Etaamb.openjustice.be
Decreet van 11 april 2014
gepubliceerd op 02 juni 2014

Decreet betreffende de plattelandsontwikkeling

bron
waalse overheidsdienst
numac
2014203382
pub.
02/06/2014
prom.
11/04/2014
ELI
eli/decreet/2014/04/11/2014203382/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 APRIL 2014. - Decreet betreffende de plattelandsontwikkeling (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1° landelijke werkplaats : een multifunctioneel gebouw met economische doeleinden, dat door de gemeente gerenoveerd of gebouwd is.De landelijke werkplaats wordt voor een bepaalde duur aan de zeer kleine bedrijven en aan de KMO's verhuurd en vergemakkelijkt de lancering van nieuwe bedrijven; 2° plattelandshuis : gebouw gelegen in landelijk gebied waarin activiteiten plaatsvinden, vallend onder de bevoegdheden van het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap;3° meerdiensten-huis : een polyvalente infrastructuur waarin openbare en privé-diensten worden uitgeoefend, die opgericht is om in te spelen op de specifieke behoefte van zijn plattelandsbevolking;4° gewestelijke commissie : instelling van het Waalse Gewest belast met het uitbrengen van een advies bij de Regering over de ontwerpen van gemeentelijke plattelandsontwikkelingsprogramma;5° administratie : Departement van de Waalse Overheidsdienst dat de plattelandsontwikkeling beheert.

Art. 2.§ 1. Een plattelandsontwikkelingsverrichting is een participatief proces dat door een gemeente geleid wordt ten gunste van het landelijk milieu. Met dit proces voeren de mandatarissen, de bevolking, de verenigingen, de economische, sociale, culturele en leefmilieufactoren een strategie voor hun grondgebied uit. De uitwerking en de uitvoering van die strategie berust op een gedeelde diagnose zoals bedoeld in artikel 13, § 1, derde lid, 3°, en kadert in het duurzame ontwikkelingsproces in de zin van het decreet van 27 juni 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/06/2013 pub. 09/07/2013 numac 2013203949 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de Waalse strategie inzake duurzame ontwikkeling type decreet prom. 27/06/2013 pub. 09/07/2013 numac 2013203948 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de Waalse strategie inzake duurzame ontwikkeling voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet sluiten betreffende de Waalse strategie inzake duurzame ontwikkeling De verrichting wordt omschreven in een document genoemd "gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma". Het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma moet in coherentie met de doelstellingen vermeld in andere gemeentelijke strategische middelen bepaald worden.

De verrichting leidt tot een gecoördineerd geheel van acties en ontwerpen voor globale en geïntegreerde ontwikkeling met inachtneming van de eigen kenmerken van de gemeente met het oog op de verbetering van de leefomstandigheden van de inwoners op het economisch, sociaal, leefmilieu- en cultureel gebied.

De verrichting betreft het geheel van het grondgebied van de gemeente. § 2. In het kader van haar plattelandsontwikkelingsverrichting ligt de gemeente in de lijn van de duurzame ontwikkeling zoals bepaald bij het decreet van 27 juni 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/06/2013 pub. 09/07/2013 numac 2013203949 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de Waalse strategie inzake duurzame ontwikkeling type decreet prom. 27/06/2013 pub. 09/07/2013 numac 2013203948 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de Waalse strategie inzake duurzame ontwikkeling voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet sluiten betreffende de Waalse strategie inzake duurzame ontwikkeling. De gemeente leeft dus de leidende principes voor duurzame ontwikkeling na, namelijk de doeltreffendheid, het opveringsvermogen en de zelfgenoegzaamheid en integreert de volgende prioritaire elementen in haar voortgang, namelijk : 1° de zorg om de belangen van de toekomstige generaties te beschermen;2° de harmonische integratie van de economische, sociale, leefmilieu-, energie- en mobiliteitsuitdagingen;3° de zo groot mogelijke deelname van de actoren;4° de aanpassing van de sectorale beleidsvormen in een grondgebiedsproject en een betere verbinding tussen de veldwerkers die inzake plattelandsontwikkeling actief zijn;5° de solidariteit met de andere grondgebieden;6° de permanente evaluatie. Tegelijk met haar gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma kan de gemeente bovendien beslissen om een plaatselijke Agenda 21 op te maken. Die agenda wordt bepaald in het kader van een uitwerking gemeenschappelijk aan een gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma waarvoor zowel de actoren als de verschillende departementen van de plaatselijke administratie grote inspanningen hebben geleverd zowel in termen van overleg en betrokkenheid, evaluatie van de impacten en beheer van de ecologische voetafdruk. In dit geval maken het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma en het plaatselijk Agenda 21 het voorwerp uit van één en hetzelfde document.

Art. 3.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Regering aan gemeenten of aan hun autonome gemeentebedrijf bedoeld in de artikelen L-1231-4 en volgende van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie toelagen toekennen voor in dit decreet omschreven ontwikkelingshandelingen. § 2. De toegekende toelagen hebben betrekking op lichamelijke en onlichamelijke investeringen die bijdragen tot de doelstellingen van plattelandsontwikkeling en inzonderheid tot: 1° de bevordering, de oprichting en de steun van de tewerkstelling of van economische activiteiten waaronder de landelijke ateliers;2° de verbetering en de inrichting van diensten en uitrustingen voor het gebruik van de bevolking;3° de vernieuwing, de bouw en de verbetering van de huisvesting;4° de aanleg en de oprichting van openbare ruimten, dorpshuizen en andere onthaal-, informatie- en ontmoetingscentra, van plattelandshuizen en meerdiensten-huizen;5° de bescherming, de verbetering en de valorisatie van het leefkader en milieu met inbegrip van het bebouwde en natuurlijk erfgoed;6° de aanleg en de oprichting van wegen en het voorzien in vervoer en communicatiemiddelen van gemeentelijk belang;7° de uitvoering van grondverrichtingen;8° de aanleg en de renovatie van infrastructuren en uitrustingen voor de toeristische ontwikkeling, de energie of de sociale cohesie. § 3. De toelagen worden enkel door het Gewest toegekend voor ontwerpen opgenomen in een plattelandsontwikkelingverrichting waarvan het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma door de Regering is goedgekeurd. § 4. Een ontwerp dat bijdraagt tot de in § 2 bedoelde doelstellingen, dat uitgevoerd wordt door minstens twee gemeenten in vereniging die over een geldig gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma beschikken, kan in aanmerking komen voor een toelage voor zover het de in het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma van de betrokken gemeenten bedoelde ontwikkelingsstrategie naleeft. In afwijking van § 3, wordt het ontwerp uitdrukkelijk opgenomen in minstens één van de betrokken gemeentelijke plattelandsontwikkelingsprogramma's.

De financiële bijdrage van de gemeenten en van het Gewest, enerzijds, alsook de wederzijdse verplichtingen van de gemeenten tussen elkaar, anderzijds, worden bij overeenkomst geregeld. De Regering bepaalt het model van overeenkomst gesloten tussen het Gewest en de geassocieerde gemeenten. § 5. Voor de investeringen waarvan de bestemming enkel gedeeltelijk van een gewestelijke bevoegdheid afhangt, kan het Gewest in voorkomend geval een toelage naar evenredigheid van dat gedeelte toekennen.

In het in het eerste lid bedoelde geval kan het Gewest toelagen toekennen voor de aankoop, de sanering en de buitenrenovatie van alle of een deel van gebouwen of groep van gebouwen voor veelvuldig gebruik, alsook voor de innerlijke of uiterlijke inrichting van de delen ervan die bestemd zijn voor gemeenschappelijk gebruik. HOOFDSTUK II. - Deelname van de bevolking

Art. 4.Elke gemeente die een plattelandsontwikkelingsverrichting voert, moet zorgen voor de deelname van de gehele bevolking.

De deelname bestaat uit : 1° de informatie;2° de raadpleging;3° het overleg;4° de samenwerking. De deelname begint met een voorafgaande informatie van de hele bevolking. Daarna volgtde raadpleging van de gehele bevolking.

De deelname wordt minstens door één vergadering in elk dorp verzekerd.

Een gemeenschappelijke vergadering wordt aan de hele verenigingen die hun zetel in de gemeente hebben of die daar actief zijn, voorgesteld.

Het overleg en de samenwerking worden uitgevoerd in het kader van de werken van de plaatselijke commissie voor plattelandsontwikkeling van de in artikel 5 bedoelde werkgroepen.

Art. 5.Binnen negen maanden na het begin van de deelname van de bevolking bedoeld in artikel 4, richt de gemeente een plaatselijke commissie van plattelandsontwikkeling op.

Die commissie kan werkgroepen oprichten. Het doel van elk ervan is hetzij een ontwikkelingsthema, hetzij een bijzonder dorp.

In geval van gelijktijdige uitwerking van een plaatselijke Agenda 21 kan de gemeente een interdepartementaal platform in de plaatselijke administratie oprichten.

In haar jaarlijks verslag bedoeld in artikel 24 vermeldt de gemeente de stappen en acties gevoerd door het interdepartementaal platform.

Art. 6.De plaatselijke commissie voor plattelandsontwikkeling wordt door de burgemeester of zijn vertegenwoordiger voorgezeten. Zij bestaat uit minstens tien gewone leden en hoogstens dertig gewone leden, alsook uit een gelijk aantal plaatsvervangende leden.

Eén vierde van de gewone en plaatsvervangende leden kan onder de gemeenteraadsleden aangesteld worden.

De andere leden worden aangewezen onder de vertegenwoordigers van de verenigings-, economische, sociale en culturele kringen van de gemeente, van de verschillende dorpen of gehuchten die er deel van uitmaken, alsook van de leeftijscategorieën van haar bevolking.

Elke in artikel 5 bedoelde werkgroep wordt in de plaatselijke commissie voor plattelandsontwikkeling vertegenwoordigd.

Art. 7.De gemeenten die besluiten een plattelandsontwikkelingsverrichting uit te voeren en die reeds over een overeenkomstig artikel 150 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie opgerichte adviescommissie advies voor ruimtelijke ordening en mobiliteit beschikken, kunnen eenzelfde commissie voor de twee aangelegenheden inrichten met, indien nodig, afzonderlijke afdelingen.

Art. 8.Wonen de vergaderingen van de plaatselijke plattelandsontwikkelingscommissie van rechtswege bij en hebben er raadgevende stem: 1° de vertegenwoordiger van de Administratie;2° de persoon of de instelling belast met de begeleiding.

Art. 9.§ 1. Als ter beschikking van de gemeente gesteld adviesorgaan, gaat de plaatselijke plattelandsontwikkelingscommissie in op alle aanvragen om advies en drukt ze zich, indien nodig, op eigen initiatief uit.

De plaatselijke plattelandsontwikkelingscommissie vergadert minstens vier keer per jaar.

Op verzoek van de gemeente stelt zij de hoofdlijnen en het kader van een ontwerp van gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma op.

Ze is betrokken bij alle fasen van de uitwerking, de verwezenlijking, de opvolging, de bijwerking en de herziening van het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma. § 2. Ten laatste op 1 maart van elk jaar stelt de plaatselijke plattelandsontwikkelingscommissie een verslag op voor de gemeente.

Dit verslag vermeldt de activiteiten van de commissie, alsook de vordering van de verschillende ontwerpen van het gemeentelijke plattelandsontwikkelingsprogramma tijdens het voorbije burgerlijk jaar en bevat voorstellen van ontwerpen die ze wil voortzetten of aanvatten.

De verslagen en adviezen van de plaatselijke plattelandsontwikkelingscommissie worden opgenomen in een register dat op het gemeentebestuur ter inzage ligt tijdens de kantooruren en op de door de gemeente vastgestelde dagen. § 3. Op haar voorstel stelt de gemeente het huishoudelijk reglement van de plaatselijke plattelandsontwikkelingscommissie vast.

Art. 10.Het in artikel 5 bedoelde interdepartementaal platform heeft als opdrachten : 1° de opvolging van de opmaking en uitvoering van het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma en van de plaatselijke Agenda 21 binnen het gemeentebestuur;2° de bevordering en de toepassing van de beginselen van goede praktijk van de duurzame ontwikkeling binnen de diensten;3° de verbinding van de strategie van het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma en van de plaatselijke Agenda 21 met de andere gemeentelijke plannen en sectorale programma's. HOOFDSTUK III. - Gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma

Art. 11.De Regering stelt de fasen vast die aan de opmaking van het ontwerp van het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma voorafgaan. Deze bevatten minstens: 1° de principiële beslissing van de gemeente om een plattelandsontwikkelingsverrichting uit te voeren en eventueel om over te gaan tot de gelijktijdige uitwerking van een plaatselijke Agenda 21;2° de eventuele aanvraag bij het Gewest van een gesubsidieerde begeleidingsinstelling;3° de keuze van de ontwerper belast met de uitwerking en de vormgeving van het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma en in voorkomend geval van de plaatselijke Agenda 21, met inbegrip eventueel van de uitwerking en de raming van de ontwerpen van partij 1 van het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma;4° de deelname van de bevolking;5° de oprichting van werkgroepen;6° de oprichting van de plaatselijke plattelandsontwikkelingscommissie.

Art. 12.De Regering erkent de ontwerpers volgens de door haar bepaalde voorwaarden en procedure.

Art. 13.§ 1. Het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma is een document dat de strategie inzake plattelandsontwikkeling bepaalt in het kader van een inspraakgerichte benadering inzake duurzame ontwikkeling ontworpen is,.

Het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma vermeldt in voorkomend geval een evaluatie van de vorige plattelandsontwikkelingsverrichting.

Het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma bevat minstens zes onderdelen: 1° een analyse van de kenmerken van de gemeente;2° de resultaten van de deelname van de bevolking;3° de opmaking van een gedeelde diagnose voortvloeiend uit de confrontatie van de punten 1° en 2° en de uitwerking van een synthetische visie van de plattelandsontwikkeling gewenst voor de komende tien jaar;4° de ontwikkelingsstrategie uitgedrukt in de vorm van voor de gemeente specifieke doelstellingen;5° de ontwerpen om de doelstellingen te bereiken;6° een samenvattende tabel met opgave van de verschillende projecten, de door de tijd bepaalde planificatie, de financiële tussenkomsten en de nagestreefde doelstellingen. § 2. Op basis van de voorstellen van de plaatselijke plattelandsontwikkelingscommissie, verstrekt de gemeente richtlijnen aan een ontwerper zodat hij een voorontwerp van gemeentelijk plattelandontwikkelingsprogramma opmaakt en voorstelt.

Binnen vijftien dagen na zijn goedkeuring door de gemeente wordt het ontwerp van gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma overgemaakt aan de gewestelijke commissie en aan de Regering.

De gewestelijke commissie beschikt over twee maanden om haar advies aan de Regering over te maken.

Na afloop van die termijn wordt het advies geacht gunstig te zijn.

De termijn van twee maanden is onderbroken tijdens de maanden juli en augustus. § 3. Het voorstel van gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma wordt, geheel of gedeeltelijk, door de Regering goedgekeurd of verworpen binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van het overmaken van het advies van de gewestelijke commissie of vanaf de vervaldatum van de in § 2, derde lid, voorziene termijn.

Het besluit, dat het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma geheel of gedeeltelijk afwijst, moet met redenen omkleed zijn. § 4. Het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma bevat indicatoren m.b.t. de verrichting en het resultaat van de ontwerpen.

Art. 14.§ 1. Op advies van de gewestelijke Commissie en bij beslissing van de Regering wordt het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma voor maximum tien jaar goedgekeurd. § 2. Na afloop van de geldigheidstermijn van tien jaar van het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma kan de gemeente een nieuw gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma ter goedkeuring aan de Regering voorleggen volgens dezelfde procedure als de oorspronkelijke uitwerking. § 3. Wanneer het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma voor minder dan tien jaar wordt goedgekeurd, kan de gemeente op advies van de gewestelijke Commissie om zijn verlenging verzoeken door te antwoorden op de opmerkingen geopperd bij de aanneming van het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma door de Regering.

De verlengingsaanvraag wordt op grond van het advies van de gewestelijke commissie ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering. § 4. Wanneer de gemeente tijdens de geldigheid van het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma een nieuw ontwerp wenst in te dienen, waarbij ze in overeenstemming met de strategie en oorspronkelijke doelstellingen blijft, kan ze een addendum vragen. In dit geval wordt alleen het gedeelte van het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma betreffende de ontwerpen gewijzigd.

Het gewijzigde document wordt op voorstel van de plaatselijke plattelandsontwikkelingscommissie door de gemeenteraad goedgekeurd.

Het wordt daarna ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd.

Een gemeente kan enkel één addendum per geldigheidsperiode van vijf jaar van haar gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma vragen.

Laatstgenoemd programma stemt overeen met een kans die de gemeente bij de goedkeuring van het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma moeilijk kon kennen. HOOFDSTUK IV. - Toekenningsmodaliteiten van de toelagen

Art. 15.De toekenningsmodaliteiten van de toelagen voor de verwezenlijking van verschillende ontwerpen opgenomen in een gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma worden tussen het Gewest en de gemeente bij overeenkomst vastgesteld.

De Regering bepaalt de modaliteiten en de inhoud van de overeenkomst.

De overeenkomst kan de toekenning van de toelagen binden aan de staat van vordering van de ontwerpen en aan de indiening van het in artikel 24 bedoelde verslag.

Wanneer de in de overeenkomst vermelde investeringen toelagen krijgen bij gezamenlijke toepassing van dit decreet en van wetten of verordeningen van de Staat, of van decreten en verordeningen van de Franse Gemeenschap of van de Duitstalige Gemeenschap kan de overeenkomst enkel door de Regering gesloten worden indien de nationale overheid, de Regering van de Franse Gemeenschap of van de Duitstalige Gemeenschap aanvaarden erbij betrokken te zijn.

Art. 16.Het percentage van de toelage is gelijk aan maximum 80 % van de in artikel 17, 18 en 19 bepaalde grondslag.

In afwijking van het eerste lid kunnen de in artikel 3, § 4, bedoelde ontwerpen een toelage genieten, waarvan het percentage maximum 90 % van de in de artikelen 17, 18 en 19 bedoelde grondslag kan bedragen.

De gemeente moet de andere bestaande toelagen dan degene voor de plattelandsontwikkeling vragen. Wanneer de gemeente voor eenzelfde investering andere toelagen geniet dan de toelagen die ze voor de plattelandsontwikkeling geniet, wordt het percentage daarvoor zodanig aangepast dat het globale subsidiepercentage niet hoger is dan het maximale toegelaten percentage bedoeld in de eerste en tweede leden.

De werken aangenomen in het kader van een gemeentelijk investeringsprogramma in de zin van het decreet van 6 februari 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/02/2014 pub. 24/02/2014 numac 2014201247 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van de bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, wat betreft de subsidies voor sommige investeringen van openbaar nut en tot oprichting van een Gewestelijk Fonds voor de Gemeentelijke Investeringen sluiten tot wijziging van de bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, wat betreft de subsidies voor sommige investeringen van openbaar nut en tot oprichting van een Gewestelijk Fonds voor de Gemeentelijke Investeringen, alsook de werken aangenomen in het infrastructuurplan van de Duitstalige Gemeenschap van België mogen niet het onderwerp zijn van een bijkomende tussenkomst voor plattelandsontwikkeling.

Art. 17.Bij aankoop bestaat de grondslag van de toelage uit de aankoopprijs en de bijkomende kosten zoals wettelijke aankoopkosten en btw.

De koopprijs van onroerende goederen is beperkt tot het minst hoge van de drie volgende bedragen: 1° de schatting van het Comité van aankoop van onroerende goederen, de ontvanger van de registratie, een notaris, een landmeter-deskundige opgenomen in de tabel opgesteld door de Federale Raad van landmeters-experten of door een architect ingeschreven bij de Orde der Architecten;2° de door de gemeente goedgekeurde prijs;3° in voorkomend geval, de vaste onteigeningstoelage. De aankoopprijs van de roerende goederen is beperkt tot de voordeligste prijs zoals blijkt uit de aanbestedingsprocedure voorzien in de bepalingen die toepasselijk zijn inzake openbare overheidsopdrachten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten.

Worden enkel in acht genomen de bijkomende kosten met betrekking tot de overeenkomstig vorige paragrafen beperkte bedragen.

Art. 18.Bij uitvoering van werken bestaat de grondslag van de toelage uit de werkelijke prijs en de bijkomende kosten zoals honoraria, btw, onteigeningskosten, landonteigening, meting, proefnemingen en boringen.

Art. 19.Bij onlichamelijke investering bestaat de grondslag van de toelage uit de werkelijke kosten van de prestatie, die voorafgaand door de Regering goedgekeurd zijn volgens de door haar bepaalde modaliteiten. HOOFDSTUK V. - Modaliteiten voor de uitbetaling van de toelagen

Art. 20.§ 1. Bij aankoop van onroerende goederen wordt de toelage uitbetaald op voorlegging van een afschrift van de authentieke koopakte of van de beslissing tot definitieve vaststelling van het bedrag van de vergoeding in geval van onteigening. § 2. Bij aankoop van roerende goederen wordt de toelage uitbetaald op voorlegging van de bewijsstukken van de aankoop en van de bewijzen dat de in artikel 17, derde lid, bedoelde procedure nageleefd werd. § 3. In geval van werken wordt de toelage per schijven vereffend op basis van de door de Administratie goedgekeurde vorderingsstaten, en in het geheel ten belope van 95 % van het bedrag van de tussenkomst voor de plattelandsontwikkeling.

Een voorschot dat gelijk is aan 20 % van de toelage kan echter vereffend worden op voorlegging van de betekenis gedaan aan de onderneming om de werken te starten.

Op voorlegging van de door de Administratie goedgekeurde eindrekening, wordt het saldo van de toelage uitbetaald, na aftrekking van de eventuele toegestane voorschotten. HOOFDSTUK VI. - Verplichtingen die ten laste zijn van de gemeente die toelagen voor plattelandsontwikkeling geniet

Art. 21.De gemeente die toelagen genoten heeft voor de aankoop, de bouw of de vernieuwing van een goed kan vrij over dit goed beschikken.

Nochtans moet de verkoopprijs eerst door de Regering goedgekeurd worden.

Wanneer het goed verkocht wordt, worden de ontvangen toelagen aan het Gewest terugbetaald of opnieuw gebruikt om andere ontwerpen van het plattelandsontwikkelingsprogramma te financieren.

Wanneer het goed dat in aanmerking is gekomen voor een toelage opnieuw gebruikt wordt, wordt de nieuwe bestemming vóór de verkoop door de Regering goedgekeurd bij aanhangsel bij de overeenkomst. Wanneer de gemeente winsten uit de uitbating van een gesubsidieerd ontwerp haalt, wordt een percentage van de winsten, dat met het percentage van de toegekende toelage evenredig is, opnieuw gebruikt om andere ontwerpen van het gemeentelijk plattelandsontwikkelingprogramma te financieren.

Art. 22.Wanneer het Gewest een gebouw aan de gemeente koopt dat door middel van toelagen voor plattelandsontwikkeling door haar gekocht, gebouwd of vernieuwd werd, wordt de prijs verminderd met het bedrag van de voor dit goed toegekende toelage.

Art. 23.De gemeente die een toelage genoten heeft om haar gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma uit te voeren houdt een afzonderlijke boekhouding waarin, voor elk uitgevoerd ontwerp, het programma van de investeringen, de bron van de financiering en, in voorkomend geval, de uitbatingsrekening van het ontwerp staan vermeld.

Art. 24.De gemeente stelt een jaarlijks verslag op over de vorderingsstaat van de verrichting.

Dat verslag omvat vier delen: 1° een vorderingsstaat waarin de in artikel 15 vermelde overeenkomsten gedetailleerd zijn;2° het in artikel 9, § 2, bedoelde verslag van de plaatselijke plattelandsontwikkelingscommissie.3° het verslag gegrond op de in artikel 23 vermelde boekhouding;4° een programmering van de uit te voeren ontwerpen binnen drie jaar of binnen de periode voorzien voor de afwerking van het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma. Dit verslag wordt, vóór 31 maart van volgend jaar, overgemaakt aan de Regering, aan de Administratie en aan de Gewestelijke Commissie.

In afwijking van artikel 25, wordt een gemeente waarvan het gemeentelijk plattelandsontwikkelingsprogramma verstreken is en waarvan alle ontwerpen gesubsidieerd door de plattelandsontwikkeling in het stadium zijn van de voorlopige oplevering, vrijgesteld van de gedeelten 1°, 2° en 4° van het jaarlijks verslag.

Art. 25.Voor elk ontwerp gesubsidieerd met plattelandsontwikkelingskredieten vervult een gemeente de verplichtingen vermeld in dit hoofdstuk tijdens een periode die eindigt tien jaar na de datum van goedkeuring van de eindrekening. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 26.Het decreet van 6 juni 1991 betreffende de plattelandsontwikkeling wordt opgeheven.

Art. 27.De gemeentelijke plattelandsontwikkelingsprogramma's waarvan de uitwerking vóór de inwerkingtreding van dit decreet is begonnen, worden geregeld door de teksten die van kracht waren op de dag waarop die uitwerking is opgestart.

Zodra ze door de Regering goedgekeurd worden, worden de gemeentelijke plattelandsontwikkelingsprogramma's bij dit decreet geregeld.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 11 april 2014.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Begroting, Financiën, Tewerkstelling, Vorming en Sport, A. ANTOINE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Buitenlandse Handel en Nieuwe Technologieën, J.-Cl. MARCOURT De Minister van de Plaatselijke Besturen en de Stad, P. FURLAN De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Mevr. E. TILLIEUX De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO _______ Nota (1) Zitting 2013-2014. Stukken van het Waals Parlement 1023 (2013-2014) Nrs. 1 tot 4.

Volledig verslag, plenaire vergadering van 11 april 2014.

Bespreking.

Stemming.

^