Etaamb.openjustice.be
Decreet van 02 maart 1999
gepubliceerd op 07 december 2000

Decreet houdende de goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 9 december 1997 tussen de federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de wijze van omslag van de kosten van de gewestelijke ontvangers en de wijze van de inhouding van de bijdrage in die kosten door de besturen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000021524
pub.
07/12/2000
prom.
02/03/1999
ELI
eli/decreet/1999/03/02/2000021524/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 MAART 1999. - Decreet houdende de goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 9 december 1997 tussen de federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de wijze van omslag van de kosten van de gewestelijke ontvangers en de wijze van de inhouding van de bijdrage in die kosten door de besturen


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.Het samenwerkingsakkoord van 9 december 1997, tussen de federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de wijze van omslag van de kosten van de gewestelijke ontvangers en de wijze van de inhouding van de bijdrage in die kosten door de besturen, wordt goedgekeurd.

Art. 3.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 2 maart 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS _______ Nota's Zitting 1998-1999 : Stukken. - Ontwerp van decreet : 1264. Nr. 1. - Verslag : 1264. Nr. 2.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 9 en 10 februari 1999.

Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de wijze van omslag van de kosten van de gewestelijke ontvangers en de wijze van de inhouding van de bijdrage in die kosten door de besturen Gelet op het artikel 162 van de gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, inzonderheid op de artikelen 5 en 92bis, § 1, gewijzigd door de bijzondere wetten van 8 augustus 1988 en 16 juli 1993;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op het artikel 4, paragraaf 2, en het artikel 55, gewijzigd bij artikel 122 van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur;

Gelet op het artikel 140 van de nieuwe gemeentewet, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994;

Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 februari 1955 houdende de vaststelling van de grondslagen voor de omslag van de uitgaven met betrekking tot de gewestelijke gemeenteontvangers en wijziging van het koninklijk besluit van 16 maart 1935 tot instelling van een waarborgfonds voor het beheer van de gewestelijke gemeenteontvangers, inzonderheid op artikel 1 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 december 1976, 15 december 1978 en 2 juli 1980;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 1977 betreffende de aanduiding van gewestelijke ontvangers voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op de artikelen 2 en 4;

Overwegende dat de kosten van de gewestelijke ontvangers uitgegeven worden door de federale overheid en het aangewezen is een evenwichtige verdeling van die kosten te bewerkstelligen tussen de gemeenten en O.C.M.W.'s die bediend worden door een gewestelijk ontvanger;

Overwegende dat, gezien de omslag van de kosten van de gewestelijke ontvangers voor de gemeenten tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort enerzijds en de omslag van de kosten van de gewestelijke ontvangers voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn tot de bevoegdheid van de gemeenschappen behoort anderzijds, het aangewezen is hieromtrent een samenwerkingsakkoord tussen de verschillende bevoegde overheden te treffen;

De Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken;

De Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar regering, in de persoon van de Vlaamse Minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;

Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn regering, in de persoon van de Waalse Minister van Sociale actie, Huisvesting en Gezondheid;

De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar regering, in de persoon van de Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Zaken van de Duitstalige Gemeenschapsregering, Kwamen overeen wat volgt :

Artikel 1.De verschillende partijen komen overeen dat de federale overheid voor de recuperatie van alle uitgaven en bijdragen ten behoeve van de gewestelijke ontvangers de bij dit akkoord vastgestelde verdeling van de kosten dient te hanteren.

Art. 2.De uitgaven en bijdragen van de gewestelijke ontvangers worden, per provincie en per kalenderjaar op volgende wijze omgeslagen : 1° Per kalenderjaar wordt het bedrag van de om te slagen kosten vastgesteld. Dit bedrag wordt bekomen door de som van de kosten van de gewestelijke ontvangers te verminderen met de investeringskosten gedaan voor een bepaald bestuur. Die investeringskosten worden aangerekend aan het bestuur voor hetwelk die uitgaven verricht werden. 2° De gemiddelde kostprijs van een gewestelijke ontvanger wordt berekend door het bedrag bekomen op de in 1° bepaalde wijze te delen door het totaal aantal gewestelijke ontvangers voor wie de om te slagen kosten werden verricht. Het totaal aantal gewestelijke ontvangers wordt pro rata per maand berekend. 3° Van de gemiddelde kostprijs van een gewestelijke ontvanger bekomen op de in 2° bepaalde wijze wordt per bestuur, bediend door een gewestelijke ontvanger, een bepaald procent berekend. Voor de gemeentebesturen is dit procent afhankelijk van het aantal inwoners en wordt er eveneens rekening gehouden met de klasseverheffing in toepassing van artikel 29 van de nieuwe gemeentewet.

Voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn is dit procent afhankelijk van het aantal inwoners en wordt er eveneens rekening gehouden met de belangrijkheid van de ontplooide activiteiten of het beschikken over een instelling van een zekere omvang. De gouverneur van de provincie bepaalt de categorie tot dewelke elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn behoort. Hij onderwerpt dit voorstel aan het advies van de respectieve minister die bevoegd is voor het toezicht op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. In geval van een gunstig advies of bij het ontbreken van een advies binnen een termijn van 45 dagen, waarbij de postdatum als bewijs van verzending geldt, wordt het voorstel van de gouverneur definitief. In geval van een ongunstig advies en indien de gouverneur zich niet bij dit advies kan neerleggen, zendt hij het dossier voor beslissing naar de Minister van Binnenlandse Zaken.

De procenten zijn de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4° Het verschil wordt berekend tussen de som van de bijdragen berekend overeenkomstig 3° en de som der om te slagen kosten berekend overeenkomstig 1°.Dit verschil wordt op evenredige wijze, gebruik makend van dezelfde verdeelsleutel als vastgesteld in 3° van dit artikel, verdeeld over de besturen.

Art. 3.De recuperatie van de kosten bedoeld in artikel 2 kan gebeuren bij wijze van maandelijkse voorschotten die aangerekend worden aan de besturen die bediend worden door een gewestelijke ontvanger. Die maandelijkse voorschotten worden berekend op basis van de mathematisch gemiddelde wedde van de gewestelijke ontvanger, de bijdragen inbegrepen.

Die gemiddelde wedde wordt omgeslagen over de besturen bediend door een gewestelijke ontvanger op dezelfde wijze als bepaald bij artikel 2, 3°.

Art. 4.Het artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 februari 1955 houdende de vaststelling van de grondslagen voor de omslag van de uitgaven met betrekking tot de gewestelijke gemeenteontvangers en wijziging van het koninklijk besluit van 16 maart 1935 tot instelling van een waarborgfonds voor het beheer van de gewestelijke gemeenteontvangers, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 december 1976, 15 december 1978 en 2 juli 1980, wordt opgeheven.

Art. 5.In het artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 maart 1977 betreffende de aanduiding van gewestelijke ontvangers voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, worden de woorden « met uitzondering van de beschikkingen van artikel 122bis van voornoemde wet » geschrapt.

Het artikel 4 van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.

Art. 6.Dit akkoord treedt in werking op 1 januari 1997 en is, wat de omslag van kosten betreft, voor de eerste maal van toepassing op de uitgaven van het kalenderjaar 1996.

Opgemaakt te Brussel op 9 december 1997 in evenveel originele exemplaren als er partijen zijn bij dit akkoord.

Voor de Staat : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE Voor de Vlaamse Gemeenschap : De Vlaamse Minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS Voor het Waalse Gewest : De Waalse Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX Voor de Duitstalige Gemeenschap : De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Zaken van de Duitstalige Gemeenschapsregering, K.-H. LAMBERTZ

^