Etaamb.openjustice.be
Decreet van 07 mei 2004
gepubliceerd op 04 juni 2004

Decreet tot omvorming van het « Fonds Bijzondere Jeugdbijstand » tot het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid « Fonds Jongerenwelzijn » en tot wijziging van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035823
pub.
04/06/2004
prom.
07/05/2004
ELI
eli/decreet/2004/05/07/2004035823/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 MEI 2004. - Decreet tot omvorming van het « Fonds Bijzondere Jeugdbijstand » tot het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid « Fonds Jongerenwelzijn » en tot wijziging van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990 (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet tot omvorming van het « Fonds Bijzondere Jeugdbijstand » tot het intern verzelftandigd agendschap met rechtspersoonlijkheid « Fonds Jongerenwelzijn » en tot wijziging van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder kaderdecreet : het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003. HOOFDSTUK II. - Oprichting

Art. 3.§ 1. Er wordt een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid opgericht als bedoeld in artikel 10 van het kaderdecreet. Dit agentschap draagt als naam Fonds Jongerenwelzijn, hierna het Fonds te noemen. § 2. De Vlaamse regering bepaalt tot welk homogeen beleidsdomein het Fonds behoort en kan een afwijking toestaan op het principe van de operationele autonomie bedoeld in artikel 10, § 1, van het kaderdecreet. § 3. De bepalingen van het kaderdecreet zijn van toepassing op het Fonds, met uitzondering van de artikelen 4, § 2, 1°, en 6, § 3. HOOFDSTUK III. - Missie, taken en bevoegdheden

Art. 4.Het Fonds heeft als missie de financiering te garanderen van de zorg die wordt aangeboden aan de doelgroep zoals bepaald in het tweede lid.

De doelgroep wordt gevormd door : 1° jeugd voor wie de maatschappelijke integratie en participatie in het gedrang is of dreigt te komen door een problematische leefsituatie, of door een verschillende leefcultuur of door andere maatschappelijk niet aanvaardbare situaties;met jeugd wordt bedoeld : kinderen en jongeren tot de leeftijd van 25 jaar; 2° personen die worden onderworpen aan maatregelen opgesomd in een federale wet houdende maatregelen ten aanzien van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd;3° de ouders, de opvoedingsverantwoordelijken en de natuurlijke personen die bij de in 1° en 2° bedoelde personen inwonen of met deze personen een affectieve band hebben, of in de buurt wonen of die er geregeld contact mee hebben, onder meer bij het schoolgaan, in de werksituatie of tijdens de vrijetijdsbesteding.

Art. 5.De kerntaken van het Fonds omvatten : 1° het ten laste nemen van de financiële lasten van de zorgtaken voor de doelgroep bepaald in artikel 4, tweede lid;2° het aanleggen en beheren van financiële reserves met het oog op de dekking van toekomstige en onvoorziene uitgaven;3° het innen van de kinderbijslagen en de bijdragen van personen ten aanzien van wie hulp wordt georganiseerd of van onderhoudsplichtige personen.

Art. 6.De taken, bedoeld in artikel 5, omvatten in elk geval : 1° het opnemen van de financiële lasten ten gevolge van de decreten inzake de bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990;2° het opnemen van de financiële lasten ten gevolge van een federale wet betreffende de opgave van maatregelen ten aanzien van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. In de financiële lasten bepaald in het eerste lid, zijn de wedden, voorschotten daarop en vergoedingen of uitkeringen, die een toebehoren van de wedden vormen of ermede gelijkstaan, van het personeel van de diensten van de Vlaamse regering niet inbegrepen.

Art. 7.Binnen het kader van de missie en de taken van het Fonds kan de Vlaamse regering specifieke taken aan het Fonds toewijzen. HOOFDSTUK IV. - Bestuur en werking

Art. 8.Het Fonds wordt beheerd door de Vlaamse regering, middels een door haar op te richten intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid.

Art. 9.De Vlaamse regering regelt de werking van het Fonds. In afwijking van artikel 6, § 3, van het kaderdecreet belast zij een hoofd van een agentschap van het beleidsdomein met de algemene leiding, de werking en de vertegenwoordiging van het Fonds.

Art. 10.De beheersovereenkomst, bedoeld in artikel 8 van het kaderdecreet, vormt een onderdeel van de beheersovereenkomst van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid, bedoeld in artikel 8 van dit decreet. HOOFDSTUK VI. - Financiële middelen

Art. 11.De middelen waarover het Fonds beschikt zijn : 1° dotaties;2° het gebeurlijke saldo op het einde van het voorgaande begrotingsjaar;3° schenkingen en legaten in speciën;4° inkomsten uit eigen participaties en uit door het Fonds verstrekte leningen aan derden;5° opbrengsten uit de verkoop van eigen participaties;6° ontvangsten voortvloeiend uit de daden van beheer of beschikking met betrekking tot eigen domeingoederen;7° de subsidies waarvoor het Fonds als begunstigde in aanmerking komt;8° de opbrengst uit sponsoring;9° de terugvordering van ten onrechte gedane betalingen;10° de bijdragen van personen ten aanzien van wie hulp wordt georganiseerd of van onderhoudsplichtige personen;11° de geïnde kinderbijslagen en de ontvangsten voortvloeiend uit tussenkomsten in de geneeskundige zorgen;12° vergoedingen voor andere prestaties aan derden, volgens de modaliteiten bepaald in de beheersovereenkomst;13° leningen. Tenzij anders bepaald in een decreet worden de ontvangsten genoemd in het eerste lid beschouwd als ontvangsten die bestemd zijn voor de gezamenlijke uitgaven.

Art. 12.Het agentschap kan schenkingen of legaten aanvaarden. Het hoofd van het agentschap beoordeelt vooraf de opportuniteit en de risico's die aan de aanvaarding verbonden zijn.

Art. 13.Het Fonds wordt gemachtigd om een reservefonds aan te leggen op het niveau van het agentschap.

De middelen in het reservefonds mogen worden aangewend : 1° voor de taken die krachtens dit decreet aan het Fonds zijn opgedragen of die haar door de Vlaamse regering worden gegeven;2° voor het verwerven en beheren van patrimonium dat wordt aangewend voor de realisatie van de taken die krachtens dit decreet aan het Fonds zijn opgedragen of die haar door de Vlaamse regering worden gegeven. De spijziging van het reservefonds is afhankelijk van een machtiging door het Vlaams Parlement in de jaarlijkse begroting.

Deze machtiging tot spijziging kan slechts betrekking hebben op dit deel van de uitgavenkredieten die in de begroting aan het Fonds worden toegekend en in het begrotingsjaar zelf niet worden aangewend. HOOFDSTUK VII. - Coördinatie

Art. 14.§ 1. De Vlaamse regering wordt ermee belast de bestaande wets- en decreetbepalingen te wijzigen, aan te vullen, te vervangen of op te heffen, om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet en van het kaderdecreet.

De besluiten die krachtens deze paragraaf worden vastgesteld, houden op uitwerking te hebben indien zij niet bij decreet zijn bekrachtigd binnen de negen maanden na de datum van hun inwerkingtreding. De bekrachtiging werkt terug tot deze laatste datum.

De bevoegdheid die hiertoe aan de Vlaamse regering is opgedragen, vervalt negen maanden na de inwerkingtreding van dit decreet. Na die datum kunnen de besluiten die krachtens deze paragraaf zijn vastgesteld en zijn bekrachtigd alleen bij een decreet worden gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven. § 2. De Vlaamse regering kan de bepalingen van de decreten betreffende het Fonds alsook de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie, coördineren.Te dien einde kan zij : 1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen. De coördinatie treedt pas in werking nadat zij bij decreet is bekrachtigd. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 15.In de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990 : a) worden in artikel 11, §§ 1 en 2, artikelen 21 en 34 de woorden « de begroting van de Vlaamse Gemeenschap » vervangen door de woorden « het Fonds Jongerenwelzijn »;b) worden in artikel 35 de woorden « ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, aan wie zij daartoe de opdracht geeft » vervangen door « personeelsleden van het bevoegde agentschap »;c) wordt een hoofdstuk VIbis, bestaande uit artikel 39 dat het huidige artikel 39 vervangt, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK VIbis Gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdbijstand Artikel 39.De gemeenschapsinstellingen worden opgericht bij besluit van de Vlaamse regering. Zij bepaalt tevens de maximumcapaciteit van elke gemeenschapsinstelling.

Deze instellingen staan tot het bereiken van hun maximumcapaciteit in voor : 1° het uitvoeren van opdrachten, bedoeld in artikel 23, § 1, 8°, 9°,11° en 12°, van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990;2° het uitvoeren van opdrachten inzake opvang, oriëntatie, observatie en residentiële begeleiding van personen tot de leeftijd van maximaal 20 jaar, bepaald in een federale wet houdende opgave van maatregelen ten aanzien van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd.».

Art. 16.Het hoofdstuk 5 van titel I van het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid wordt opgeheven.

Art. 17.Op datum van zijn inwerkingtreding neemt het Fonds over : 1° de op die datum uitstaande verbintenissen ten laste van het programma 41.2, basisallocaties 4101 en 4102 van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap; 2° de rechten en verplichtingen van het Fonds Bijzondere Jeugdbijstand.

Art. 18.Behoudens andersluidende bepalingen, worden de begroting en de rekeningen opgemaakt en goedgekeurd en de controle door het Rekenhof uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut van categorie A.

Art. 19.De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 7 mei 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen A. BYTTERBIER _______ Nota (1) Zitting 2003 - 2004 Stukken.- Ontwerp van decreet : 2192 - nr. 1. - Amendementen : 2192 - nr. 2. - Verslag van het Rekenhof : 2192 - nr. 3. - Amendementen : 2192 - nr. 4. - Verslag : 2192 - nr. 5. - Amendementen : 2192 - nr. 6. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2192 - nr. 7.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 27 en 29 april 2004.

^