Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 december 2001
gepubliceerd op 04 april 2002

Besluit van de Vlaamse regering tot derde bijsturing van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002035340
pub.
04/04/2002
prom.
14/12/2001
ELI
eli/besluit/2001/12/14/2002035340/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 DECEMBER 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot derde bijsturing van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 16 december 1997, 17 februari 1998 en 23 juli 1998, 29 juni 1999, 5 oktober 1999, 4 februari 2000, 17 juli 2000, 2 februari 2001, 30 maart 2001, 1 juni 2001 en 5 oktober 2001;

Gelet op het akkoord van de federale minister, bevoegd voor de pensioenen, gegeven op 21 juni 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, gegeven op 19 januari 2001;

Gelet op het feit dat het advies van de directieraden van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, het Instituut voor Natuurbehoud, het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën en het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium geacht wordt gegeven te zijn met toepassing van artikel I 6, derde lid, van het voornoemd besluit van 28 januari 1997;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 18 april 2001;

Gelet op het protocol nr. 167.489 van 24 juli 2001 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op het protocol nr. 173.515 van 3 december 2001 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 15 juni 2001 , betreffende de aanvraag tot advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 18 oktober 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bottom-up evaluatie geleidelijk dient te worden ingevoerd, in 2002 over het instellingshoofd en vanaf 2003 tevens over leidinggevenden van rang A1 met diensthoofdentoelage en dat de statutaire bepalingen onverwijld hieraan moeten worden aangepast met het oog op de evaluatie van de betrokken ambtenaren over het jaar 2001;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands beleid;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel II 19 § 2 van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997 wordt een tweede en derde lid toegevoegd die luiden als volgt : « In afwijking van het eerste lid kan een definitief vacante betrekking van algemeen directeur, belast met de leiding van een instelling waarvan de Vlaamse regering beslist heeft om de verdere bestaansreden te onderzoeken, voor ten hoogste drie jaar via een tijdelijke aanstelling waargenomen worden.

Bij de tijdelijke aanstelling vermeld in het tweede lid kan worden afgeweken van de bijzondere aanwervingsvoorwaarden bepaald in artikel VI 35. »

Art. 2.In deel V, titel 2 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt een artikel V 9 bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. V 9bis. Bij overplaatsing in het kader van de interne arbeidsmarkt waarbij de ambtenaar wordt overgeplaatst in een betrekking van een andere graad van dezelfde rang, behoudt het personeelslid de verworven anciënniteiten. In voorkomend geval wordt de betrokkene ingeschaald op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan van de nieuwe graad. »

Art. 3.In artikel VI 1, § 1, derde lid, van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 februari 2000, worden de woorden « door de Vast Wervingssecretaris indien de aanwervingsprocedure via hem verloopt, of in het andere geval door het instellingshoofd » vervangen door de woorden « door het instellingshoofd van de instelling dat het personeelslid zal tewerkstellen ».

Art. 4.In artikel VI 28 van hetzelfde statuut worden het tweede en derde lid, vervangen door wat volgt : « De toelaatbaar verklaarde geslaagde die zijn voorkeur voor één of meer betrekkingen laat kennen, verbindt zich ertoe de betrekking die hem wordt toegewezen te aanvaarden. Als hij, na behoorlijk te zijn opgeroepen, zich zonder geldige reden en uiterlijk drie maanden na de datum van oproeping niet aanmeldt voor de betrekking waarvoor hij is aangewezen, of als hij weigert in dienst te treden, wordt hij geschrapt van de lijst, bedoeld in artikel VI 21.

Degene die meer dan tweemaal weigert zijn voorkeur voor één of meer betrekkingen uit te drukken, wordt geschrapt van de lijst, bedoeld in artikel VI 21. »

Art. 5.In artikel VII 1ter van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « Bij ambtshalve ontslag wegens medische ongeschiktheid ontvangt de stagiair een verbrekingsvergoeding die overeenstemt met het loon voor een periode, gelijk aan de minimumduur die nodig is voor zijn opname in het stelsel van de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering. Op deze verbrekingsvergoeding worden de in dit verband vereiste werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdragen gestort. »

Art. 6.In artikel VII 4 van hetzelfde statuut wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « Bij ambtshalve ontslag wegens medische ongeschiktheid ontvangt de stagiair een verbrekingsvergoeding die overeenstemt met het loon voor een periode, gelijk aan de minimumduur die nodig is voor zijn opname in het stelsel van de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering. Op deze verbrekingsvergoeding worden de in dit verband vereiste werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdragen gestort. »

Art. 7.Artikel VII 20 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt vervangen door wat volgt : « Art. VII 20. § 1. Tijdens de stage wordt de stagiair opgevolgd en tussentijds geëvalueerd. De tussentijdse evaluatie van de stagiair gebeurt overeenkomstig dezelfde regeling als die welke geldt voor de functioneringsevaluatie van de ambtenaar met uitzondering van de beroepsmogelijkheid. § 2. Elk tussentijds evaluatieverslag wordt onverwijld ter kennisgeving aan de stagiair toegestuurd, die het viseert en er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt.

Art. 8.Artikel VII 21 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. VII 21. § 1. Op het einde van de stage en vóór het samenvattend eindverslag, wordt door de evaluatoren het advies van de directieraad gevraagd over de wetenschappelijke verdiensten van de stagiair van het wetenschappelijk personeel.

Op het einde van de stage wordt, na een gesprek met de stagiair, een samenvattend eindverslag gemaakt door de evaluatoren, het afdelingshoofd en de departementale vormingsverantwoordelijke en voor de stagiair van niveau A tevens door de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling die de interdepartementale activiteiten evalueert.

In dit eindverslag wordt door de in het tweede lid vermelde personeelsleden geëvalueerd voor welke vacante betrekking de stagiair op basis van zijn capaciteiten het best wordt aangewezen. § 2. Het eindverslag wordt binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de einddatum van de stage, aan de stagiair en aan de benoemende overheid toegestuurd, zoniet wordt de stage geacht gunstig te zijn. »

Art. 9.Aan artikel VII 27 van hetzelfde statuut wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Wanneer de werknemers- en werkgeversbijdragen met betrekking tot de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van drie maanden niet volstaan, stort de instelling bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de nog ontbrekende werkgevers- en werknemersbijdragen voor de opname van de stagiair in het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering.

De duur van de periode, gedekt door deze storting, mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen stagiair. »

Art. 10.Artikel VII 28 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt vervangen door wat volgt : « Art. VII 28. § 1. De stagiair die tijdens de stage een zware fout begaat, kan worden ontslagen zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding. § 2. Het ontslag wegens een zware fout zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding wordt door de benoemende overheid gegeven binnen drie werkdagen na kennisname door de onmiddellijke en hiërarchische meerdere van niveau A van het feit dat als zware fout zou kunnen worden beschouwd.

Voorafgaand aan de ontslagbeslissing hoort de benoemende overheid, samen met de betrokken hiërarchische meerdere van niveau A, de stagiair. Die kan zich laten bijstaan door een raadgever. § 3. De instelling stort voor de stagiairs die wegens een zware fout worden ontslagen bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de werkgevers- en werknemersbijdragen die nodig zijn voor hun opname in het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsbescherming. De duur van de periode, gedekt door deze storting, mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen stagiair. »

Art. 11.In artikel VII 29, § 2, van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt in het tweede en derde lid het woord « vijf » vervangen door het woord « twee ».

Art. 12.In artikel VII 33 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De stagiair van het niet-wetenschappelijk personeel, wanneer hij tot de stage wordt toegelaten, en het afdelingshoofd behorend tot het niet-wetenschappelijk personeel leggen de eed af in de handen van het instellingshoofd van de instelling waaraan hij werd toegewezen, of in de handen van zijn gemachtigde. »

Art. 13.In deel VIII van hetzelfde statuut wordt het opschrift van Titel 1 vervangen door wat volgt : "TITEL 1. DE HIDERARCHIE VAN DE GRADEN".

Art. 14.Artikel VIII 1 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 1. Met het oog op de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van de personeelsbehoeften hebben de goedgekeurde personeelsplannen voorrang op de personeelsformatie.

Zolang een entiteit niet over een personeelsplan beschikt, en uiterlijk tot 1 januari 2004, gebeuren de aanwervingen binnen de personeelsformatie. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, kan echter, bij geargumenteerde beslissing, van deze personeelsformatie afwijken.

Art. 15.Artikel VIII 2 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 2. Een personeelsplan is een overzicht, uitgedrukt in functies en indien mogelijk in graden, van het aantal personeelsleden, nodig om in een bepaalde entiteit via welomschreven processen en met behulp van informatietechnische hulpmiddelen een vooropgesteld doel te bereiken. »

Art. 16.Aan artikel VIII 10 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 2001, wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6. Voor de toepassing van § 4 van dit artikel op de ambtenaren van rang A1 met een diensthoofdentoelage dienen de woorden "met ingang van de evaluatie met betrekking tot de prestaties van het jaar 2001" te worden vervangen door de woorden " met ingang van de evaluatie met betrekking tot de prestaties van het jaar 2002".

Art. 17.Artikel VIII 28 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 28. § 1. In hoofde van een ambtenaar bestaan de volgende administratieve anciënniteiten : 1° de graadanciënniteit;2° de niveauanciënniteit;3° de dienstanciënniteit;4° de schaalanciënniteit. § 2. De graadanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar als titularis van een ambt met volledige prestaties bij de overheid heeft gepresteerd in de hoedanigheden van stagiair en vastbenoemde, in de graden die door de reglementering in aanmerking worden genomen voor toegang tot een andere graad, of in vergelijkbare graden. § 3. De niveauanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar als titularis van een ambt met volledige prestaties bij de overheid heeft gepresteerd in de hoedanigheden van stagiair en vastbenoemde in een graad van het betreffende niveau, of van een vergelijkbaar niveau. § 4. De dienstanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar als titularis van een ambt of betrekking met volledige prestaties bij de overheid in om het even welke hoedanigheid heeft gepresteerd. § 5. Onder « overheid » moeten in de § 2 tot en met § 4 van dit artikel worden begrepen : de diensten van de Vlaamse regering, en voorzover ze een personeelsstatuut hebben dat vergelijkbaar is met het personeelsstatuut van laatstvermelde diensten : 1° de Vlaamse openbare instellingen;2° de diensten en instellingen van de Europese Unie;3° de diensten en instellingen van een lidstaat van de Europese Unie;4° de diensten en instellingen van de Belgische Staat;5° de diensten en instellingen van andere gemeenschappen en gewesten. § 6. De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken beslist over de vergelijkbaarheid van de graden, functies en niveaus die voorkomen in andere personeelsstatuten. § 7. De schaalanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar als titularis van een ambt met volledige prestaties bij de diensten van de Vlaamse regering en de Vlaamse openbare instellingen met een vergelijkbaar personeelsstatuut heeft verricht in de hoedanigheden van stagiair en vastbenoemde, in de salarisschaal in kwestie. »

Art. 18.Artikel VIII 29 tot en met VIII 31 van hetzelfde statuut worden opgeheven.

Art. 19.Artikel VIII 32 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 32. § 1. Als « werkelijke diensten » worden beschouwd : 1° de perioden waarin krachtens dit besluit het loon wordt doorbetaald, of bij ontstentenis van loon, de aanspraak of bevordering tot een hoger salaris behouden blijft;2° de perioden die in het kader van een ander personeelsstatuut als werkelijke diensten worden beschouwd. § 2. Volledig zijn de prestaties die gemiddeld 38 uur per week bedragen. »

Art. 20.In deel VIII, titel 4, hoofdstuk 1, van hetzelfde statuut, wordt een artikel VIII 44bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. VIII 44bis. § 1. Om aan een vergelijkend examen voor overgang naar niveau A te mogen deelnemen, moet de ambtenaar over de noodzakelijke generieke competenties beschikken voor het uitoefenen van een functie in niveau A. Een selectiecommissie beoordeelt op basis van een potentieelinschatting of de ambtenaar over de vereiste generieke competenties beschikt. De selectiecommissie wordt samengesteld door de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken in overleg met de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling en wordt voorgezeten door deze laatste.

Deze potentieelinschatting wordt georganiseerd voorafgaand aan het overgangsexamen. De inhoud, de organisatie en de uitvoering ervan worden bepaald door de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling. § 2. De ambtenaren over wie de in § 1 vermelde commissie heeft geoordeeld dat zij over de generieke competenties voor het uitoefenen van een functie in niveau A beschikken, worden gedurende zeven jaar vrijgesteld van deelname aan de in § 1 bedoelde potentieelinschatting.

De ambtenaren mogen tijdens hun loopbaan maximaal vier keer deelnemen aan deze potentieelinschatting. »

Art. 21.Artikel VIII 47 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 30 maart 2001 en 5 oktober 2001, wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 47. De administratie Ambtenarenzaken richt om de drie jaar vergelijkende examens in voor overgang naar een ander niveau en vergelijkende examens voor verhoging in graad. »

Art. 22.Artikel VIII 48 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt opgeheven.

Art. 23.Artikel VIII 49 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 49. De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken stelt de programma's en de nadere voorwaarden van de loopbaanexamens vast na overleg met de instellingen en met de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling. »

Art. 24.Artikel VIII 53 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 53. Het vergelijkend examen voor de overgang naar een ander niveau staat open : 1° voor bevordering tot een graad van de rang A1 : voor de ambtenaar van niveau B of C van de diensten van de Vlaamse regering die in beide niveaus samen ten minste drie jaar anciënniteit telt;2° voor bevordering tot een graad van de rang B1 : a) voor de ambtenaar van niveau C van de diensten van de Vlaamse regering die, wat de bevordering naar specifieke functies betreft, in het bezit is van het in de functiebeschrijving gevraagde diploma;b) voor de ambtenaar van niveau D van de diensten van de Vlaamse regering die ten minste twee jaar anciënniteit telt in dat niveau en die, wat de bevordering naar specifieke functies betreft, in het bezit is van het in de functiebeschrijving gevraagde diploma;3° voor bevordering tot een graad van de rang C1 : voor de ambtenaar van niveau D van de diensten van de Vlaamse regering die ten minste twee jaar anciënniteit telt in dat niveau;4° voor bevordering tot een graad van de rang D1 : voor de ambtenaar van niveau E van de diensten van de Vlaamse regering.»

Art. 25.Artikel VIII 55 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 55. § 1. De inhoud van het programma van het vergelijkend examen voor overgang naar een graad van niveau A wordt geregeld overeenkomstig artikel VIII 49.

Als het examen uit meerdere gedeelten bestaat, worden alleen de kandidaten die geslaagd zijn voor het vorige gedeelte toegelaten tot het volgende gedeelte. § 2. Als het programma van het vergelijkend examen voor overgang naar een graad van niveau A een algemeen gedeelte bevat, worden de ambtenaren die geslaagd zijn voor dit algemene gedeelte, in afwijking van artikel VIII 50 van dit besluit, vrijgesteld van het algemene gedeelte in de twee eerstvolgende examens die georganiseerd worden voor dezelfde graad.

Als het programma van het vergelijkend examen voor overgang naar een graad van niveau A één of meerdere kennisvakken bevat, worden de ambtenaren die geslaagd zijn voor één of meerdere vakken, vrijgesteld van deze vakken in de twee eerstvolgende examens die worden georganiseerd voor dezelfde graad. »

Art. 26.Artikel VIII 56 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt opgeheven.

Art. 27.In artikel VIII 59 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt de tweede zin vervangen door wat volgt : « Met uitzondering van het vergelijkend examen voor overgang naar een graad van niveau A waar de rangschikking gebeurt volgens de resultaten, behaald over het hele examen, worden zij, ingeval het examen is opgesplitst, gerangschikt volgens de resultaten, behaald in de bijzondere gedeelten. »

Art. 28.Aan artikel VIII 66, § 3 van hetzelfde statuut worden twee nieuwe leden toegevoegd, die luiden als volgt : « Indien voor een bepaalde betrekking bijzondere bijkomende vereisten worden gesteld, kunnen de geslaagden onder de volgende voorwaarden onderworpen worden aan een bijkomende selectietest : a) de vereiste bijzondere bijkomende competenties zijn in de functiebeschrijving vastgesteld;b) Uit het examendossier van de eerst in aanmerking komende geslaagde, kan niet worden afgeleid dat hij over het benodigde competentieprofiel beschikt;c) Het aantal van de geslaagden die in de volgorde van de rangschikking tot de bijkomende selectietest worden toegelaten stemt maximaal overeen met vijfmaal het aantal betrekkingen waarvoor de test wordt georganiseerd. De rangschikking behaald voor de bijzondere selectietest geldt enkel voor de betrekkingen waarvoor deze test werd georganiseerd. »

Art. 29.Aan artikel VIII 69 van hetzelfde statuut wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Indien voor een bepaalde betrekking bijzondere bijkomende vereisten worden gesteld kunnen de geslaagden onder de volgende voorwaarden onderworpen worden aan een bijkomende selectietest : d) de vereiste bijzondere bijkomende competenties zijn in de functiebeschrijving vastgesteld.e) Uit het examendossier van de eerst in aanmerking komende geslaagde kan niet worden afgeleid dat hij over het benodigde competentieprofiel beschikt.f) Het aantal van de geslaagden die in de volgorde van de rangschikking tot de bijkomende selectietest worden toegelaten stemt maximaal overeen met vijfmaal het aantal betrekkingen waarvoor de test wordt georganiseerd. De rangschikking behaald voor de bijzondere selectietest geldt enkel voor de betrekkingen waarvoor deze test werd georganiseerd. »

Art. 30.Artikel VIII 88 van hetzelfde statuut wordt opgeheven.

Art. 31.In artikel VIII 92 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1 worden na de woorden « voor overgang naar een hoger niveau » de woorden « met uitzondering van niveau 1, » ingevoegd;2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De ambtenaar behoudt op zijn aanvraag de vrijstellingen die hij op 17 juli 2000 bezit op het algemeen gedeelte van een vergelijkend examen voor overgang naar een graad van niveau A en op de vakken administratief recht, grondwettelijk recht, economie, internationale instellingen en Europese organisaties, voor het eerstvolgende vergelijkend examen dat georganiseerd wordt voor dezelfde graad vóór 1 september 2001. »

Art. 32.Artikel IX 6 van hetzelfde statuut wordt opgeheven.

Art. 33.In artikel XI 13 van hetzelfde statuut wordt de tweede zin vervangen door wat volgt : "Zij worden niet opgeschort bij ziekte doch wel bij hospitalisatie van de ambtenaar en de eventueel hierop aansluitende herstelperiode. "

Art. 34.Aan artikel XI 15 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Wanneer het pasgeboren kind gedurende ten minste acht weken, te rekenen vanaf de geboorte, in het ziekenhuis moet blijven, kan de moeder het resterende prenataal bevallingsverlof uitstellen tot op het ogenblik dat het kind naar huis komt. Overlijdt het kind binnen het jaar na de geboorte, dan mag de moeder het resterende gedeelte van het bevallingsverlof waarop zij recht heeft, nog opnemen. »

Art. 35.Artikel XI 24, § 1 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt vervangen als volgt : « § 1. De ambtenaar met ziekteverlof staat onder het toezicht van een geneeskundig controleorgaan overeenkomstig de door de Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, vastgestelde nadere bepalingen. Het geneeskundig controleorgaan wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken. »

Art. 36.In artikel XI 36 van hetzelfde statuut wordt § 4 vervangen door wat volgt : « § 4. De ambtenaar die verlof voor deeltijdse prestaties krijgt, moet minimum 50 % van de normale arbeidsduur volbrengen. »

Art. 37.In artikel XI 84, § 4, van hetzelfde statuut wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De maximumduur van het vormingsverlof bedraagt per schooljaar 120 uur. »

Art. 38.In artikel XI 87, 3°, van hetzelfde statuut worden de woorden « wetgevende en provinciale verkiezingen » vervangen door de woorden « wetgevende, provinciale, Europese en gemeentelijke verkiezingen en rechtstreekse verkiezingen voor O.C.M.W.-raden ».

Art. 39.In deel XI van hetzelfde statuut wordt titel 11bis, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, vervangen door wat volgt : « TITEL 11bis POLITIEK VERLOF Art. XI 89ter. De ambtenaar van de instelling die het ambt met volledige prestaties uitoefent, heeft, volgens de hierna bepaalde gevallen en voorwaarden, recht op politiek verlof voor het uitoefenen van een politiek mandaat of een ambt dat ermee gelijkgesteld kan worden, op voorwaarde van naleving van de onverenigbaarheden en verbodsbepalingen die krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen op hem van toepassing zijn.

Het eerste lid is ook van toepassing op de ambtenaar die minimaal 80 % van de normale arbeidsduur werkt door verlof voor deeltijdse prestaties.

Art. XI 89quater. Op aanvraag van de ambtenaar wordt binnen de hierna bepaalde perken dienstvrijstelling verleend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : 1° gemeenteraadslid dat noch burgemeester noch schepen is, of lid van een raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente of van een districtsraad van een district, de voorzitter uitgezonderd : 2 dagen per maand;2° provincieraadslid dat geen lid is van de bestendige deputatie : 2 dagen per maand. Art. XI 89quinquies. Op aanvraag van de ambtenaar wordt binnen de hierna bepaalde perken facultatief politiek verlof toegekend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : 1° gemeenteraadslid dat noch burgemeester noch schepen is, of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente, of van de districtsraad van een district, de voorzitter en de leden van het vast bureau of het bureau uitgezonderd : a) tot en met 80.000 inwoners : 2 dagen per maand; b) meer dan 80.000 inwoners : 4 dagen per maand; 2° schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente of van de districtsraad van een district : a) tot en met 30.000 inwoners : 4 dagen per maand; b) van 30.001 tot en met 50.000 inwoners : één vierde van een voltijds ambt; c) van 50.001 tot en met 80.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt; 3° lid van het vast bureau of het bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente of van de districtsraad van een district : a) tot en met 10.000 inwoners : 2 dagen per maand; b) van 10.001 tot en met 20.000 inwoners : 3 dagen per maand; c) met meer dan 20.000 inwoners : 5 dagen per maand; 4° burgemeester van een gemeente : a) tot en met 30.000 inwoners : één vierde van een voltijds ambt; b) van 30.001 tot en met 50.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt; 5° provincieraadslid dat geen lid is van de bestendige deputatie : 4 dagen per maand. Art. XI 89sexies. De ambtenaar wordt binnen de hierna bepaalde perken met politiek verlof van ambtswege gezonden voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : 1° burgemeester van een gemeente : a) tot en met 20.000 inwoners : 3 dagen per maand; b) van 20.001 tot en met 30.000 inwoners : één vierde van een voltijds ambt; c) van 30.001 tot en met 50.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt; d) met meer dan 50.000 inwoners : voltijds; 2° schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente of van de districtsraad van een district : a) tot en met 20.000 inwoners : 2 dagen per maand; b) van 20.001 inwoners tot en met 30.000 inwoners : 4 dagen per maand; c) van 30.001 tot en met 50.000 inwoners : één vierde van een voltijds ambt; d) van 50.001 tot en met 80.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt; e) met meer dan 80.000 inwoners : voltijds; 3° lid van de bestendige deputatie van een provincieraad : voltijds;4° lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers of van de Senaat : voltijds;5° lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad : voltijds;6° lid van het Europees Parlement : voltijds;7° lid van de federale regering : voltijds;8° lid van de Brusselse hoofdstedelijke regering : voltijds;9° gewestelijk staatssecretaris van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest : voltijds;10° lid van de Commissie van de Europese Unie : voltijds. Het politiek verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging.

Art. XI 89septies. In afwijking van artikel XI 89ter wordt de ambtenaar die het ambt met deeltijdse prestaties van minder dan 80 % van de normale arbeidsduur uitoefent niettemin met voltijds politiek verlof van ambtswege gezonden voor de uitoefening van een in artikel XI 89sexies vermeld politiek mandaat, voorzover daaraan een politiek verlof van ambtswege beantwoordt waarvan de duur ten minste de helft van een voltijds ambt bedraagt.

Art. XI 89octies. De ambtenaar die voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn of van de districtsraad van een district recht heeft op politiek verlof waarvan de duur niet de helft van een voltijds ambt overschrijdt, kan, op aanvraag, halftijds of voltijds politiek verlof krijgen.

De ambtenaar die voor de uitoefening van een in het eerste lid vermeld mandaat recht heeft op halftijds politiek verlof, kan, op aanvraag, voltijds politiek verlof krijgen.

Het politiek verlof dat met toepassing van het eerste en tweede lid wordt verkregen, wordt gelijkgesteld met politiek verlof van ambtswege wat betreft de weerslag die het heeft op de administratieve en geldelijke toestand van de ambtenaar.

Art. XI 89novies. De afwezigheden wegens facultatief politiek verlof en politiek verlof van ambtswege voor een in artikel XI 89quinquies en in artikel XI 89sexies, eerste lid, 1°, 2° en 3°, vermeld politiek mandaat worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. De ambtenaar heeft evenwel geen recht op salaris.

Het voltijds politiek verlof van ambtswege voor een in artikel XI 89sexies, eerste lid, 4° tot en met 10°, vermeld politiek mandaat wordt gelijkgesteld met een periode van non-activiteit.

De ambtenaar heeft recht op bevordering in salarisschaal, behalve bij voltijds politiek verlof.

Art. XI 89decies. § 1. De tot benoemen bevoegde overheid onder wie de ambtenaar met voltijds politiek verlof ressorteert, beslist volgens de behoeften van de dienst of de betrekking waarvan de betrokkene titularis is, als vacant moet worden beschouwd.

Ze kan die beslissing nemen zodra de ambtenaar vier jaar afwezig is en, wat het in artikel XI 89sexies, eerste lid, 4° tot en met 10°, vermelde politiek mandaat betreft, bij de aanvang van een tweede bij het eerste aansluitend mandaat. § 2. Het politiek verlof voor een in artikel XI 89quater, artikel XI 89quinquies en artikel XI 89sexies, eerste lid, 1°, 2° en 3°, vermeld politiek mandaat eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die tijdens welke het mandaat eindigt.

Het politiek verlof voor een in artikel XI 89sexies, eerste lid, 4° tot en met 10°, vermeld politiek mandaat loopt tot zes maanden na de beëindiging van het mandaat.

Vanaf dat ogenblik herkrijgt de betrokkene alle statutaire rechten. De ambtenaar die niet werd vervangen, neemt bij wederindiensttreding de vroegere betrekking opnieuw op. De ambtenaar die wel is vervangen, wordt voor een andere betrekking aangewezen overeenkomstig de regeling inzake de interne en de verruimde arbeidsmarkt. § 3. De ambtenaar mag na wederindiensttreding het salaris niet cumuleren met enig voordeel, verbonden aan de uitoefening van het afgelopen mandaat.

Art. XI 89undecies. Deze titel is eveneens van toepassing op de stagiair. »

Art. 40.Artikel XII 2 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt vervangen door wat volgt : « Art. XII 2. § 1. Ambtshalve en zonder opzegging wordt een einde gemaakt aan de hoedanigheid van ambtenaar voor : 1° de ambtenaar van wie de benoeming onregelmatig bevonden wordt binnen de termijn voor beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State of, als een zodanig beroep is ingesteld, tijdens de procedure. Die termijn geldt niet in geval van arglist of bedrog van de ambtenaar; 2° de ambtenaar die niet langer zijn burgerlijke en politieke rechten geniet, die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft, die niet meer voldoet aan de dienstplichtwetten, of wiens lichamelijke ongeschiktheid werd vastgesteld of die niet meer voldoet aan de nationaliteitsvereiste, gesteld voor de ambten, bedoeld in artikel VI 1, § 2;3° onverminderd de toepassing van een tuchtprocedure en de deelname aan een georganiseerde werkonderbreking de ambtenaar die zonder geldige reden zijn post verlaat en meer dan tien dagen afwezig blijft;4° de ambtenaar die wordt afgezet. § 2. De ambtenaar wiens onregelmatige benoeming, in het in § 1, 1° bedoelde geval, niet te wijten is aan arglist of bedrog in zijn hoofde krijgt een verbrekingsvergoeding, die overeenstemt met drie maanden loon voor elke volledige of ingegane schijf van 5 jaar tewerkstelling als ambtenaar bij de instelling. § 3. In de andere in § 1 vermelde gevallen, vindt het ontslag plaats zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding. De instelling betaalt evenwel de werkgevers- en werknemersbijdragen nodig voor opname van de betrokken ambtenaar in de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering.

Bij betaling van de verbrekingsvergoeding, vermeld in § 2, worden op deze verbrekingsvergoeding de werknemersbijdragen ingehouden voor de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering, en samen met de werkgeversbijdragen gestort.

Indien deze bijdragebetaling niet volstaat, betaalt de instelling de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.

De duur van de periode, gedekt door inhouding of betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen voor de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering, mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen ambtenaar, eventueel vermeerderd met de duur, gedekt door de verbrekingsvergoeding. § 4. Het ontslag van de ambtenaar van een lagere rang dan A3 wordt in de gevallen die opgesomd zijn als reden in § 1, 1°, 2° en 4°, gegeven door het instellingshoofd en in het geval dat als reden genoemd is sub 3° door de benoemende overheid. Het ontslag van het instellingshoofd wordt in elk van hogervermelde gevallen gegeven door de benoemende overheid. § 5. De in dit artikel uiteengezette regeling geldt ook voor de stagiairs, behalve § 2 en § 3, in het geval van ontslag wegens medische ongeschiktheid, vermeld in artikel VII 1ter en VII 4. »

Art. 41.In artikel XII 7 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Het ontslag wegens beroepsongeschiktheid wordt ambtshalve ondertekend door de benoemende overheid.

Het ontslag treedt in werking na het verstrijken van een opzeggingstermijn. Deze opzeggingstermijn bedraagt drie maanden voor de ambtenaren die minder dan vijf jaar in dienst zijn als ambtenaar bij de instelling. Deze termijn wordt vermeerderd met drie maanden bij de aanvang van elke nieuwe periode van vijf jaar dienst als ambtenaar bij de instelling.

De opzeggingstermijn gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de betekening van het ontslag. De betekening gebeurt via aangetekend schrijven en heeft uitwerking de derde dag na de verzending.

In afwijking van het tweede lid kan in onderling akkoord tussen de benoemende overheid en de ambtenaar een langere opzeggingstermijn worden overeengekomen of kan de opzeggingstermijn worden ingekort.

De benoemende overheid kan evenwel beslissen dat het ontslag wegens beroepsongeschiktheid onmiddellijk ingaat, mits uitbetaling van een verbrekingsvergoeding die gelijk is aan het salaris dat overeenstemt met de duur van een normale opzeggingstermijn. » 2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Met het oog op de onderbrenging van de ambtenaar onder de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering worden tijdens de opzeggingstermijn of op de verbrekingsvergoeding de desbetreffende werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdragen gestort.

Indien deze bijdragebetaling niet volstaat, betaalt de instelling de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.

De duur van de periode, gedekt door inhouding of betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen voor de werkloosheidsverzekering en de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering, mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen ambtenaar, eventueel vermeerderd met de duur, gedekt door de verbrekingsvergoeding. »

Art. 42.In deel XIII, titel 1 van hetzelfde statuut wordt een hoofdstuk 5bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk 5bis : uitbetaling van het salaris voor niet-opgenomen verlofdagen bij einde arbeidsrelatie Art. XIII 25bis. § 1. Wanneer de ambtenaar ingevolge de behoeften van de dienst het jaarlijks verlof waarop hij recht heeft niet heeft kunnen opnemen voor het einde van de arbeidsrelatie, worden deze dagen hem uitbetaald. § 2. Voor de toepassing van § 1 is het salaris dat in aanmerking moet worden genomen voor de uitbetaling, dat voor volledige prestaties, eventueel aangevuld met de toelagen, bedoeld in de hoofdstukken 2 en 7 van titel 3 van deel XIII van dit besluit. »

Art. 43.In artikel XIII 29 van hetzelfde statuut wordt het bedrag « 489.139 » vervangen door het bedrag « 528.580 »

Art. 44.In artikel XIII 44 § 1 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « Het salaris dat de ambtenaar in de graad van het tijdelijk uitgeoefend ambt zou genieten, is het salaris dat hij op de datum van zijn laatste nuttige anciënniteit in zijn werkelijke graad zou ontvangen indien hij op die datum bevorderd zou worden of aangesteld zou worden in een mandaat in de graad van de vacante betrekking. »

Art. 45.In artikel XIII 74 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt 1° vervangen door wat volgt : « 1° verloning : a) het salaris, verhoogd met de eventuele haard- of standplaatstoelage;b) het gewaarborgd en/of aanvullend loon en/of het vervangingsinkomen dat het contractueel personeelslid ontving; zonder de aanpassing aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig artikel XIII 25; »

Art. 46.In artikel XIII 79 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 1° wordt vervangen door wat volgt : « 1° Het forfaitaire gedeelte voor het jaar 2000 bedraagt 35.273 frank. Vanaf het jaar 2001 wordt voormeld forfaitair bedrag vermenigvuldigd met de verhouding van het gezondheidsindexcijfer van januari van het betalingsjaar op dat van januari 2000. Deze breuk wordt berekend op vier decimalen en het aldus geïndexeerde bedrag wordt afgerond op de naasthogere eenheid. »; 2° in het 2° worden de woorden « 1 pct.» vervangen door de woorden « 1,1 pct. ».

Art. 47.Artikel XIII 86 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIII 86. Indien de ambtenaar zijn brutojaarbezoldiging niet volledig heeft ontvangen tijdens de hele duur van de referentieperiode of een deel ervan, ontvangt hij de in artikel XIII 87 bepaalde toelage pro rata het bedrag dat hij voor die periode werkelijk heeft ontvangen. »

Art. 48.In artikel XIII 87, § 2, van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt 1° vervangen door wat volgt : « 1° Het forfaitaire gedeelte voor het jaar 1999 bedraagt 10 990 frank. Vanaf het jaar 2000 wordt voormeld forfaitair bedrag vermenigvuldigd met de verhouding van het gezondheidsindexcijfer van oktober van het betalingsjaar op dat van oktober 1999. Deze breuk wordt berekend op vier decimalen en het aldus geïndexeerde bedrag wordt afgerond op de naasthogere eenheid. »

Art. 49.In artikel XIV 19 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « Een deeltijdse arbeidsduur omvat minstens 50 % van een volledige arbeidsduur. »

Art. 50.Artikel XIV 22 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 22. Het contractuele personeelslid van niveau A dat leiding geeft over een entiteit binnen de instelling en het contractuele personeelslid dat bezoldigd wordt in een salarisschaal van de rang A2 of hoger, heeft hiërarchische bevoegdheid. »

Art. 51.Artikel XIV 23 van hetzelfde statuut wordt opgeheven.

Art. 52.Artikel XIV 41 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 41. Het contractuele personeelslid geniet dezelfde regeling inzake politiek verlof als de ambtenaar.

Inzake politiek verlof wordt het deeltijdse contractuele personeelslid gelijkgesteld met een ambtenaar met verlof voor deeltijdse prestaties. »

Art. 53.Aan artikel XIV 45 van hetzelfde statuut, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. Onverminderd artikel XIV 47 wordt de vakantiewerker bezoldigd à rato van 80 % van de salarisschaal E111 of van de salarisschaal C111 (hoofdmonitor kinderopvang). »

Art. 54.In artikel XIV 50 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « Voor de periode dat het contractuele personeelslid zijn brutojaarbezoldiging, vermeld in artikel XIII 74, 3°, niet volledig heeft ontvangen, wordt de eindejaarstoelage als volgt berekend : 1° in geval van bevallingsverlof of ouderschapsverlof aan 100 %;2° in geval van ziekte volgens de breuk : a) met als teller : het vervangingsinkomen en/of het gewaarborgd en/of aanvullend loon;b) met als noemer : de volledige brutojaarbezoldiging.

Art. 55.§ 1. In bijlage 8 van hetzelfde statuut, wordt in de hiernavermelde kolommen het volgende ingevoegd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Bijlage 9, gevoegd bij hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 oktober 2001, wordt vanaf 1 januari 2002 vervangen door bijlage 1 gevoegd bij dit besluit. § 3. Bijlage 2 gevoegd bij dit besluit, wordt als bijlage 15 toegevoegd aan hetzelfde statuut. De bedragen, vermeld in de artikelen opgesomd in kolom 1, worden vanaf 1 januari 2002 vervangen door de eurobedragen, vermeld in kolom 2.

Art. 56.Dit besluit treedt heden in werking, met uitzondering van : 1° artikel 5, 6, 9, 32, 40, 41 en 50 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2001;2° artikel 12 en 46 die uitwerking hebben met ingang van 1 mei 2000;3° artikel 20, 21, 23, 25, 26,27 en 31 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2001;4° artikel 38 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2000;5° artikel 39 en 52 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2001 met uitzondering van de bepalingen met betrekking tot de provincieraden die uitwerking hebben met ingang van 10 oktober 2000;6° artikel 43 dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2000;7° artikel 48 dat uitwerking heeft met ingang van 1 december 1999;8° artikel 53 dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2000;9° artikel 55 § 1 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2001;10° artikel 55 § 2 en § 3 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2002.

Art. 57.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ambtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 december 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands beleid, P. VAN GREMBERGEN

VLAAMSE WETENSCHAPPELIJKE INSTELLINGEN TABEL VAN DE SALARISSCHALEN Bijlage 9 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 tot derde bijsturing van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, P. VAN GREMBERGEN

^