Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 29 juni 2007
gepubliceerd op 18 juli 2007

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorwaarden betreffende sociale leningen met Gewestwaarborg voor het bouwen, kopen, verbouwen of behouden van woningen

bron
vlaamse overheid
numac
2007036162
pub.
18/07/2007
prom.
29/06/2007
ELI
eli/besluit/2007/06/29/2007036162/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 JUNI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorwaarden betreffende sociale leningen met Gewestwaarborg voor het bouwen, kopen, verbouwen of behouden van woningen


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 78, gewijzigd bij de decreten van 20 december 2002, 24 maart 2006 en 22 december 2006;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 1995 houdende de voorwaarden betreffende sociale leningen met gewestwaarborg voor het bouwen, kopen of verbouwen van woningen, gewijzigd bij de besluiten van 17 juni 1997, 29 november 2002, 13 december 2002, 2 april 2004 en 30 juni 2006;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 houdende de voorwaarden waaronder kredietmaatschappijen erkend kunnen worden door de Vlaamse Regering en ter bepaling van de kredietinstellingen erkend door de Vlaamse Regering, ter uitvoering van artikel 78 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2006;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 april 2007;

Gelet op advies 43.134/3 van de Raad van State, gegeven op 5 juni 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening en de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting;2° agentschap : het agentschap Wonen-Vlaanderen van het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed;3° departement : het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed;4° lening : de hypothecaire lening of de opneming van een voorschot in het kader van een hypothecaire kredietopening;5° ontlener : de particuliere persoon die de lening aangaat en, eventueel, de persoon met wie hij op de datum van de leningsaanvraag wettelijk of feitelijk samenwoont;6° uitlener : de kredietmaatschappij of kredietinstelling, erkend in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 houdende de voorwaarden waaronder kredietmaatschappijen erkend kunnen worden door de Vlaamse Regering en ter bepaling van de kredietinstellingen erkend door de Vlaamse Regering, ter uitvoering van artikel 78 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;7° kredietmaatschappij : de kredietmaatschappij, erkend in het kader van hetzelfde besluit;8° woning : elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk is bestemd voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande; 9° bescheiden woning : hetzij een woning die door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, een sociale huisvestingsmaatschappij of het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen wordt bestemd om verkocht te worden aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden, hetzij een te bouwen, te kopen, te verbouwen of te behouden woning waarvan de verkoopwaarde, eventueel na de uitvoering van werkzaamheden, maximaal 200.000 euro bedraagt. Dat bedrag wordt verhoogd met 10 procent indien de woning gelegen is in een Vlabinvest-gebied, en wordt cumulatief verhoogd met 5 procent : a) voor elke persoon ten laste;b) voor ieder van de ascendenten van de ontlener die op de datum van de leningsaanvraag sedert ten minste zes maanden met hem samenwoont;10° persoon ten laste : a) het kind waarvoor de ontlener op de datum van de leningsaanvraag kinderbijslag of wezentoelage ontvangt of dat door de Vlaamse minister, na overlegging van bewijzen, beschouwd wordt als ten laste van de ontlener;b) de ontlener en elk familielid dat deel uitmaakt van zijn gezin en met hem de woning zal betrekken, die onder de voorwaarden die de Vlaamse minister heeft gesteld, erkend zijn als ernstig gehandicapt;11° verkoopwaarde van de woning : de door de uitlener geraamde waarde bij vrijwillige verkoop, met inbegrip van de grond;12° aangroei van de waarde : het verschil tussen de verkoopwaarde van de woning na en voor de uitvoering van de werkzaamheden;13° koopprijs van de woning : de prijs die de ontlener aan de verkoper van de woning heeft betaald, exclusief de bijbehorende kosten, te verhogen met de BTW als de woning nog niet is ingeschreven in het kohier voor de onroerende voorheffing;14° kostprijs van de werkzaamheden : de door de uitlener geraamde prijs van de werkzaamheden aan de woning, met inbegrip van de daarop verschuldigde BTW. § 2. Het maximumbedrag, vermeld in § 1, 9°, wordt gekoppeld aan de evolutie van de ABEX-index voor de bouwkosten van privé-woningen, zoals berekend en gepubliceerd door de Associatie van Belgische Experten, en stemt overeen met de index van november 2006. Het wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het ABEX-indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat, en wordt afgerond op het hogere duizendtal.

Art. 2.Onder de voorwaarden in dit besluit verleent het Gewest zijn waarborg voor de aflossing van de hoofdsom en de intresten van de leningen die voor het bouwen, kopen, verbouwen of behouden van een bescheiden woning worden toegestaan door de uitlener.

Het Gewest verleent, binnen de plafonds, vermeld in de begrotingsdecreten, tevens zijn waarborg voor de aflossing van de hoofdsom en de intresten van de kredieten die aan de kredietmaatschappijen zijn toegestaan, op voorwaarde dat de kredieten uitsluitend bestemd zijn voor de financiering van de leningen, vermeld in het vorige lid.

Art. 3.§ 1. De ontlener mag geen andere woning volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik hebben op de datum waarop de lening wordt toegekend. Voor de toepassing van deze voorwaarde wordt geen rekening gehouden met de vervreemding van een gedeelte van de eigendom of een gedeelte van het vruchtgebruik tijdens de twee jaar die aan de voormelde datum voorafgaan.

Van de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, wordt afgeweken als de ontlener die woning bewoont en die woning aan een van de onderstaande voorwaarden voldoet : 1° de woning is ongeschikt of onbewoonbaar en de ontlener verbindt zich ertoe ze te slopen of niet meer als woning te laten dienen zodra hij de woning waarvoor de lening werd aangegaan, betrekt of zodra de lening is toegestaan als hij de woning al voor het verlijden van de koopakte betrok.De woning wordt als ongeschikt of onbewoonbaar beschouwd als ze als dusdanig is verklaard, zoals bepaald in artikel 15 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode of artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet; 2° de woning is overbewoond en de ontlener verbindt zich ertoe al zijn onroerende rechten erop af te staan, naar gelang van het geval, op het tijdstip, vermeld in punt 1°.De overbewoning wordt vastgesteld zoals bepaald in artikel 17 van hetzelfde decreet. § 2. De ontlener moet de bescheiden woning binnen een termijn van twee jaar na de toekenning van de lening betrekken en ze bewonen zolang de gewestwaarborg erop geldt. Met instemming van de uitlener kan de leidend ambtenaar van het agentschap, op verzoek van de ontlener, in uitzonderlijke gevallen een afwijking toestaan op deze voorwaarden. De minister kan terzake aanvullende voorwaarden stellen.

Art. 4.Behoudens als de ontlener met betrekking tot de woning waarvoor de lening wordt aangegaan, in aanmerking komt voor een tegemoetkoming van het Vlaamse Gewest voor de bouw of de koop van een woning, moet hij bij de uitlener de volgende documenten voorleggen : 1° een verklaring waarbij hij op woord bevestigt dat hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid;2° in voorkomend geval, een geldig bewijs betreffende de ongeschiktheid, onbewoonbaarheid of overbewoning van de woning, vermeld in artikel 3, § 1, tweede lid, alsmede de in dat geval aan te gane verbintenissen. De uitlener moet erop toezien dat de verbintenissen, vermeld in het eerste lid, 2°, nagekomen worden.

Art. 5.Onverminderd eventuele aanvullende zekerheidsstellingen, opgelegd door de uitlener, moet de aflossing van de lening gewaarborgd zijn door de inschrijving van een hypotheek in eerste rang op de woning waarop de lening betrekking heeft.

Gaat het om een aanvullende lening bij de uitlener die zelf al een lening in eerste rang heeft toegestaan, of om een aanvullende lening na een bijzondere sociale lening, dan is een hypotheek in lagere rang voldoende, ongeacht of de gewestwaarborg al dan niet werd verleend voor de lening in eerste rang.

Met instemming van de uitlener kan de leidend ambtenaar van het agentschap in uitzonderlijke gevallen een afwijking toestaan met betrekking tot de voorwaarden vermeld in het eerste en het tweede lid.

De minister kan terzake aanvullende voorwaarden stellen.

De terugbetaling van de lening moet op elk ogenblik volledig gedekt zijn door een levensverzekering met afnemend kapitaal, tenzij de ontlener om gezondheidsredenen geen levensverzekering kan genieten.

De lening mag maar worden toegestaan voor ten hoogste dertig jaar.

Voor een lening, toegestaan voor het behouden van een bescheiden woning, mag de looptijd bovendien niet hoger liggen dan de resterende looptijd van de over te nemen lening. Indien meerdere leningen worden overgenomen, wordt alleen rekening gehouden met de hoogste resterende looptijd.

Art. 6.De lening mag, naar gelang van het geval, niet meer bedragen dan een combinatie van : 1° 100 procent van de verkoopwaarde van de woning of, als die lager is, van de kostprijs van de werkzaamheden plus de koopprijs van de grond, als het gaat om het bouwen van een bescheiden woning;2° 100 procent van de verkoopwaarde van de woning of, als die lager is, van de koopprijs van de woning, als het gaat om het kopen van een bescheiden woning;3° 100 procent van de kostprijs van de werkzaamheden of, als die lager is, 200 procent van de aangroei van de waarde, als het gaat om het verbouwen van een bescheiden woning;4° 100 procent van de verkoopwaarde van de woning als het gaat om het behouden van een bescheiden woning. De maxima van 100 procent en 200 procent, vermeld in het eerste lid, worden respectievelijk teruggebracht tot 90 procent en 180 procent in geval de terugbetaling van de lening niet gedekt is door een levensverzekering.

Het totale uitstaande saldo van de aangegane lening of leningen mag op geen enkel ogenblik meer bedragen dan de verkoopwaarde van de woning, eventueel na de uitvoering van de werkzaamheden.

Voor de leningen, toegekend in het eerste lid, 4°, geldt bovendien dat niet meer mag geleend worden dan het uitstaande saldo, inclusief de wederbeleggingsvergoeding van de over te nemen lening of leningen.

Art. 7.De uitlener schat de bescheiden woning en raamt er de verkoopwaarde van, voor en in voorkomend geval na de uitvoering van de geplande werkzaamheden.

Hij bepaalt eventueel de aangroei van de waarde, alsook de kostprijs van de werkzaamheden.

Art. 8.In de leningsovereenkomsten die met het voordeel van de waarborg, vermeld in artikel 2, eerste lid, worden afgesloten met de ontleners, moet worden bepaald dat : 1° de terugbetaling zal gebeuren door aflossing in de vorm van annuïteiten, semestraliteiten, trimestraliteiten of mensualiteiten;2° de vervroegde opvordering niet mag worden geëist zonder voorafgaande ingebrekestelling van de schuldenaar aan wie een uitstel van ten minste dertig dagen moet worden gegeven om zijn toestand te regulariseren.

Art. 9.§ 1. De gewestwaarborg vermeld in artikel 2, eerste lid, slaat op dat gedeelte van de lening dat 80 procent van de verkoopwaarde van de woning overtreft.

Als het om een aanvullende lening voor de verbouwing van een bescheiden woning gaat, dan dekt de waarborg alleen het gedeelte van die aanvullende lening dat 80 procent van de aangroei van de waarde overtreft.

De termijn van de gewestwaarborg is beperkt tot de eerste tien jaar van de lening. § 2. Jaarlijks zal de minister, binnen de plafonds in de begrotingsdecreten, per kredietmaatschappij een bedrag vaststellen dat onder de waarborg, vermeld in artikel 2, tweede lid, kan worden opgenomen. Het departement dient daarvoor een voorstel in na raadpleging van de kredietmaatschappijen en zal de instellingen waar zij hun financiële middelen verkrijgen en het agentschap op de hoogte brengen van de per kredietmaatschappij gewaarborgde bedragen. De minister beschikt over de mogelijkheid om de bedragen die per kredietmaatschappij werden vastgesteld, in de loop van het jaar te herzien.

Het kredietbedrag dat elke kredietmaatschappij jaarlijks met genot van de gewestwaarborg kan opnemen, wordt in eerste instantie bepaald op basis van de productie nieuwe sociale leningen van de afgelopen drie jaren. De kredietmaatschappij die niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden in het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 houdende de voorwaarden waaronder kredietmaatschappijen erkend kunnen worden door de Vlaamse Regering en ter bepaling van de kredietinstellingen erkend door de Vlaamse Regering, ter uitvoering van artikel 78 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, komt niet in aanmerking voor die gewestwaarborg.

Van elke kredietopname die onder de gewestwaarborg valt, zal het agentschap driemaandelijks een globaal waarborgbesluit opmaken. In ieder waarborgbesluit zal het opgenomen kredietvolume per kredietmaatschappij vermeld worden. De instellingen waar de kredietmaatschappijen hun financiële middelen verkrijgen, bezorgen het agentschap hiertoe om de drie maanden een lijst met het per kredietmaatschappij opgenomen kredietvolume.

Voor het verkrijgen van de waarborg gelden de voorwaarden, bepaald in het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest. De door de kredietmaatschappijen verschuldigde bijdrage bedraagt de helft van de bijdrage, vermeld in artikel 8 van hetzelfde decreet.

Art. 10.§ 1. Om de maand bezorgt de uitlener aan het agentschap een lijst van de leningen die hij met het voordeel van de gewestwaarborg, vastgesteld in artikel 2, eerste lid, heeft toegestaan overeenkomstig een door het agentschap vastgesteld model.

De uitlener int ten laste van de ontleners die voorkomen op de lijst, vermeld in het vorige lid, een bijdrage van 0,20 procent op de geleende bedragen. Die bijdrage wordt binnen twintig dagen na het verlijden van de leningsakte gestort ten voordele van het Waarborgfonds Sociale Leningen, vermeld in artikel 78, § 1, tweede lid, van de Vlaamse Wooncode.

In geval van herfinanciering van een lening waarvoor de bijdrage voor de gewestwaarborg al werd betaald, is geen nieuwe bijdrage verschuldigd.

Het bedrag dat overeenstemt met het gedeelte van de lening dat gedekt is door de waarborg, wordt betaald ten laste van het Waarborgfonds Sociale Leningen als de uitlener een beroep doet op de gewestwaarborg nadat de zekerheidstellingen van een in gebreke blijvende ontlener zijn opgebruikt. § 2. De kredietmaatschappijen die op 31 december van het jaar voor het begrotingsjaar waarop de gewestwaarborg, vastgesteld in artikel 2, tweede lid, betrekking heeft, een verhouding eigen vermogen op balanstotaal hebben die kleiner is dan 10 procent, leggen een provisie aan.

De aan te leggen provisie bedraagt 50 procent van het openstaande saldo van de leningen die op 31 december van voormeld jaar minstens drie maanden achterstallig zijn. De op die wijze vastgestelde provisie moet, voor winstverdeling, worden belegd in overheidspapier of in andere beleggingsvormen met kapitaalgarantie.

Als een kredietmaatschappij in gebreke blijft, zal eerst de opgebouwde provisie worden aangewend voor een beroep kan worden gedaan op de gewestwaarborg.

Als na het faillissement van een kredietmaatschappij de portefeuille leningen wordt overgedragen aan het gewest, dan zal het agentschap een gespecialiseerde financiële instelling belasten met de waardebepaling van die portefeuille. Aan de hand van die waardebepaling, zullen een of meer erkende kredietmaatschappijen de portefeuille geheel of gedeeltelijk overnemen. HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen

Art. 11.In artikel 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 houdende de voorwaarden waaronder kredietmaatschappijen erkend kunnen worden door de Vlaamse Regering en ter bepaling van de kredietinstellingen erkend door de Vlaamse Regering, ter uitvoering van artikel 78 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, worden de woorden « artikel 1, § 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 1995 houdende de voorwaarden betreffende sociale leningen met gewestwaarborg voor het bouwen, kopen of verbouwen van woningen » vervangen door de woorden « artikel 1, § 1, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 juni 2007 houdende de voorwaarden betreffende sociale leningen met gewestwaarborg voor het bouwen, kopen, verbouwen of behouden van woningen ».

Art. 12.In artikel 1, 4°, van hetzelfde besluit worden de woorden « in artikel 78 » vervangen door de woorden « in artikel 78, § 1, ».

Art. 13.In artikel 1, 6°, artikel 2 en 12, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 78, eerste lid, 1°, » vervangen door de woorden « artikel 78, § 1, eerste lid, 1°, ».

Art. 14.In artikel 4, 1°, en artikel 13 van hetzelfde besluit worden de woorden « het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 1995 houdende de voorwaarden betreffende sociale leningen met gewestwaarborg voor het bouwen, kopen of verbouwen van woningen » vervangen door de woorden « het besluit van de Vlaamse Regering van 29 juni 2007 houdende de voorwaarden betreffende sociale leningen met gewestwaarborg voor het bouwen, kopen, verbouwen of behouden van woningen ».

Art. 15.In artikel 4 van hetzelfde besluit wordt punt 4° vervangen door wat volgt : « 4° gemiddeld minstens twaalf sociale leningen per jaar produceren, wat wordt beoordeeld op een termijn van 3 jaar. Met ingang van 1 juli 2007 dient de kredietmaatschappij op jaarbasis gemiddeld minstens 2 miljoen euro aan nieuwe sociale leningen te produceren. Dit wordt beoordeeld op een termijn van 2 jaar en een eerste keer in 2009; ».

Art. 16.In artikel 12, § 1, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 78, eerste lid, 2°, » vervangen door de woorden « artikel 78, § 1, eerste lid, 2°, ».

Art. 17.In artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2006, worden de woorden « het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 1995 houdende de voorwaarden betreffende sociale leningen met gewestwaarborg voor het bouwen, kopen of verbouwen van woningen » vervangen door de woorden « het besluit van de Vlaamse Regering van 29 juni 2007 houdende de voorwaarden betreffende sociale leningen met gewestwaarborg voor het bouwen, kopen, verbouwen of behouden van woningen ». HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 18.Het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 1995 houdende de voorwaarden betreffende sociale leningen met gewestwaarborg voor het bouwen, kopen of verbouwen van woningen, wordt opgeheven.

Art. 19.Voor de nog lopende leningsdossiers die vallen onder de toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1988 houdende uitvoering van de artikelen 57 tot 60 van de Huisvestingscode, inzake leningen aan mijnwerkers, geldt dat de maximumverkoopwaarde wordt toegepast zoals vastgesteld in artikel 1, § 1, 9°, van dit besluit.

Art. 20.Dit besluit is van toepassing op de leningsdossiers waarvoor de uitlener het schriftelijk aanbod vermeld in artikel 14 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, nog niet heeft gedaan op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 21.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2007, met uitzondering van artikel 2, tweede lid en artikel 9, § 2, die inwerking treden op 1 januari 2007.

Art. 22.De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 29 juni 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering M. KEULEN

^