Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 27 januari 2006
gepubliceerd op 10 maart 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997, wat betreft de klokkenluiders, het bevallingsverlof, de pensioenleeftijd en andere bepalingen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2006035308
pub.
10/03/2006
prom.
27/01/2006
ELI
eli/besluit/2006/01/27/2006035308/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 JANUARI 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997, wat betreft de klokkenluiders, het bevallingsverlof, de pensioenleeftijd en andere bepalingen


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en artikel 87, § 1 en § 3, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988;

Gelet op het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst, inzonderheid op artikel 3, § 2, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 december 1997, 17 februari 1998, 23 juli 1998, 29 juni 1999, 5 oktober 1999, 4 februari 2000, 17 juli 2000, 2 februari 2001, 30 maart 2001, 5 oktober 2001, 14 december 2001, 8 maart 2002, 31 januari 2003, 24 oktober 2003, 20 februari 2004 en 19 november 2004;

Gelet op het advies van de directieraad van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, gegeven op 9 mei 2005;

Gelet op het advies van de directieraad van het Centrum voor Landbouweconomie, gegeven op 11 mei 2005;

Gelet op het feit dat het advies van de directieraden van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën, het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, het Instituut voor Natuurbehoud en het Centrum voor Landbouwonderzoek geacht wordt gegeven te zijn met toepassing van artikel I 6, derde lid, van het voornoemd besluit van 28 januari 1997;

Gelet op het akkoord van de minister, bevoegd voor de Pensioenen, gegeven op 5 september 2005;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 13 oktober 2005;

Gelet op protocol nr. 226.721 van 22 november 2005 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op het advies nr. 39.440/3 van de Raad van State, gegeven op 6 december 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Aan artikel I 2 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 maart 2001, 1 juni 2001, 8 maart 2002, 31 januari 2003 en 19 november 2004, wordt een punt 32° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 32° een onregelmatigheid : een nalatigheid, misbruik of misdrijf, als bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse ombudsdienst. »

Art. 2.In artikel II 19, § 2, van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de woorden « voor ten hoogste drie jaar via een tijdelijke aanstelling waargenomen worden » vervangen door de woorden « waargenomen worden tot de herplaatsing van de leidinggevenden ter uitvoering van artikel 39, § 2, van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003 ».

Art. 3.In artikel III 2 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 maart 2001 en 8 maart 2002, wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De ambtenaar die bij de uitoefening van zijn ambt, onregelmatigheden vaststelt, brengt zijn hiërarchische meerdere hiervan onmiddellijk op de hoogte. Hij kan ook rechtstreeks de entiteit Interne Audit hiervan op de hoogte brengen overeenkomstig artikel 34, § 3 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003.

Indien hij op basis van gegronde redenen vermoedt of vaststelt dat zijn hiërarchische meerdere hem zal verbieden of verhinderen om misdrijven bekend te maken brengt hij rechtstreeks de procureur des Konings hiervan op de hoogte.

De ambtenaar kan, buiten de gevallen van kwade trouw, persoonlijk voordeel, foutieve of valse aangifte die een dienst of persoon schade toebrengen, niet onderworpen worden aan een tuchtstraf of een andere vorm van openlijke of verdoken maatregel, om de enkele reden dat hij onregelmatigheden aangeeft of bekendmaakt. »

Art. 4.In deel III, hoofdstuk 1, van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 maart 2001 en 8 maart 2002, worden een artikel III 2bis en III 2ter ingevoegd, die luiden als volgt : « Art. III 2bis. § 1. De ambtenaar kan schriftelijk of mondeling melding doen van een onregelmatigheid bij de Vlaamse ombudsman onder de voorwaarden bepaald in artikel 3, § 2, van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst.

De ambtenaar kan aan de Vlaamse ombudsman vragen om onder zijn bescherming te worden geplaatst op het ogenblik van de melding of in de loop van het onderzoek door de Vlaamse ombudsman. Indien uit het preliminair onderzoek door de Vlaamse ombudsman blijkt dat de melding van de onregelmatigheid ontvankelijk en niet kennelijk ongegrond is, deelt de Vlaamse ombudsman aan de ambtenaar mee dat hij hem onder zijn bescherming plaatst. Tevens brengt hij de secretaris-generaal hiervan op de hoogte. § 2. De bescherming heeft uitwerking vanaf de eerste vastgestelde melding van de onregelmatigheid door de ambtenaar, met uitzondering van de schorsing van tuchtprocedures die uitwerking hebben vanaf het verzoek van de ambtenaar om onder de bescherming van de Vlaamse ombudsman te worden geplaatst.

De bescherming neemt een einde twee jaar na het afsluiten van het onderzoek naar de gemelde onregelmatigheid door de Vlaamse ombudsman.

In afwijking van het eerste lid wordt de bescherming door de Vlaamse ombudsman onmiddellijk opgeheven indien tijdens of na het resultaat van het onderzoek blijkt dat de melding van de onregelmatigheid is gebeurd op basis van een foutieve of valse aangifte, die schade toebrengt aan een persoon of dienst. De Vlaamse ombudsman brengt de ambtenaar en de secretaris-generaal hiervan onmiddellijk op de hoogte.

De Vlaamse ombudsman deelt de begindatum en de einddatum van de beschermingsperiode mee aan de ambtenaar en de secretaris-generaal.

Art. XIII 2ter. § 1. Tijdens de beschermingsperiode, vermeld in artikel XIII 2bis, § 2, kan de ambtenaar niet onderworpen worden aan een tuchtstraf of een andere open of verdoken maatregel om redenen die verband houden met de melding van de onregelmatigheid. De bewijslast hiervoor berust bij de bevoegde overheid. § 2. Als de ambtenaar vermoedt dat een maatregel, vermeld in § 1, toch verband houdt met de melding van de onregelmatigheid, kan hij aan de Vlaamse ombudsman vragen om dat mogelijke verband te onderzoeken. De bewijslast hiervoor berust bij de bevoegde overheid.

De Vlaamse ombudsman deelt het resultaat van zijn onderzoek mee aan de ambtenaar en de secretaris-generaal.

Als de Vlaamse ombudsman van oordeel is dat er een mogelijk verband is tussen de maatregel, vermeld in § 1 en de melding van de onregelmatigheid, richt hij aan de bevoegde overheid een verzoek om de maatregel te herzien.

De bevoegde overheid deelt binnen een termijn van twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek aan de Vlaamse ombudsman mee of ze al dan niet akkoord gaat met dat verzoek.

Als de bevoegde overheid niet akkoord gaat met het verzoek van de Vlaamse ombudsman of weigert uitvoering te geven aan zijn verzoek of niet antwoordt aan de Vlaamse ombudsman binnen de voormelde termijn van twintig werkdagen, brengt de Vlaamse ombudsman hierover verslag uit bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, die in overleg met de functioneel bevoegde minister een standpunt bepaalt en dat standpunt meedeelt aan de Vlaamse ombudsman en aan de secretaris-generaal. »

Art. 5.In artikel V 4, § 2, van hetzelfde statuut, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2004, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Als de vacante betrekking wordt ingevuld via een algemeen wervingsexamen, wordt tezelfdertijd ook een beroep gedaan op de procedures van de interne arbeidsmarkt en de bevordering via examen of bekwaamheidsproef. De vacature wordt ingevuld op de wijze, bepaald in § 3. »

Art. 6.In artikel V 10, § 2, tweede lid, van hetzelfde statuut, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2004 worden de woorden «, in afwijking van artikel V 9, § 1, » geschrapt.

Art. 7.In deel V, Titel 4 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 maart 2002 en 19 november 2004, wordt een artikel V 25 toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. V 25. De lopende procedures die aangevat waren voor de datum van goedkeuring van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997 betreffende de klokkenluiders, het bevallingsverlof, de pensioenleeftijd en andere bepalingen, en waarbij tezelfdertijd een beroep werd gedaan op de procedures van de aanwerving, de interne arbeidsmarkt en de bevordering, worden voortgezet overeenkomstig artikel V 4, § 3, met de in aanmerking komende kandidaten van voor die datum van goedkeuring. »

Art. 8.In artikel VIII 1 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, 31 januari 2003 en 19 november 2004, worden de woorden « op 1 januari 2005 » vervangen door de woorden « op datum van de inwerkingtreding van de herstructurering in het kader van Beter Bestuurlijk Beleid ».

Art. 9.Artikel VIII 4 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 maart 2001 en 8 maart 2002, wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 4. De vier niveaus die overeenstemmen met de ernaast vermelde vereiste diploma's of getuigschriften, zijn : 1° niveau A : academisch gericht masterdiploma;2° niveau B : bachelordiploma of diploma van een afdeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van één cyclus;3° niveau C : diploma of getuigschrift van secundair onderwijs of van daarmee gelijkgesteld onderwijs;4° niveau D : geen diploma.»

Art. 10.In deel IX, titel 2, hoofdstuk 4 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2001, wordt een artikel IX 24bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. IX 24bis. § 1. De tuchtprocedure wordt van rechtswege opgeschort vanaf het verzoek van de ambtenaar om onder de bescherming van de Vlaamse ombudsman te worden geplaatst tot na het onderzoek door de Vlaamse ombudsman naar het mogelijke verband tussen de tuchtprocedure en de melding van de onregelmatigheid. De bewijslast hiervoor berust bij de bevoegde overheid. § 2. De Vlaamse ombudsman deelt het resultaat van zijn onderzoek mee aan de ambtenaar en aan de secretaris-generaal. § 3. Als de Vlaamse ombudsman van oordeel is dat er geen verband is tussen de tuchtprocedure en de melding van de onregelmatigheid, kan de bevoegde overheid de tuchtprocedure voortzetten. § 4. Als de Vlaamse ombudsman meent dat er een mogelijk verband bestaat tussen de tuchtprocedure en de melding van de onregelmatigheid, richt hij aan de bevoegde overheid een verzoek om de tuchtprocedure te beëindigen.

De bevoegde overheid deelt binnen een termijn van twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek aan de Vlaamse ombudsman mee of ze al dan niet akkoord gaat met dat verzoek.

Als de bevoegde overheid niet akkoord gaat met het verzoek van de Vlaamse ombudsman of weigert uitvoering te geven aan zijn verzoek of niet antwoordt aan de Vlaamse ombudsman binnen de voormelde termijn van twintig werkdagen, brengt de Vlaamse ombudsman hierover verslag uit bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, die in overleg met de functioneel bevoegde minister zijn standpunt bepaalt en dat meedeelt aan de Vlaamse ombudsman en aan de secretaris-generaal. § 5. Dit artikel is niet van toepassing in het geval van opheffing van de bescherming ingevolge artikel III 2bis, § 2. »

Art. 11.Aan artikel XI 16 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 maart 2001 en 19 november 2004, wordt de volgende zin toegevoegd : « Bij verlenging van de postnatale rustperiode overeenkomstig artikel 39, vijfde lid, van de Arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de bezoldiging voor de duur van die verlenging, en maximaal gedurende 24 weken, doorbetaald. »

Art. 12.Artikel XI 43, § 1, vierde lid, van hetzelfde statuut, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 februari 2004, wordt ingetrokken.

Art. 13.In artikel XII 1 van hetzelfde statuut worden de woorden « vóór de normale leeftijd van de pensionering » vervangen door de woorden « vóór de leeftijd van 65 jaar ».

Art. 14.In deel XII, titel 1, van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 maart 2001, 14 december 2001, 8 maart 2002 en 19 november 2004, wordt een artikel XII 1bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. XII 1bis. § 1. Ambtshalve wordt een einde gemaakt aan de hoedanigheid van ambtenaar op diens 65ste verjaardag. § 2. In afwijking van § 1 kan een ambtenaar, wegens uitzonderlijke redenen, na zijn 65e verjaardag nog maximaal zes maanden in dienst gehouden worden, zonder de mogelijkheid tot verlenging. Hij behoudt zolang zijn hoedanigheid van ambtenaar.

De beslissing wordt gemotiveerd; ze wordt genomen door de Vlaamse Regering op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het specifiek beleid inzake personeel. »

Art. 15.In artikel XIII 9, § 1, van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 en 31 januari 2003, wordt een punt 4°bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « 4°bis de periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst van het zwanger of borstvoedend contractueel personeelslid met toepassing van artikel 42, 3°, van de Arbeidswet van 16 maart 1971, nadat werd vastgesteld dat overplaatsing technisch of objectief niet mogelijk is of om gegronde redenen redelijkerwijs niet kan worden verlangd; »

Art. 16.In artikel XIII 106octies van hetzelfde statuut, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2003, wordt het woord « eerste » vervangen door het woord « tweede ».

Art. 17.Artikel XIV 24 van hetzelfde statuut, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2001, wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 24. Het contractuele personeelslid heeft dezelfde deontologische rechten als de ambtenaar. »

Art. 18.Artikel XIV 24bis van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2001, wordt opgeheven.

Art. 19.Artikel XIV 25 van hetzelfde statuut, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2001, wordt opgeheven.

Art. 20.In artikel XIV 43bis van hetzelfde statuut, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt de tweede zin vervangen door wat volgt : « Als die herplaatsing niet mogelijk is, of als het gaat om een contractuele betrekking met een salarisschaal of beginsalarisschaal hoger dan rang A2, wordt de contractuele betrekking ingevuld op een van de volgende wijzen : 1° via de interne arbeidsmarkt;2° via de interne arbeidsmarkt in combinatie met een oproep tot kandidaatstelling, gericht aan : a) de laureaten van bevorderingsexamens en vergelijkende bekwaamheidsproeven voor statutaire functies van hetzelfde niveau als de vacante contractuele betrekking;b) de ambtenaren in herplaatsing van dat niveau;3° via aanwerving vanuit de externe arbeidsmarkt in combinatie met de interne arbeidsmarkt en een oproep tot kandidaatstelling, gericht aan de personen, vermeld in punt 2°, a) en b). Bij combinatie van procedures worden de kandidaten onderworpen aan dezelfde functiespecifieke selectie.

Voor de volgende contractuele indienstnemingen is de combinatie van procedures niet van toepassing : 1° vervangingsopdrachten;2° hernieuwing of verlenging van bestaande arbeidsovereenkomsten zonder wijziging van betrekking;3° vervanging van een bestaande arbeidsovereenkomst door een andere;4° personeel met buitenlandfuncties;5° startbanen;6° indienstnemingen in functies waarvoor de statutaire aanwervingen niet verlopen via een algemeen wervingsexamen.»; 2° in § 2 wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Als contractuelen met werkzekerheid worden beschouwd, de contractuelen aan wie op grond van een wettelijke of decretale bepaling of een bepaling in een besluit van de Vlaamse Regering, werkzekerheid werd gegarandeerd.»; 3° § 4 wordt opgeheven.

Art. 21.Aan artikel XIV 51, § 4, van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 januari 2003 en 19 november 2004, wordt de volgende zin toegevoegd : « Bij verlenging van de postnatale rustperiode overeenkomstig artikel 39, vijfde lid van de Arbeidswet van 16 maart 1971, wordt het supplement voor de duur van de verlenging, en maximaal gedurende 24 weken, doorbetaald. »

Art. 22.Aan deel XIV, titel IV, van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 maart 2002, 20 februari 2004 en 19 november 2004, wordt een artikel XIV 58 toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. XIV 58. In geval van organisatie van een bijzonder vergelijkend overgangsexamen overeenkomstig het artikel VIII 96bis, § 4, kunnen de contractuele personeelsleden die als groep de functie uitoefenen die naar het andere niveau is overgebracht, in afwijking van artikel XIV 43bis, contractueel in dienst worden genomen in de betrekking die in het ander niveau overeenstemt met deze functie, op voorwaarde dat ze een diploma bezitten dat overeenstemt met dit niveau en slagen voor een proef waarvan de inhoud gelijk is aan die van het bijzonder vergelijkend overgangsexamen voor de ambtenaren, en waaraan ze tweemaal mogen deelnemen. De vereiste van het diplomabezit geldt niet in geval van schaarste op de arbeidsmarkt. »

Art. 23.Aan deel XIV, titel IV, van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 maart 2002, 20 februari 2004 en 19 november 2004, wordt een artikel XIV 59 toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. XIV 59. De lopende procedures die aangevat waren voor de datum van goedkeuring van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997 betreffende de klokkenluiders, het bevallingsverlof, de pensioenleeftijd en andere bepalingen, en waarbij hetzij gebruik werd gemaakt van de interne arbeidsmarkt in combinatie met de uitnodiging van andere personen, hetzij tezelfdertijd een beroep werd gedaan op de procedures van de aanwerving en de interne arbeidsmarkt in combinatie met de uitnodiging van andere personen, worden voortgezet overeenkomstig de reglementering van kracht bij de aanvang van deze procedures. »

Art. 24.Bijlage 3 bij hetzelfde statuut, vervangen door het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2004, wordt vervangen door bijlage 1 bij dit besluit.

Art. 25.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 2005, met uitzondering van : 1° artikel 1, 3, 4 en 10, die uitwerking hebben op 15 juni 2005;2° artikel 2, dat uitwerking heeft op 21 januari 2005;3° artikel 8, dat uitwerking heeft op 1 januari 2005;4° artikel 11 en artikel 21, die uitwerking hebben op 1 juli 2004;5° artikel 13 en artikel 14, die uitwerking hebben op 1 juni 2005;6° artikel 16, dat in werking treedt op 1 januari 2006;

Art. 26.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Algemeen Beleid inzake Personeel en Organisatieontwikkeling, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 27 januari 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, G. BOURGEOIS

Bijlage 1 Koppeling diploma - Administratief niveau 1. De volgende diploma's en getuigschriften worden, naar gelang van het administratieve niveau, in aanmerking genomen voor aanwerving bij de diensten van de Vlaamse overheid : Niveau A : academisch gerichte masterdiploma's die uitgereikt zijn door : - de Belgische universiteiten, met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, of de bij de wet of bij decreet daarmee gelijkgestelde instellingen; - een door de Staat of door een van de gemeenschappen opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs; - een door de Staat of door een van de gemeenschappen ingestelde examencommissie.

Niveau A (overgangsmaatregel) : a) diploma's van licentiaat, doctor, apotheker, burgerlijk ingenieur, landbouwkundig ingenieur, ingenieur voor de scheikunde en de landbouwindustrieën, handelsingenieur, burgerlijk ingenieur-architect, bio-ingenieur, arts, tandarts of dierenarts, uitgereikt door de Belgische universiteiten met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, of door de bij de wet of bij decreet daarmee gelijkgestelde instellingen, indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat, zelfs als een gedeelte van die studies niet in een van de voormelde onderwijsinstellingen werd volbracht of door een door de Staat of een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie;b) diploma's van licentiaat in de handelswetenschappen, van handelsingenieur, van licentiaat in de bestuurskunde, van licentiaat-vertaler, van licentiaat-tolk, van licentiaat in de nautische wetenschappen, van industrieel ingenieur, van architect of van licentiaat in de toegepaste communicatie, van licentiaat in de kinesitherapie en van licentiaat in de arbeidsorganisatie en gezondheid, uitgereikt door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs van twee cycli of door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie;c) diploma's van interieurarchitect, licentiaat in de produktontwikkeling, meester in de muziek of in de beeldende kunst of in de dramatische kunst of in de audio-visuele kunst of in de produktdesign of in de conservatie-restauratie uitgereikt door een door de Vlaamse Gemeenschap opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling van het hoger onderwijs van twee cycli of door een door deze Gemeenschap ingestelde examencommissie;d) getuigschriften uitgereikt aan degenen die geslaagd zijn voor de studies aan de polytechnische afdeling of aan de afdeling "Alle Wapens" van de Koninklijke Militaire School en die krachtens de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van het hoger onderwijs gerechtigd zijn tot het voeren van de titel van burgerlijk ingenieur of van licentiaat, met de door de Koning bepaalde kwalificatie;e) diploma uitgereikt door de Koloniale Hogeschool van België te Antwerpen of licentiaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat;f) diploma van licentiaat in de handelswetenschappen, in de bestuurswetenschappen, van handelsingenieur, van licentiaat-vertaler of van licentiaat-tolk, uitgereikt door instellingen van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door instellingen van technisch onderwijs - gerangschikt als handelshogescholen categorie A5 - of door een door de Staat ingestelde examencommissie;g) diploma of eindgetuigschift uitgereikt na een cyclus van vijf jaar door de afdeling bestuurswetenschappen van het "Institut d'enseignement supérieur Lucien Cooremans" te Brussel of door het Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen te Elsene of door het Provinciaal Hoger Instituut voor Bestuurswetenschappen te Antwerpen. Niveau B : a) bachelordiploma's die uitgereikt zijn door : - een door de Staat of door een van de gemeenschappen opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs; - een door de Staat of door een van de gemeenschappen ingestelde examencommissie. b) diploma's van een afdeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van één cyclus, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de gemeenschappen; Niveau B (overgangsmaatregel) : a) getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere cyclus;b) diploma van meetkundig schatter van onroerende goederen;c) diploma van mijnmeter;d) een diploma uitgereikt in een basisopleiding van één cyclus of in een initiële lerarenopleiding van één cyclus door een hogeschool opgericht, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap of door een examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap;e) kandidaatsdiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie ofwel door de Belgische universiteiten met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, de bij de wet ermee gelijkgestelde instellingen of de instellingen voor hoger onderwijs van twee cycli, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen ofwel door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie;f) diploma van technisch ingenieur uitgereikt na hogere technische leergangen van de tweede graad;g) getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Vlaamse Gemeenschap of door een examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap;h) getuigschrift na het slagen voor de eerste twee studiejaren van de polytechnische afdeling of van de afdeling "Alle Wapens" van de Koninklijke Militaire School;i) diploma van hoger kunst- of technisch onderwijs van de 3e, 2e of 1e graad uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een der Gemeenschappen.j) diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie, door de Koloniale Hogeschool van België te Antwerpen of kandidaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen;k) kandidaatsdiploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie door een instelling van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door een instelling van technisch onderwijs, gerangschikt als handelshogescholen in de categorie A5;l) diploma van burgerlijk conducteur, uitgereikt door een Belgische universiteit;m) diploma van technisch ingenieur afgeleverd door een hogere technische school van de tweede graad;n) diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, van lager onderwijzer, lagere onderwijzeres of bewaarschoolonderwijzeres;o) diploma van gegradueerde in de landbouwwetenschappen, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit van 31 oktober 1934 tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen der diploma's van landbouwkundig ingenieur, van scheikundig landbouwingenieur, van ingenieur voor waters en bossen, van koloniaal landbouwkundig ingenieur, van tuinbouwkundig ingenieur, van boerderijbouwkundig ingenieur, van ingenieur der landbouwbedrijven, zoals het werd gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1936;p) diploma uitgereikt door een instelling voor het hoger technisch onderwijs van de eerste graad met volledig leerplan opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie;q) diploma uitgereikt door een instelling voor hoger technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie en gerangschikt in een van navolgende categorieën : A1, A6/A1, A7/A1, C1/A1, A8/A1, A1/D, A2/An, C1/D, C5/C1/D, C1/An of door een van regeringswege samengestelde examencommissie;r) diploma gerangschikt in de categorie B3/B1, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die, bij de toelating, een diploma eist van volledige hogere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen of een diploma van een afdeling gerangschikt in de categorie B3/B2, uitgereikt door een instelling voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma eist van lagere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen;s) diploma van het hoger onderwijs van één cyclus met volledig leerplan, uitgereikt door de instellingen opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen of door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie. Niveau C : a) gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat of van een van de Gemeenschappen voor het secundair onderwijs uitgereikt getuigschrift van hoger secundair onderwijs;b) gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat of van een van de Gemeenschappen voor het secundair onderwijs uitgereikt bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs;c) diploma uitgereikt na het examen bedoeld in artikel 5 van de wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, gecordineerd op 31 december 1949;d) brevet van verpleeg- of ziekenhuisassistent(e) of van verpleger of verpleegster, uitgereikt hetzij door een door de Staat in de categorie van de aanvullende secundaire beroepsscholen opgerichte, gesubsidieerde of erkende verplegingsafdeling, hetzij door een door de Staat of een der Gemeenschappen ingestelde examencommissie;e) diploma van secundair onderwijs, uitgereikt in het algemeen, het technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen opgerichte, erkende of gesubsidieerde instelling of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap;f) studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs, uitgereikt door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen opgerichte, erkende of gesubsidieerde instelling;g) getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere secundaire cyclus;h) diploma van een tot de groep handel, administratie en organisatie behorende afdeling van een hogere secundaire technische leergang van een instelling voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden. Niveau C (Overgangsmaatregelen) : a) getuigschrift uitgereikt na een van de voorbereidende proeven voorgeschreven in de artikelen 10, 10bis en 12 van de op 31 december 1949 gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, zoals die bepalingen bestonden vóór 8 juni 1964;b) gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat voor het hoger middelbaar onderwijs afgeleverd diploma of getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs;c) erkend of aanvaard diploma van middelbare studies van de hogere graad (handelsafdeling);d) diploma of eindgetuigschrift van hoger middelbaar onderwijs behaald met vrucht;e) gehomologeerd diploma van de hogere secundaire technische school of eindgetuigschrift van studies in een hogere secundaire technische school, uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een instelling van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of diploma van de hogere secundaire technische school uitgereikt door de examencommissie van de Staat;f) diploma of eindgetuigschrift van de hogere secundaire technische school - vroegere categorieën A2, A6/A2, A6/C1/A2, A7/A2, A8/A2, A2A, C1, C1A, C5/C1, C1/A2 - uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een instelling van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een examencommissie van de Staat;g) gehomologeerd diploma van hogere secundair kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt overeenkomstig de voorwaarden bepaald bij het koninklijk besluit van 10 februari 1971 tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van het studiepeil van de instellingen voor kunstonderwijs met dat van de hogere secundaire technische school en waarbij de voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's bepaald worden en het koninklijk besluit van 25 juni 1976 tot regeling van de studies van sommige hogere secundaire afdelingen van de instellingen voor kunstonderwijs met volledig leerplan;h) einddiploma, eindgetuigschrift, studieattest of brevet van het zesde jaar van het kunst- of beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat;i) brevet of eindgetuigschrift uitgereikt na afloop van de hogere cyclus van een beroepsafdeling verbonden aan een instelling voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in één van de categorieën A4, C3, C2, C5;j) diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhondervijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B1, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat;k) einddiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B2, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma eist van lagere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen;l) einddiploma, studiegetuigschrift of getuigschrift uitgereikt na het volgen, met vrucht, van het zesde leerjaar van het algemeen, het technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen. Niveau D : Geen diploma of studiegetuigschrift vereist. 2. De in overeenstemming met een buitenlandse regeling behaalde diploma's en studiegetuigschriften die, krachtens verdragen of internationale overeenkomsten of met toepassing van de procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en getuigschriften, gelijkwaardig worden verklaard met één van de in deze lijst bedoelde diploma's of studiegetuigschriften worden eveneens in aanmerking genomen.3. In afwijking van punt 2 en in toepassing van de richtlijn van de Raad van de EEG van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten, worden in aanmerking genomen voor de toelating tot de instelling : a) het diploma, getuigschrift of brevet, behaald na een postsecundaire studiecyclus, dat door een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen is voorgeschreven voor de toelating tot een overeenkomstige functie op zijn grondgebied of voor de uitoefening van die functie en dat werd behaald in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen;b) het feit dat gedurende ten minste twee jaar tijdens de voorafgaande tien jaar de overeenkomstige functie voltijds werd uitgeoefend in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen, waar de toegang tot de bewuste functie niet is gereglementeerd, voor zover dat de betrokkene één of meer opleidingstitels bezit : - die werden uitgereikt door een bevoegde overheid in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen, die werd aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechterlijke bepalingen van die Staat; - waaruit blijkt, dat de houder met succes een postsecundaire studiecyclus van ten minste drie jaar of een gelijkwaardige deeltijdse studie heeft gevolgd aan een universiteit of een instelling van hoger onderwijs of een andere instelling van hetzelfde opleidingsniveau in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen, en, in voorkomend geval, dat hij met succes de beroepsopleiding heeft gevolgd die in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus wordt vereist - en die hem op de uitoefening van dat beroep heeft voorbereid.

In het raam van een bepaald vergelijkend wervingsexamen is SELOR ermee belast de kandidaatstellingen in ontvangst te nemen van de houders van de in punt 3, littera a en b bedoelde titels.

Teneinde de waarde van de voorgestelde titels te kennen, legt de afgevaardigd bestuurder die titels voor advies voor aan de bevoegde onderwijsoverheden.

Daarna treft hij de bij het artikel 8, § 2 van de richtlijnen voorgeschreven beslissingen, met inbegrip van de eventuele toepassing van de bij artikel 4 ervan voorziene compensatiebepalingen. 4. In afwijking van punt 2, gelden voor de toelating tot de instelling, ook de bepalingen van de richtlijn van de Raad van de EEG van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel voor de erkenning van beroepsopleidingen in het hoger onderwijs van minder drie jaar en van de beroepsopleidingen in het secundair onderwijs. In het raam van een bepaald vergelijkend wervingsexamen is SELOR ermee belast de kandidaatstellingen in ontvangst te nemen van de houders van de in de artikelen 3, 5 en 6 van de richtlijn bedoelde titels.

Teneinde de waarde van de voorgestelde titels te kennen, legt de afgevaardigd bestuurder van Selor die titels voor advies voor aan de bevoegde onderwijsoverheden.

Daarna treft hij de bij het artikel 12, § 2 van de richtlijnen voorgeschreven beslissingen, met inbegrip van de eventuele toepassing van de bij artikel 4, 5 en 7 ervan voorziene compensatiebepalingen. 5. De richtlijnen die de in de punten 3 en 4 opgesomde richtlijnen zouden aanvullen of vervangen, zijn voor wat betreft de toelaatbaarheid van personen tot de instelling van rechtswege van toepassing, behalve indien ze bepalingen beïnvloeden die aanpassingsmaatregelen moeten ondergaan of de bevoegdheden zouden wijzigen die aan de Vaste Wervingssecretaris zijn toegekend. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997, wat betreft de klokkenluiders, het bevallingsverlof, de pensioenleeftijd en andere bepalingen.

Brussel, 27 januari 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, G. BOURGEOIS

^