaan te zijn ingeval ze optreden als evaluatieorgaan ten aanzien van visitaties in geregistreerde instellingen. ».

Art. 26.Aan hoofdstuk III, afdeling 2, onderafdeling 2, sectie 1, van hetzelfde decreet wordt een artikel 57ter toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 57ter.§ 1. De centra voor volwassenenonderwijs kunnen de accreditatie aanvragen voor de opleidingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie, met uitzondering van de opleidingen van het pedagogisch hoger onderwijs, die ze in het academiejaar 2003-2004 hebben georganiseerd. Het accreditatieproces verloopt overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling die gelden voor de ambtshalve geregistreerde instellingen. § 2. Een opleiding die de accreditatie of de tijdelijke erkenning verwerft, moet worden overgedragen aan een ambtshalve geregistreerde instelling die de overeenkomstige onderwijsbevoegdheid en territoriale bevoegdheid heeft.

De overdracht van de opleiding kan plaatsvinden vanaf het ogenblik van de accreditatie c.q. de tijdelijke erkenning en moet voltrokken zijn uiterlijk op 31 augustus van het jaar dat volgt op het jaar van de accreditatie c.q. de tijdelijke erkenning.

Van de territorialiteitsvoorwaarde als bedoeld in het eerste lid, kan worden afgeweken in het overdrachtsprotocol, als bedoeld in § 4. In geval van toepassing van § 3 kan deze afwijking reeds worden vastgelegd in de intentieverklaring. De afwijking heeft in dit geval pas uitwerking met de eigenlijke overdracht. Als voorwaarde geldt dat : 1° de afwijking op de territorialiteitsvoorwaarde wordt gemotiveerd;2° de afwijking op de territorialiteitsvoorwaarde wordt bekrachtigd door het Vlaams Parlement;3° de opleiding slechts op één plaats wordt aangeboden. § 3. Indien de overdracht van de opleiding niet op het ogenblik van de accreditatie plaatsvindt, leggen het overdragende centrum voor volwassenenonderwijs en de ontvangende ambtshalve geregistreerde instelling hun principiële overeenstemming over de overdracht van de opleiding in een intentieverklaring neer. Deze intentieverklaring bevat minimaal de datum waarop de overdracht van de geaccrediteerde opleiding zal plaatsvinden en de engagementen van de ambtshalve geregistreerde instelling waaraan de opleiding wordt overgedragen.

Deze intentieverklaring wordt ter bekrachtiging voorgelegd aan de Vlaamse Regering. § 4. Ter regeling van de overdracht van de opleiding sluiten het overdragende centrum voor volwassenenonderwijs en de ontvangende ambtshalve geregistreerde instelling in ieder geval een protocol, als vermeld in artikel 125bis 2, § 2. § 5. Indien de overdracht van de opleiding niet op het ogenblik van de accreditatie plaatsvindt, reiken het overdragende centrum voor volwassenenonderwijs en de ontvangende ambtshalve geregistreerde instelling, bij wijze van overgangsmaatregel en in afwijking van artikel 14 van dit decreet, gezamenlijk een diploma van de graad van bachelor uit na de succesvolle voltooiing van de opleiding die de accreditatie of de tijdelijke erkenning heeft verworven.

De gezamenlijke diplomering is slechts mogelijk vanaf de bekrachtiging door de Vlaamse Regering van de in § 3 bedoelde intentieverklaring en zolang de overdracht van de opleiding naar de ontvangende ambtshalve geregistreerde instelling niet is gerealiseerd.

In ieder geval verliezen het centrum voor volwassenenonderwijs en de ambtshalve geregistreerde instelling de uitzonderlijke mogelijkheid om gezamenlijk een diploma van de graad van bachelor uit te reiken als de overdracht van de opleiding niet binnen de in § 2 vermelde termijn is gerealiseerd. ».

Art. 27.Aan artikel 60, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 19 maart 2004, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De termijn van vier maanden vermeld in het eerste lid, wordt verlengd tot zes maanden als de opmerkingen en de bezwaren van het instellingsbestuur van die aard zijn dat het accreditatieorgaan tot een bijkomend advies van deskundigen wordt genoopt. ».

Art. 28.In het opschrift van titel I, hoofdstuk III, afdeling 2, onderafdeling 2, sectie 7, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 maart 2004, worden de woorden « buitenlandse accreditaties » vervangen door de woorden « accreditaties verleend door andere accreditatieorganen ».

Art. 29.In artikel 60sexies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « buitenlandse accreditatie die het als equivalent erkent » vervangen door de woorden « als equivalent erkende accreditatie, verleend door een ander accreditatieorgaan »;2° aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « Tussen de datum waarop de als equivalent te erkennen accreditatie is uitgebracht en de datum van de accreditatieaanvraag bij het Accreditatieorgaan mag niet meer dan één jaar verlopen zijn.»; 3° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Als het Accreditatieorgaan meent dat een oordeel van een ander accreditatieorgaan niet voldoet aan de in artikel 3, tweede streepje, vermelde begripsomschrijving, kan de accreditatieprocedure desalniettemin worden voortgezet.Het oordeel wordt in dat geval beschouwd als een externe beoordeling. ».

Art. 30.Aan artikel 61, § 1, tweede lid, 4°, van hetzelfde decreet wordt een c) toegevoegd, dat luidt als volgt : « c) de organisatie vanaf het academiejaar 2007-2008 van de nieuwe bachelors- en mastersopleiding Rechten aan de tUL, zoals bepaald in artikel 28, § 1. ».

Art. 31.In artikel 62 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 19 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, eerste lid, wordt aan de eerste zin de volgende zinsnede toegevoegd : « voor 1 april van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het academiejaar waarin de instelling de opleiding op zijn vroegst wil aanbieden.»; 2° in § 2, eerste lid, wordt de tweede zin geschrapt en worden een derde, vierde en vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Voor de Provinciale Hogeschool Limburg wordt voor een aanvraag die betrekking heeft op de opleidingen die ingericht worden in het academiejaar 2007-2008 binnen het studiegebied Muziek en podiumkunsten, de in het eerste lid vermelde datum verschoven naar 15 juni. Voor de transnationale Universiteit Limburg wordt voor een aanvraag die betrekking heeft op de opleidingen die ingericht worden in het academiejaar 2007-2008 binnen het studiegebied Rechten, de in het eerste lid vermelde datum verschoven naar 15 juni.

Voor de Erasmushogeschool Brussel wordt voor een aanvraag die betrekking heeft op de professionele bacheloropleidingen die ingericht worden in het academiejaar 2007-2008 binnen het studiegebied Muziek en podiumkunsten, de in het eerste lid vermelde datum verschoven naar 15 juni. »; 3° aan § 3, eerste lid, 1°, wordt de volgende zinsnede toegevoegd : « en in voorkomend geval de andere aanvragen van verwante nieuwe opleidingen.»; 4° in § 3 wordt het tweede lid vervangen door de volgende vier leden : « De Erkenningscommissie brengt haar oordeel over de ingediende aanvragen uiterlijk uit op 1 juni van het kalenderjaar, vermeld in § 2, eerste lid. Voor de Provinciale Hogeschool Limburg wordt voor een aanvraag die betrekking heeft op de opleidingen die ingericht worden in het academiejaar 2007-2008 binnen het studiegebied Muziek en podiumkunsten, de in het tweede lid vermelde datum verschoven naar 15 augustus.

Voor de transnationale Universiteit Limburg wordt voor een aanvraag die betrekking heeft op de opleidingen die ingericht worden in het academiejaar 2007-2008 binnen het studiegebied Rechten, de in het tweede lid vermelde datum verschoven naar 15 augustus.

Voor de Erasmushogeschool Brussel wordt voor een aanvraag die betrekking heeft op de professionele bacheloropleidingen die ingericht worden in het academiejaar 2007-2008 binnen het studiegebied Muziek en podiumkunsten, de in het tweede lid vermelde datum verschoven naar 15 augustus. »; 5° in § 6 wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « De in het eerste lid vermelde vervaltermijn geldt niet ingeval van een herindiening van een aanvraag toets nieuwe opleiding bij het Accreditatieorgaan, nadat een initiële aanvraag, ingediend overeenkomstig de bepalingen van dit artikel, op initiatief van het instellingsbestuur werd ingetrokken.Het positieve macrodoelmatigheidsoordeel van de Erkenningscommissie of, desgevallend, de Vlaamse Regering blijft in voorkomend geval slechts geldig onder één van de volgende voorwaarden : 1° als de intrekking is gebeurd binnen de in § 7, derde lid, vermelde termijn om na de ontvangst van het ontwerp van toetsingsrapport bezwaren en opmerkingen te formuleren, beschikt het instellingsbestuur over een vervaltermijn van zestig kalenderdagen om de aanvraag toets nieuwe opleiding opnieuw in te dienen bij het Accreditatieorgaan.De vervaltermijn gaat in op de dag na de betekening van het ontwerp van toetsingsrapport; 2° als de intrekking is gebeurd voor de betekening van een in § 7, derde lid, vermeld ontwerp van toetsingsrapport, beschikt het instellingsbestuur over een vervaltermijn van zestig kalenderdagen om de aanvraag toets nieuwe opleiding opnieuw in te dienen bij het Accreditatieorgaan.De vervaltermijn gaat in op de dag na de intrekking van de initiële aanvraag toets nieuwe opleiding. »; 6° aan § 7 worden een vierde en een vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « De ordetermijn van vier maanden, vermeld in het eerste lid, wordt verlengd tot zes maanden ingeval de opmerkingen en de bezwaren van het instellingsbestuur van die aard zijn dat het Accreditatieorgaan tot een bijkomend advies van deskundigen wordt genoopt. De ordetermijn van vier maanden, vermeld in het eerste lid, wordt ingeval van intrekking van een aanvraag toets nieuwe opleiding geschorst vanaf de intrekking van de aanvraag tot en met de datum van de betekening van de herindiening ervan. ».

Art. 32.In artikel 64, § 3, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « De gegevens inzake gezamenlijke opleidingen worden aangeleverd door de coördinerende instelling. ».

Art. 33.Artikel 64, § 4, van hetzelfde decreet, opgeheven bij het decreet van 30 april 2004, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « § 4. Voor wijzigingen in de benaming van een opleiding (kwalificatie), in de onderwijstaal van een opleiding, en in de aard (statuut) van de opleiding, dient het instellingsbestuur een aanvraag in bij de Erkenningscommissie. De aanvraag en het bijbehorende dossier voor de opleidingen die het daaropvolgende academiejaar georganiseerd worden, worden uiterlijk op 1 april bij de Erkenningscommissie ingediend. De Erkenningscommissie bepaalt de vorm en de inhoud van het dossier dat bij de aanvraag gevoegd moet worden. De Erkenningscommissie brengt een oordeel uit op basis van de volgende criteria : 1° de wijzigingen zijn niet zo substantieel dat er sprake is van een nieuwe opleiding;2° de samenhang (transparantie) van de benamingen blijft bewaard;3° de taalvereisten voor de opleidingen, bepaald in artikel 91, worden nageleefd. De Erkenningscommissie brengt haar oordeel over de ingediende aanvragen uiterlijk op 1 mei van hetzelfde kalenderjaar uit. Ze bezorgt haar oordeel aan het instellingsbestuur, aan de instantie die belast is met de opmaak van het Hoger Onderwijsregister en aan het departement Onderwijs en Vorming.

Bij een negatief oordeel van de Erkenningscommissie, of als het oordeel niet tijdig wordt verstrekt, kan het instellingsbestuur binnen een vervaltermijn van vijftien kalenderdagen een tweede aanvraag indienen bij de Vlaamse Regering. De termijn voor de tweede aanvraag gaat in : 1° de dag na de datum van ontvangst van het negatieve oordeel;2° de dag waarop de beoordelingstermijn voor de Erkenningscommissie is verstreken. In het geval de instelling een tweede aanvraag indient, deelt de Vlaamse Regering haar beslissing aan het instellingsbestuur mee binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat de dag na de datum van ontvangst van de tweede aanvraag. Als de beslissing van de Vlaamse Regering niet wordt meegedeeld binnen die termijn van dertig kalenderdagen, wordt het voorstel van het instellingsbestuur geacht positief beoordeeld te zijn. ».

Art. 34.Aan artikel 68, § 5, van hetzelfde decreet wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Ze geldt evenmin voor personen die in het buitenland een diploma van arts of tandarts hebben behaald en die de toelating hebben om zich aan een universiteit in Vlaanderen in te schrijven voor een mastersopleiding in het studiegebied Geneeskunde of in het studiegebied Tandheelkunde. ».

Art. 35.In artikel 76 van hetzelfde decreet wordt de tweede zin vervangen door wat volgt : « Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat de student vanaf het ogenblik van inschrijving het onderwijs- en examenreglement te allen tijde gemakkelijk kan raadplegen. Als een student er uitdrukkelijk om vraagt, is het instellingsbestuur ertoe gehouden een papieren kopie van het onderwijs- en examenreglement te overhandigen. ».

Art. 36.In artikel 78 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 4° wordt vervangen door wat volgt : « 4° de wijze van samenstelling van de examencommissies en de wijze waarop de representativiteit van die commissies wordt gegarandeerd;»; 2° er wordt een punt 13° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 13° of het mogelijk is om van opleidingsonderdelen waarvan het examen uit twee of meer onderdelen bestaat, de resultaten voor bepaalde examenonderdelen te behouden in een volgend academiejaar en de voorwaarden waaronder dit kan gebeuren.».

Art. 37.In artikel 85, § 1, van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd door het decreet van 30 april 2004, worden na de woorden « een bewijs van bekwaamheid » de woorden « en/of EVK's » ingevoegd.

Art. 38.In artikel 86bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2004, worden na de woorden « een bewijs van bekwaamheid » de woorden « en/of EVK's » ingevoegd.

Art. 39.In artikel 93 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 maart 2004, wordt een § 1bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis. De bepalingen van §§ 2, 3, 3bis en 4 zijn niet van toepassing op de opleidingen waarvoor een beroep wordt gedaan op de in artikel 60sexies vermelde accreditatieprocedure. ».

Art. 40.In artikel 94 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden na de woorden « de Franse Gemeenschap, » de woorden « het weze een hogeschool van de Duitstalige Gemeenschap, het weze de Koninklijke Militaire School in Brussel » ingevoegd;2° in § 3 worden na de woorden « instellingen voor hoger onderwijs » de woorden « of met de Koninklijke Militaire School in Brussel » ingevoegd;3° in § 3 wordt na de eerste zin een tweede en derde zin ingevoegd, die luiden als volgt : « Een universiteit kan binnen de perken van haar onderwijsbevoegdheid met één of meer universiteiten van de Franse Gemeenschap een gezamenlijk diploma uitreiken en de betreffende graad van bachelor of master verlenen aan de student die met succes een door de betrokken instellingen gezamenlijke opleiding heeft voltooid.Een hogeschool kan binnen de perken van haar onderwijsbevoegdheid met één of meer hogescholen van de Franse of Duitstalige Gemeenschap een gezamenlijk diploma uitreiken en de betreffende graad van bachelor of master aan de student die met succes een door de betrokken instellingen gezamenlijke opleiding heeft voltooid. »; 4° in § 4 worden na de woorden « buitenlandse universiteit » de woorden « of met de Koninklijke Militaire School in Brussel » ingevoegd.

Art. 41.In artikel 95bis.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2004, wordt het tweede lid vervangen door de volgende twee leden : « In afwijking van het voorschrift dat de instellingen voor hoger onderwijs ten vroegste vanaf het academiejaar 2009-2010 nieuwe mastersopleidingen die aansluiten bij een academische bachelorsopleiding kunnen aanbieden, kunnen de instellingen voor hoger onderwijs nieuwe mastersopleidingen die aansluiten bij een academische bachelorsopleiding aanbieden vanaf het academiejaar 2005-2006, voor zover : 1° deze mastersopleidingen als mastersopleidingen van Erasmus Mundus werden geselecteerd, overeenkomstig het besluit nr.2317/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 tot invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004-2008); én 2° de betreffende instellingen voor hoger onderwijs over de vereiste onderwijsbevoegdheid beschikken. Deze mastersopleidingen worden niet beschouwd als nieuwe opleidingen zoals bedoeld in artikel 60septies. Deze opleidingen worden geacht geaccrediteerd te zijn tot en met het einde van het vijfde academiejaar na de start van de opleiding. Deze overgangsaccreditatie vervalt als de Europese erkenning als mastersopleiding Erasmus Mundus vervalt. ».

Art. 42.Aan artikel 95bis.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2004, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het instellingsbestuur kan de inschrijving voor een Erasmus Mundus mastersopleiding wel afhankelijk maken van een onderzoek naar de geschiktheid en de bekwaamheid van de student om deze opleiding te volgen. ».

Art. 43.In artikel 130 van hetzelfde decreet wordt in de eerste zin de datum « 31 december 2005 » vervangen door de datum « 31 oktober 2007 ».

Art. 44.In artikel 138 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.De voorschriften, vermeld in hoofdstuk III van het universiteitendecreet, en de voorschriften, vastgesteld krachtens dit hoofdstuk, zijn als volgt van toepassing op de organisatie van de academische opleidingen en op de voortgezette academische opleidingen in afbouw : 1° artikelen 5, 6, 7, 8, 9, 19, 20, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 34, 34bis, 35, 36, 37, 39, 40bis, 49, 55, 58, 59, 60, 61 en 62 blijven onverkort van toepassing;2° artikelen 7bis, 15bis, 33 en 40 blijven van toepassing;3° artikelen 11, 12, 13, 14 en 15 blijven van toepassing met afschaffing van de verplichting om de opleidingen in studiejaren op te delen;4° artikel 47 wordt vervangen door artikelen 94 tot en met 95 van dit decreet;5° artikelen 8bis, 10, 17, 18, 21, 22, 32, 38, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 48, 50, 51, 52, 53, 54, 56 en 57 zijn niet meer van toepassing.In de plaats hiervan passen de universiteiten de overeenkomstige bepalingen toe van het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen. »; 2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De voorschriften, vermeld in titel II van het hogescholendecreet, en de voorschriften, vastgesteld krachtens deze titel, zijn als volgt van toepassing op de organisatie van de basisopleidingen van één cyclus, de basisopleidingen van twee cycli en de voortgezette opleidingen in afbouw : 1° artikelen 5, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 26ter, 42, 49, 51, 53 en 57 blijven onverkort van toepassing;2° artikelen 12, 14, 15, 16, 17, 50, 58, 58bis, 59, 60, 61, 61bis, 62 en 63 zijn niet meer van toepassing;3° artikelen 20bis, 20ter, 20quater, 20quinquies, 20sexies, 20septies, 20octies, 20novies, 26bis, 40bis en 40ter blijven van toepassing;4° artikelen 36, 37, 38 en 40 blijven van toepassing, maar met een verwijzing naar de studieomvang, overeenkomstig het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen;5° artikelen 57bis, 57ter, 57quater en 57quinquies blijven van toepassing;6° artikelen 6, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 41, 43, 44, 45, 47, 48, 52, 54, 55 en 56 zijn niet meer van toepassing.In de plaats daarvan passen de hogescholen de overeenkomstige bepalingen toe van het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen. »; 3° er wordt een § 3 toegevoegd die luidt als volgt : « § 3.Instellingen kunnen de Vlaamse Regering verzoeken om bepaalde voorschriften vervat in hoofdstuk III van het universiteitendecreet, respectievelijk titel II van het hogescholendecreet die overeenkomstig § 1, respectievelijk § 2 met ingang van het academiejaar 2005-2006 vervangen worden door de overeenkomstige bepalingen van het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen, toch nog te kunnen toepassen in het academiejaar 2005-2006.

Instellingen die in het academiejaar 2005-2006 van een dergelijke maatregel genieten, zijn ertoe gehouden § 1, respectievelijk § 2 onverkort toe te passen met ingang van het academiejaar 2006-2007. ».

Art. 45.In artikel 171 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « 1 januari 2006 » worden vervangen door de woorden « 1 januari 2007 »;2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Indien een universiteit daartoe een gemotiveerd verzoek indient, kan de Vlaamse Regering de in het eerste lid bedoelde inwerkingtreding voor de verzoekende universiteit met één jaar uitstellen, tot 1 januari 2008.». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen

Art. 46.In artikel II.7 van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen wordt in het laatste lid het woord « examenbeslissingen » vervangen door het woord « studievoortgangsbeslissingen ».

Art. 47.In artikel II.17, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt : « 1° een werkend en twee plaatsvervangende voorzitters »;2° in punt 2° wordt het tweede woord « twee » vervangen door « vier »;3° aan § 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Elk van de plaatsvervangende bijzitters mag elk van de werkende bijzitters vervangen.». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen

Art. 48.In artikel 2 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan punt 1° worden na de woorden « op grond van een creditbewijs » de woorden « , EVK's » toegevoegd;2° punt 5 wordt vervangen door wat volgt : « 5° beursstudent : een student die : a) voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 12 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en beantwoordt aan de financiële criteria voor het verkrijgen van een studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, of b) onderdaan is van een staat behorende tot de Europese Economische Ruimte en beantwoordt aan de financiële criteria voor het verkrijgen van een studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, of c) een DGOS-bursaal, een BTC-bursaal of een bursaal in de programma's van de ontwikkelingssamenwerking van de Vlaamse Interuniversitaire Raad is;»; 3° punt 10° wordt opgeheven;4° punt 25° wordt vervangen door wat volgt : « 25° volgtijdelijkheid : de door het instellingsbestuur bepaalde regels inzake het gevolgd hebben van of het geslaagd zijn voor een opleidingsonderdeel of opleiding vooraleer een student een examen kan doen over een ander opleidingsonderdeel of een andere opleiding;».

Art. 49.In artikel 10 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin van § 1 worden de woorden « in een voorstel van reglement » vervangen door de woorden « in de onderwijsregeling »;2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.In het licht van het noodzakelijke evenwicht tussen de reglementen van de verschillende instellingen stemt het instellingsbestuur zijn afwijkende toelatingsvoorwaarden af op de algemene voorschriften inzake afwijkende toelatingsvoorwaarden die de associatie in een reglement heeft opgenomen. Deze laatste bepaling geldt niet voor het bestuur van een instelling die niet tot een associatie behoort. »; 3° er wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.Bij wijze van overgangsmaatregel blijven de afwijkende toelatingsvoorwaarden opgenomen in de bestaande reglementen van de instellingen van toepassing tot de goedkeuring van het reglement van de associatie zoals bepaald in § 2. ».

Art. 50.Het tweede en het derde lid van artikel 13, § 2, worden vervangen door wat volgt : « Het instellingsbestuur kan op grond van EVK's of de resultaten van een bekwaamheidsonderzoek : 1° de studieomvang van een schakelprogramma differentiëren;2° de minimale studieomvang van een schakelprogramma onder de 45 studiepunten vaststellen;3° de student vrijstellen van de verplichting om een schakelprogramma te volgen.».

Art. 51.In artikel 17, § 2, van hetzelfde decreet wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, die luidt als volgt : « Het instellingsbestuur kan de inschrijving wel afhankelijk maken van een onderzoek naar de bekwaamheid van de student om de bachelors-na-bachelorsopleiding te volgen. ».

Art. 52.In artikel 18, § 2, van hetzelfde decreet wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, die luidt als volgt : « Het instellingsbestuur kan de inschrijving wel afhankelijk maken van een onderzoek naar de bekwaamheid van de student om de masters-na-mastersopleiding te volgen. ».

Art. 53.In titel III, hoofdstuk III, afdeling 3, van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 4, bestaande uit een artikel 18bis, ingevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling 4. - Inschrijving afzonderlijke opleidingsonderdelen - creditcontracten - examencontracten

Artikel 18bis.Het instellingsbestuur kan studenten die niet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 8, inschrijven voor afzonderlijke opleidingsonderdelen onder een creditcontract of een examencontract op voorwaarde dat uit een onderzoek blijkt dat de betrokkene beschikt over de bekwaamheid om het opleidingsonderdeel of de opleidingsonderdelen goed te kunnen volgen. ».

Art. 54.Aan artikel 25 van hetzelfde decreet wordt de volgende zinnen toegevoegd, die luiden als volgt : « De instellingen kunnen in hun onderwijsregeling vastleggen dat bepaalde opleidingsonderdelen wegens hun aard niet in aanmerking komen voor een examencontract. Dit dient te worden gemotiveerd. ».

Art. 55.In artikel 26 van hetzelfde decreet wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. De instellingen bieden voor de bachelors-en de mastersopleidingen ten minste twee verschillende modeltrajecten qua studieomvang per academiejaar aan, waarvan ten minste één modeltraject met een studieomvang van 54 tot 66 studiepunten.

Die verplichting geldt niet voor de bachelors-na-bachelorsopleidingen en de masters-na-mastersopleidingen. ».

Art. 56.In artikel 29, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° na het woord « examenkansen » worden de woorden « in de loop van het academiejaar » toegevoegd;2° in het tweede lid worden de woorden « tijdens hetzelfde academiejaar » geschrapt;3° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In dat geval moet de student zich voor het betreffende opleidingsonderdeel in een volgend academiejaar opnieuw inschrijven. ».

Art. 57.Artikel 37 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 58.In artikel 40 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « betreffende EVC's en EVK's » geschrapt;2° § 2 wordt opgeheven.

Art. 59.In hetzelfde decreet wordt na artikel 40 een subsectie 2bis - Bewijs van bekwaamheid, ingevoegd, die bestaat uit een artikel 40bis, dat luidt als volgt : « Subsectie 2bis. - Bewijs van bekwaamheid

Artikel 40bis.De validerende instantie kent een bewijs van bekwaamheid toe nadat de aanvrager het bekwaamheidsonderzoek met positief gevolg doorlopen heeft. Het betreffende document of de betreffende registratie vermeldt in elk geval : 1° de validerende instantie die het document uitreikt;2° de associatie waaronder de validerende instantie ressorteert;3° de gehanteerde standaarden;4° de gebruikte methodologie;5° de competenties die blijken uit het bekwaamheidsonderzoek.».

Art. 60.Artikel 42 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 42.De in subsectie 1 tot en met 3 vermelde minimale regelen worden per associatie uitgewerkt in een reglement waarin de methodologische en procedurele garanties inzake het bekwaamheidsonderzoek zijn ingeschreven, evenals de beginselen inzake de in artikel 41, 5°, vermelde interne beroepsprocedure. ».

Art. 61.Artikel 43 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 43.De Vlaamse Regering evalueert elke vijf jaar de wijze waarop de associaties en instellingen omgaan met de kwaliteitsborging van hun EVC/EVK-procedures en de vrijstellingsprocedures zoals bepaald in deze afdeling. De eerste evaluatie vindt plaats voor 2009. De Vlaamse Regering werkt de nodige maatregelen uit om die evaluatie uit te voeren.

De kwaliteitsborging heeft betrekking op de transparantie, toegankelijkheid, betrouwbaarheid en regelmatigheid van de gehanteerde procedures en methoden.

De uitkomsten van de evaluatie worden samengebracht in een openbaar verslag.

Elk bestuur geeft gevolg aan de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling in zijn beleid. ».

Art. 62.In artikel 46 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° voor de woorden « Het instellingsbestuur » wordt de vermelding « § 1.» toegevoegd; 2° na de woorden « op grond van » worden de woorden « EVK's en/of » ingevoegd;3° er wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2.Het instellingsbestuur voert het onderzoek uit met het oog op het verlenen van vrijstellingen op stukken. »; 4° er wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.Het instellingsbestuur kan in uitzonderlijke gevallen het onderzoek met het oog op het verlenen van vrijstellingen op grond van EVK's laten verlopen via een bekwaamheidsonderzoek zoals bepaald in onderafdeling 1. In dat geval verwijst het instellingsbestuur de aanvrager door naar de validerende instantie op het niveau van de associatie waaronder het instellingsbestuur ressorteert. De instelling motiveert de noodzakelijkheid van dat bekwaamheidsonderzoek. ».

Art. 63.In artikel 47 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden het eerste lid en het inleidende zinsdeel van het tweede lid vervangen door wat volgt : « In het licht van de noodzakelijke vergelijkbaarheid van de reglementen inzake vrijstelling leggen de associaties in een reglement algemene voorschriften vast voor het verlenen van vrijstellingen. Die voorschriften zijn een nadere uitwerking van de volgende algemene beginselen : »; 2° § 2 wordt opgeheven;3° § 3 wordt § 2;4° de nieuwe § 2 wordt aangevuld met de volgende bepalingen : « rekening houdend met de voorschriften die opgenomen zijn in het vrijstellingsreglement van de associatie.Bij wijze van overgangsmaatregel blijven de bestaande reglementen van de instellingen inzake vrijstelling van toepassing tot de goedkeuring van het reglement van de associatie zoals bepaald in § 1. Die laatste bepalingen gelden niet voor het bestuur van een instelling die niet tot een associatie behoort. ».

Art. 64.In artikel 51 van hetzelfde decreet worden in § 1 na de woorden « bewijs van bekwaamheid » de woorden « en/of EVK's » ingevoegd.

Art. 65.In artikel 52 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Aan § 1, 2°, wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Van deze mogelijkheid kan steeds gebruik worden gemaakt bij een onder creditcontract of examencontract met het oog op het behalen van individuele credits ingeschreven student die zich al tweemaal voor een bepaald opleidingsonderdeel heeft ingeschreven zonder dat hij daarvoor een creditbewijs heeft behaald.»; 2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Maatregelen van studievoortgangsbewaking als vermeld in § 1, 1°, kunnen worden opgelegd aan een onder diplomacontract ingeschreven student die na één academiejaar niet ten minste 50 % van de studiepunten heeft verworven waarop het diplomacontract betrekking heeft. ».

Art. 66.Aan artikel 54 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Deze titel is niet van toepassing op de instellingen die geen subsidies ontvangen van de Vlaamse Gemeenschap voor het verzorgen van het onderwijs. ».

Art. 67.In artikel 57, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord « voltijds » geschrapt en wordt na het woord « studietraject » de woorden « van meer dan 53 studiepunten » toegevoegd;2° in het tweede lid wordt het woord « deeltijds » geschrapt en wordt na het woord « studietraject » de woorden « van ten hoogste 53 studiepunten » toegevoegd.

Art. 68.Aan artikel 62, § 3, tweede lid, van het hetzelfde decreet wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 4° de opleiding wordt niet gefinancierd door het Vlaams ministerie van Onderwijs en vorming. ».

Art. 69.In artikel 68 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Voor een onderzoek betreffende EVK's dat verloopt op stukken, zoals bepaald in artikel 46, § 2, kan geen bijdrage worden gevraagd. »; 2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De bijdrage voor een bekwaamheidsonderzoek dat de competenties van de aanvrager voor het hoger onderwijs test, bedraagt ten hoogste : 1° 590 euro, als het bekwaamheidsonderzoek betrekking heeft op het niveau van bachelor in het hoger professioneel onderwijs of het academisch onderwijs;2° 770 euro, als het bekwaamheidsonderzoek betrekking heeft op het mastersniveau en de aanvrager nog niet beschikt over een diploma van een bachelorsopleiding;3° 230 euro, als het bekwaamheidsonderzoek betrekking heeft op het mastersniveau en de aanvrager al beschikt over een diploma van een bachelorsopleiding. Als het bekwaamheidsonderzoek betrekking heeft op afzonderlijke opleidingsonderdelen of een cluster van opleidingsonderdelen, worden die bedragen gedifferentieerd evenredig met de omvang ervan, een vast bedrag van 55 euro voor administratieve kosten buiten beschouwing gelaten. ».

Art. 70.Aan titel VI van hetzelfde decreet wordt een artikel 97bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 97bis.§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 138, § 1, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen wordt voor de toepassing van dit decreet op de organisatie van de academische opleidingen en op de voortgezette academische opleidingen in afbouw vanaf het academiejaar 2005-2006 ook verstaan onder : 1° de bachelorsopleidingen en de mastersopleidingen die aansluiten op een bachelorsopleiding : de academische opleidingen;2° de mastersopleidingen die volgen op andere mastersopleidingen : de voortgezette academische opleidingen. § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 138, § 2, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen wordt voor de toepassing van dit decreet op de organisatie van de basisopleidingen van één cyclus en op de basisopleidingen van twee cycli in afbouw vanaf het academiejaar 2005-2006 ook verstaan onder : 1° de bachelorsopleidingen en de mastersopleidingen : de basisopleidingen;2° de bachelorsopleidingen die volgen op een andere bachelorsopleiding en de mastersopleidingen die volgen op een andere mastersopleiding : de voortgezette opleidingen. § 3. De verplichting die opgenomen is in artikel 26, § 3, om ten minste twee verschillende modeltrajecten qua studieomvang per academiejaar aan te bieden geldt niet voor de opleidingen in afbouw. ».

Art. 71.Artikel 98, § 2, van hetzelfde decreet wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen in het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap

Art. 72.In het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt het tweede lid van artikel 165 vervangen door de volgende bepaling : « Een deeltijdse betrekking bedraagt ten minste 50 procent van een voltijdse betrekking, tenzij het personeelslid een verlof voor verminderde prestaties of een deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden opneemt of wanneer het een vervanging betreft van een personeelslid dat een verlof voor verminderde prestaties of een deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden opneemt. ».

Art. 73.In hetzelfde decreet wordt in artikel 179 een punt 17°bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « 17°bis HOSP wordt verhoogd met een tweede forfaitair bedrag dat gelijk is aan de som van de bezoldigingen en vergoedingen die het Onderwijsdienstencentrum Hoger Onderwijs en Volwassenenonderwijs van het Vlaams ministerie van Onderwijs en vorming heeft betaald, gedurende het kalenderjaar dat voorafgaat aan de overdracht, aan de personeelsleden die werkzaam zijn in een opleiding zoals bedoeld in artikel 57ter van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen; ».

Art. 74.In artikel 243 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 wordt het woord « A211 » vervangen door het woord « A214 », het woord « A214 » door het woord « A311 » en de woorden « bijlage 11 » telkens door de woorden « bijlage 5 »;2° er wordt een § 3bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3bis.De ambtenaren bedoeld in artikel 242, § 1, die op 31 december 2005 ten minste 10 jaar met een opdracht als commissaris belast waren, worden met ingang van 1 januari 2006 door de Vlaamse Regering vast benoemd in het ambt van commissaris van de Vlaamse Regering bij de hogescholen.

De rechtspositieregeling van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid is op hen van toepassing. De Vlaamse Regering is gemachtigd met betrekking tot de commissarissen van de Vlaamse Regering bij de hogescholen aanvullende of afwijkende rechtspositieregels vast te stellen. ».

Art. 75.In artikel 243 van hetzelfde decreet wordt § 4 vervangen door wat volgt : « § 4. De commissaris-coördinator van de Vlaamse Regering bij de hogescholen wordt gedurende de eerste vier jaren van de opdracht bezoldigd op dezelfde wijze als de directeur-generaal bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Na vier jaren wordt de commissaris-coördinator bezoldigd op dezelfde wijze als de gewoon hoogleraar bij de hogescholen. Zijn/haar dienstjaren worden gelijkgesteld met academische dienstjaren. ».

Art. 76.In hetzelfde decreet wordt een artikel 307sexies ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 307sexies.§ 1. Met behoud van de toepassing van artikelen 92 en 93 is de hogeschool die in toepassing van artikel 57ter van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen opleidingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie overneemt, verplicht werkgelegenheid te verschaffen aan de leden van het onderwijzend personeel van die overgenomen opleidingen, op voorwaarde dat die personeelsleden in de periode van 1 juni tot en met 30 juni van het kalenderjaar waarin de eerste accreditatie of de tijdelijke erkenning is verleend, tewerkgesteld zijn geweest in de opleiding in kwestie, en als die personeelsleden aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1° uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar waarin de eerste accreditatie of de tijdelijke erkenning is verleend, werden ze vastbenoemd in hoofdambt of in bijbetrekking in de opleiding;2° in de periode van 1 juni tot en met 30 juni van het kalenderjaar waarin de eerste accreditatie of de tijdelijke erkenning is verleend, zijn ze aangesteld geweest in een vacante betrekking als tijdelijke van doorlopende duur als lid van het onderwijzend personeel in de opleiding en werden ze als dusdanig door de Vlaamse Gemeenschap bezoldigd in hoofdambt, of konden ze het recht op dergelijke aanstelling van doorlopende duur in bedoelde periode doen gelden. De hogeschool is verplicht die personeelsleden werkgelegenheid te verschaffen naar rato van het volume van de betrekking die zij in de overgenomen opleiding uitoefenden op de laatste dag van hun tewerkstelling in juni van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de overdracht. § 2. De tijdelijke personeelsleden die voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1, 2°, krijgen bij toewijzing van een betrekking in een ambt binnen de personeelsformatie, een aanstelling van onbepaalde duur, zoals bedoeld in artikel 124bis. ».

Art. 77.In hetzelfde decreet wordt een artikel 307septies ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 307septies.De benoemde personeelsleden krijgen op het moment van de overname door de hogeschool, zoals vermeld in artikel 57ter van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, een betrekking toegewezen in een ambt binnen de personeelsformatie van de hogeschool naar rato van het volume van de opdracht die zij in de overgenomen opleiding uitoefenden op 30 juni van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de overdracht.

De hogeschool wijst de tijdelijke personeelsleden van doorlopende duur en de gerechtigden op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur op het ogenblik van de overname een betrekking toe in een ambt binnen de personeelsformatie naar rato van het volume van de betrekking die zij in de overgenomen opleiding uitoefenden op de laatste dag van hun tewerkstelling in juni van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de overdracht.

De in het eerste lid vermelde personeelsleden worden vanaf de overname personeelslid van de hogeschool en worden betaald ten laste van de werkingsuitkeringen van de hogeschool in kwestie. De overname van deze personeelsleden gebeurt op éénzelfde moment.

De rechtspositieregeling en de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de hogescholen zijn op hen van toepassing, rekening houdend met de volgende overgangsmaatregelen : 1° de tijdelijke personeelsleden van doorlopende duur en de gerechtigden op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur behouden de salarisschaal die zij op de laatste dag van hun tewerkstelling in de overgenomen opleiding genoten, tenzij de hogeschool hen inschaalt in een hogere salarisschaal;2° de personeelsleden die op 30 juni van het kalenderjaar waarin de eerste accreditatie of de tijdelijke erkenning is verleend vastbenoemd waren in de opleiding in kwestie, worden op het ogenblik van de overname door de hogeschool benoemde personeelsleden van de hogeschool en behouden de salarisschaal die zij op 30 juni van het kalenderjaar waarin de eerste accreditatie of de tijdelijke erkenning is verleend, genoten voor hun betrekking in de overgenomen opleiding, tenzij de hogeschool hen inschaalt in een hogere salarisschaal;3° de personeelsleden die in de periode van 1 juni tot en met 30 juni van het kalenderjaar waarin de eerste accreditatie of de tijdelijke erkenning is verleend, een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur hadden of in die periode een recht op een dergelijke aanstelling, konden doen gelden, worden op het ogenblik van de overname door de hogeschool tijdelijke personeelsleden van de hogeschool.In afwijking van de bepalingen van artikel 122, § 2, en artikel 231 kan het hogeschoolbestuur de vermelde personeelsleden op hun verzoek benoemen voor het volume van de opdracht waarop zij aanspraak kunnen maken. Elk personeelslid dat benoemd wordt, moet in het bezit zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs; 4° de personeelsleden die op 30 juni van het kalenderjaar waarin de eerste accreditatie of de tijdelijke erkenning is verleend vast benoemd waren, krijgen vanaf de overname een bezoldiging die gelijk is aan de optelsom van de salarissen die zij genoten voor de twee onderwijsopdrachten op de vooravond van de overname, op voorwaarde dat zij : a) op 1 januari 1996 als lid van het onderwijzend personeel binnen de overnemende hogeschool van overgangsmaatregelen in de zin van artikel 318 konden genieten en als zodanig van 1 januari 1996 een betrekking binnen de personeelsformatie van de hogeschool opgenomen hebben;b) uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar waarin de eerste accreditatie of de tijdelijke erkenning is verleend, voor een voltijdse opdracht als lid van het onderwijzend personeel benoemd waren in het betrokken centrum van het volwassenenonderwijs. Bij wijziging van het opdrachtvolume wordt het salaris naar evenredigheid aangepast. ».

Art. 78.In hetzelfde decreet wordt een artikel 307octies ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 307octies.De hogeschool treedt in de rechten en de verplichtingen van de inrichtende macht van het gemeenschapsonderwijs met betrekking tot de opleidingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie die in toepassing van artikel 57ter van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen door de hogeschool zijn overgenomen. In de overname zijn begrepen alle rechten en verplichtingen verbonden aan hangende en toekomstige procedures. ». HOOFDSTUK V. - Wijzigingen in het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool

Art. 79.In het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool wordt artikel 5 vervangen door wat volgt : «

Artikel 5.De Hogere Zeevaartschool kan in het studiegebied Nautische Wetenschappen de academische gerichte bachelors-en mastersopleiding Nautische wetenschappen en de professioneel gerichte bachelorsopleiding Scheepswerktuigkunde organiseren. ». HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen in het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs

Art. 80.In het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs wordt een artikel 48quinquies ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 48quinquies.§ 1. Het aantal lesurencursist van de referteperiode vanaf 1 februari van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de overname tot en met 31 januari van het kalenderjaar van de overname van de opleidingen die overeenkomstig artikel 57ter van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen worden overgedragen naar de hogescholen, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het lestijdenpakket van het overdragende centrum voor volwassenenonderwijs voor het schooljaar dat aanvangt in het kalenderjaar van de overname. § 2. Het aantal lesurencursist van de referteperiode vanaf 1 februari van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de overname tot en met 31 januari van het kalenderjaar van de overname van de opleidingen die overeenkomstig artikel 57ter van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen worden overgedragen naar de hogescholen, worden in aanmerking genomen als basis voor de berekening van de ambten bestuurs- en ondersteunend personeel, zoals bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de financiering of subsidiëring van de ambten van het bestuurs- en ondersteunend personeel van de centra voor volwassenenonderwijs, van het overdragende centrum voor volwassenenonderwijs voor het schooljaar dat aanvangt in het kalenderjaar van de overname. § 3. Vanaf de referteperiode vanaf 1 februari van het kalenderjaar van de overname tot en met 31 januari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar van de overname worden de in de §§ 1 en 2 bedoelde aantal lesurencursist geheel of ten dele toegevoegd aan het aantal lesurencursist van het overdragende centrum voor volwassenenonderwijs als basis voor de berekening van de ambten bestuurs- en ondersteunend personeel zolang en voor zover het aantal lesurencursist van het betrokken centrum niet groter wordt dan dit van de referteperiode vanaf 1 februari van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de overname tot en met 31 januari van het kalenderjaar van de overname. ».

Art. 81.Artikel 70bis van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° de huidige tekst wordt § 1;2° er wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2.Het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten, zoals gewijzigd door het decreet van 13 april 1999, houdt op van toepassing te zijn op de opleidingen bedoeld in artikel 57ter van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, vanaf het ogenblik dat deze opleidingen de accreditatie hebben verworven. ». HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen in het decreet van 7 mei 2004 betreffende het Limburgs Universitair Centrum en de Hoge Raad voor het Hoger Onderwijs in Limburg

Art. 82.Aan artikel 27 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het Limburgs Universitair Centrum en de Hoge Raad voor het Hoger Onderwijs in Limburg wordt een § 4 toegevoegd waarvan de tekst luidt als volgt : « § 4. Personeelsleden van een universiteit of hogeschool die bezoldigd worden op de werkingsuitkeringen of ambtenaren van het ministerie of een instelling van de Vlaamse Gemeenschap die het mandaat opnemen, krijgen voor de duur van het mandaat een verlof voor de uitoefening van een mandaat waarvan het algemeen belang erkend wordt.

Het verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit. Het wordt niet bezoldigd. ». HOOFDSTUK VIII. - Opheffings- en inwerkingtredingsbepalingen

Art. 83.Het decreet van 4 april 1990 houdende instelling van een tweejaarlijkse prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor een werk over een wetenschappelijk onderwerp wordt opgeheven.

Art. 84.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van het academiejaar 2005-2006, met uitzondering van artikel 27 en artikel 31, 5° en 6°, die uitwerking hebben op 1 februari 2005 en artikel 82 dat uitwerking heeft op 1 oktober 2004.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 16 juni 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Zitting 2005-2006. Stukken. - Ontwerp van decreet, 804 - Nr. 1. - Amendementen, 804 - Nrs. 2 en 3. - In eerste lezing aangenomen artikelen, 804 - Nr. 4. - Verslag, 804 - Nr. 5. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 804 - Nr. 6.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 31 mei 2006.

^