Etaamb.openjustice.be
Decreet van 12 januari 2007
gepubliceerd op 20 maart 2007

Decreet betreffende de versteviging van de opvoeding tot verantwoordelijk en actief burgerschap binnen de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde inrichtingen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2007200741
pub.
20/03/2007
prom.
12/01/2007
ELI
eli/decreet/2007/01/12/2007200741/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 JANUARI 2007. - Decreet betreffende de versteviging van de opvoeding tot verantwoordelijk en actief burgerschap binnen de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde inrichtingen


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Titel I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet is van toepassing op het gewoon en gespecialiseerd basis- en secundair onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd.

Art. 2.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : - « het opdrachtendecreet » : het decreet van de Franse Gemeenschap van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren; - « de Regering » : de Regering van de Franse Gemeenschap.

Art. 3.Het gebruik in dit decreet van de mannelijke namen voor de verschillende ambten is gemeenslachtig met het oog op een betere leesbaarheid van de tekst, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep, ambt, graad of titel.

Titel II. - Oprichting en verspreiding van een document, « Burger zijn en worden » betiteld, voor de verwerving van grondbeginselen om de burgerlijke en politieke samenleving te kunnen begrijpen

Art. 4.Voor de leerlingen van de vijfde en zesde leerjaren van de algemene en technologische humaniora, bepaald in artikel 24 van het « opdrachtendecreet », en van de beroeps- en technische humaniora, bepaald in artikel 34 van hetzelfde decreet, wordt een document, « Burger zijn en worden » betiteld, opgesteld, hierna « het referentiedocument » genoemd.

Dit document is eveneens bestemd voor de leerlingen van de vormen 3 en 4 van het gespecialiseerd onderwijs zoals bepaald in artikel 46, § 3 en § 4 van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs.

Art. 5.Het referentiedocument is een handboek dat opgesteld wordt door een commissie die paritair samengesteld is uit deskundigen die inzonderheid komen uit de verschillende universiteiten van de Franse Gemeenschap en uit leerkrachten van de vijfde en zesde leerjaren van de algemene en technologische humaniora bepaald in artikel 24 van het « opdrachtendecreet » en van de beroeps- en technische humaniora bepaald in artikel 34 van hetzelfde decreet.

Art.6. § 1. De Regering stelt de leden van die commissie aan op grond van haar specifiek doel.

Voor de aanstelling van de leerkrachten die lid zijn van die commissie, zorgt de Regering voor een evenwicht tussen de verschillende netten. § 2. De Regering bepaalt de nadere regels voor de werking van de commissie.

Art. 7.Bij het referentiedocument worden pedagogische hulpmiddelen en evaluatietests gevoegd waarmee leerlingen en leerkrachten de gewenste beheersingsgraad kunnen evalueren.

De in het vorige lid bedoelde pedagogische hulpmiddelen en evaluatietests worden ter informatie verspreid.

Art. 8.Het heeft minstens betrekking op de volgende rubrieken : 1° de grondbeginselen van democratie, de grondbeginselen van het Belgische vertegenwoordigingsstelsel en van het Belgische parlementaire stelsel, met enkele kennis van de geschiedenis van onafhankelijk België;2° de onderafdelingen van de Staat en de beschrijving van hun instellingen (federale Staat, Gemeenschappen, Gewesten, provincies, gemeenten);3° de organisatie en de ontwikkeling van de Europese en internationale instellingen;4° de door de Belgische Grondwet bepaalde machten (wetgevende, uitvoerende, rechterlijke);5° de organisatie en de werking van het rechterlijk stelsel;6° de grondregels betreffende de financiering van de overheid;7° de grondrechten en de vrijheden van de burgers;8° de rechten van de mens, inzonderheid de rechten van het kind, de rechten in verband met arbeid, de gouvernementele of niet-gouvernementele organisaties die voor de vrijwaring ervan zorgen;9° de regeling van de interpersoonlijke, intergenerationele en interprofessionele solidariteit, inzonderheid op fiscaal en sociaal vlak, alsook de evolutie ervan;10° de werking en de rol van de media;11° de grondbeginselen voor duurzame ontwikkeling, met inbegrip van verantwoordelijk verbruik.

Art. 9.Het past in het kader van het « opdrachtendecreet » en van de verschillende vaardigheden die, volgens dat decreet, door onze leerlingen op het einde van hun leerplichtjaren moeten zijn verworven.

Art. 10.Het referentiedocument is onderverdeeld in delen en hoofdstukken waarvoor een onderwijs bepaald is dat past in het programma van de vakken die worden gevolgd door de leerlingen van de 3e graad van de algemene en technologische humaniora bepaald in artikel 24 van het « opdrachtendecreet » en van de beroeps- en technische humaniora bepaald in artikel 34 van hetzelfde decreet. De betrokken vakken worden bepaald in het decreet van 30 maart 2000 tot bevestiging van de eindtermen en vereiste algemene kennis op het einde van de kwalificatie-afdeling, de eindtermen en vereiste kennis inzake lichamelijke opvoeding op het einde van de kwalificatie-afdeling en de minimale bekwaamheden inzake communicatie in een andere moderne taal dan het Frans, op het einde van de kwalificatie-afdeling, indien het aanleren van een moderne taal voorkomt in het studieprogramma, enerzijds, en in de decreten van 16 maart 1999 en 23 april 1999 houdende bevestiging van het referentiesysteem voor de eindvaardigheden en de kennis, inzonderheid vereist voor de cursussen Frans, geschiedenis en aardrijkskunde op het einde van de overgangsafdeling.

Art. 11.De Regering zorgt ervoor dat het referentiedocument, de pedagogische hulpmiddelen en de evaluatiemiddelen geregeld worden bijgestuurd.

De Regering keurt de inhoud van het referentiedocument en van de verschillende bijsturingen ervan alsook zijn bijlagen goed nadat die voor advies aan het Parlement werden voorgelegd.

Art. 12.De Commissie voor de sturing van het onderwijssysteem laat de evaluatie van verschillende inhouden van het referentiedocument opnemen in het voorstel tot driejarenplan voor externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift, die ze aan de Regering richt overeenkomstig de bepaling bedoeld in artikel 8, § 2, van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs.

Art. 13.Een deel van de tijd besteed aan de studie van het referentiedocument wordt, voor elk studiejaar, bestemd voor ten minste één bezoek van een instelling en één ontmoeting met specialisten voor één van de rubrieken bedoeld in artikel 8.

Titel III. - Opzetten van interdisciplinaire activiteiten voor een verantwoordelijk en actief burgerschap

Art. 14.§ 1. Het inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of de inrichtende macht, in het gesubsidieerd onderwijs, zorgt ervoor dat een interdisciplinaire activiteit die past in het kader van een opvoeding tot verantwoordelijk en actief burgerschap wordt opgevat en uitgevoerd ten minste één keer gedurende elke cyclus van het pedagogisch continuüm bepaald in artikel 13, § 1, van het « opdrachtendecreet » en ten minste één keer tijdens elke graad van de algemene en technologische humaniora of van de beroeps- en technische humaniora, zoals bepaald in de hoofdstukken IV en V van het « opdrachtendecreet ».

Gedurende de derde stap van het pedagogisch continuüm kan de mogelijkheid om de uurregeling zoals bepaald in artikel 7, § 2, van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs aan te passen, kan in dat opzicht worden benut.

Betreffende de tweede en derde graden van de algemene en technische humaniora of van de beroeps- en technische humaniora, kan de mogelijkheid om de uurregeling zoals bepaald in de artikelen 30 en 34 van het « opdrachtendecreet » te bepalen in dat opzicht worden benut. § 2. Onder interdisciplinaire activiteit die past in het kader van een opvoeding tot verantwoordelijk en actief burgerschap dient in de zin van dit decreet te worden verstaan, een activiteit die steunt op vaardigheden die onder ten minste twee verschillende disciplines ressorteren en die tot doel heeft een beter begrip te verschaffen van de evolutie en de werking van de democratische instellingen, te beletten dat het verleden in vergetelheid zou raken, de verantwoordelijkheid te bevorderen ten aanzien van de anderen, het milieu en het patrimonium op een lokaal niveau of op een globaler niveau.

Naast de twee disciplines bedoeld in het vorige lid, kunnen het opzetten en het uitvoeren van bedoelde activiteiten leerlingen bijeenbrengen die ingeschreven zijn voor verschillende filosofische cursussen onder toezicht van de leerkrachten die met die cursussen belast zijn en die in partnerschap werken. § 3. Deze bepaling is van toepassing op de overeenstemmende typen, vormen en maturiteitsgraden van het gespecialiseerd onderwijs.

Titel IV. - Oprichting van participatieve structuren voor de leerlingen

Art. 15.§ 1. Leerlingenafgevaardigden worden gekozen in de 2e cyclus van de 2e stap en in de 3e stap van het pedagogisch continuüm bepaald in artikel 13 van het « opdrachtendecreet », alsook in de 2e en 3e graden van de algemene en technologische humaniora bepaald in artikel 24 van hetzelfde decreet en van de beroeps- en technische humaniora bepaald in artikel 34 van hetzelfde decreet. § 2. Deze bepaling is van toepassing op de overeenstemmende typen, vormen en maturiteitsgraden van het gespecialiseerd onderwijs.

In het type 2 van het basisonderwijs en in de vorm 1 van het gespecialiseerd secundair onderwijs alsook in de proefklassen bestemd voor de personen die door verschillende handicaps getroffen worden of die in een autistische toestand verkeren, wordt de aanstelling van een klasafgevaardigde overgelaten aan de beoordelingsbevoegdheid van het inrichtingshoofd of van de inrichtende macht op basis van de leerlingen waaruit de betrokken klassen samengesteld zijn.

Art. 16.Het inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of de inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, neemt een regeling aan waarbij de wijze van verkiezing van de leerlingenafgevaardigden wordt bepaald en waarbij het bestaan van de raden van leerlingenafgevaardigden zoals bepaald in artikel 17 erkend wordt.

De in vorig lid bedoelde regeling bepaalt inzonderheid dat de leerlingenafgevaardigden door hun gelijken worden gekozen en dat elke klas bij het begin van elk schooljaar haar afgevaardigde(n) alsook één of meer plaatsvervanger(s) kiest.

Art. 17.§ 1. De Raad van leerlingenafgevaardigden is samengesteld uit alle klasafgevaardigden van éénzelfde cyclus of graad.

De Leerlingenraad is een ruimte waar iedereen kan spreken, bestemd om de problemen in verband met de school of bepaalde klassen te bespreken.

Hij heeft als opdracht de vragen, aanvragen, adviezen en voorstellen van leerlingen betreffende het leven op school te centraliseren en over te zenden naar de Participatieraad, het inrichtingshoofd en de inrichtende macht. Hij heeft eveneens als opdracht de leerlingen van de verschillende klassen te informeren over de antwoorden die worden gegeven door de Participatieraad, het inrichtingshoofd of de inrichtende macht. § 2. Elke raad van leerlingenafgevaardigden stelt zijn huishoudelijk reglement vast. Hij komt minstens zes keer per jaar bijeen. § 3. Alle raden van leerlingenafgevaardigden komen minstens één keer per jaar bijeen om prioritaire vragen te bespreken en, in voorkomend geval, de leerlingenafgevaardigden in de Participatieraad te kiezen.

Art. 18.In elke cyclus of graad, worden minstens twee leden van het opvoedingsteam aangesteld om het project « Leerlingenraad » op te volgen.

Die wonen, als deskundigen, de vergaderingen bij van de leerlingenraad van de cyclus of graad waarin ze hun ambt uitoefenen.

Art. 19.In afwijking van de bepalingen van de artikelen 15 tot 18, wanneer het aantal leerlingen van de 2e cyclus van de tweede stap die in de school of de vestiging ingeschreven zijn lager is dan 15, organiseert het inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of de inrichtende macht, in het gesubsidieerd onderwijs, de participatie van de leerlingen volgens nadere regels die aangepast zijn aan dat beperkt aantal leerlingen.

Titel V. - Slotbepalingen

Art. 20.De inspectiediensten worden belast met het toezicht op en de evaluatie van de naleving van de bij dit decreet bedoelde bepalingen.

Art. 21.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2007.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 12 januari 2007.

De Minister-Presidente, belast met het leerplichtonderwijs en het onderwijs voor sociale promotie, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting en Financiën, M. DAERDEN De Minister van Ambtenaren en Sport, C. EERDEKENS De Minister van Cultuur, de Audiovisuele Sector en Jeugd, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK. _______ Nota Zitting 2006 - 2007 Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 321-1. - Commissieamendementen, nr. 321-2. - Verslag, nr. 321-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van dinsdag 9 januari 2007.

^