gepubliceerd op 20 februari 1999
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap
18 DECEMBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op hoofdstuk VI en op de artikelen 52, 2° en 53;
Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 27 oktober 1998;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 10 december 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de regeling betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap voor 1 januari 1999 dient te worden aangepast en geconsolideerd om de zorgdifferentiatie inzake opvang, behandeling en begeleiding van die personen te verzekeren en de residentiële voorzieningen te ontlasten; dat het noodzakelijk is dat deze aanpassing samen met het werkingsjaar in voege zou treden;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de dienst : de diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap die de onder 2° gedefinieerde personen huisvesten in geïntegreerde woongelegenheden buiten een tehuis, er eventueel een aangepaste dagbesteding voor organiseren en hun begeleiding bieden in hun woonsituatie op psychosociaal en administratief vlak;2° de persoon met een handicap : de persoon die hetzij : a) ten gevolge van zijn handicap behoefte heeft aan de onder 1° vermelde huisvesting en begeleiding, die geen ernstige psychische stoornis heeft die een frequente psychiatrische opname noodzakelijk maakt, die bovendien momenteel in een tehuis voor meerderjarige niet-werkende gehandicapten verblijft, maar wegens zijn mogelijkheden via een minder intensieve zorgvorm kan worden opgenomen, behandeld en begeleid;b) ten gevolge van zijn handicap over een zorgtoewijzing beschikt die toegang geeft tot « beschermd wonen »;3° het Fonds : het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een handicap;4° het bezigheidstehuis : een door het Fonds erkende voorziening voor permanente opvang en begeleiding van meerderjarige niet-werkende gehandicapten, als bedoeld in hoofdstuk IV, 1°, van de bijlage gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten;5° het dagcentrum : het door het Fonds erkende semi-internaat voor meerderjarige niet-werkende personen met een handicap, als bedoeld in het koninklijk besluit van 2 juli 1973 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van dagcentra voor meerderjarige niet-werkende gehandicapten; 6° het tehuis voor werkenden : een door het Fonds erkende voorziening voor de opvang en begeleiding van meerderjarige werkende gehandicapten, als bedoeld in hoofdstuk IV<1;17> 2°, van de bijlage, gevoegd bij koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichting, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten.
Art. 2.Het Fonds kan overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en binnen de grenzen van de hiervoor op zijn begroting ingeschreven kredieten, diensten voor beschermd wonen erkennen en subsidiëren.
Art. 3.Bij de start van een dienst voor beschermd wonen worden bij voorrang de kandidaten opgenomen zoals bedoeld in artikel 1, 2°, a). HOOFDSTUK II. - Organisatievorm en relaties met andere voorzieningen
Art. 4.§ 1. De plaatsen die in het bezigheidstehuis met toepassing van artikel 3 vrijkomen, worden ingenomen door personen met een handicap met een grotere zorgbehoefte dan de in artikel 1, 2°, a) omschreven doelgroep.
Als die personen met een handicap met een grotere zorgbehoefte nursingbewoners zijn, zal het personeelskader van dergelijk tehuis dienovereenkomstig aangepast worden voor wat betreft het opvoedend personeel. § 2. Bij de start zal de dienst de nodige overeenkomsten afsluiten om de terugvalpositie te verzekeren voor de opgenomen personen met een handicap uit een tehuis.
Art. 5.De dienst kan opgericht worden door elk door het Fonds erkend tehuis voor werkenden of tehuis voor niet-werkenden. Deze bepaling geldt niet voor de diensten die erkend werden in 1997 en 1998.
Art. 6.§ 1. De dienst is samengesteld uit woonprojecten waarin één tot vijf personen per woonentiteit zijn opgenomen.
Het Fonds kan bij wijze van uitzondering en op basis van een gemotiveerde aanvraag een dienst toestaan om van dit maximumaantal bewoners per entiteit af te wijken. § 2. De woongelegenheid mag niet in een door het Fonds gesubsidieerd gebouw gelegen zijn. De woongelegenheid mag geen deel uitmaken van of aanleunen bij de infrastructuur van het bezigheidstehuis, het dagcentrum of het tehuis voor werkenden. § 3. De woongelegenheid wordt door de dienst tegen kostprijs ter beschikking gesteld van de persoon met een handicap. De voorwaarden van de ter beschikking stelling moeten duidelijk omschreven worden in de verblijfsovereenkomst opgemaakt ter uitvoering van artikel 9.
De berekeningsbasis van de vergoeding voor de woonfunctie door de persoon met een handicap dient duidelijk tot uiting te komen in het in artikel 10, 2°, bedoelde financiële plan.
Art. 7.De dienst voorziet in een aangepaste individuele dagbesteding voor de niet-werkende personen met een handicap. Deze kan georganiseerd worden binnen de eigen organisatie ofwel binnen een andere voorziening waarmee een samenwerkingsakkoord wordt afgesloten.
Voor cliënten die niet voltijds of gedurende het hele jaar tewerkgesteld zijn, dient voorzien te worden in een dagbesteding voor de periodes of de dagdelen waarop ze niet tewerkgesteld zijn. HOOFDSTUK III. - Programmatie
Art. 8.Het Fonds bepaalt binnen de grenzen van de beschikbare kredieten op de begroting, de programmatie van de diensten voor beschermd wonen. Voor het jaar 1999 wordt de programmatie vastgesteld op 220 plaatsen. HOOFDSTUK IV. - Erkenning
Art. 9.De bepalingen die opgenomen zijn ter uitvoering van hoofdstuk VI van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, zijn van toepassing op de vergunning en erkenning van de diensten.
Art. 10.Onverminderd de in artikel 9 bedoelde algemene erkenningsvoorwaarden moet de dienst, om erkend te worden, voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de nodige overeenkomsten gesloten om te voldoen aan de bepalingen van artikel 4 en 7;2° een projectplan voorleggen dat het bewijs levert dat de voorwaarden van dit artikel vervuld zijn, en dat een organisatorisch en financieel plan omvat waaruit de financiële haalbaarheid van het project blijkt, inzonderheid voor wat betreft de betaalbaarheid door de persoon met een handicap en voor wat betreft de kostprijs van de ter beschikking gestelde woongelegenheid;3° zich ertoe verbinden om op door het Fonds vastgestelde tijdstippen over hun werking te rapporteren;4° over een continu bereikbare permanentie beschikken, eventueel in samenwerking met andere door het Fonds erkende voorzieningen;5° voldoen aan de organisatorische voorwaarden, bepaald in artikel 6.
Art. 11.Onverminderd de in artikel 9 bedoelde voorwaarden inzake het indienen van een aanvraag tot erkenning, dienen de diensten bij deze aanvraag, waarvan het model door het Fonds wordt vastgesteld, de stukken te voegen waaruit blijkt dat de in artikel 3 en 10 gestelde voorwaarden vervuld zijn of vervuld zullen worden. HOOFDSTUK V. - Financiering
Art. 12.§ 1. Het aantal subsidiabele personeelseenheden wordt vastgesteld in verhouding tot het aantal personen met een handicap waarvoor de dienst erkend is.
Als het effectief aantal opgenomen personen met een handicap op jaarbasis minder bedraagt dan 90 procent van het aantal dat in de erkenning vermeld is, wordt het aantal subsidiabele personeelsleden bepaald in verhouding tot dit effectieve aantal. § 2. Het subsidiabele personeelskader voor de woonbegeleiding wordt vastgesteld op 1.66 personeelsleden per 10 in de dienst opgenomen personen met een handicap. § 3. Het subsidiabele personeelskader wordt voor de begeleiding van de dagbezigheid vastgesteld op 1.25 personeelseenheden per 10 in de dienst opgenomen niet-werkende personen met een handicap.
Voor personen die niet voltijds of niet gedurende het hele jaar werken, wordt dit personeelskader toegekend in verhouding tot het aantal dagen of dagdelen dat ze niet tewerkgesteld zijn. § 4. De raad van bestuur van het Vlaams Fonds bepaalt welke bijzondere prestaties van de dienst voor beschermd wonen voor vergoeding in aanmerking komen. § 5. Voor de toepassing van de paragrafen 2 en 3 dient het subsidiabele personeel te voldoen aan de kwalificatievereisten voor begeleidend personeel of administratief personeel, klasse 2 of 3 of logistiek personeel, klasse 2, 3 of 4. De personeelssubsidie wordt toegekend op basis van de salarisschalen en anciënniteitsregels, vastgesteld overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 houdende subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector.
Art. 13.§ 1. Bovenop de in artikel 12, § 2, vastgestelde personeelssubsidie wordt aan de dienst per opgenomen persoon met een handicap een werkingssubsidie van 20 000 fr. en een forfaitaire subsidie voor dagbesteding van 25 000 fr. op jaarbasis toegekend. § 2. De in § 1 bedoelde bedragen zijn respectievelijk gekoppeld aan het op 1 maart 1997 van kracht zijnde prijsindexcijfer voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen voor wat betreft de werkingssubsidie en aan het op 1 januari 1999 van kracht zijnde indexcijfer voor de dagbestedingssubsidie. Voormelde bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 van het decreet van 6 juli 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1994.
Art. 14.De voorziening die instaat voor de dagbesteding mag aan de persoon met een handicap een bijdrage vragen, die ten hoogste 284 fr. per dag mag bedragen als een warme maaltijd wordt ter beschikking gesteld, en 144 fr. per dag als geen warme maaltijd wordt ter beschikking gesteld.
Art. 15.De in dit hoofdstuk bepaalde subsidie wordt per kwartaal aan de erkende dienst uitgekeerd voor een bedrag van 24 procent van het vermoedelijke jaarbedrag; het saldo wordt uitgekeerd na het indienen van een financieel verslag overeenkomstig het door het Fonds vastgestelde model.
Het Fonds kan deze subsidie verminderen als blijkt dat niet aan de werkingsregels wordt voldaan en schorsen als blijkt dat niet aan de erkenningsvoorwaarden wordt voldaan, zoals vastgesteld in de hoofdstukken II en IV. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 16.Het besluit van de Vlaamse regering van 18 maart 1997 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap wordt opgeheven.
Art. 17.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.
Art. 18.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 18 december 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS