Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 september 2008
gepubliceerd op 30 oktober 2008

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de nadere modaliteiten en de procedure voor de opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van een Centrum voor Basiseducatie of een Centrum voor Volwassenenonderwijs

bron
vlaamse overheid
numac
2008203822
pub.
30/10/2008
prom.
19/09/2008
ELI
eli/besluit/2008/09/19/2008203822/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 SEPTEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de nadere modaliteiten en de procedure voor de opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van een Centrum voor Basiseducatie of een Centrum voor Volwassenenonderwijs


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, inzonderheid op artikel 57;

Gelet op het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en Pedagogische Begeleidingsdiensten, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij het decreet van 15 december 1993;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 1999 betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 juni 2008;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor Begroting, gegeven op 4 juli 2008;

Gelet op protocol nr. 676 van 8 augustus 2008 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergaderingen van sectorcomité X en van de onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op protocol nr. 441 van 8 augustus 2008 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergadering van het overkoepelend onderhandelingscomité vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op protocol nr. 5 van 8 augustus 2008 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in het Vlaams Onderhandelingscomité voor de basiseducatie, vermeld in het decreet van 21 december 2007 tot oprichting van het Vlaams Onderhandelingscomité voor de basiseducatie;

Gelet op advies 45.106/1/V van de Raad van State, gegeven op 26 augustus 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° centrum : een Centrum voor Volwassenenonderwijs of een Centrum voor Basiseducatie;2° centrumbestuur : de inrichtende macht die ten aanzien van het centrum de bestuurshandelingen verricht, overeenkomstig de door de wet, het decreet, het bijzonder decreet of de statuten toegewezen bevoegdheden;3° decreet Volwassenenonderwijs : het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs;4° onderwijsinspecteur : titularis van een ambt als vermeld in artikel 20, § 1, van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en Pedagogische Begeleidingsdiensten, uitgezonderd de ambten, vermeld in punten 8, 10, 11 en 13;5° inspectie : de onderwijsinspectie, vermeld in artikel 4 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en Pedagogische Begeleidingsdiensten;6° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs;7° opdracht : het onderzoek dat door het college van inspecteurs wordt uitgevoerd met het oog op het formuleren van een advies als vermeld in artikel 57 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs;8° structuuronderdeel : een module, een opleiding of het geheel van het onderwijsaanbod, georganiseerd in een vestigingsplaats van een centrum.

Art. 2.Bij de berekening van het aantal kalenderdagen vermeld in dit besluit, worden de perioden van de herfst-, de kerst-, de krokus-, de paas- en de zomervakantie niet meegeteld.

Art. 3.Dit besluit is van toepassing op de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs. HOOFDSTUK II. - De nadere modaliteiten en de procedure voor de opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van een centrum of een structuuronderdeel ervan Afdeling I. - Doorlichting

Onderafdeling I. - Samenstelling van een college van inspecteurs

Art. 4.Na een negatief advies van de inspectie als vermeld in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 1999 betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd, stelt de minister een college van inspecteurs samen als vermeld in artikel 57 van het decreet Volwassenenonderwijs.

Het college van inspecteurs, vermeld in het eerste lid, bestaat ten minste uit vier onderwijsinspecteurs en moet paritair samengesteld zijn, voor de helft uit inspectieleden die afkomstig zijn uit het vrij onderwijs, voor de helft uit inspectieleden die afkomstig zijn uit het officieel onderwijs. Die onderwijsinspecteurs mogen geen deel hebben uitgemaakt van het doorlichtingsteam dat het negatieve advies heeft uitgebracht. Het college van inspecteurs kiest onder zijn leden een voorzitter.

Voor de samenstelling van het college van inspecteurs wint de minister het gezamenlijke advies in van de coördinerende inspecteur-generaal en de inspecteurs-generaal.

Het college van inspecteurs wordt samengesteld binnen een periode van vijftien kalenderdagen na de kennisgeving van het negatieve advies aan het centrumbestuur.

Onderafdeling II. - Procedure

Art. 5.§ 1. Het college van inspecteurs voert de opdracht uit binnen dertig kalenderdagen na de samenstelling en kan alle onderzoeksdaden verrichten. Het centrumbestuur en de directeur worden uitgenodigd voor een gesprek binnen de vermelde periode van dertig kalenderdagen. § 2. De opdracht van het college van inspecteurs resulteert in een rapport, ofwel met het voorstel tot behoud van de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan, ofwel met het voorstel tot opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan.

Het voorstel tot opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan houdt een voorstel in inzake geleidelijkheid tenzij het voorstel tot opheffing of gedeeltelijke opheffing betrekking heeft op artikel 56, 3°, van het decreet Volwassenenonderwijs. § 3. Uitsluitend leden van het college van inspecteurs kunnen aan de beraadslagingen deelnemen. Het college van inspecteurs beslist bij meerderheid over het voorstel tot opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van het centrum.

Bij staking van stemmen wordt een voorstel tot behoud van de erkenning geformuleerd. § 4. Het rapport, vermeld in § 2, wordt binnen vijf kalenderdagen aan de minister bezorgd en aan het centrumbestuur betekend door het college van inspecteurs, onder de verantwoordelijkheid van de coördinerend inspecteur-generaal. Het rapport bevat tenminste : 1° een gemotiveerd voorstel;2° een duidelijke vastlegging van de tekorten in geval van voorstel tot opheffing of gedeeltelijke opheffing;3° alle verslagen van controles van de voorbije drie jaar;4° het resultaat van de stemming. Onderafdeling III. - Verweerschrift

Art. 6.Het centrumbestuur heeft het recht, binnen vijftien kalenderdagen na de betekening van het rapport, bij de minister een verweerschrift tegen het voorstel van opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan in te dienen.

De Vlaamse Regering neemt een definitieve beslissing over de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan binnen 45 kalenderdagen na de betekening van het rapport. Als na het verstrijken van die datum geen beslissing werd betekend aan het centrumbestuur, blijft de erkenning behouden.

De beslissing over de opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan gaat in op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum. Afdeling II. - Onderzoek

Art. 7.§ 1. De minister kan, naar aanleiding van een schriftelijke formele klacht over een centrum, aan een college van inspecteurs als vermeld in artikel 57 van het decreet Volwassenenonderwijs, de opdracht geven een nader onderzoek te voeren.

Het college van inspecteurs, vermeld in het eerste lid, bestaat ten minste uit vier onderwijsinspecteurs en moet paritair samengesteld zijn, voor de helft uit inspectieleden die afkomstig zijn uit het vrij onderwijs, voor de helft uit inspectieleden die afkomstig zijn uit het officieel onderwijs. Het college van inspecteurs kiest onder zijn leden een voorzitter.

Voor de samenstelling van het college van inspecteurs wint de minister het gezamenlijke advies in van de coördinerende inspecteur-generaal en de inspecteurs-generaal.

De onderzoeksdaden van het college van inspecteurs resulteren in een onderzoeksrapport dat aan de minister wordt bezorgd en aan het centrumbestuur wordt betekend. Een onderzoeksrapport kan een voorstel tot opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan bevatten, dat ook een voorstel inzake geleidelijkheid inhoudt tenzij het voorstel tot opheffing of gedeeltelijke opheffing betrekking heeft op artikel 56, 3°, van het decreet Volwassenenonderwijs.

In dat geval heeft het centrumbestuur het recht binnen vijftien kalenderdagen na de betekening van het onderzoeksrapport, bij de minister een verweerschrift tegen dat onderzoeksrapport in te dienen. § 2. Indien het centrumbestuur een verweerschrift tegen het onderzoeksrapport indient, dan stelt de minister een nieuw college van inspecteurs samen volgens de modaliteiten vermeld in § 1, maar bestaande uit andere onderwijsinspecteurs.

Indien het centrumbestuur geen verweerschrift tegen het onderzoeksrapport indient, dan neemt de Vlaamse Regering een definitieve beslissing over de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan binnen 45 kalenderdagen na de betekening van het onderzoeksrapport. Als na het verstrijken van die datum geen beslissing werd betekend aan het centrumbestuur, blijft de erkenning behouden.

De beslissing over de opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan gaat in op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum.

Art. 8.§ 1. Het college van inspecteurs, bedoeld in artikel 7, § 2, voert de opdracht uit binnen dertig kalenderdagen na de samenstelling en kan alle onderzoeksdaden verrichten. Het centrumbestuur en de directeur worden uitgenodigd voor een gesprek binnen de vermelde periode van dertig kalenderdagen. § 2. De opdracht van het college van inspecteurs resulteert in een rapport, ofwel met het voorstel tot behoud van de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan, ofwel met het voorstel tot opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan.

Het voorstel tot opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan houdt een voorstel in inzake geleidelijkheid tenzij het voorstel tot opheffing of gedeeltelijke opheffing betrekking heeft op artikel 56, 3°, van het decreet Volwassenenonderwijs. § 3. Uitsluitend leden van het college van inspecteurs kunnen aan de beraadslagingen deelnemen. Het college van inspecteurs beslist bij meerderheid over het voorstel tot opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van het centrum.

Bij staking van stemmen wordt een voorstel tot behoud van de erkenning geformuleerd. § 4. Het rapport, vermeld in § 2, wordt binnen vijf kalenderdagen aan de minister bezorgd en aan het centrumbestuur betekend door het college van inspecteurs, onder de verantwoordelijkheid van de coördinerend inspecteur-generaal. Het rapport bevat tenminste : 1° een gemotiveerd voorstel;2° een duidelijke vastlegging van de tekorten in geval van voorstel tot opheffing of gedeeltelijke opheffing;3° alle verslagen van controles van de voorbije drie jaar;4° het resultaat van de stemming.

Art. 9.Het centrumbestuur heeft het recht, binnen vijftien kalenderdagen na de betekening van het rapport, bij de minister een schriftelijke reactie op het rapport in te dienen. Deze schriftelijke reactie wordt bij het dossier voor de Vlaamse Regering gevoegd.

De Vlaamse Regering neemt een definitieve beslissing over de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan binnen 45 kalenderdagen na de betekening van het rapport. Als na het verstrijken van die datum geen beslissing werd betekend aan het centrumbestuur, blijft de erkenning behouden.

De beslissing over de opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van het centrum of een structuuronderdeel ervan gaat in op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum. HOOFDSTUK III. - Wijzigingsbepalingen

Art. 10.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 1999 betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd, worden een punt 3°bis en een punt 7°bis ingevoegd, die luiden als volgt : "3°bis decreet Volwassenenonderwijs : het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs;"; "7°bis centrumbestuur : de inrichtende macht die ten aanzien van het Centrum voor Basiseducatie of het Centrum voor Volwassenenonderwijs de bestuurshandelingen verricht, overeenkomstig de door de wet, het decreet, het bijzonder decreet of de statuten toegewezen bevoegdheden;".

Art. 11.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden tussen de woorden "in de artikelen 62, 64, 68, 69 en 71 van het decreet basisonderwijs;" en de woorden "in het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch sociale centra" de woorden "in artikelen 56 tot en met 61 en artikel 84 van het decreet Volwassenenonderwijs;" ingevoegd; 2° in § 2 worden tussen de woorden "het secundair onderwijs" en de woorden "en de centra" de woorden ", het volwassenenonderwijs" ingevoegd.

Art. 12.Aan artikel 4, § 3, van hetzelfde besluit wordt een derde punt toegevoegd, dat luidt als volgt : "- artikelen 59 en 61, § 2, van het decreet Volwassenenonderwijs".

Art. 13.In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt § 1 vervangen door wat volgt : "§ 1. De doorlichting, zoals bedoeld in artikel 4, § 2, wordt in het basis-, secundair en volwassenenonderwijs uitgevoerd in teamverband."

Art. 14.In artikel 6, § 1 tot en met § 5, artikel 7, 8, 12, 14 en 16 van hetzelfde besluit worden de woorden "de inrichtende macht" telkens vervangen door de woorden "de inrichtende macht of het centrumbestuur".

Art. 15.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden tussen de woorden "in de school" en de woorden "of in het centrum", de woorden ", de onderwijsinstelling," ingevoegd;2° aan § 2, tweede lid, worden de woorden "of cursisten" toegevoegd;3° in § 3 worden tussen de woorden "in artikel 6 van de schoolpactwet" en de woorden "en in hoofdstuk V, afdeling 3, van het decreet basisonderwijs" de woorden ", in artikel 14 van het decreet Volwassenenonderwijs," ingevoegd.

Art. 16.Aan artikel 13 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "In afwijking van het voorgaande lid, zal voor de onderwijsinstellingen van het volwassenenonderwijs een negatief advies aanleiding geven tot de uitvoering van hoofdstuk II, afdeling I, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 betreffende de nadere modaliteiten en de procedure voor de opheffing van het geheel of een structuuronderdeel van een Centrum voor Basiseducatie of een Centrum voor Volwassenenonderwijs."

Art. 17.In artikel 14, § 3, van hetzelfde besluit wordt het woord "schoolsecretariaat" vervangen door de woorden "secretariaat van de school, de onderwijsinstelling of het centrum".

Art. 18.In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, tweede lid, worden tussen de woorden "gesprekken met leerlingen" en de woorden "kan tijdens de bijgewoonde lessen en andere schoolse activiteiten" de woorden "of cursisten" ingevoegd;2° in § 4 worden tussen de woorden "in art.6 van de schoolpactwet" en de woorden "en in hoofdstuk V, afdeling 3, van het decreet basisonderwijs" de woorden ", in artikel 14 van het decreet Volwassenenonderwijs," ingevoegd; 3° in § 6 worden de woorden "de betrokken inrichtende macht" vervangen door de woorden "de betrokken inrichtende macht of het betrokken centrumbestuur". HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 19.Dit besluit treedt in werking op 19 september 2008.

Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 september 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE

^