Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 22 april 2004
gepubliceerd op 13 augustus 2004

Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan Hoei-Borgworm met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Sprimont , in uitbreiding van de gemengde bedrijfsruimte van « Damré » (blad 49/3N)

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004027113
pub.
13/08/2004
prom.
22/04/2004
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan Hoei-Borgworm met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Sprimont (Louveigné), in uitbreiding van de gemengde bedrijfsruimte van « Damré » (blad 49/3N)


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, o.a. artikelen 22, 23, 30, 35, 37, 41 tot 46 en 115;

Gelet op het Schéma de développement de l'espace régional (SDER) goedgekeurd door de Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 20 november 1981 tot vaststelling van het gewestplan Hoei-Borgworm;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 tot besluit van de herziening van het gewestplan Hoei-Borgworm en tot goedkeuring van het voorontwerp van wijziging van plan met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Sprimont (Louveigné), in uitbreiding van de gemengde bedrijfsruimte van « Damré » (plaat 49/3N);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2003 tot goedkeuring van het ontwerp van wijziging van plan met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Sprimont (Louveigné), in uitbreiding van de gemengde bedrijfsruimte van « Damré » (plaat 49/3N);

Gelet op de klachten en opmerkingen geformuleerd tijdens het openbare onderzoek dat werd gevoerd te Sprimont tussen 27 oktober en 10 december 2003, aangaande volgende thema's : - door het ontwerp berokkende schade aan de landbouwers; - afbakening van het ontwerp; - afwatering van de site; - de mobiliteit;

Gelet op het gunstige advies van de gemeenteraad van Sprimont van 30 december 2003;

Gelet op het gunstige advies inzake de herziening van het gewestplan van Luik met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Sprimont (Louveigné), in uitbreiding van de gemengde bedrijfsruimte van « Damré », (plaat 49/3N) uitgevaardigd door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening op 5 maart 2004;

Gelet op het gunstige advies samen met voorwaarden, uitgevaardigd door de CWEDD Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement Durable (tegenhanger Vlaamse MiNa-raad) op 4 maart 2004;

Validatie van het milieueffectenrapport Overwegende dat, in haar beslissing van 18 september 2003, de Regering heeft gemeend dat in het milieueffectenrapport alle elementen stonden die noodzakelijk waren voor de beoordeling van de opportuniteit en de afstemming van het ontwerp, en het dus als volledig heeft beschouwd;

Overwegende dat de CWEDD heeft gemeend dat de auteur een kwaliteitsvol werk heeft afgeleverd; dat hij niettemin dubbel gebruik, bepaalde onduidelijkheden en ondoorzichtig geachte formuleringen betreurt; dat hij tevens over bijkomende kaarten had willen beschikken;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening heeft gemeend dat de kwaliteit van de studie bevredigend was; dat ze niettemin op een aantal fouten, lacunes en incoherenties wijst; dat die kritiek vooral slaat op het luik van de studie inzake landbouw, afwatering, geologie en de stroom van de zachte vervoersmodi.

Overwegende dat de bijkomende elementen die de CWEDD en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening in de studie wilden zien opgenomen, geen deel uitmaken van de inhoud van het milieueffectenrapport zoals bepaald door artikel 42 van het CWATUP en door het speciale lastenboek; dat de afwezigheid ervan niet van die aard is om de Regering ervan te beletten met kennis van zaken een uitspraak te doen over de afstemming en opportuniteit van het ontwerp;

Overwegende dat hetzelfde geldt voor de aangeklaagde onduidelijkheden, de fouten of het dubbel gebruik;

Overwegende bijgevolg dat het milieueffectenrapport artikel 42 van het CWATUP en de inhoud van het lastenboek naleeft; dat de Regering voldoende is ingelicht om met kennis van zaken uitspraak te doen;

Afstemming van het ontwerp op de behoeften Overwegende dat het de doelstelling van de Regering is, op korte termijn te voldoen aan de behoeften aan de geschatte nodige ruimte voor economische activiteit naar het jaar 2010 toe;

Overwegende dat, op basis van een door de DGEE (Direction générale de l'économie et de l'emploi) opgemaakt rapport en de analyse ervan, de Regering in haar besluit van 18 oktober 2002, heeft gemeend dat het grondgebied van de S.C. Services Promotion Initiatives in de provincie Luik (SPI+) in zes subruimtes moest worden onderverdeeld : het centrum, het noordoosten (regio Verviers en Eupen), het zuidoosten (regio Malmédy en Saint-Vith), het noordwesten (regio Borgworm en Hannuit), het zuidwesten (regio Hoei) en het zuiden (regio Aywaille); dat zij heeft gemeend dat voor de zuidelijke regio van het grondgebied SPI+, welke het referentiegebied voor voorliggend besluit vormt, de globale behoefte aan terreinoppervlakte bestemd voor economische activiteit op tien jaar op ongeveer op 26 hectare wordt geschat; daarbij moet forfaitair 10% worden bijgerekend voor de noodzakelijke technische uitrusting van het gebied, in totaal dus ongeveer 28 hectare in te schrijven bedrijfsruimte; dat ze bovendien heeft gemeend dat, om een correct net in dit gebied te verzekeren, in het zuiden van het gebied SPI+ nieuwe ruimtes voor economische activiteit moesten worden voorbehouden;

Overwegende dat het milieueffectenrapport de relevantie van de afbakening van het referentiegebied heeft bevestigd, net zoals het bestaan van socio-economische behoeften van dit gebied, binnen het door de Regering bepaalde tijdsbestek; dat wat de omvang van die behoeften betreft, ze die heeft verhoogd tot 30 hectare bruto oppervlakte;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening achter de validatie van de behoeften uit het milieueffectenrapport voor het referentiegebied staat;

Overwegende dat de Regering meent dat, om de behoeften te evalueren, ook rekening moet worden gehouden met haar voluntaristische politiek de economische activiteit in bepaalde delen van het Gewest te promoten;

Validatie van het ontwerp Overwegende dat, met de bedoeling terreinen prioritair te bestemmen voor economische activiteit om te beantwoorden aan de behoeften van ontwikkeling van regionaal belang, het besluit van 18 oktober 2002 is gebaseerd op de overweging dat in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte, het ontwerpgebied een geschikte site vormt om tot synergieën en een beter gebruik van de in het bestaande gebied reeds beschikbare uitrusting te komen; dat de bedrijfsruimtes op het grondgebied van de gemeente Sprimont het dichtst bij de het zuiden van de Luikse agglomeratie liggen, en dat ze beantwoorden aan geschikte topografische voorwaarden voor de vestiging van bedrijven, in functie van het heuvelachtige reliëf van de streek;

Overwegende dat het milieueffectenrapport deze analyse heeft bevestigd en de optie van het voorontwerp van het wijzigingsplan gegrond heeft verklaard voor wat betreft de inschrijving van een bedrijfsruimte van 25 hectare op het grondgebied van Sprimont (Louveigné) in uitbreiding van de bestaande gemengde bedrijfsruimte;

Overwegende dat de Regering bijgevolg haar optie heeft bevestigd in het besluit van 18 september 2003;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening deze optie tevens valideert;

Onderzoek van de alternatieve locaties Overwegende dat, conform artikel 42, alinea 2, 5° van het Waalse Wetboek, en het speciale lastenboek, het milieueffectenrapport op zoek is gegaan naar alternatieven; dat die alternatieven kunnen slaan op de lokalisatie, de afbakening of de toepassing van het in het ontwerp van het gewestplan in te schrijven gebied;

Overwegende dat er zo twee alternatieve locaties zijn bestudeerd en dat het gaat om : - de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte in uitbreiding van de bedrijfsruimte van Cornemont; - de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte in uitbreiding van de bedrijfsruimte van Harzé;

Overwegende dat het eerste alternatief een aantal voordelen biedt : gedeeltelijke compatibiliteit met het SDER; behoud van een aantal door de wet beschermde natuuraspecten; goede topografische eigenschappen van de bodem; goede bereikbaarheid via de weg;

Overwegende dat het nochtans zal bijdragen tot een lichte stijging van het verkeer op de N678 die door woonkernen loopt; het draagt niet bij tot het herstel van het stadsweefsel; het gaat om een archeologisch potentieel rijke site; het ligt vlakbij een woongebied en een beschermd natuurgebied met een wetenschappelijke waarde; het gebied zou visueel een sterke impact hebben waardoor de aanleg van een afzonderinginfrastructuur over de hele omtrek, alsook de aanleg van een nieuw wegennet noodzakelijk zouden zijn; het gebied ligt volledig in een voorontwerp van afgelegen gebied van waterwinningspreventie voor openbaar distributiegebruik; het alternatief zou van de betere landbouwgronden gebruik maken en zou veel schade toebrengen aan een landbouwbedrijf; dat de goedkeuring van die variante trouwens wordt afgeraden door de auteur van de studie zelf; dat er dus niet kan worden voor geopteerd;

Overwegende dat het tweede alternatief ook een aantal voordelen heeft : gedeeltelijke compatibiliteit met het SDER : behoud van een aantal door de wet beschermde natuuraspecten; goede topografische eigenschappen van de bodem; goede bereikbaarheid via de weg;

Overwegende dat het nochtans relatief ver van de Luikse agglomeratie ligt; het draagt niet bij tot het herstel van het stadsweefsel; het vereist de aanleg van nieuwe wegen en een nieuw onafhankelijk netwerk voor wateropvang; het zou het op de site aanwezige biologische landbouwbedrijf in gevaar brengen; deze oplossing komt dus ook niet in aanmerking;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening deze analyse van de Regering deelt en dus tevens de lokalisatievarianten verwerpt;

Overwegende dat de auteur van de studie tevens voorstelt cumulatief te opteren voor het lokalisatiealternatief Harzée, door de afbakening te beperken in een poging de negatieve impact ervan te beperken, en een uitbreiding van het gebied van Damré, beperkt in vergelijking met het voorontwerp;

Overwegende dat een klager dit alternatief steunt; dat de CWEDD deze mogelijkheid ook positief inschat;

Overwegende dat dit alternatief op dezelfde kritiek stuit als die tegen de tweede lokalisatievariant, nl. zijn relatieve verre ligging van de Luikse agglomeratie; het draagt niet bij tot het herstel van het stadsweefsel; het vereist de aanleg van nieuwe wegen en een nieuw onafhankelijk netwerk voor wateropvang; het zou het op de site aanwezige biologische landbouwbedrijf in gevaar brengen; deze oplossing komt dus ook niet in aanmerking;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening deze analyse van de Regering deelt;

Onderzoek van de alternatieve afbakeningen en toepassingen Overwegende verder dat het milieueffectenrapport heeft aangetoond dat een beperking van het ontwerpgebied de opgesomde nadelen proportioneel zou kunnen beperken;

Overwegende dat een klager dit voorstel overneemt;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening zich tevens uitspreekt voor deze beperkte afbakening om de weg 99 en de levende haag ten noordwesten van de site te vrijwaren;

Overwegende nochtans dat de voorgestelde beperking van het gebied niet langer volstond om te voldoen aan de door de DGEE geïdentificeerde en door het milieueffectenrapport gevalideerde behoeften, welke reeds superieur waren aan die waaraan het voorontwerp voldeden; dat de uitbreiding van het langs de N678 geplande gebied volgens de auteur van het milieueffectenrapport als enige doel heeft er de aanleg van een afzonderingsinfrastructuur voor het landschap aan te leggen die de beperking van oppervlakte in het noordwesten dus niet compenseert; dat het in dit verband nodig is eraan te herinneren dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening de afbakening van de behoeften heeft gevalideerd zoals blijkt uit het milieueffectenrapport;

Overwegende dat uit deze vergelijkende studie blijkt dat de beste oplossing om aan de door de Regering nagestreefde doelstellingen te voldoen erin bestaat te opteren voor het initiële ontwerp;

Rekening houden met de algemene aanbevelingen van de CWEDD Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene beschouwingen heeft geuit inzake de herzienings- en algemene aanbevelingsprocedure betreffende de eventuele toepassing van de ontwerpen;

Overwegende om te beginnen dat hij meent dat het evaluatiewerk voor de uitvoering van het prioritaire plan pas relevant zal zijn indien de inplanting van de structuren afhankelijk wordt gemaakt van een nieuwe evaluatie van de gevolgen eigen aan de bedrijvengroep; dat hij vraagt dat bij de vestiging van bedrijven, er een evaluatie van het milieu wordt uitgevoerd per bezettingsfase van de activiteitenzone om een globale visie te hebben op de schaal ervan;

Overwegende dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu waarvan de uitvoering wordt opgelegd door artikel 31bis van het CWATUP, een maximale geldigheidsduur van tien jaar zal hebben; dat de hernieuwing ervan noodzakelijkerwijs een nieuw onderzoek van de situatie zal vergen en een aanpassing van de bepalingen zal mogelijk maken aan de evolutie die op het terrein zal zijn vastgesteld en aan de bijkomende gegevens die intussen zullen zijn verzameld; dat desgevallend van dit nieuwe onderzoek moet worden geprofiteerd om de gepaste procedures in gang te zetten om de bestemming te wijzigen of aan te passen; dat die procedure het dus mogelijk zal maken aan de door de CWEDD geformuleerde suggestie te voldoen;

Overwegende dat, de CWEDD vervolgens zijn aanbevelingen over de relatie tussen mobiliteit, transport en ruimtelijke ordening herhaalt; dat hij verheugt is vast te stellen dat via het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, de uitvoering van een mobiliteitsplan wordt opgelegd, dat het mogelijk zal maken het gebruik van zachte vervoersmodi en openbaar vervoer aan te moedigen; dat hij erop aandringt dat het voetgangers- en fietsverkeer in de nieuwe bedrijfsruimtes wordt beveiligd;

Overwegende dat deze suggestie opportuun lijkt; dat dient opgelegd te worden dat die beveiliging deel uitmaakt van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;

Overwegende voor het overige dat de wens om de nieuwe bedrijfsruimtes te bedienen met het openbaar vervoer niet in tegenspraak is met het door de Regering gevoerde beleid; dat het netwerk van de TEC (Waalse vervoersmaatschappij) zodanig is georganiseerd dat de voornaamste plaatsen op het grondgebied die verkeer genereren bediend zijn, en aangezien het essentieel via de weg verloopt, is het zonder hoge investeringen, makkelijk aan te passen in functie van de evolutie van de plaatsen die de stromen genereren; dat anderzijds, gelet op zijn structurele kost, het spoor enkel een oplossing biedt voor de mobiliteitsproblemen als het om lange afstanden en grote volumes gaat; dat voor de meeste individuele transportbehoeften van de KMO's die zich in de nieuw aangelegde bedrijfsruimtes zullen vestigen, het spoor enkel zal kunnen worden gebruikt in combinatie met andere transportmiddelen, vooral via de weg; dat het dus via een intermodaliteit tussen spoor en weg is, die zal worden opgenomen in de door de Lastenboeken inzake stedenbouw en milieu opgelegde plannen, dat de door de CWEDD vooropgestelde duurzame doelstellingen inzake mobiliteit zullen kunnen worden gehaald;

Bijzondere overwegingen Overwegende dat met volgende elementen rekening moet worden gehouden : - Impact op de landbouw Een klager voert aan dat zijn bedrijf zou worden afgesneden van hoogwaardige landbouwgrond, die 23% vormt van de grond die nodig is voor het fokken van zijn veestapel, gelet op de maximale veequota's per oppervlakte. Hij uit dus kritiek op de door het milieueffectenrapport gemaakte raming van de door hem opgelopen schade.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening is het eens met deze kritiek en meent dat het milieueffectenrapport niet dieper is ingegaan op de gegevens betreffende de door het ontwerp betroffen landbouwbedrijven.

De CWEDD meent dan weer dat de door het ontwerp betroffen gronden van slechte kwaliteit zijn.

Die verschillende door de klager, de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening en de CWEDD geuite adviezen zijn niet van die aard om de voornaamste elementen van de door de Regering gemaakte analyse in het voorontwerp, welke door de auteur van het milieueffectenrapport zijn gevalideerd, in twijfel te trekken.

Door het volledige prioritaire bedrijfsruimteplan zal een maximum van 1200 hectare een bestemming als bedrijfsruimte krijgen, waarvan een aanzienlijk deel dat momenteel als landbouwgebied geklasseerd staat, nl. ongeveer 1,5% van de nuttige landbouwoppervlakte in het Waalse Gewest (volgens de gegevens van het DGA (Direction Générale de l'Agriculture), 756.567 hectare in 2002, laatste jaar waarvoor cijfers bekend zijn). Gelet op de tijd die nodig is om die nieuwe bestemmingen uit te voeren en de door het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu opgelegde fasering, kunnen we ervan uitgaan dat het proces ter wijziging van de bestemming over een tiental jaar zal worden gespreid.

Het verlies van die oppervlaktes kan op regionaal niveau dus maar een marginale impact hebben op het landbouwbedrijf.

Om te beginnen omdat het verlies van bebouwbare landbouwgrond ruim zal worden goedgemaakt door een verhoging van de landbouwproductie : indien Inter-Environnement-Wallonie en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening aangeven dat het verlies van landbouwgronden tot een daling van de graanproductie met jaarlijks ongeveer 7.800 ton zou leiden, dan kunnen we, gelet op het aantal in het Gewest bestemde hectares voor deze cultuur (190.000), opmerken dat de stijging van de productiviteit (volgens de DGA, gemiddelde productiviteitswinst van 100 KG/ha/jaar) van die aard zal zijn dat de productiestijging (190.000 ton over 10 jaar) 2,5 maal het aangeklaagde verlies zal bedragen.

Indien er tenslotte een negatief effect van sommige wijzigingen van het gewestplan te vrezen valt voor private bedrijven, dan moet er parallel met het verlies van gronden die ze zullen lijden, de oppervlakte aan landbouwgronden die jaarlijks het voorwerp vormt van een vastgoedmutatie, tegenover worden geplaatst, nl. 9.000 hectare.

Zoals hierboven reeds aangegeven zou de toepassing van het prioritaire plan bedrijfsruimte het landbouwbedrijf over tien jaar jaarlijks ongeveer 120 hectare moeten onttrekken. De compensatie van die verliezen voor de betroffen landbouwers zal dus slechts 1,3% vertegenwoordigen van het jaarlijkse geheel van vastgoedmutaties van de landbouwgronden, welke zich trouwens inschrijven in een algemene context van hergroepering van geëxploiteerde gronden in bredere gehelen.

Bijgevolg kunnen we dus vooropstellen dat de door de wijziging van de gewestplannen getroffen landbouwers gronden zullen terugwinnen om te kunnen voldoen aan de behoeften van hun bedrijf.

Ook al zullen ze misschien niet dezelfde kenmerken vertonen inzake exploitatiegemak, toch moeten ze het een groot aantal bedrijven mogelijk maken in aanvaardbare omstandigheden te overleven. De aangerichte schade zal via onteigeningsvergoedingen worden gecompenseerd.

Er moet dus worden op toegezien dat de leefbaarheid van de bedrijven niet in het gedrang komt, ook al zal een ervan aanzienlijke schade lijden. Dit heeft de Direction générale de l'agriculture ook toegegeven en de auteur van de studie heeft naar dit advies verwezen.

Wat de eventuele waardeverminderingen van overschotten betreft, daar zal aan worden tegemoet gekomen binnen het kader van de onteigeningsprocedures.

De CWEDD vraagt in zijn algemene voorwaarden tevens dat de landbouwers zouden worden begeleid tijdens de toepassing van de bedrijfsruimte op de gronden die ze bebouwen.

Om de schadelijke gevolgen van het ontwerp op de landbouwbedrijven zo veel mogelijk te beperken, legt de Regering op dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu gepaste oplossingen vindt om het gebruik van de landbouwpercelen te garanderen zolang de toepassing van de bedrijfsruimte de stopzetting ervan niet oplegt. Als natuurlijke en menselijke maatregel zal er een gedetailleerde nota moeten instaan, waarin de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, zullen kunnen beschikken. Deze maatregel moet aan de voormelde doelstellingen van het CWEDD tegemoet komen. - Bereikbaarheid en multimodaliteit Bepaalde klagers hebben gewag gemaakt van een gemeentelijke mobiliteitsplan waarin de noodzaak staat de toegang tot het bestaande industriegebied, dat het ontwerp wil uitbreiden, te beveiligen met een rondpunt.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening staat achter dat advies en stelt de aanleg van een rondpunt op de R 678 voor. De CWEDD stelt tevens voor de toegang tot de site te beveiligen.

Het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal nagaan wat de gepaste middelen zijn om de toegang tot het bestaande gebied en tot de uitbreiding ervan via de R 678, te beveiligen. - Waterbeheer In het voorontwerp betreffende de bescherming van het grondwater heeft de Regering gemeend dat indien de betroffen terreinen binnen de oppervlakte van een theoretisch afgelegen gebied voor waterwinningspreventie (IIb) van de SWDE lagen, (Société wallonne des Eaux) op ongeveer 290 m, dankzij de naleving van de in artikels 18 tot 23 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 14 november 1991 houdende de ondergrondse waterwinning, de waterwinninggebieden, de preventie en bewaking, en de kunstmatige bevoorrading van het grondwater, zoals aangevuld door het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 maart 1995, het mogelijk zou zijn schade aan de winning te vermijden.

Het milieueffectenrapport heeft de relevantie van die analyse bevestigd.

Wat het afvalwater betreft maken de klagers reeds melding van bestaande problemen op de site; die zouden door het ontwerp nog worden verergerd (beek die regelmatig buiten z'n oevers treedt richting straat « rue Chera » waardoor het water onder het huis van een klager loopt, afvalwater van de bedrijfsruimte Damré die in de omliggende chantoirs loopt).

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening heeft akte genomen van die kritieken en heeft voorgesteld dat naar een antwoord zou worden gezocht tijdens de uitwerking van het Lastenboek inzake stedenbouw. Ze gebiedt in dit verband een bijzondere waakzaamheid en stelt voor het afvalwater naar het zuiden af te voeren, zelf naar de andere kant van de autosnelweg, om op die manier zoveel mogelijk het afgelegen gebied voor waterwinningspreventie (IIb) te vermijden.

De Regering staat achter dit voorstel. - Fysieke contrainte De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat het milieueffectenrapport lacunes vertoont wat het bestuderen van de geotechnische kwaliteiten van de bodem betreft. Ze meent dat het weinig waarschijnlijk is dat er geen geotechnische contraintes zijn aangezien de site in een karstgebied ligt met chantoirs.

Er zijn wat dat betreft geen bijzondere klachten geweest.

De Regering verplicht bijgevolg dat de capabele gebieden in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu worden bepaald. - Bestaan van een afwijkend gemeentelijk plan van aanleg (Afwijkend gemeentelijk plan van aanleg) op de site Op 3 december 2003 heeft de Regering het gemeentelijk plan van aanleg goedgekeurd, de zogenaamde « gemengde bedrijfsruimte van Damré » in afwijking van het gewestplan Hoei-Borgworm, goedgekeurd door het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 20 november 1981.

Het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg bestemt 3 hectare als bedrijfsruimte wat door de wijziging van het gewestplan wordt bevestigd.

Voor het overige dekt de oppervlakte van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg gedeeltelijk de rest van het gebied dat de herziening van het gewestplan voor economische activiteit bestemt. Hij wijzigt echter niet de geplande bestemming in het bestaande gewestplan maar bepaalt nu reeds in zijn motivering dat dit gebied in de toekomst de uitbreiding van de bedrijfsruimte mogelijk maakt.

Om de nuttige oppervlakte van de uitbreiding te bepalen heeft het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg enkel rekening gehouden met de behoeften van de firma « Eloy et fils » die op de site is gevestigd.

Met de door de DGEE geschatte behoeften van regionaal belang werd geen rekening gehouden bij de uitwerking van het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg.

Deze behoeften werd gevalideerd door de auteur van het milieueffectenrapport en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening.

Daaruit blijkt de noodzaak nu reeds het gebied van Damré uit te breiden buiten de door het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg bepaalde grenzen op de gronden die reeds voor een uitbreiding waren bestemd. - Bescherming van het landschap De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening neemt het voorstel van de auteur van het milieueffectenrapport over om een bijkomend voorschrift in te schrijven dat de heuveltop in het noordelijke deel van de oppervlakte van het ontwerp moet beschermen door in dit gebied de aanleg van kleinere percelen te verplichten.

Het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal desgevallend die voorstellen bestuderen en er de naleving van opleggen.

Begeleidende maatregelen Overwegende dat artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalt dat de inschrijving van een nieuwe bedrijfsruimte hetzij de bestemmingswijziging van de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte, hetzij de goedkeuring van andere maatregelen die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu, hetzij een combinatie van die twee begeleidingsmaatregelen inhoudt;

Overwegende dat de begeleidende maatregelen enerzijds moeten afhangen van de intrinsieke milieukwaliteit van de voor bebouwing bestemde oppervlakte en anderzijds van de objectieve inbreng van die begeleidingsmaatregelen;

Overwegende dat de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een van de belangrijkste begeleidingsmaatregelen blijft;

Overwegende dat de Regering, binnen het kader van de begeleidingsmaatregelen bij voorliggende herziening van het gewestplan, een aantal niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een nieuwe bestemming wil geven.

Overwegende dat, bij de evaluatie van de verhouding tussen begeleidingsmaatregelen en de inschrijvingsontwerpen van nieuwe bedrijfsruimtes, het redelijk is rekening te houden met enerzijds de gedifferentieerde impact van de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes volgens hun locatie en hun vervuiling, anderzijds met de impact op het milieu van de aanleg van een nieuwe bedrijfsruimte, die verschilt naargelang haar kenmerken en ligging; dat op die manier, mits eerbiediging van het proportionaliteitprincipe, blijkt dat een zware renovatie meer moet wegen dan de renovatie van een minder vervuilde site, dat de impact van voor het milieu gunstige maatregelen moet worden ingeschat in functie van het effect dat men er redelijkerwijze mag van verwachten, en dat die maatregelen des te belangrijker moeten zijn, of minder, dan de aanleg van het nieuwe gebied met al dan niet aanzienlijke impact op zijn omgeving;

Overwegende dat, bij gebrek aan elementen die de factoren kunnen objectiveren, welke die lasten en de impact volledig kunnen beoordelen, de Regering het nuttig acht, zowel om de voorschriften van het artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP zeker te eerbiedigen en in haar bekommernis om, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes te promoten, een strikte interpretatie van de tekst goed te keuren, en een verdeelsleutel te hanteren die ongeveer overeenkomt met een m2 renovatie van een niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte voor een m2 niet bebouwbare ruimte die voortaan is bestemd voor economische activiteit (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied);

Overwegende dat de door artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalde begeleiding op regionaal vlak kan worden ingeschat; dat aangezien voorliggend ontwerp in het raam van een prioritair plan moet worden gezien dat het volledige Gewest wil voorzien van nieuwe ruimtes voor economische activiteit, de voormelde verdeelsleutel dus algemeen kan worden toegepast, waarbij de compensatie kan gebeuren tussen het geheel van oppervlaktes afgezonderd van gebieden die niet als te bebouwen gebied zijn opgenomen om voor economische activiteit te worden bestemd (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied) enerzijds en het geheel van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes die een nieuwe bestemming hebben gekregen anderzijds;

Overwegende nochtans dat, ten einde een geografische verdeelgelijkheid na te streven, het nuttig lijkt, aangezien de nieuwe ruimtes die het prioritaire plan bestemt voor economische activiteit verdeeld liggen over het hele Gewest, erover te waken dat de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes ook op een gelijke manier zijn verdeeld;

Overwegende dat, om die doelstelling na te streven, het Gewest in vijf evenwichtige en geografisch homogene sectoren werd verdeeld; dat het voorliggende ontwerp bij een geheel van ontwerpen werd gevoegd (Seraing - Luik, Soumagne - Blégny, Hannuit, Geer, Oupeye en Visé - Navagne);

Overwegende dat als begeleidingsmaatregel, de Regering beslist er rekening mee te houden volgende sites een nieuwe bestemming te geven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld die een tenminste equivalente oppervlakte totaliseren;

Overwegende dat wat de maatregelen betreft die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu zoals het CWEDD heeft onderstreept, artikel 46, § 1er, alinea 2, 3° van het CWATUP het niet mogelijk maakt er de beschermingsmaatregelen die zich opdringen in op te nemen, in toepassing van hetzij het CWATUP, hetzij van een andere van kracht zijnde reglementering; dat de Regering niettemin wil onderstrepen, dat om de bescherming van het milieu te verzekeren, zij parallel met de uitvoering van een prioritair plan binnen het kader waarvan voorliggend besluit kadert, een nieuw artikel 31bis van het CWATUP heeft goedgekeurd, met als voorschrift dat elke nieuwe bedrijfsruimte gepaard gaat met een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat de compatibiliteit van het gebied met haar omgeving waarborgt;

Overwegende dat, in voorliggend geval, het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden aangevuld met specifieke maatregelen, die verder gaan dan artikel 31bis van het CWATUP en zijn toepassingscirculaire van 29 januari 2004, om een betere bescherming van het milieu te garanderen : dat die specifieke maatregelen moeten worden beschouwd als maatregelen die gunstig zijn voor het milieu, die een aanvulling zijn op de maatregelen die een nieuwe bestemming geven aan een niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte, in toepassing van artikel 46, § 1er, alinea 2, 3°, van het CWATUP;

Overwegende dat op die manier meer dan voldoende is voldaan aan de door dit artikel opgelegde regel;

Lastenboek inzake stedenbouw en milieu Overwegende dat in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, voorafgaand aan de toepassing van het gebied, een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden opgemaakt, dat de richtlijnen van de ministeriële omzendbrief van 29 januari 2004 zal naleven;

Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan betreffende de eventuele implementatie van de ontwerpen, o.m. inzake beheer van water, lucht, afval, bodembewegingen, begeleiding van door het ontwerp getroffen landbouwbedrijven, mobiliteit en bereikbaarheid, integratie van landschap en begroeiing;

Overwegende dat de Regering die aanbevelingen ruim voor was, door om te beginnen in het Parlement de goedkeuring voor te stellen van artikel 31bis van het CWATUP, dat bepaalt dat de nieuwe bedrijfsruimtes het voorwerp zullen vormen van een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, en door vervolgens de inhoud van dit Lastenboek inzake stedenbouw en milieu te definiëren via een omzendbrief die zij op 29 januari 2004 heeft goedgekeurd;

Overwegende dat bepaalde door de CWEDD geformuleerde aanbevelingen verduidelijkingen aanbrengen die nuttig lijken, hetzij algemeen, hetzij voor voorliggend ontwerp, in functie van de net beschreven kenmerken; dat ze daarin zullen moeten worden opgenomen door de auteur van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;

Overwegende bijgevolg dat in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu in elk geval de hierna opgesomde elementen zullen moeten staan; - de genomen maatregelen voor een gepaste waterbehandeling meer bepaald van het afvalwater, rekening houdend met de mogelijkheid het afvalwater naar het zuiden af te voeren, of zelfs naar de andere kant van de autosnelweg, om op die manier te zo veel mogelijk het afgelegen gebied voor waterwinningspreventie Iib te vermijden; - nakijken van de geotechnische capaciteit van de bodem en de ondergrond; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer; meer bepaald de gepaste middelen om de toegang tot het bestaande gebied en de uitbreiding ervan naar de R 678 te beveiligen; - maatregelen bestuderen en eventueel opleggen om de heuveltop in het noordelijke deel van de oppervlakte van het ontwerp te beschermen;

Besluit : Overwegende dat uit het geheel van die ontwikkelingen blijkt dat het voorliggende ontwerp het meest geschikt is om, met eerbied voor de in artikel 1 van het Waalse Wetboek voor ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium opgesomde doelstellingen, te kunnen beantwoorden aan de behoefte aan ruimte bestemd voor economische activiteit, binnen het betroffen referentiegebied;

Na beraadslaging, Op voorstel van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, Besluit :

Artikel 1.De Regering keurt definitief de herziening van het gewestplan van Hoei-Borgworm goed, die de inschrijving inhoudt, op het grondgebied van de gemeente Sprimont (Louveigné) in uitbreiding van de gemengde bedrijfsruimte « Damré » (plaat 49/3N) van een gemengde bedrijfsruimte.

Art. 2.Het volgende bijkomende voorschrift, *R 1.1, is van toepassing in de gemengde bedrijfsruimte ingeschreven op het plan door voorliggend besluit : « Kleinhandel en diensten aan de bevolking hebben geen toelating om zich te vestigen binnen het gebied *R 1.1, behalve indien ze verbonden zijn met de binnen het gebied toegelaten activiteiten ».

Art. 3.De herziening is goedgekeurd conform het plan in bijlage.

Art. 4.In het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, opgesteld conform artikel 31bis van het CWATUP, staan in elk geval volgende elementen : - de genomen maatregelen voor een gepaste waterbehandeling meer bepaald van het afvalwater, rekening houdend met de mogelijkheid het afvalwater naar het zuiden af te voeren, of zelfs naar de andere kant van de autosnelweg, om op die manier te zo veel mogelijk de afgelegen gebied voor waterwinningspreventie Iib te vermijden; - nakijken van de geotechnische capaciteit van de bodem en de ondergrond; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer; meer bepaald de gepaste middelen om de toegang tot het bestaande gebied en de uitbreiding ervan naar de R 678 te beveiligen; - maatregelen bestuderen en eventueel opleggen om de heuveltop in het noordelijke deel van de oppervlakte van het ontwerp te beschermen.

Art. 5.De bepalingen van het gemeentelijk plan van aanleg, de zogenaamde « gemengde bedrijfsruimte van Damré » in afwijking van het gewestplan van Hoei-Borgworm, goedgekeurd door het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 20 november 1981 die de bestemming als landbouwgebied en bosgebied bevestigt van de binnen zijn oppervlakte gelegen gronden, zijn ingetrokken omdat ze niet conform de door voorliggend besluit definitief goedgekeurde wijzigingen van het gewestplan zijn.

Art. 6.De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van voorliggend besluit.

Namen, 22 april 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, M. FORET Het plan ligt ter inzage bij het Direktoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes, en bij het betrokken gemeentebestuur.

Het advies van de CRAT wordt hieronder bekend gemaakt.

^