Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 20 juni 2003
gepubliceerd op 11 augustus 2003

Besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot de sociale openbaredienstverplichtingen in de vrijgemaakte aardgasmarkt

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035871
pub.
11/08/2003
prom.
20/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/20/2003035871/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 JUNI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot de sociale openbaredienstverplichtingen in de vrijgemaakte aardgasmarkt


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 20 december 1996 tot regeling van het recht op minimumlevering van elektriciteit, gas en water, inzonderheid op artikel 3, 4, 6 en 7;

Gelet op het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gasmarkt, inzonderheid op artikel 18, 1°, b) , c) , e) en h) , en 2°, b) en e) ; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 april 2003;

Gelet op het advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt, gegeven op 19 mei 2003;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 22 mei 2003;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 27 mei 2003;

Gelet op het advies van Intermixt en Inter-Regies, gegeven op respectievelijk 13 juni 2003 en 20 mei 2003;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de aardgasmarkt volledig vrijgemaakt wordt op 1 juli 2003 en dat er specifieke maatregelen moeten worden genomen om de sociaal zwakkeren in de maatschappij extra te beschermen in een vrijgemaakte aardgasmarkt;

Gelet op het advies 35.554/1 van de Raad van State, gegeven op 5 juni 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° huishoudelijke afnemer : elke natuurlijke persoon die aardgas afneemt om te voorzien in zijn behoeften of die van de personen die samen met hem in de woning in kwestie gedomicilieerd zijn;2° budgetmeter : aardgasmeter die wordt opgeladen via een systeem met voorafbetaling;3° hulpkrediet : een krediet dat ter beschikking wordt gesteld van een huishoudelijke afnemer zodra het op de budgetmeter opgeladen bedrag opgebruikt is;4° erkende instelling van schuldbemiddeling : instelling, erkend volgens het decreet van 24 juli 1996 houdende de regeling tot erkenning van de instellingen voor schuldbemiddeling in de Vlaamse Gemeenschap;5° beschermde klant : huishoudelijke afnemer met een aansluiting op het aardgasdistributienet, waarbij op het adres van de aansluiting minstens een persoon gedomicilieerd is die behoort tot een van de volgende categorieën : a) de personen die een verhoogde tegemoetkoming van het ziekenfonds ontvangen, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 ter bepaling van de inkomensvoorwaarden en de voorwaarden in verband met de ingang, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, die bedoeld zijn in artikel 37, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;b) de personen die een minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling hebben verkregen in het kader van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen;c) de personen die in aanmerking komen voor budgetbegeleiding op basis van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering;d) de personen ten aanzien van wie een beslissing is genomen voor het toekennen van : 1) een leefloon, krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;2) het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, krachtens de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden;3) een inkomensgarantie voor ouderen, krachtens de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen;4) een inkomensvervangende tegemoetkoming, krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;5) een integratietegemoetkoming, krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, als die gehandicapte behoort tot de categorieën II, III of IV, bepaald bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming;6) een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;7) een tegemoetkoming als gehandicapte persoon ten gevolge van een blijvende arbeidsongeschiktheid of een invaliditeit van ten minste 65 %, krachtens de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen voor mindervaliden, binnen de perken bepaald in artikel 28 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;8) een tegemoetkoming voor de hulp van een derde persoon, krachtens de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen voor mindervaliden, binnen de perken bepaald bij artikel 28 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;e) de personen die een voorschot ontvangen, toegekend door het OCMW, op de tegemoetkomingen, bedoeld in d) ;f) de personen die een steun verkrijgen die gedeeltelijk of volledig ten laste genomen wordt door de federale staat, op basis van artikel 4 en 5 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun, verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;6° klaarblijkelijke onwil : de omstandigheid dat de huishoudelijke afnemer de nodige financiële middelen heeft om zijn aardgasfactuur tijdig te betalen, maar dat hij dat, door redenen die aan hem kunnen worden toegeschreven, niet doet of niet heeft gedaan;7° VREG : de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt, bedoeld in artikel 27, § 1, van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;8° lokale adviescommissie : de commissie, bedoeld in artikel 7 van het decreet van 20 december 1996 tot regeling van het recht op minimumlevering van elektriciteit, gas en water;9° afsluiten : het buiten dienst stellen van de aansluiting of het ontzeggen van de toegang tot het net door de aansluiting af te koppelen van de installaties van de huishoudelijke afnemer;10° werkdag : elke dag van de week, met uitzondering van zaterdag, zondag en de wettelijke feestdagen;11° gasvervoer : het vervoer van gas, zoals bedoeld in artikel 1, 7°, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;12° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Energiebeleid. HOOFDSTUK II. - Herinneringsbrief en ingebrekestelling bij wanbetaling van de aardgasfactuur

Art. 2.Als de huishoudelijke afnemer na het verstrijken van de uiterste datum voor betaling, zoals bepaald in de aardgasfactuur, maar met een minimumtermijn van vijftien kalenderdagen na de ontvangst van de factuur, niet heeft betaald, stuurt de houder van een leveringsvergunning een herinneringsbrief. De aardgasfactuur wordt geacht te zijn ontvangen op de derde werkdag na de dag van de verzending ervan.

In de herinneringsbrief vermeldt de houder van een leveringsvergunning de procedure voor ingebrekestelling, bedoeld in artikel 3.

Art. 3.Als de huishoudelijke afnemer vijftien kalenderdagen na de verzending van de herinneringsbrief nog geen regeling heeft getroffen voor de betaling van de openstaande factuur, stuurt de houder van een leveringsvergunning een ingebrekestelling met een aangetekende brief.

Art. 4.§ 1. De houder van een leveringsvergunning vermeldt zowel in de herinneringsbrief als in de ingebrekestelling : 1° de naam en het telefoonnummer van zijn bevoegde dienst;2° de mogelijkheden om in geval van betalingsmoeilijkheden een regeling te treffen voor de betaling van de openstaande aardgasfactuur.De mogelijkheden zijn : a) de uitwerking van een afbetalingsplan met de houder van een leveringsvergunning; b) de uitwerking van een afbetalingsplan via het O.C.M.W.; c) de uitwerking van een afbetalingsplan via een erkende instelling voor schuldbemiddeling;3° de mogelijkheid voor de houder van een leveringsvergunning tot opzeg van het contract voor de levering van aardgas, bedoeld in artikel 7;4° de procedure voor de plaatsing van budgetmeters, bedoeld in hoofdstuk IV;5° de procedure voor het afsluiten van de aansluiting van aardgas, bedoeld in artikel 18;6° de voordelen voor beschermde klanten, bedoeld in artikel 13, 19, 4° en 20, 2°. § 2. Als de huishoudelijke afnemer kiest voor het uitwerken van een afbetalingsplan met het OCMW of met een erkende instelling voor schuldbemiddeling, stuurt de houder van een leveringsvergunning het dossier onverwijld voor verder onderzoek naar het OCMW van de woonplaats van de huishoudelijke afnemer of naar de door de huishoudelijke afnemer aangewezen erkende instelling voor schuldbemiddeling.

De huishoudelijke afnemer deelt uiterlijk vijftien kalenderdagen na de verzending van de ingebrekestelling zijn keuze schriftelijk mee aan de houder van een leveringsvergunning.

Art. 5.Alle kosten, verbonden aan het versturen van een herinneringsbrief en een ingebrekestelling aan een beschermde klant, vallen ten laste van de houder van een leveringsvergunning.

De beschermde klant dient bij de houder van een leveringsvergunning de nodige bewijsstukken in, waaruit blijkt dat hij deel uitmaakt van een van de categorieën, bedoeld in artikel 1, 5°.

Art. 6.De eventuele nalatigheidsintrest die door de houder van een leveringsvergunning wordt aangerekend, mag de wettelijke intrest niet overschrijden. HOOFDSTUK III. - De opzegging door de houder van een leveringsvergunning van een contract voor de levering van aardgas aan een huishoudelijke afnemer

Art. 7.§ 1. Een houder van een leveringsvergunning kan een contract voor de levering van aardgas aan een huishoudelijke afnemer enkel opzeggen mits hij een opzegtermijn van ten minste een maand in acht neemt.

In geval van wanbetaling van een aardgasfactuur kan de houder van een leveringsvergunning het contract voor de levering van aardgas enkel opzeggen in de hiernavolgende gevallen : 1° wanneer de huishoudelijke afnemer binnen vijftien kalenderdagen na de verzending van de ingebrekestelling niet schriftelijk heeft meegedeeld welke regeling hij wil treffen voor de betaling van de openstaande aardgasfactuur;2° wanneer de huishoudelijke afnemer binnen vijftien kalenderdagen nadat hij schriftelijk heeft meegedeeld welke regeling hij wil treffen voor de betaling van de openstaande aardgasfactuur niet aan een van de volgende voorwaarden voldoet : a) zijn vervallen factuur betaald hebben, b) een afbetalingsplan aanvaard hebben;3° wanneer de huishoudelijke afnemer, na de aanvaarding van een afbetalingsplan, zijn afbetalingsverplichtingen niet nakomt. § 2. De houder van een leveringsvergunning brengt de aardgasnetbeheerder onverwijld en schriftelijk op de hoogte van de opzegging van een contract voor de levering van aardgas aan een huishoudelijke afnemer, aangesloten op zijn aardgasdistributienet, inzonderheid van de datum van het einde van de opzegtermijn.

In de gevallen, bedoeld in § 1, tweede lid, stuurt de houder van een leveringsvergunning aan de aardgasnetbeheerder eveneens een overzicht van de tot dan gevolgde procedure. Indien de opzegging betrekking heeft op een beschermde klant voegt hij hierbij de bewijsstukken, bedoeld in artikel 5, tweede lid. § 3. Als de houder van een leveringsvergunning het contract voor de levering van aardgas aan de huishoudelijke afnemer heeft opgezegd, en als de huishoudelijke afnemer geen nieuwe houder van een leveringsvergunning heeft gevonden uiterlijk tien kalenderdagen voor het einde van de opzegtermijn, wordt de huishoudelijke afnemer vanaf het einde van de opzegtermijn van aardgas voorzien door de aardgasnetbeheerder. HOOFDSTUK IV. - De budgetmeter Afdeling I. - Het plaatsen en het uitschakelen van de budgetmeter

Art. 8.In de gevallen waarin een huishoudelijke afnemer door een aardgasnetbeheerder van aardgas wordt voorzien, plaatst de aardgasnetbeheerder een budgetmeter bij deze huishoudelijke afnemer.

Wanneer de aardgasnetbeheerder geen normale toegang heeft tot de woning, kan de aardgasnetbeheerder na een overeenkomstig gemotiveerd advies van de lokale adviescommissie overgaan tot het afsluiten van het aardgas, overeenkomstig artikel 18, § 1, 3°.

De VREG kan technische vereisten vaststellen waaraan de budgetmeter moet voldoen.

Art. 9.De houder van een leveringsvergunning kan bij de aardgasnetbeheerder de plaatsing van een budgetmeter aanvragen, in de hiernavolgende gevallen : 1° de huishoudelijke afnemer vraagt de plaatsing van een budgetmeter;2° de huishoudelijke afnemer heeft binnen vijftien kalenderdagen na de verzending van de ingebrekestelling niet schriftelijk meegedeeld welke regeling hij wil treffen voor de betaling van de openstaande aardgasfactuur;3° de huishoudelijke afnemer heeft binnen vijftien kalenderdagen nadat hij schriftelijk heeft meegedeeld welke regeling hij wil treffen voor de betaling van de openstaande aardgasfactuur niet aan een van de volgende voorwaarden voldaan : a) zijn vervallen factuur betaald hebben, b) een afbetalingsplan aanvaard hebben;4° de huishoudelijke afnemer komt, na de aanvaarding van een afbetalingsplan, zijn afbetalingsverplichtingen niet na. De aardgasnetbeheerder is ertoe gehouden om binnen tien kalenderdagen na ontvangst van deze aanvraag een budgetmeter te plaatsen bij de huishoudelijke afnemer, op voorwaarde dat hij normale toegang heeft tot de woning.

Wanneer de aardgasnetbeheerder geen normale toegang heeft tot de woning, kan de aardgasnetbeheerder na een overeenkomstig gemotiveerd advies van de lokale adviescommissie overgaan tot het afsluiten van het aardgas, overeenkomstig artikel 18, § 1, 3°.

Art. 10.Bij de installatie van een budgetmeter wordt de budgetmeter door de aardgasnetbeheerder zodanig ingesteld dat een hulpkrediet ter waarde van 250 kWh tegen het sociaal tarief ter beschikking wordt gesteld van de huishoudelijke afnemer.

Art. 11.De aardgasnetbeheerder stelt minstens de volgende informatie ter beschikking van de betrokken huishoudelijke afnemer bij de plaatsing van de budgetmeter : 1° een gebruikershandleiding;2° een telefoonnummer voor het melden van problemen en voor noodgevallen;3° een lijst met de plaats en de toegankelijkheid van de dichtstbijzijnde oplaadmogelijkheden;4° gedetailleerde informatie en instructies over de gegevens die van de budgetmeter kunnen worden afgelezen;5° het ter beschikking gestelde hulpkrediet en de manier waarop het hulpkrediet wordt verrekend bij het opladen van de meter. De houder van een leveringsvergunning, in de gevallen, bedoeld in artikel 15, of de aardgasnetbeheerder, in de gevallen, bedoeld in artikel 14, stelt de toegepaste aardgasprijs ter beschikking van de betrokken huishoudelijke afnemer bij de plaatsing van de budgetmeter.

Art. 12.§ 1. De aardgasnetbeheerder zal, op verzoek van de huishoudelijke afnemer, de budgetmeter uitschakelen als : 1° in de gevallen, bedoeld in artikel 15 : de huishoudelijke afnemer alle openstaande rekeningen bij zijn houder van een leveringsvergunning heeft betaald;2° in de gevallen, bedoeld in artikel 14 : de huishoudelijke afnemer alle openstaande rekeningen bij zijn aardgasnetbeheerder heeft betaald en een contract voor de levering van aardgas met een houder van een leveringsvergunning heeft gesloten. § 2. Vanaf het uitschakelen van de budgetmeter, overeenkomstig de procedure, bedoeld in § 1, wordt de huishoudelijke afnemer verder van aardgas voorzien door de houder van een leveringsvergunning waarmee hij een contract voor de levering van aardgas heeft gesloten. § 3. Als de huishoudelijke afnemer met budgetmeter verhuist, schakelt de aardgasnetbeheerder de budgetmeter uit op de oude locatie en wordt er een budgetmeter geplaatst op de nieuwe locatie. Als de huishoudelijke afnemer verhuist naar een plek buiten het grondgebied van de aardgasnetbeheerder, meldt de aardgasnetbeheerder aan de aardgasnetbeheerder op de nieuwe locatie dat bij de betreffende huishoudelijke afnemer een budgetmeter moet worden geplaatst.

De aardgasnetbeheerder op de nieuwe locatie is ertoe gehouden om bij de betreffende huishoudelijke afnemer een budgetmeter te plaatsen.

Art. 13.Bij beschermde klanten vallen alle kosten die verbonden zijn aan de budgetmeter, met inbegrip van het plaatsen en het uitschakelen ervan, ten laste van de aardgasnetbeheerder.

De beschermde klant dient uit zichzelf of op verzoek van de aardgasnetbeheerder bij de aardgasnetbeheerder de nodige bewijsstukken in waaruit blijkt dat hij deel uitmaakt van een van de categorieën, bedoeld in artikel 1, 5°. Afdeling II. - De levering van aardgas aan huishoudelijke afnemers met

een budgetmeter

Art. 14.Na de plaatsing van een budgetmeter wordt de huishoudelijke afnemer voorzien van aardgas door zijn aardgasnetbeheerder, tenzij in de gevallen, bedoeld in artikel 15.

Art. 15.In de gevallen, bedoeld in artikel 9, wordt de huishoudelijke afnemer verder van aardgas voorzien door zijn houder van een leveringsvergunning. Afdeling III. - Het opladen van de budgetmeters

Art. 16.§ 1. Iedere aardgasnetbeheerder staat binnen zijn aardgasdistributienet in voor het ter beschikking stellen van een systeem voor het opladen van zijn budgetmeters.

De VREG kan technische vereisten vaststellen waaraan het systeem voor het opladen van de budgetmeters moet voldoen. § 2. Iedere aardgasnetbeheerder zorgt ervoor dat alle huishoudelijke afnemers met een budgetmeter in stedelijke gebieden een oplaadmogelijkheid hebben binnen een straal van drie kilometer en dat alle huishoudelijke afnemers met een budgetmeter in niet-stedelijke gebieden een oplaadmogelijkheid hebben per 10.000 inwoners, met een minimum van één oplaadmogelijkheid per gemeente.

Art. 17.Bij het opladen van de budgetmeter kan een gedeelte van het opgeladen bedrag alleen aangewend worden voor de betaling van aardgasverbruik uit het verleden, voor zover dit aardgas verbruikt werd na 1 juli 2003 en geleverd werd door dezelfde leverancier als de leverancier die aardgas levert via de budgetmeter.

Het gedeelte van het opgeladen bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald door de aardgasnetbeheerder en mag niet meer bedragen dan 35 %.

Als de huishoudelijke afnemer een schuldbemiddeling bij een OCMW of bij een erkende dienst voor schuldbemiddeling krijgt, wordt het gedeelte van het opgeladen bedrag, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld in onderlinge afspraak met het OCMW of met de erkende dienst voor schuldbemiddeling. Daarbij wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de afnemer in kwestie. HOOFDSTUK V. - Het afsluiten en heraansluiten van een huishoudelijke afnemer

Art. 18.§ 1. De aardgasnetbeheerder kan de huishoudelijke afnemer enkel afsluiten in de volgende gevallen : 1° bij een onmiddellijke bedreiging voor de veiligheid, zolang die toestand duurt;2° bij fraude door de huishoudelijke afnemer, na een overeenkomstig gemotiveerd advies van de lokale adviescommissie;3° bij klaarblijkelijke onwil van de huishoudelijke afnemer, na een overeenkomstig gemotiveerd advies van de lokale adviescommissie. § 2. De huishoudelijke afnemer kan in de gevallen, bedoeld in § 1, 3°, niet afgesloten worden tijdens de periode van 1 december tot 1 maart. § 3. De aardgasnetbeheerder zal de huishoudelijke afnemer heraansluiten overeenkomstig de procedure, bepaald in afdeling III van hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse regering van 16 september 1997 betreffende de samenstelling en de werking van de lokale adviescommissie omtrent de minimale levering van aardgas, gas en water. § 4. Alle kosten die verbonden zijn aan het afsluiten en het heraansluiten van de huishoudelijke afnemer in de gevallen, bedoeld in § 1, 1°, vallen ten laste van de aardgasnetbeheerder, tenzij de aardgasnetbeheerder kan aantonen dat de oorzaak van de onveiligheid aan de huishoudelijke afnemer kan worden toegeschreven.

Alle kosten die verbonden zijn aan het afsluiten en het heraansluiten van de huishoudelijke afnemer in de gevallen, bedoeld in § 1, 2° en 3°, vallen ten laste van de huishoudelijke afnemer. HOOFDSTUK VI. - Overige sociale openbaredienstverplichtingen

Art. 19.De houder van een leveringsvergunning is ertoe gehouden : 1° aan alle huishoudelijke afnemers één globale factuur voor de verkoop en het vervoer van aardgas te bezorgen, waarop de kostprijs van de verkoop, de aardgasdistributie en het gasvervoer afzonderlijk worden vermeld;2° leesbare facturen, herinneringsbrieven en ingebrekestellingen voor huishoudelijke afnemers op te stellen;3° verschillende betalingsmogelijkheden aan de huishoudelijke afnemer aan te bieden, waaronder in ieder geval betalingen per maand, per twee maanden of per kwartaal en betalingen via domiciliëring en overschrijving;4° kosteloos op verzoek van beschermde klanten de factuur zowel naar een derde partij, aangewezen door de huishoudelijke afnemer, als naar de afnemer zelf te sturen;5° aan alle huishoudelijke afnemers de mogelijkheid te bieden om telefonisch of via een ander communicatiemiddel uitleg te vragen over hun aardgasfactuur;6° aan alle huishoudelijke afnemers de mogelijkheid te geven om inlichtingen te vragen en klachten in te dienen met betrekking tot de levering van aardgas.

Art. 20.De aardgasnetbeheerder is ertoe gehouden : 1° speciale voorzieningen te treffen voor de ondubbelzinnige identificatie van personen die handelen in naam van de aardgasnetbeheerder en die zich bij de huishoudelijke afnemer aanbieden;2° de meterstand minstens om de twee jaar zelf af te lezen bij huishoudelijke afnemers;op verzoek van beschermde klanten gebeurt de meteropname minstens één keer per jaar zonder extra kosten; 3° voor beschermde klanten, de meter zonder meerkosten te plaatsen of te verplaatsen op of naar een goed toegankelijke, veilige en technisch en economisch verantwoorde plaats.

Art. 21.Jaarlijks worden vóór 31 maart minstens de volgende gegevens over huishoudelijke afnemers en over het vorige kalenderjaar ter beschikking gesteld van de VREG, telkens opgesplitst per gemeente en in beschermde en niet-beschermde klanten : 1° door de houder van een leveringsvergunning : a) het aantal aansluitingen waarvoor een herinneringsbrief werd gestuurd;b) het aantal aansluitingen waarvoor een ingebrekestelling werd gestuurd;c) het aantal toegestane betalingsplannen en het gemiddelde betalingsbedrag per maand;d) het aantal niet-nageleefde betalingsplannen;e) het aantal dossiers die werden doorgestuurd naar het OCMW;f) het aantal dossiers die werden doorgestuurd naar een erkende instelling voor schuldbemiddeling;2° door de aardgasnetbeheerder : a) het aantal geplaatste of opnieuw ingeschakelde budgetmeters, zowel inclusief als exclusief het aantal geplaatste of opnieuw ingeschakelde budgetmeters als gevolg van de verhuizing van de afnemers;b) het aantal uitgeschakelde budgetmeters, zowel inclusief als exclusief het aantal uitgeschakelde budgetmeters als gevolg van de verhuizing van afnemers;c) het aantal afgesloten huishoudelijke afnemers;d) het aantal heraangesloten huishoudelijke afnemers binnen vierentwintig uur, tussen een en zeven kalenderdagen, tussen acht en dertig kalenderdagen en na meer dan dertig kalenderdagen. De VREG stelt deze gegevens jaarlijks vóór 31 mei ter beschikking van de minister. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 22.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2003, met uitzondering van de artikelen 8 tot en met 17, die in werking treden op de datum bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid.

Art. 23.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 juni 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, G. BOSSUYT

^