gepubliceerd op 09 september 2005
Decreet houdende wijziging van diverse decreten, wat het statuut van de mandaathouders in de aan het Vlaams Parlement verbonden instellingen betreft
15 JULI 2005. - Decreet houdende wijziging van diverse decreten, wat het statuut van de mandaathouders in de aan het Vlaams Parlement verbonden instellingen betreft (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet houdende wijziging van diverse decreten, wat het statuut van de mandaathouders in de aan het Vlaams Parlement verbonden instellingen betreft. HOOFDSTUK I. - Bevoegdheidsbepaling
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse ombudsdienst
Art. 2.Artikel 4 van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse ombudsdienst, gewijzigd bij het decreet van 31 januari 2003, wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 4.§ 1. Het Vlaams Parlement benoemt de Vlaamse ombudsman na een openbare oproep tot kandidaatstelling en op basis van een vergelijkende selectie, voor een termijn van zes jaar. De selectievoorwaarden en de selectieprocedure worden vastgesteld door het Vlaams Parlement. De selectie wordt uitgevoerd door of in opdracht van het Vlaams Parlement.
Een persoon kan maximaal gedurende twee termijnen, al dan niet aaneensluitend, het ambt van Vlaams ombudsman bekleden. § 2. De Vlaamse ombudsman moet aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Belg zijn;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° houder zijn van een diploma dat toegang verleent tot een ambt van niveau A bij de diensten van het Vlaams Parlement;5° drie jaar voor de oproep tot kandidaatstelling geen bij verkiezing verleend openbaar mandaat hebben vervuld.Voor de toepassing van deze bepaling wordt met een bij verkiezing verleend openbaar mandaat gelijkgesteld : het ambt van buiten de gemeenteraad benoemde burgemeester, een mandaat van bestuurder in een instelling van openbaar nut, het ambt van regeringscommissaris, het ambt van gouverneur, adjunct-gouverneur of vice-gouverneur, het ambt van federaal minister, gemeenschaps- of gewestminister, het ambt van staatssecretaris of gewestelijk staatssecretaris of een politiek mandaat bij de Europese Unie; 6° ten minste vijf jaar nuttige beroepservaring hebben, hetzij op juridisch, administratief of sociaal gebied, hetzij op een ander gebied dat dienstig is voor de uitoefening van het ambt. § 3. Bij de eerste benoeming doorloopt de Vlaamse ombudsman een proefperiode van 1 jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de betrokkene het ambt effectief opneemt.
Uiterlijk vijfenveertig dagen voor het verstrijken van die proefperiode evalueert het Vlaams Parlement de Vlaamse ombudsman. Bij ontstentenis van een evaluatie op dat ogenblik wordt de evaluatie geacht gunstig te zijn. § 4. Uiterlijk negentig dagen voor het verstrijken van het mandaat evalueert het Vlaams Parlement de Vlaamse ombudsman.
Indien de Vlaamse ombudsman gunstig geëvalueerd wordt, wordt zijn mandaat van rechtswege eenmaal verlengd met een nieuwe termijn van zes jaar.
Bij ontstentenis van een evaluatie negentig dagen voor het verstrijken van het mandaat, wordt de evaluatie geacht gunstig te zijn. »
Art. 3.In artikel 5 van hetzelfde decreet worden de woorden "De ombudsman legt" vervangen door de woorden "Alvorens in dienst te treden legt de ombudsman".
Art. 4.Artikel 6 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 6.Het ambt van Vlaamse ombudsman is onverenigbaar met een bij verkiezing verleend openbaar mandaat of een overeenkomstig artikel 4, § 2, 5°, daarmee gelijkgesteld mandaat of ambt, en met een openbaar ambt of enige andere functie of activiteit, waardoor de waardigheid van het ambt of de goede, onafhankelijke en onpartijdige uitoefening van het ambt in het gedrang kan komen. »
Art. 5.Artikel 7 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 7.Het mandaat van de Vlaamse ombudsman eindigt van rechtswege : 1° na een ongunstige evaluatie van de proefperiode, bij het verstrijken van die proefperiode;2° na een ongunstige evaluatie van het mandaat, bij het verstrijken van het mandaat;3° wanneer hij definitief arbeidsongeschikt wordt verklaard ingevolge de toepassing van artikel 11, tweede lid. Het Vlaams Parlement beëindigt het mandaat van de Vlaamse ombudsman : 1° op zijn verzoek;2° wanneer hij de regels inzake onverenigbaarheden, zoals bedoeld in artikel 6, niet naleeft;3° wanneer hij niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 4, § 2, 1° en 3°. Het Vlaams Parlement kan het mandaat van de Vlaamse ombudsman beëindigen : 1° mits akkoord van de betrokkene;2° wanneer hij de leeftijd van 65 jaar bereikt;3° om ernstige redenen.»
Art. 6.In hetzelfde decreet wordt een artikel 7bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 7bis.Bij het openvallen van het ambt van Vlaams ombudsman start het Vlaams Parlement zo spoedig mogelijk de selectieprocedure met het oog op de benoeming van een nieuwe Vlaamse ombudsman.
Wanneer het mandaat van de Vlaamse ombudsman verstrijkt, en er is nog geen opvolger benoemd, of de opvolger heeft zijn ambt nog niet effectief opgenomen, dan blijft de Vlaamse ombudsman zijn ambt uitoefenen tot de opvolger zijn ambt effectief opneemt, in voorkomend geval in afwijking van artikel 4, § 1, tweede lid.
In de gevallen, bedoeld in artikel 7, of in geval van overlijden van de Vlaamse ombudsman, kan het Vlaams Parlement één van de personeelsleden van de Vlaamse ombudsdienst die beantwoordt aan de voorwaarden, bepaald in artikel 4, § 2, 1°, 2°, 3° en 4°, tot Vlaams ombudsman ad interim aanwijzen, na vergelijking van de titels en de verdiensten van de kandidaten. Die regeling geldt ook ingeval de Vlaamse ombudsman wegens ziekte gedurende ten minste twee opeenvolgende maanden afwezig is of wanneer vaststaat dat hij wegens ziekte gedurende ten minste twee opeenvolgende maanden afwezig zal zijn. »
Art. 7.In artikel 8 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Het mandaat van de Vlaamse ombudsman kan niet beëindigd worden wegens meningen geuit of daden gesteld in de normale uitoefening van zijn ambt. »
Art. 8.Artikel 11 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 11.De Vlaamse ombudsman ontvangt het salaris, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de sociale voordelen van een statutair personeelslid van rang A3 van het Vlaams Parlement.
Wanneer de Vlaamse ombudsman wegens ziekte of gebrekkigheid niet meer in staat is zijn ambt te vervullen, en hij de wettelijke pensioenleeftijd nog niet bereikt heeft, stelt het Vlaams Parlement aan de Administratieve Gezondheidsdienst voor om de ombudsman definitief arbeidsongeschikt te verklaren. »
Art. 9.In hoofdstuk II, afdeling 6, van hetzelfde decreet wordt een artikel 11bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 11bis.De Vlaamse ombudsman ad interim, zoals bedoeld in artikel 7bis, derde lid, geniet voor de duur van zijn aanstelling een toelage die gelijk is aan het verschil tussen het salaris van de Vlaamse ombudsman en zijn salaris als personeelslid van de Vlaamse ombudsdienst. Die tijdelijke toelage komt niet in aanmerking voor de berekening van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage. »
Art. 10.Artikel 20 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 20.Het Vlaams Parlement keurt jaarlijks op voorstel van de ombudsman de begroting en de rekeningen van de Vlaamse ombudsdienst goed. »
Art. 11.In hetzelfde decreet wordt een artikel 22bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 22bis.Het Vlaams Parlement bepaalt de vestigingsplaats van de Vlaamse ombudsdienst. » HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris
Art. 12.In het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris wordt artikel 3, punt 3, aangevuld met de volgende twee leden : « De personeelsleden van het Kinderrechtencommissariaat vervullen hun opdracht onder leiding van de Commissaris.
De personeelsleden van het Kinderrechtencommissariaat hebben in de uitoefening van hun taken dezelfde bevoegdheden als de Commissaris. »
Art. 13.Artikel 7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 januari 2003, wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 7.§ 1. Het Vlaams Parlement benoemt de Commissaris na een openbare oproep tot kandidaatstelling en op basis van een vergelijkende selectie, voor een termijn van zes jaar. De selectievoorwaarden en de selectieprocedure worden vastgesteld door het Vlaams Parlement. De selectie wordt uitgevoerd door of in opdracht van het Vlaams Parlement.
Een persoon kan maximaal gedurende twee termijnen, al dan niet aaneensluitend, het ambt van Commissaris bekleden. § 2. De Commissaris moet aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Belg zijn;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° houder zijn van een diploma dat toegang verleent tot een ambt van niveau A bij de diensten van het Vlaams Parlement;5° drie jaar voor de oproep tot kandidaatstelling geen bij verkiezing verleend openbaar mandaat hebben vervuld.Voor de toepassing van deze bepaling wordt met een bij verkiezing verleend openbaar mandaat gelijkgesteld : het ambt van buiten de gemeenteraad benoemde burgemeester, een mandaat van bestuurder in een instelling van openbaar nut, het ambt van regeringscommissaris, het ambt van gouverneur, adjunct-gouverneur of vice-gouverneur, het ambt van federaal minister, gemeenschaps- of gewestminister, het ambt van staatssecretaris of gewestelijk staatssecretaris of een politiek mandaat bij de Europese Unie; 6° ten minste vijf jaar nuttige beroepservaring hebben, die dienstig is voor de uitoefening van het ambt. § 3. Bij de eerste benoeming doorloopt de Commissaris een proefperiode van 1 jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de betrokkene het ambt effectief opneemt.
Uiterlijk vijfenveertig dagen voor het verstrijken van die proefperiode evalueert het Vlaams Parlement de Commissaris. Bij ontstentenis van een evaluatie op dat ogenblik wordt de evaluatie geacht gunstig te zijn. § 4. Uiterlijk negentig dagen voor het verstrijken van het mandaat evalueert het Vlaams Parlement de Commissaris.
Indien de Commissaris gunstig geëvalueerd wordt, wordt zijn mandaat van rechtswege eenmaal verlengd met een nieuwe termijn van zes jaar.
Bij ontstentenis van een evaluatie negentig dagen voor het verstrijken van het mandaat, wordt de evaluatie geacht gunstig te zijn. § 5. Alvorens in dienst te treden, legt de Commissaris in handen van de voorzitter van het Vlaams Parlement de volgende eed af : "Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk". »
Art. 14.In artikel 8 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Het ambt van Commissaris is onverenigbaar met een bij verkiezing verleend openbaar mandaat of een overeenkomstig artikel 7, § 2, 5°, daarmee gelijkgesteld mandaat of ambt, en met een openbaar ambt of enige andere functie of activiteit, waardoor de waardigheid van het ambt of de goede, onafhankelijke en onpartijdige uitoefening van het ambt in het gedrang kan komen; » 2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De Commissaris ontvangt het salaris, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de sociale voordelen van een statutair personeelslid van rang A2 van het Vlaams Parlement.
Wanneer de Commissaris wegens ziekte of gebrekkigheid niet meer in staat is zijn ambt te vervullen, en hij de wettelijke pensioenleeftijd nog niet bereikt heeft, stelt het Vlaams Parlement aan de Administratieve Gezondheidsdienst voor om hem definitief arbeidsongeschikt te verklaren; » 3° een § 2bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2bis.De Kinderrechtencommissaris ad interim, zoals bedoeld in artikel 9bis, derde lid, geniet voor de duur van zijn aanstelling een toelage die gelijk is aan het verschil tussen het salaris van de Commissaris en zijn salaris als personeelslid van het Kinderrechtencommissariaat. Die tijdelijke toelage komt niet in aanmerking voor de berekening van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage; » 4° het tweede lid van § 3 vervangen door wat volgt : « Het mandaat van de Commissaris kan niet beëindigd worden wegens meningen geuit of daden gesteld in de normale uitoefening van zijn ambt.»
Art. 15.Artikel 9 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 9.Het mandaat van de Commissaris eindigt van rechtswege : 1° na een ongunstige evaluatie van de proefperiode, bij het verstrijken van die proefperiode;2° na een ongunstige evaluatie van het mandaat, bij het verstrijken van het mandaat;3° wanneer hij definitief arbeidsongeschikt wordt verklaard ingevolge de toepassing van artikel 8, § 2, derde lid. Het Vlaams Parlement beëindigt het mandaat van de Commissaris : 1° op zijn verzoek;2° wanneer hij de regels inzake onverenigbaarheden, zoals bedoeld in artikel 8, § 1, niet naleeft;3° wanneer hij niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7, § 2, 1° en 3°. Het Vlaams Parlement kan het mandaat van de Commissaris beëindigen : 1° mits akkoord van de betrokkene;2° wanneer hij de leeftijd van 65 jaar bereikt;3° om ernstige redenen.»
Art. 16.In hetzelfde decreet wordt een artikel 9bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 9bis.Bij het openvallen van het ambt van Commissaris start het Vlaams Parlement zo spoedig mogelijk de selectieprocedure met het oog op de benoeming van een nieuwe Commissaris.
Wanneer het mandaat van de Commissaris verstrijkt, en er is nog geen opvolger benoemd, of de opvolger heeft zijn ambt nog niet effectief opgenomen, dan blijft de Commissaris zijn ambt uitoefenen tot de opvolger zijn ambt effectief opneemt, in voorkomend geval in afwijking van artikel 7, § 1, tweede lid, van dit decreet.
In de gevallen bedoeld in artikel 9 van dit decreet, of in geval van overlijden van de Commissaris, kan het Vlaams Parlement één van de personeelsleden van het Kinderrechtencommissariaat dat beantwoordt aan de voorwaarden, bepaald in artikel 7, § 2, 1°, 2°, 3° en 4°, van dit decreet, tot Kinderrechtencommissaris ad interim aanwijzen, na vergelijking van de titels en de verdiensten van de kandidaten. Die regeling geldt ook ingeval de Commissaris wegens ziekte gedurende ten minste twee opeenvolgende maanden afwezig is of wanneer vaststaat dat hij wegens ziekte gedurende ten minste twee opeenvolgende maanden afwezig zal zijn. »
Art. 17.Artikel 13 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 13.Het Vlaams Parlement keurt jaarlijks op voorstel van de Commissaris de begroting en de rekeningen van het Kinderrechtencommissariaat goed. »
Art. 18.Aan hetzelfde decreet wordt een artikel 15 toegevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 15.Het Vlaams Parlement bepaalt de vestigingsplaats van het Kinderrechtencommissariaat. » HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan het decreet van 17 juli 2000 houdende de oprichting van een Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek
Art. 19.In artikel 11 van het decreet van 17 juli 2000 houdende de oprichting van een Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek worden §§ 2 en 3 vervangen door wat volgt : « § 2. Het Vlaams Parlement benoemt de directeur na een openbare oproep tot kandidaatstelling en op basis van een vergelijkende selectie, voor een termijn van zes jaar. De selectievoorwaarden en de selectieprocedure worden vastgesteld door het Vlaams Parlement op voorstel van de raad van bestuur. De selectie wordt uitgevoerd door of in opdracht van het Vlaams Parlement.
Een persoon kan maximaal gedurende twee termijnen, al dan niet aaneensluitend, het ambt van directeur bekleden. § 3. De directeur moet aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Belg of onderdaan van een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte zijn;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° houder zijn van een diploma dat toegang verleent tot een ambt van niveau A bij de diensten van het Vlaams Parlement;5° ten minste vijf jaar nuttige beroepservaring hebben. § 4. Bij de eerste benoeming doorloopt de directeur een proefperiode van 1 jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de betrokkene het ambt effectief opneemt.
Uiterlijk vijfenveertig dagen voor het verstrijken van de proefperiode evalueert het Vlaams Parlement de directeur, na hierover tijdig advies ingewonnen te hebben bij de raad van bestuur. Bij ontstentenis van een evaluatie op dat ogenblik wordt de evaluatie geacht gunstig te zijn. § 5. Uiterlijk negentig dagen voor het verstrijken van het mandaat evalueert het Vlaams Parlement de directeur, na hierover tijdig advies ingewonnen te hebben bij de raad van bestuur.
Indien de directeur gunstig geëvalueerd wordt, wordt zijn mandaat van rechtswege eenmaal verlengd met een nieuwe termijn van zes jaar.
Bij ontstentenis van een evaluatie negentig dagen voor het verstrijken van het mandaat, wordt de evaluatie geacht gunstig te zijn. »
Art. 20.In hetzelfde decreet wordt een artikel 11bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 11bis . Alvorens in dienst te treden legt de directeur in handen van de voorzitter van het Vlaams Parlement de volgende eed af : "Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk". »
Art. 21.In hetzelfde decreet wordt een artikel 11ter ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 11ter.§ 1. De directeur ontvangt het salaris, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de sociale voordelen van een statutair personeelslid van rang A2 van het Vlaams Parlement.
De directeur heeft voor elke volledige maand diensttijd recht op aanvullende voordelen inzake rustpensioen die overeenstemmen met het verschil tussen enerzijds 1/720e van het referentiesalaris, en anderzijds het rustpensioen ten laste van de werknemers waarop hij aanspraak kan maken voor de uitoefening van deze functie. Het referentiesalaris is het gemiddelde jaarsalaris van de laatste 5 jaar van het uitgeoefende mandaat van directeur, of, indien het mandaat minder dan 5 jaar uitgeoefend werd, het gemiddelde jaarsalaris berekend over het volledige mandaat.
In geval van ziekte of invaliditeit heeft de directeur recht op aanvullende voordelen die overeenstemmen met het verschil tussen, enerzijds, zijn salaris en, anderzijds, de uitkering die hij ontvangt. § 2. Het ambt van directeur is onverenigbaar met een bij verkiezing verleend openbaar mandaat. Met een bij verkiezing verleend openbaar mandaat wordt gelijkgesteld : het ambt van buiten de gemeenteraad benoemde burgemeester, een mandaat van bestuurder in een instelling van openbaar nut, het ambt van regeringscommissaris, het ambt van gouverneur, adjunct-gouverneur of vice-gouverneur, het ambt van federaal minister, gemeenschaps- of gewestminister, het ambt van staatssecretaris of gewestelijk staatssecretaris of een politiek mandaat bij de Europese Unie.
Bovendien mag de directeur geen openbaar ambt of enige andere functie vervullen, en geen enkele activiteit verrichten, waardoor de waardigheid van het ambt of de goede, onafhankelijke en onpartijdige uitoefening van het ambt in het gedrang kan komen. »
Art. 22.In hetzelfde decreet wordt een artikel 11quater ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 11quater . Het mandaat van de directeur eindigt van rechtswege : 1° na een ongunstige evaluatie van de proefperiode, bij het verstrijken van de proefperiode;2° na een ongunstige evaluatie van het mandaat, bij het verstrijken van het mandaat;3° wanneer hij definitief arbeidsongeschikt wordt verklaard. Het Vlaams Parlement beëindigt het mandaat van de directeur : 1° op zijn verzoek;2° wanneer hij een mandaat, zoals bedoeld in artikel 11ter , § 2, eerste lid, aanvaardt;3° wanneer hij een openbaar ambt of enige andere functie vervult, of een activiteit verricht, zoals bedoeld in artikel 11ter , § 2, tweede lid.De beslissing tot beëindiging wordt in dit geval genomen op voorstel van de raad van bestuur; 4° wanneer hij niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 11, § 3, 1° en 3°. Het Vlaams Parlement kan, uitsluitend na advies van de Raad van Bestuur, het mandaat van de directeur beëindigen : 1° mits akkoord van de betrokkene;2° wanneer hij de leeftijd van 65 jaar bereikt;3° om ernstige redenen.»
Art. 23.In hetzelfde decreet wordt een artikel 11quinquies ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 11quinquies.Bij het openvallen van het ambt van directeur start het Vlaams Parlement zo spoedig mogelijk de selectieprocedure met het oog op de benoeming van een nieuwe directeur.
Wanneer het mandaat van de directeur verstrijkt, en er is nog geen opvolger benoemd, of de opvolger heeft zijn ambt nog niet effectief opgenomen, blijft de directeur zijn ambt uitoefenen tot de opvolger zijn ambt effectief opneemt, in voorkomend geval in afwijking van artikel 11, § 2, laatste lid.
In de gevallen bedoeld in artikel 11quater, of in geval van overlijden van de directeur, kan het Vlaams Parlement één van de personeelsleden van het Instituut dat beantwoordt aan de voorwaarden, bepaald in artikel 11, § 3, 1°, 2°, 3° en 4°, tot directeur ad interim aanwijzen.
Die regeling geldt ook ingeval de directeur wegens ziekte gedurende ten minste twee opeenvolgende maanden afwezig is of wanneer vaststaat dat hij gedurende ten minste twee opeenvolgende maanden wegens ziekte afwezig zal zijn. De aanwijzing van de directeur ad interim gebeurt op voordracht van de raad van bestuur, na vergelijking van de titels en de verdiensten van de kandidaten.
De directeur ad interim geniet voor de duur van zijn aanstelling een toelage die gelijk is aan het verschil tussen het salaris van de directeur en zijn salaris als personeelslid van het Instituut. Die tijdelijke toelage komt niet in aanmerking voor de berekening van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage. »
Art. 24.Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 16.Het Vlaams Parlement keurt jaarlijks op voorstel van de Raad van Bestuur de begroting en de rekeningen van het Instituut goed. »
Art. 25.In hetzelfde decreet wordt een artikel 17bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 17bis . Het Vlaams Parlement bepaalt de vestigingsplaats van het Instituut. » HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan het decreet van 7 mei 2004 houdende oprichting van een Vlaams Instituut voor Vrede en Geweldpreventie bij het Vlaams Parlement
Art. 26.In artikel 7 van het decreet van 7 mei 2004 houdende oprichting van een Vlaams Instituut voor Vrede en Geweldpreventie bij het Vlaams Parlement worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid van § 3 wordt vervangen door wat volgt : « Het Vlaams Parlement benoemt de leden van de Raad van Bestuur als volgt : 1° zes leden voorgedragen door de fracties in het Vlaams Parlement vanwege hun competentie en hun belangstelling voor vredesvraagstukken. Zij nemen in eigen naam zitting in de Raad; 2° drie leden op voordracht van de Vlaamse Interuniversitaire Raad;3° drie leden op voordracht van een vrijwillig samenwerkingsverband van Nederlandstalige vredesorganisaties;4° vier leden op voordracht van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen. De Raad van Bestuur, zoals samengesteld op basis van het vorige lid, coöpteert drie leden, en deelt hun namen mee aan het Vlaams Parlement. »; 2° § 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.De leden van de raad van bestuur worden voor de duur van vijf jaar benoemd of gecoöpteerd. Het mandaat van de leden van de raad van bestuur, bedoeld in § 3, tweede lid, van dit artikel, verstrijkt op dezelfde dag als dat van de andere leden van de raad van bestuur.
Ingeval het mandaat van een lid voortijdig eindigt, wordt voor de resterende duur van het mandaat, volgens de bepalingen van § 3, eerste lid, van dit artikel, door de betrokken instantie onverwijld een nieuw bestuurslid voorgedragen en door het Vlaams Parlement benoemd, of, volgens de bepalingen van § 3, tweede lid, van dit artikel, door de raad van bestuur gecoöpteerd. »
Art. 27.In artikel 9 van het decreet van 7 mei 2004 houdende oprichting van een Vlaams Instituut voor Vrede en Geweldpreventie bij het Vlaams Parlement worden de §§ 2 en 3 vervangen door wat volgt : « § 2. Het Vlaams Parlement benoemt de directeur na een openbare oproep tot kandidaatstelling en op basis van een vergelijkende selectie, voor een termijn van zes jaar. De selectievoorwaarden en de selectieprocedure worden vastgesteld door het Vlaams Parlement op voorstel van de raad van bestuur. De selectie wordt uitgevoerd door of in opdracht van het Vlaams Parlement.
Een persoon kan maximaal gedurende twee termijnen, al dan niet aaneensluitend, het ambt van directeur bekleden. § 3. De directeur moet aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Belg of onderdaan van een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte zijn;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° houder zijn van een diploma dat toegang verleent tot een ambt van niveau A bij de diensten van het Vlaams Parlement;5° ten minste vijf jaar nuttige beroepservaring hebben. § 4. Bij de eerste benoeming doorloopt de directeur een proefperiode van 1 jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de betrokkene het ambt effectief opneemt.
Uiterlijk vijfenveertig dagen voor het verstrijken van de proefperiode evalueert het Vlaams Parlement de directeur, na hierover tijdig het advies van de raad van bestuur ingewonnen te hebben. Bij ontstentenis van een evaluatie op dat ogenblik wordt de evaluatie geacht gunstig te zijn. § 5. Uiterlijk negentig dagen voor het verstrijken van het mandaat evalueert het Vlaams Parlement de directeur, na hierover tijdig het advies van de raad van bestuur ingewonnen te hebben.
Indien de directeur gunstig geëvalueerd wordt, wordt zijn mandaat van rechtswege eenmaal verlengd met een nieuwe termijn van zes jaar.
Bij ontstentenis van een evaluatie negentig dagen voor het verstrijken van het mandaat, wordt de evaluatie geacht gunstig te zijn. »
Art. 28.In hetzelfde decreet wordt een artikel 9bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 9bis.Alvorens in dienst te treden legt de directeur in handen van de voorzitter van het Vlaams Parlement de volgende eed af : "Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk". »
Art. 29.In hetzelfde decreet wordt een artikel 9ter ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 9ter § 1. De directeur ontvangt het salaris, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de sociale voordelen van een statutair personeelslid van rang A2 van het Vlaams Parlement.
De directeur heeft voor elke volledige maand diensttijd recht op aanvullende voordelen inzake rustpensioen die overeenstemmen met het verschil tussen enerzijds 1/720e van het referentiesalaris, en anderzijds het rustpensioen ten laste van de werknemers waarop hij aanspraak kan maken voor de uitoefening van deze functie. Het referentiesalaris is het gemiddelde jaarsalaris van de laatste 5 jaar van het uitgeoefende mandaat van directeur, of, indien het mandaat minder dan 5 jaar uitgeoefend werd, het gemiddelde jaarsalaris berekend over het volledige mandaat.
In geval van ziekte of invaliditeit heeft de directeur recht op aanvullende voordelen die overeenstemmen met het verschil tussen enerzijds zijn salaris en anderzijds de uitkering die hij ontvangt. § 2. Het ambt van directeur is onverenigbaar met een bij verkiezing verleend openbaar mandaat. Met een bij verkiezing verleend openbaar mandaat wordt gelijkgesteld : het ambt van buiten de gemeenteraad benoemde burgemeester, een mandaat van bestuurder in een instelling van openbaar nut, het ambt van regeringscommissaris, het ambt van gouverneur, adjunct-gouverneur of vice-gouverneur, het ambt van federaal minister, gemeenschaps- of gewestminister, het ambt van staatssecretaris of gewestelijk staatssecretaris of een politiek mandaat bij de Europese Unie.
Bovendien mag de directeur geen openbaar ambt of enige andere functie vervullen, en geen enkele activiteit verrichten, waardoor de waardigheid van het ambt of de goede, onafhankelijke en onpartijdige uitoefening van het ambt in het gedrang kan komen. »
Art. 30.In hetzelfde decreet wordt een artikel 9quater ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 9quater.Het mandaat van de directeur eindigt van rechtswege : 1° na een ongunstige evaluatie van de proefperiode, bij het verstrijken van die proefperiode;2° na een ongunstige evaluatie van het mandaat, bij het verstrijken van het mandaat;3° wanneer hij definitief arbeidsongeschikt wordt verklaard. Het Vlaams Parlement beëindigt het mandaat van de directeur : 1° op zijn verzoek;2° wanneer hij een mandaat, zoals bedoeld in artikel 9ter, § 2, eerste lid, aanvaardt;3° wanneer hij een openbaar ambt of enige andere functie vervult, of een activiteit verricht, zoals bedoeld in artikel 9ter, § 2, tweede lid.De beslissing tot beëindiging wordt in dit geval genomen op voorstel van de raad van bestuur; 4° wanneer hij niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 9, § 3, 1° en 3°. Het Vlaams Parlement kan, uitsluitend na advies van de raad van bestuur, het mandaat van de directeur beëindigen : 1° mits akkoord van de betrokkene;2° wanneer hij de leeftijd van 65 jaar bereikt;3° om ernstige redenen.»
Art. 31.In hetzelfde decreet wordt een artikel 9quinquies ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 9quinquies.Bij het openvallen van het ambt van directeur start het Vlaams Parlement zo spoedig mogelijk de selectieprocedure met het oog op de benoeming van een nieuwe directeur.
Wanneer het mandaat van de directeur verstrijkt, en er is nog geen opvolger benoemd, of de opvolger heeft zijn ambt nog niet effectief opgenomen, blijft de directeur zijn ambt uitoefenen tot de opvolger zijn ambt effectief opneemt, in voorkomend geval in afwijking van artikel 9, § 2, tweede lid.
In de gevallen bedoeld in artikel 9quater, of in geval van overlijden van de directeur, kan het Vlaams Parlement één van de personeelsleden van het Vredesinstituut dat beantwoordt aan de voorwaarden, bepaald in artikel 9, § 3, 1°, 2°, 3° en 4°, tot directeur ad interim aanwijzen.
Die regeling geldt ook ingeval de directeur wegens ziekte gedurende ten minste twee opeenvolgende maanden afwezig is, of wanneer vaststaat dat hij wegens ziekte gedurende ten minste twee opeenvolgende maanden afwezig zal zijn. De aanwijzing van een directeur ad interim gebeurt op voordracht van de raad van bestuur, na vergelijking van de titels en de verdiensten van de kandidaten.
De directeur ad interim geniet voor de duur van zijn aanstelling een toelage die gelijk is aan het verschil tussen het salaris van de directeur en zijn salaris als personeelslid van het Vredesinstituut.
Die tijdelijke toelage komt niet in aanmerking voor de berekening van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage. »
Art. 32.Artikel 14 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 14.Het Vlaams Parlement keurt jaarlijks, op voorstel van de raad van bestuur, de begroting en de rekeningen van het Instituut goed. »
Art. 33.In hetzelfde decreet wordt een artikel 15bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 15bis.Het Vlaams Parlement bepaalt de vestigingsplaats van het Vredesinstituut. » HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen
Art. 34.Tot aan het begin van het eerstvolgende mandaat na de inwerkingtreding van dit decreet heeft de Vlaamse ombudsman het geldelijke statuut van de raadsheren van het Rekenhof. De wet van 21 maart 1964 betreffende de wedden van de leden van het Rekenhof is op hem van overeenkomstige toepassing. Dat geldt, in voorkomend geval, ook voor de Vlaamse ombudsman ad interim.
Tot aan het begin van het eerstvolgende mandaat na de inwerkingtreding van dit decreet heeft de Kinderrechtencommissaris het geldelijke statuut van de raadsheren van het Rekenhof. De wet van 21 maart 1964 betreffende de wedden van de leden van het Rekenhof is op hem van overeenkomstige toepassing. Dat geldt, in voorkomend geval, ook voor de Kinderrechtencommissaris ad interim.
Art. 35.De duur van het mandaat van de personen die op het ogenblik van inwerkingtreding van dit decreet benoemd zijn tot Kinderrechtencommissaris, directeur van het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek, of directeur van het Vlaams Instituut voor Vrede en Geweldpreventie. ongeacht of ze hun mandaat al effectief uitoefenen, is vijf jaar, onverminderd de mogelijkheid om, in afwijking van de maximale duur van twee mandaten, het ambt te blijven uitoefenen totdat een opvolger zijn mandaat effectief heeft opgenomen.
De eventuele verlenging van het eerste mandaat van die personen ingevolge een gunstige evaluatie na de inwerkingtreding van het decreet bedraagt zes jaar.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 15 juli 2005.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS De Vlaamse minister van Binnenlandse Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Stukken. - Voorstel van decreet : 325, Nr. 1. - Amendementen : 325, Nr. 2. - Verslag : 325, Nr. 3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 325, Nr. 4.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : middagvergadering van 6 juli 2005.