gepubliceerd op 24 augustus 2004
Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 18 december 2003 betreffende de voorwaarden waaronder de invoegbedrijven erkend en gesubsidieerd worden
27 MEI 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 18 december 2003 betreffende de voorwaarden waaronder de invoegbedrijven erkend en gesubsidieerd worden
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 18 december 2003 betreffende de voorwaarden waaronder de invoegbedrijven erkend en gesubsidieerd worden, inzonderheid op de artikelen 4, 7 en 9 tot 11;
Gelet op de goedkeuring van de steunregeling door de Europese Commissie, gegeven op 7 november 2002;
Gelet op het advies van de "Conseil économique et social de la Région Wallonne" (Sociaal-economische raad van het Waalse Gewest), gegeven op 23 februari 2004;
Gelet op het advies van de "Conseil wallon de l'économie sociale marchande" (Waalse raad voor sociale markteconomie), gegeven op 23 februari 2004;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 januari 2004;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 15 januari 2004;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 mei 2004, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Tewerkstelling en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 18 december 2003 betreffende de voorwaarden waaronder de invoegbedrijven erkend en gesubsidieerd worden;2° het invoegbedrijf : het invoegbedrijf bedoeld in artikel 2, 1°, van het decreet;3° de Minister : de Minister van Tewerkstelling;4° de administratie : de Afdeling Tewerkstelling en Beroepsopleiding van het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest;5° de Commissie : de erkenningscommissie bedoeld in artikel 4 van het decreet. HOOFDSTUK II. - Procedure voor de toekenning, verlenging, schorsing of intrekking van de erkenning
Art. 2.De aanvraag om erkenning, waarvan het model door de administratie wordt bepaald, wordt bij aangetekend schrijven of per e-mail bij de administratie ingediend.
Ze gaat vergezeld van een dossier dat de volgende gegevens bevat : 1° de statuten van het invoegbedrijf;2° een omschrijving van het project voor socioprofessionele inschakeling dat het invoegbedrijf voert of wil voeren; 3° een beschrijving van de activiteiten van het invoegbedrijf en van de geleverde goederen of verstrekte diensten, met inbegrip o.a. van de elementen betreffende de commercialiserings- en rendabiliteitsvooruitzichten van het bedrijf; 4° een omschrijving van de aangewende materiële en menselijke middelen voor de uitvoering van het project, met inbegrip van de middelen bedoeld voor de begeleiding van de moeilijk te plaatsen werkzoekenden bedoeld in artikel 2, 2°, van het decreet;5° een overzicht van de bevoegdheden en van de ervaring van de bedrijfsleider, met name op het vlak van het beheer;6° een lijst van het personeel dat zal instaan voor de begeleiding van de moeilijk te plaatsen werkzoekenden bedoeld in artikel 2, 2°, van het decreet, met opgave van de kwalificaties en functies van elk personeelslid binnen het bedrijf;7° een omschrijving van de door de sociaal begeleider uit te voeren opdrachten;8° een uitvoerig ontwerp van begroting voor het kalenderjaar van het lopende boekjaar en een financieel plan over de drie komende jaren.
Art. 3.De aanvraag om verlenging van de erkenning wordt bij aangetekend schrijven of per e-mail bij de administratie ingediend op zijn vroegst acht maanden en uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de lopende erkenning. Ze gaat vergezeld van een dossier waarin gewag wordt gemaakt van de wijzigingen die aangebracht werden in het dossier bedoeld in artikel 2.
Art. 4.Binnen een termijn van vijftien dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag om toekenning of verlenging van de erkenning bezorgt de administratie het invoegbedrijf ofwel een ontvangstbewijs waaruit blijkt dat het dossier volledig is en waarbij aangegeven wordt op welke datum de in artikel 7, § 3, van het decreet bedoelde termijn ingaat, ofwel een bericht waarin het verzocht wordt het dossier aan te vullen.
In het laatste geval verwittigt de administratie het invoegbedrijf zodra ze vaststelt dat het dossier volledig is en geeft ze hem kennis van de datum waarop de termijn bedoeld in artikel 7, § 3, van het decreet ingaat.
Zodra de administratie over een volledig dossier beschikt, maakt ze het aan de Commissie over.
De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek de vertegenwoordiger(s) van elk invoegbedrijf horen dat om de erkenning of de verlenging van de erkenning verzoekt.
Als de vertegenwoordigers van het bedrijf op initiatief van de Commissie worden gehoord, worden ze bij aangetekend schrijven opgeroepen. Het schrijven vermeldt de punten waarover ze gehoord zullen worden.
Art. 5.Binnen een termijn van twee maanden na de datum van verzending van het dossier door de administratie geeft de Commissie de Minister een met redenen omkleed advies over elke aanvraag om erkenning of om verlenging ervan.
Deze termijn kan één keer met één maand verlengd worden in de gevallen bedoeld in artikel 4, vierde lid.
Hij wordt jaarlijks van 1 juli tot 31 augustus geschorst.
Het advies van de Commissie is gemotiveerd op grond van de volgende criteria : 1° de middelen die het invoegbedrijf aanwendt om zijn productieactiviteiten uit te voeren en zijn maatschappelijk doel te halen, alsmede het bewijs dat het voldoende levensvatbaar is;2° de kennis en de ervaring van de bedrijfsleider;3° de specifieke voorwaarden bepaald bij artikel 3 van het decreet. Het advies wordt niet meer vereist als het niet gegeven wordt binnen de termijn bedoeld in het eerste lid.
Art. 6.De Minister beslist uiterlijk binnen een termijn van vier maanden, die ingaat op de datum van de indiening van het volledige dossier bij de administratie.
De administratie geeft het verzoekende bedrijf binnen vijftien dagen na de beslissing van de Minister bij aangetekend schrijven kennis van de beslissing tot toekenning of weigering van de erkenning of tot verlenging ervan.
De administratie geeft ook de Commissie kennis van de beslissing tot toekenning of tot weigering van de erkenning of tot verlenging ervan.
Art. 7.De Minister verzoekt de Commissie om advies vooraleer de erkenning van een invoegbedrijf te schorsen of in te trekken. De Commissie brengt hem advies uit na de vertegenwoordiger(s) van het bedrijf te hebben gehoord.
De vertegenwoordiger(s) wordt(worden) minstens dertig dagen op voorhand in kennis gesteld van de datum en de redenen van het verhoor.
Hij (ze) wordt(worden) ook geïnformeerd dat het dossier betreffende de hoorzitting ter inzage ligt.
De Minister kan de erkenning van het invoegbedrijf intrekken na advies van de Commissie.
De Minister mag de erkenning niet langer dan drie maanden schorsen. Na afloop van die termijn wordt de erkenning ingetrokken als het invoegbedrijf de in artikel 3 van het decreet bedoelde voorwaarden niet vervult.
Art. 8.Binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing tot weigering van de toekenning van de erkenning of tot verlenging ervan alsmede van de schorsing of intrekking ervan kan het invoegbedrijf bij aangetekend schrijven een met redenen omkleed beroep indienen bij de Minister. Elk beroep dat bij de Regering wordt ingediend, wordt aan de Minister gericht.
De administratie geeft de aanvrager bij aangetekend schrijven kennis van de beslissing van de Regering binnen de maand die op de beslissing volgt. In voorkomend geval deelt de administratie het gebrek aan beslissing van de Regering mee na afloop van de termijn.
Ze geeft ook de Commissie kennis van de beslissing. HOOFDSTUK III. - Verplichting tot handhaving van het personeelsbestand
Art. 9.§ 1. Voor de toepassing van artikel 9, § 5, van het decreet wordt verstaan onder referentiebestand, de bedrijfsleider ongeacht zijn statuut, enerzijds, en het personeelsbestand dat overeenstemt met het aantal werknemers aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, anderzijds, zoals blijkt uit een attest van het sociaal secretariaat of uit een attest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid betreffende het kwartaal, hierna "referentiekwartaal" genoemd, dat aan de erkenning, of, in voorkomend geval, aan de verlenging van de erkenning voorafgaat. § 2. Tijdens de duur van de erkenning wordt geacht dat het personeelsbestand gehandhaafd wordt als het minstens gelijk is aan het personeelsbestand zoals blijkt uit de jaarrekeningen.
Er wordt evenwel geacht dat het invoegbedrijf zijn personeelsbestand gehandhaafd heeft als het binnen drie maanden na hun vertrek voorziet in de vervanging van een werknemer die met pensioen gaat, van een werknemer die het bedrijf vrijwillig heeft verlaten, van een werknemer die door voortdurende arbeidsongeschiktheid definitief moet afzien van het overeengekomen werk of van een werknemer die om een welbepaalde reden ontslagen is. In dit laatste geval geeft de erkenningscommissie de Minister een opportuniteitsadvies via de administratie. § 3. In afwijking van § 2, eerste lid, kan de Minister na gemotiveerd advies van de Commissie een invoegbedrijf de toestemming geven om zijn personeelsbestand tijdelijk te verminderen wanneer het in moeilijkheden of in buitengewoon ongunstige economische omstandigheden verkeert in de zin van artikel 39bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. § 4. De subsidie wordt toegekend als de moeilijk te plaatsen werkzoekende een bijkomende werknemer is of als hij een werknemer vervangt die het bedrijf in één van de in § 2 bedoelde gevallen heeft verlaten.
In de andere gevallen vordert de moeilijk te plaatsen werkzoekende de lopende subsidie. § 5. Het invoegbedrijf maakt de in § 1 bedoelde documenten betreffende het referentiekwartaal en de volgende kwartalen over aan de administratie binnen een termijn van drie maanden, die ingaat op het einde van bedoeld kwartaal. § 6. De administratie controleert het personeelsbestand van het invoegbedrijf. HOOFDSTUK IV. - Diploma en nuttige ervaring van de sociaal begeleider
Art. 10.Overeenkomstig artikel 10, § 4, van het decreet vervult de sociaal begeleider minstens één van de volgende voorwaarden : 1° houder zijn van een diploma van het hoger secundair of daarmee gelijkgesteld onderwijs en minstens drie jaar beroepservaring hebben als verantwoordelijke inzake de psychosociale begeleiding;2° houder zijn van een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs met een sociale of psychologische richting. De sociaal begeleider heeft bovendien een ervaring of een opleiding in de sector menselijke hulpkrachten of verplicht zich ertoe een opleiding in die sector te volgen binnen twee jaar na zijn indienstneming. HOOFDSTUK V. - Modaliteiten voor de uitbetaling van de subsidies
Art. 11.De subsidies worden om de drie maanden toegekend op grond van de naamlijsten betreffende bedoelde kwartalen die het invoegbedrijf aan de administratie overmaakt.
Elk kwartaal kan evenwel een voorschot betaald worden aan het invoegbedrijf dat erom verzoekt.
Het voorschot voor het eerste kwartaal wordt berekend op grond van het aantal moeilijk te plaatsen werkzoekenden dat men in de loop van bedoeld kwartaal overweegt in dienst te nemen en op grond van het aantal sociaal begeleiders dat men in de loop van bedoeld kwartaal overweegt in dienst te nemen.
De voorschotten voor elk van de volgende kwartalen worden berekend op grond van het aantal moeilijk te plaatsen werkzoekenden dat men in de loop van bedoeld kwartaal overweegt in dienst te nemen en op grond van het aantal sociaal begeleiders die daadwerkelijk in dienst genomen werden in de loop van het vorige kwartaal.
De sommen worden op de rekening van de aanvrager gestort. HOOFDSTUK VI. - Diverse bevoegdheidsverklaringen
Art. 12.De Commissie legt haar huishoudelijk reglement vast en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister.
Art. 13.Overeenkomstig artikel 3, § 2, eerste lid, van het decreet kan de Minister na advies van de Commissie een afwijking verlenen voor een bepaalde periode. HOOFDSTUK VII. - Opheffings, overgangs- en slotbepalingen
Art. 14.Het besluit van de Waalse Regering van 15 oktober 1998 tot uitvoering van het decreet van 16 juli 1998 betreffende de voorwaarden waaronder de inschakelingsbedrijven worden erkend en gesubsidieerd wordt opgeheven voor wat betreft het Franse taalgebied.
Art. 15.Wat betreft de bedrijven die op de datum van inwerkingtreding van het decreet voor een sociaal begeleider in aanmerking kwamen krachtens artikel 11bis van het decreet van 16 juli 1998 betreffende de voorwaarden waaronder de inschakelingsbedrijven worden erkend en gesubsidieerd, zijn de in artikel 10, § 3, bedoelde voorwaarden pas acht maanden na de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing.
Art. 16.Het decreet van 18 december 2003 betreffende de voorwaarden waaronder de invoegbedrijven erkend en gesubsidieerd worden en dit besluit treden in werking op 1 april 2004.
Namen, 27 mei 2004.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Ph. COURARD