Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 18 april 2008
gepubliceerd op 30 mei 2008

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan

bron
vlaamse overheid
numac
2008201699
pub.
30/05/2008
prom.
18/04/2008
ELI
eli/besluit/2008/04/18/2008201699/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 APRIL 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan


VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft : Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan 1. De doelstelling van het besluit en het wettelijk kader. Dit besluit heeft als doelstelling om de milieueffectrapportage (m.e.r.) voor ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) door middel van het 'integratiespoor', zoals voorzien in de vigerende wetgeving betreffende milieueffectrapportage, wettelijk te verankeren en in uitvoering te brengen. Het integratiespoor voorziet het inbouwen van de onderdelen van de milieueffectrapportage in het formele planningsproces voor een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP, op de drie niveaus : gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk).

Het huidige wettelijke kader voor de plan-mer (=milieueffectrapportage voor plannen en programma's) : Het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, aangevuld bij decreet van 18 december 2002 (hierna MER-decreet 2002) met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage, gewijzigd bij decreet van 27 april 2007 (hierna MER-decreet 2007), trad in werking op 1 december 2007.

Het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma's is een uitvoeringsbesluit op het voormelde MER-decreet en trad eveneens in werking op 1 december 2007 (= generieke plan-mer-besluit). Hiermee vallen nieuwe Ruimtelijke Uitvoeringsplannen in principe onder de 'planmer-plicht [1]', zoals beschreven in zowel het MER-decreet als dit generieke plan-mer-besluit.

Het doorlopen van het voorbereiden proces en het RUP-proces (zowel op het niveau van het gewest, provincie als gemeente) betekent momenteel bij toepassing van het MER-decreet en het generieke plan-mer-besluit (verder de generieke plan-mer procedure) dat de RUP's plan-mer-processen chronologisch na elkaar zullen gebeuren en dat er weinig terugkoppeling tussen het ruimtelijk planningsproces en de planmer mogelijk zal zijn.

In de toepassing van het MER-decreet 2002 werd het integratiespoor beschreven voor de ruimtelijke uitvoeringsplannen zonder dat daarvoor een wettelijke regeling of procedure werd uitgewerkt. In het MER-decreet 2007 wordt in het artikel 4.2.4., § 1, uitdrukkelijk voorzien in de mogelijkheid om het integratiespoor toe te passen op voorwaarde dat dit door middel van extra specifieke regelgeving wordt verankerd : "Voor een plan of programma, dat overeenkomstig dit hoofdstuk aan de opmaak van een plan-MER is onderworpen, kan in een decreet of besluit van de Vlaamse Regering, dat desgevallend voor de opmaak van dat plan of programma van toepassing is, worden bepaald op welke wijze het plan-MER in de opmaakprocedure van dit plan of programma geïntegreerd wordt./.../" Indien dit niet wettelijk verankerd wordt dan kan het integratiespoor toegepast worden maar volgens de procedure van het MER-decreet 2007 en het 'generieke' plan-mer-besluit (2007).

Het integratiespoor wordt naar voor geschoven in de memorie van toelichting bij het MER-decreet 2007 "Om toe te zien dat de integratie voldoet aan Richtlijn 2001/42/EG, maar ook om de integratie in de bestaande regelgeving aan te moedigen, voorziet het ontwerp van decreet om voor plannen en programma's, die overeenkomstig dit ontwerp van decreet planmer-plichtig zijn, bij decreet of besluit van de Vlaamse Regering een integratiespoor op maat te maken. De bevoegdheid wordt aan de Vlaamse Regering verleend, doch het staat aan de decreetgever vrij om het betrokken decreet aan te passen en de integratie op decretaal niveau te voorzien. (Gedr. St. Vlaams Parlement 2006-2007, stuk 1081, nr. 1, p. 9, en in diezelfde zin p 24)". 2. Doelstelling van het integratiespoor voor een RUP. Het voorliggende besluit heeft tot doel om het integratiespoor uit te werken voor de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Het integratiespoor voor de plan-mer over een RUP betekent dat in een vroeg stadium van het voorbereidende proces rekening wordt gehouden met de milieueffecten van alternatieven die aan bod komen in het ruimtelijk planningsproces. Hierdoor kan de milieubeoordeling gericht gebeuren op de relevante elementen die in het RUP kunnen opgenomen worden en wordt de milieubeoordeling geïntegreerd in het planningsproces alsook in de formele RUP procedure. Het integratiespoor zoals beschreven in dit besluit steunt op reeds opgedane ervaring van uitgevoerde RUP-processen (vnl. afbakeningsprocessen van stedelijke gebieden). In deze pilootprojecten startte de milieubeoordeling (opmaak van het plan-MER) tegelijkertijd met het RUP-planningsproces. Het integratiespoor biedt tevens het voordeel dat de volledige milieubeoordeling opgenomen wordt in de toelichtingsnota zodat tijdens de besluitvorming, openbaar onderzoek en verder gebruik van het RUP de toelichtingsnota alle nuttige informatie over het RUP omvat. Zoals in artikel 38, § 1, van het decreet ruimtelijk ordening vermeld staat namelijk dat het RUP het volgende bevat : "Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat : (1) een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is;(2) de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer;(3) een weergave van de feitelijke en juridische toestand;(4) de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is;(5) in voorkomend geval, een zo mogelijk limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden; (6) in voorkomend geval, het ruimtelijk veiligheidsrapport, het planmilieueffectrapport en/of de passende beoordeling [2] ." Het grafische plan van het RUP dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften hebben verordenende kracht.

Met het integratiespoor worden in essentie de verschillende fasen van de plan-mer (toetsing verplichting tot plan-mer, de inhoudsafbakening, de ter inzage legging, de opmaak van het plan-MER, het kwaliteitsonderzoek, wisselwerking tussen plan-MER en voorontwerp, ontwerp en definitief RUP) verweven met het planningsproces van het RUP. Dit betekent dat bepaalde stappen van het planningsproces (vóór het opstellen van het voorontwerp-RUP) en de plan-mer chronologisch samenlopen en dat interactie tussen beide processen expliciet gebeurt.

Dit zorgt juist voor de belangrijke meerwaarde van dit integratiespoor. 3. De voordelen van het integratiespoor voor de plan-mer én het RUP. Het integreren van de doelstellingen en de principes van milieueffectrapportage in bestaande planningsprocessen is volledig in overeenstemming met de doelstelling van de Europese Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's. Zoals aangegeven in het document "Uitvoering van Richtlijn 2001/42 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's" is het "'good practice' dat de milieubeoordeling van plannen en programma's gevolgen heeft voor de wijze waarop deze worden opgesteld. Wanneer een plan of programma nog in de maak is, is het gemakkelijker om er elementen uit te halen die ongewenste milieueffecten kunnen hebben dan wanneer een plan of programma al is voltooid. In het laatste geval is een milieubeoordeling misschien nog informatief, maar zal zij niet meer tot belangrijke wijzigingen in het plan of programma leiden.

Artikel 4, lid 1, verplicht instanties er duidelijk toe dat de beoordeling tijdens de voorbereiding van het plan of programma moet worden uitgevoerd. (europa.eu.int/comm/environment/eia/030923_sea_guidance_nl.pdf, p.23). " Dit werd benadrukt door een vertegenwoordiger van de Europese Commissie : "Het is een vaststelling dat in bepaalde kringen het standpunt aangehouden wordt dat een plan-MER uitgevoerd moet worden vóór een plan of programma opgemaakt is, met andere woorden dat het een "ex post" beoordeling is. Dit houdt in dat er een misverstand is over de richtlijn. Artikel 4 (1) stelt duidelijk dat "De in artikel 3 bedoelde milieubeoordeling wordt uitgevoerd tijdens de voorbereiding van een plan of programma." Het belang van de richtlijn is om "bij te dragen tot de integratie van milieuoverwegingen in de voorbereiding en vaststelling van plannen en programma's". Hoe zou dit kunnen indien de beoordeling gebeurt eens de planning is afgelopen en de beslissingen over de doelstellingen en bedoelingen zijn genomen ?" (eigen vertaling van een uittreksel uit de tekst Difficulties encountered during the transposition of the Directive 2001/42/EC, Mr David Aspinwall, European Commission, DG Environment, 4th seminar of the PlanNet Europe Network on Strategic Environmental Assessment (SEA) of Urbanism Plans and Programs 24-25 oktober 2005.) Op die manier heeft het integratiespoor, zoals bedoeld in zowel de EG-richtlijn als het plan MER-decreet (2007), een aantal belangrijke voordelen t.o.v. twee aparte procedures voor de plan-mer en het RUP : - door bij het ruimtelijk planningsproces de relevante milieuaspecten te betrekken, mogelijke milieueffecten te beoordelen en alternatieven in die zin af te wegen, wordt effectief rekening gehouden met milieueffecten. Milieuaspecten worden hierdoor ingebouwd in het planningsproces; - door expliciet ook milieueffecten te beoordelen, wordt effectief gezocht naar uitvoeringsmodaliteiten (milderende maatregelen) en/of alternatieven van het ruimtelijk planningsproces die het minste negatieve effect hebben op het milieu en toch de plandoelstellingen nastreven. Hiermee wordt één van de doelstellingen nagestreefd van zowel de betreffende EU-Richtlijn, als het decreet van de Ruimtelijke Ordening (18 mei 1999, art. 4); - door de synchronisatie van de opmaak van het het ruimtelijk planningsproces met de opmaak van het plan-MER wordt tijd gewonnen, die in de klassieke procedure na elkaar zou gebeuren. Ook zal de kans dat terugkoppelingen (b.v. voorstellen voor aanpassingen van het voorontwerp RUP nà de plenaire vergadering) verminderen. Ook dit betekent tijdswinst in het volledige proces; - de publieke consultatie of de kennisgeving ten behoeve van het plan-MER in het begin van het planningsproces, zorgt ervoor dat het draagvlak voor het RUP toeneemt.

Het is geen verplichting voor een bevoegde overheid om het integratiespoor toe te passen. Indien een overheid het verkiest kan voor een RUP de generieke plan-mer procedure gevolgd worden maar het risico dat het daarbij eerder om een ex-post beoordeling zal gaan is reëler dan bij het integratiespoor. Hierdoor is de kans dat het volledige planningsproces ook langer zal duren en de 'planlast' toeneemt.

Gezien de complexiteit en ook de diversiteit van de ruimtelijke uitvoeringsplannen op de drie bestuursniveaus (gewest, provincies en gemeenten), zal de ervaring die opgedaan wordt met dit integratiespoor moeten groeien. Om deze ervaring en de opgedane kennis zo efficiënt mogelijk en gestructureerd op te bouwen en te communiceren, wordt een uitgebreide webtoepassing (beschikbaar via het internet) opgezet vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. Dit kennissysteem wordt omschreven als een handleiding in het besluit en maakt een complementair deel uit van het mer-richtlijnenboek zoals omschreven in het MER-decreet 2002. 4. Toelichting bij het besluit. De toelichting moet samen met de handleiding gebruikt worden. 4.1. Definities - Artikel 1.

Dit artikel bevat een aantal definities die nodig of nuttig zijn om het besluit te lezen en toe te passen.

De eerste definitie van bevoegde overheid is in overeenstemming met de overheid die ingevolge het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening belast zijn met de opmaak van een RUP (artikel 41, § 1, de Vlaamse Regering voor de gewestelijke RUPs, artikel 44, § 1 de deputatie voor de provinciale RUPs, artikel 48, § 1, het college van burgemeester en schepenen voor de gemeentelijke RUPs). Het staat elke bevoegde overheid vrij om zelf regels op te maken voor een interne verdeling van bevoegdheden. Voor de Vlaamse Regering zal dit grotendeels gebeuren in het protocol dat ter bevestiging van de werkwijze zoals vermeld in de nota bij de beslissing van de VR van 21 april 2006 (punt 15, doc 0356BIS ), meer bepaald punt "3.II afspraken aangaande de verantwoordelijke instantie", door de bevoegde ministers zal afgesloten worden.

De definitie van Dienst Mer is dezelfde definitie zoals opgenomen in het generieke plan-mer-besluit. De definitie van de Ondertsteunende MER-cel is aangepast aan de gewijzigde benaming van deze cel : de dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van het Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie.

De definities voor RUP, plan-MER, het decreet ruimtelijke ordening en het MER-decreet zijn verduidelijkingen voor afkortingen die opgenomen zijn in het besluit. De definitie van plan-MER geeft tevens aan dat het voor dit besluit moet gaan om een plan-MER volgens het integratiespoor.

De definitie voor de toelichtingsnota is opgenomen om te verduidelijken wat onder een toelichtingsnota moet verstaan worden en wat bijgevolg de inhoud is van deze toelichtingsnota van een RUP. De toelichtingsnota bevat de niet-verordenende onderdelen van een RUP. Artikel 38, § 1 van het decreet ruimtelijke ordening bepaalt waaruit een RUP bestaat (zie hoger). 4.2. Kenmerken van het integratiespoor voor de milieueffectrapportage voor een RUP - Artikel 2.

Dit artikel omschrijft de kenmerken van het integratiespoor, meer bepaald hoe de toelichtingsnota van het RUP tegemoet moet komen aan alle verplichtingen en onderdelen van de plan-MER, zowel conform de Europese Richtlijn (2001/42/EG) als het MER-decreet. Het artikel legt tevens de inhoud van de onderdelen van het plan-MER in de toelichtingsnota van het RUP vast.

Milieueffectrapportage tijdens de voorbereidende fase van het RUP (1e lid).

Het integratiespoor houdt in dat de plan-mer plaatsvindt tijdens het voorbereidend proces van een RUP. Ten laatste op het ogenblik van het versturen van de stukken voor de plenaire vergadering van het RUP is een (al dan niet goedgekeurd) plan-milieueffectrapport (plan-MER) beschikbaar. Het voorbereidende proces van een RUP is een periode die naargelang het voorgenomen RUP een min of meer lange periode duurt.

Tijdens dit voorbereidende proces komen de ruimtelijke aspecten van het plan aan bod maar eveneens de andere aspecten waarmee rekening moet gehouden worden en waarmee de verschillende deelnemers aan het proces wensen dat er rekening mee gehouden wordt. Het is dus tijdens deze periode bij uitstek dat eveneens met de milieueffecten moet rekening kunnen gehouden worden zodat de milieuaspecten terdege meegenomen worden bij de afweging van de verschillende alternatieven.

In uitvoering van artikel 4 van het decreet ruimtelijke ordening worden "de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit." Dit om te komen tot een duurzame ruimtelijke ontwikkeling, met een evenwichtige afweging tussen economische, ecologische en maatschappelijke aspecten. Zonder dat daarbij een of ander aspect prioriteit heeft over een ander.

In volgende tabel wordt een overzicht gegeven van het planningsproces voor een gewestelijk RUP, met aanduiding van de actoren en de aard van publieke consultatie in elke fase.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Integratie van het plan-MER in het RUP (2e lid).

In uitvoering van artikel 38, § 1 van het decreet ruimtelijke ordening maakt de milieueffectbeoordeling integraal deel uit van het RUP en wordt het in de mate van het mogelijke geïntegreerd in de toelichtingsnota bij het RUP. Indien ervoor gekozen worden om het niet te integreren in de tekst van de toelichtingsnota zelf wordt het een aparte bijlage bij het RUP. Een leeswijzer bij de toelichtingsnota moet duidelijkheid brengen hoe het document moet gelezen worden en waar de verschillende onderdelen van het plan-MER gevonden worden.

Deze leeswijzer kan in de vorm van een uitgebreide inhoudstafel of in de inleiding opgenomen worden.

Het is belangrijk voor de verdere besluitvorming dat de actoren in die verschillende stappen alle aspecten in één document, namelijk de toelichtingsnota, terugvinden. Voor de bevoegde overheid die het RUP voorlopig en definitief moet vaststellen speelt dit een rol en zeker voor de burger die in het openbaar onderzoek over een RUP wil weten welke aspecten allemaal afgewogen werden om tot het voorstel van RUP te komen waarover het openbaar onderzoek gaat is dit belangrijk. Het plan-MER moet ingevolge de Europese richtlijn samen met het plan in openbaar onderzoek gaan (artikel 6 van de richtlijn). Als het plan-MER een onderdeel is van de toelichtingsnota is het risico dat beide materieel gescheiden zouden worden vermeden. In de eerder vermelde document "Uitvoering van Richtlijn 2001/42 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's" wordt eveneens aangegeven dat het rapport volgens de richtlijn geen apart document moet zijn en deel kan uitmaken van, geïntegreerd kan worden in het plan. Maar het is belangrijk dat de milieubeoordeling als dusdanig herkenbaar blijft in de toelichtingsnota.

De integratie van de milieubeoordeling in de toelichtingsnota van het RUP wordt mogelijk in het 2e lid van artikel 2. In het geval van integratie zorgt de leeswijzer voor de herkenbaarheid van het plan-MER in de toelichtingsnota. Dit houdt in dat de verschillende onderdelen van de milieubeoordeling logisch gestructureerd zijn in hoofdstukken en/of paragrafen (en daardoor herkenbaar zijn als 'milieubeoordeling'). In complexe RUP's zal hierdoor het plan-MER uitgespreid zijn over verschillende hoofdstukken, en wordt de structuur vooral bepaald door het planningsproces en de momenten van besluitvorming enerzijds, en de verschillende aspecten (bv. mobiliteit, socio-economisch, landbouw, Passende Beoordeling, etc.) en beoordelingen die opgenomen worden anderzijds. In minder complexe RUP's kan het deel plan-MER meer als een geheel gepresenteerd worden.

Dit zal verder concreet voorwerp uitmaken van de handleiding.

De structuur van deze toelichtingsnota is expliciet geënt op het planningsproces en eventuele programmaonderdelen van het RUP zelf (en dus niet op de 'gangbare inhoud' van een plan-MER). Niettemin is het essentieel dat de onderdelen van het planMER als dusdanig herkenbaar zijn, naast de andere onderdelen van de toelichtingsnota zoals vermeld in de definitie en in artikel 38 van het decreet Ruimtelijke Ordening, waaronder mogelijke andere beleidseffectrapportages zoals de veiligheidsrapportage, de watertoets of passende beoordeling (conform artikel 4.1.6. van het MER-decreet).

Het plan-MER dat geïntegreerd wordt, maakt deel uit van de toelichtingsnota, en de delen ervan zullen duidelijk herkenbaar zijn in de respectievelijke hoofdstukken en paragrafen. Hierdoor wordt de dienst Mer in staat gesteld de kwaliteitscontrole uit te voeren. Dit gebeurt op basis van het verslag uit artikel 4, § 5. De toelichtingsnota bestaat dus uit een bredere verduidelijking van het (voorontwerp-)RUP dan enkel de milieuaspecten (het plan-MER). Naast de ruimtelijke aspecten (artikel 38, § 1, 3° tot en met 5° van het decreet ruimtelijke ordening) kunnen ook milieu, sociale (zoals tewerkstelling) en economische (kostenbaten) aspecten,... (artikel 38, § 1, 6°, en artikel 4 van het decreet ruimtelijke ordening) hierin opgenomen worden. Op die manier evolueert de toelichtingsnota van een RUP naar een geïntegreerde onderbouwing en inhoudelijke ondersteuning voor het uiteindelijk (voorontwerp-)RUP. In die zin is het belangrijk om niet expliciet een fysisch separaat plan-MER op te stellen, maar het plan-MER als onderdeel van de toelichtingsnota te laten bestaan.

Het 3e lid geeft aan dat het RUP waarvoor een plan-MER moet gemaakt worden voldoet aan alle vereisten die vermeld zijn in artikel 4.2.4., §,1 van het plan-MER-decreet. In de volgende leden van dit artikel wordt explicieter ingegaan op enkele essentiële inhoudelijke kenmerken of onderdelen waaraan het plan-MER van het RUP dient te voldoen.

Zoals omschreven in de Europese richtlijn moet de milieubeoordeling minimaal beantwoorden aan de volgende eisen : (1) de milieubeoordeling moet worden uitgevoerd tijdens de voorbereidende fase van het plan (RUP), alleszins vóór de vaststelling van het plan (RUP).Dit is vastgelegd in het 1e lid van artikel 2; (2) het milieurapport (plan-MER) bevat zeker de informatie zoals omschreven in artikel 5 en bijlage I van de richtlijn, dit is vastgelegd in 4e lid van artikel 2;(3) de wijze waarop rekening gehouden is met de milieubeoordeling, de adviezen van de geraadpleegde instanties en de resultaten van de publieke consultatie, dit is vastgelegd in het 4e lid van artikel 2. Deze eisen zijn dan ook als dusdanig beschreven in artikel 4.2.4, § 1 van het MER-decreet (2007). De verschillende leden van artikel 2 van dit besluit over het integratiespoor geven expliciet aan hoe aan deze eisen wordt tegemoet gekomen, toegepast het specifieke RUP-proces en rekening houdende met de eigenheid van dit planningsinstrument van de ruimtelijke ordening.

De toelichtingsnota van een RUP waarvoor een plan-MER vereist is moet dan ook concreet ingaan op de volgende aspecten : - de relatie tussen de milieubeoordeling en de ruimtelijke opties die aan de basis liggen van het RUP. - Alternatieven, opties en scenario's : Indien er in de milieubeoordeling alternatieven (opties, scenario's, varianten) worden onderzocht, wordt de uiteindelijke ruimtelijke keuze gemotiveerd. - Milderende maatregelen : Indien in de milieubeoordeling van het gekozen alternatief milderende maatregelen worden voorgesteld, wordt weergegeven welke maatregelen opgenomen werden in het verordenend deel van het RUP, hoe de overige maatregelen zullen doorwerken tijdens en na de beslissing over het RUP. - Monitoring : welke monitoringmaatregelen genomen worden voor het RUP. De toelichtingsnota beschrijft tevens op een logische en gestructureerde manier het gehele planningsproces en de besluitvorming die er gebeurd is. Dit betekent dat de wijzigingen die in de toelichtingsnota opgenomen worden na elke procedurestap, samengevat gedocumenteerd worden. De toelichtingsnota kan in de verschillende procedurestappen aangepast worden zoals ook het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften. Ingevolge de wetgeving op de motivering van bestuurshandelingen moet de aanhef van een besluit tot definitieve vaststelling van een RUP trouwens samenvattend weergeven hoe omgegaan is met de bezwaren die geformuleerd werden tijdens het openbaar onderzoek, dit werd herhaaldelijk bevestigd door de Raad van State. Diezelfde wetgeving maakt ook dat de aanhef van een besluit tot voorlopige vaststelling en tot definitieve vaststelling een weergave moet bevatten van de verschillende procedurestappen die doorlopen werden alsook van de verschillende wettelijk verplichte stappen die moeten nageleefd worden (plan-MER, passende beoordeling, watertoets,..). Zowel het besluit tot voorlopige vaststelling en tot definitieve vaststelling van het RUP, als het RUP in de verschillende fasen kunnen naast elkaar gelegd worden en geven aldus een duidelijk beeld van de de procedurestappen en van de aanpassingen aan het RUP tijdens de procedure.

De aanhef van een besluit tot voorlopige of definitieve vaststelling van een RUP bevat : 1. de rechtsgrond;2. de considerans die de beweegreden bevat waarom de Vlaamse regering dit besluit neemt;3. de verplichte formaliteiten en adviezen;4. bij de definitieve vaststelling de motivering voor wijzigingenten opzichte van het voorlopig vastgestelde RUP.(Omzendbrief VR 2005/4 over Wetgevingstechniek, nr. 77 e.v.).

De verklaring hoe omgegaan wordt met de milieubeoordeling kan vervat zitten zowel in de aanhef van het besluit als in de toelichtingsnota.

Het 5e lid van artikel 2 gaat expliciet in op de inhoud van het plan-MER, zoals omschreven in artikel 4.2.8, § 1, 5°, van het plan-MER-decreet. Hiermee wordt tegemoet gekomen om de minimum inhoudsvereisten zoals omschreven in de Europese richtlijn te expliciteren. Daarenboven worden de essentiele onderdelen van de plan-MER mee geïntegreerd in de toelichtingsnota van het RUP zoals : - de ontwikkeling van het milieu wanneer het plan niet zou doorgaan (het zgn. 'nulalternatief'); - alle mogelijk aanzienlijke milieueffecten die kunnen optreden als gevolg van het plan, inclusief op de zgn. SBZ-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden); - maatregelen die de negatieve milieueffecten van het plan kunnen milderen, voorkomen of teniet doen; - de redelijkerwijze in beschouwing te nemen alternatieven, de evaluatie ervan en een aanduiding van technische tekortkomingen of gebrek aan kennis; - een omschrijving van monitoringsmaatregelen.

Conform het plan-MER-decreet wordt tevens een niet-technische samenvatting opgesteld, vooral gericht naar het bredere publiek. In principe zal deze samenvatting slaan op de gehele toelichtingsnota.

Ook in deze samenvatting zullen de onderdelen van het plan-MER duidelijk herkenbaar zijn. 4.3. Onderzoek tot milieueffectrapportage - artikel 3.

In bijlage aan dit verslag is een schema gevoegd met een stroomdiagram voor de opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) met integratie van de verschillende stappen van de plan-mer.

Artikel 3 beschrijft de werkwijze voor het onderzoek naar de verplichting tot plan-mer van een RUP. Hierbij wordt verwezen naar de procedure zoals opgenomen in het MER-decreet 2007 daar er geen vrijheid gelaten is om dit uit te werken in dit besluit.

Enerzijds zijn er RUP's waarvoor van rechtswege een plan-MER moet opgemaakt worden. Anderzijds zijn er RUP's waarvoor een onderzoek gebeurt of al dan niet een plan-MER nodig is. Indien een onderzoek moet gebeuren over de al dan niet plan-MER-plicht gebeurt dit volgens de procedure van artikel 4.2.5 tot 4.2.7 van het MER-decreet en van generieke plan-mer-besluit. 4.4. Inhoudsafbakening, publieke consultatie en kwaliteitsonderzoek - Artikel 4.

Dit artikel bevat de werkwijze voor de inhoudsafbakening (de reikwijdte), het detailleringniveau en de aanpak van het plan-MER. De inhoudsafbakening gebeurt op basis van de 'nota voor publieke consultatie', dit is vergelijkbaar met de kennisgeving zoals omschreven in het plan-MER-decreet. Op basis van deze nota gebeurt een ter inzage legging in de gemeenten waarop het RUP van toepassing is alsook in de gemeenten waar er aanzienlijke milieueffecten zouden kunnen zijn. Daarna stelt de dienst Mer de richtlijnen op voor het plan-MER van het RUP. Het voorstel van nota voor publieke consultatie wordt opgesteld door de bevoegde overheid en besproken met de dienst MER. Schematisch gebeurt dit als volgt : - een voorstel van nota voor publieke consultatie wordt opgemaakt door de bevoegde overheid; - de Dienst Mer geeft haar goed- of afkeuring voor deze nota, dit wordt de volledigverklaring genoemd. Er worden voldoende exemplaren van de nota overgemaakt op papier aan de Dienst Mer. Voldoende exemplaren betekent evenveel exemplaren als er gemeenten zijn waar het document ter inzage gelegd wordt plus twee exemplaren voor de Dienst Mer zelf; - de nota wordt gepubliceerd en iedereen kan opmerkingen formuleren op de nota. De periode is 30 dagen. De publicatie gebeurt op de website van de dienst Mer, op de website van de bevoegde overheid en op het gemeentehuis van elke gemeente waarvan het grondgebied door het op te maken RUP geheel of ten dele zal worden bestreken alsook van elke andere gemeente die aanzienlijke effecten kan ondervinden. Om te bepalen welke die gemeenten kunnen zijn die aanzienlijke effecten kunnen ondervinden zal dit uit de nota voor publieke consultatie moeten duidelijk zijn. In elk geval kan telkens beroep gedaan worden op de dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen bij twijfel of vragen over deze mer-procedure; - grensoverschrijdend overleg : indien er grensoverschrijdend overleg nodig is wordt de procedure gevolgd zoals afgesproken met de betrokken lidstaat of met het betrokken gewest; - een vergadering wordt belegd om de nota voor publieke consultatie aan te vullen of aan te passen aan de opmerkingen die voortkomen uit de ter inzage legging. Het resultaat van deze vergadering wordt genotuleerd in een verslag en geeft formeel informatie over : de reikwijdte, het detailleringniveau en de inhoudelijke aanpak van de plan-MER en de goedkeuring van de vooropgestelde MER-coördinator en MER-deskundigen van de plan-MER. - Deze 'richtlijnen' worden gepubliceerd op dezelfde websites als onder het derde streepje aangegeven.

In het volledige en geïntegreerde plan-MER-RUP-proces worden aldus 2 momenten van consultatie van het publiek voorzien : (1) een eerste moment bij de inhoudsafbakening van de milieubeoordeling (plan-MER) door middel van de 'nota voor publieke consultatie'.Dit is de ter inzage legging zoals voorzien in de plan-mer; (2) een tweede moment nà de voorlopige vaststelling van het RUP, die het openbaar onderzoek uitmaakt van de RUP-procedure. De inhoud van deze twee momenten van consultatie is heel verschillend : - de eerste consultatie, de ter inzage legging, gebeurt in de beginfase van het proces en heeft als doelstelling om bij het publiek na te gaan welke elementen (gefocust op milieu-effecten) meegenomen moeten worden in de milieubeoordeling van het RUP. Ook is dit het moment om de opportuniteit van de mogelijkheden voor alternatieven en opties vast te leggen voor het verdere besluitvormingsproces; - de tweede consultatie, het openbaar onderzoek, gebeurt op basis van het voorontwerp RUP mét het hieraan toegevoegde plan-MER en spitst zich toe op de keuze die uiteindelijk gemaakt is. Het publiek kan hier reageren op het plan, in principe niet meer op de inhoud van het goedgekeurde plan-MER. Op basis van dit openbaar onderzoek en in de aanloop naar de definitieve vaststelling van het RUP kunnen nog bijsturingen gebeuren, zowel aan het plan, als in voorkomend geval, de milieubeoordeling.

Deze twee momenten van publieke consultatie kosten tijd en extra 'planlast', maar zorgen tevens voor een beter maatschappelijk draagvlak van het uiteindelijke RUP. Dit zou in het globale tijdstraject positief moeten uitdraaien en de keuzes die in het gehele proces gemaakt beter moeten onderbouwen. In de handleiding wordt specifieke aandacht besteed aan de rol van het publiek bij deze inspraakmomenten en hoe de resultaten ervan gebruikt worden in het geïntegreerde proces van de plan-mer en het RUP (artikel 4, § 1, tweede lid, 4°, van het besluit).

Ingeval er (gewest)grensoverschrijdende effecten verwacht worden, dienen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en/of gewesten betrokken te worden in het proces : - bij de publieke consultatie : door middel van de nota voor publieke consultatie (o.a. de termijn waarbinnen de eventuele opmerkingen dienen overgemaakt te worden); - bij het ter beschikking stellen van het ontwerp van RUP voor raadpleging.

Beide acties zullen zich steunen op een overeenkomst, al dan niet formeel tussen het Vlaamse gewest en de omliggende lidstaten (Nederland, Frankrijk en Duitsland) en de gewesten (Brussel en Wallonië).

In artikel 5 wordt expliciet vermeld dat het op te stellen plan-MER rekening moet houden met de bepalingen van artikel 4, § 5, nl. de opmerkingen die werden bezorgd tijdens de publieke consultatie, alsook de geraadpleegde instanties. Deze instanties worden bepaald door enerzijds het decreet Ruimtelijke Ordening (uitgenodigd op de plenaire vergadering over het voorontwerp RUP), alsook de instanties die door de dienst Mer toegevoegd zijn, door : - ofwel als gevolg van het onderzoek tot milieueffectrapportage (artikel 3), indien de bevoegde overheid vaststelt dat een onderzoek naar plan-MER-plicht dient te gebeuren, conform de procedure van het plan-MER-decreet wordt gevolgd (3de lid artikel 3); - ofwel indien de dienst Mer zelf andere instanties wilt raadplegen, waarvan zij advies nuttigt acht, in uitvoering van artikel 4, § 3, 2e lid, bij het goedkeuren van de nota voor publieke consultatie.

Tevens wordt expliciet vermeld dat het plan-MER dient opgesteld te worden door een erkende MER-coördinator en erkende MER-deskundigen (conform artikel 4.6.1 van het Mer-decreet). Naast de specifieke richtlijnen voor elk plan-MER voor het RUP, is het betrekken van erkendige MER-deskundigen en de erkende MER-coördinator een belangrijk onderdeel van de kwaliteitsbewaking van het plan-MER. De bevoegde overheid engageert het team van erkende MER-deskundigen en MER-coördinator voor de opmaak van het plan-MER. De samenstelling van het team dient goedgekeurd te worden door de dienst Mer. 4.5. Kwaliteitscontrole en gebruik van het plan-MER - Artikelen 5 tot 8.

Artikel 5.

Het plan-MER moet opgemaakt worden volgens de richtlijnen zoals die gepubliceerd zijn (zie artikel 4). Het opmaken van het plan-MER gebeurt door de erkende MER-deskundigen en wordt gecoördineerd door de erkende MER-coördinator.

Artikel 6.

Dit artikel omschrijft de wijze waarop het opgemaakte plan-MER, al dan niet fysisch geïntegreerd in de toelichtingsnota van het RUP, wordt goedgekeurd door de dienst Mer. Hiervoor bestaan er 3 mogelijke opties (zie bijgevoegd schema) : - optie 1 : het plan-MER wordt goedgekeurd tijdens de plenaire vergadering; - optie 2 : het plan-MER wordt goedgekeurd vóór de plenaire vergadering; - optie 3 : het plan-MER wordt goedgekeurd nà de plenaire vergadering maar vóór de voorlopige vaststelling.

Het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) wordt hier expliciet vermeld als een instantie die uitgenodigd wordt op de plenaire vergadering. De dienst Mer maakt deel uit van dit departement LNE. Er bestaat een afspraak met het departement dat de adviezen van de verschillende LNE-afdelingen gecoördineerd worden tot een gezamenlijk advies van het departement LNE. Het advies dat de dienst MER op de plenaire vergadering uitbrengt kan tevens de goedkeuring van het plan-MER (optie 1) bevatten maar het vormt er een afzonderlijk onderdeel van. Daar het plan-MER proces bij het integratiespoor een interactief proces is waarbij de dienst MER telkens nauw bij betrokken wordt zou het plan-MER tot een goedkeuring moeten leiden. Het is overigens aangewezen dat de bevoegde overheid een ontwerpversie van het voltooide plan-MER overmaakt aan de Dienst Mer. De Dienst Mer zal deze ontwerpversie toetsen aan de richtlijnen en aan een kwaliteitscontrole onderwerpen. De Dienst Mer maakt de opmerkingen op de ontwerpversie van het voltooide plan-MER over aan de bevoegde overheid. Rekening houdende met de overgemaakte opmerkingen, kan de ontwerpversie aangepast worden tot het definitief plan-MER. Er is altijd een goedgekeurd plan-MER nodig zodat bij ontstentenis van goedkeuring op de plenaire vergadering omwille van diverse redenen, de mogelijkheid bestaat om het plan-MER nog goed te keuren maar dan ten laatste op de datum van de voorlopige vaststelling van het RUP (optie 3). Het plan-MER moet immers samen met het RUP in openbaar onderzoek (van de RUP-procedure).

Indien de bevoegde overheid een goedkeuring van het plan-MER wenst vóór de plenaire vergadering (optie 2) dan is de termijn voor de Dienst Mer vijftig dagen om het plan-MER goed of af te keuren. Deze voorafgaande goedkeuring zal bijvoorbeeld nodig zijn indien het om een omvangrijk RUP gaat bv een afbakening van een stedelijk gebied of een ander RUP waarbij een tussentijdse politieke beslissing moet genomen worden waarvoor het nodig en wenselijk is dat het plan-MER al goedgekeurd zou zijn. Concreet betekent dit dat voor een bepaald RUP voorafgaand aan de opmaak van het definitieve voorontwerp van RUP voor plenaire vergadering en op basis van het voorbereidend proces, een politieke beslissing nodig is waarvoor een goedgekeurd plan-MER nodig is.

Indien het plan-MER afgekeurd wordt dan kan de procedure van heroverweging zoals dit opgenomen is in het Mer-decreet, worden gevolgd. Een beslissing over het plan-MER is belangrijk daar dit de kwaliteit van het milieurapport garandeert zoals vereist door de Europese Richtlijn.

Artikel 7.

De verdere procedure voor het plan-MER verloopt zoals voorzien voor het RUP zelf. Om wettelijke redenen blijft het plan-MER als onderdeel van de toelichtingsnota, onlosmakelijk verbonden aan het RUP. Ter informatie volgt hierna kort een overzicht van de procedure voor RUP's : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Artikel 8.

Artikel 8 omschrijft de handleiding voor het geïntegreerde proces van de milieueffectrapportage en het RUP. Deze handleiding maakt een essentieel deel uit van de kwaliteitsborging van de milieuffectrapportage, maar zorgt tegelijkertijd eveneens voor een betere stroomlijning en onderbouwing van het RUP-proces. Het is bedoeld als een win-win situatie voor zowel de milieueffectrapportage als het RUP-planningsproces.

Het is daarenboven een 'dynamische' handleiding. Het omvat een openbaar kennissysteem betreft (beschikbaar via het internet) dat aangepast zal worden naargelang de ervaring en kennis inzake milieueffectbeoordeling voor ruimtelijke uitvoeringsplannen. De handleiding wordt opgesteld en beheerd door het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed. Zij maakt een complementair deel uit van het Richtlijnenboeken zoals omschreven in artikel 4.6.2 van het MER-decreet van 18 december 2002.

Deze handleiding zal o.a. betrekking hebben op : - alle methodologische aspecten van het plan-MER (reikwijdte van het milieu, effectvoorspelling en -beoordeling, behandeling van alternatieven; - de inhoud van het plan-MER en de wijze waarop de onderdelen gestructureerd kunnen worden in de toelichtingnota; - alle procedurele aspecten hoe de milieueffectrapportage geïntegreerd kan worden in het RUP-planningsproces (ook afhankelijk van de soorten RUP's) - De wijze waarop de integratie tussen het RUP-planningsproces en de onderdelen het plan-MER kan gebeuren. 4.6 Aanvullende bepalingen.

Artikel 9.

Dit artikel voorziet een evaluatie drie jaar na de inwerkingtreding ervan. Door deze evaluatie te formaliseren, is de uitvoering ervan verzekerd. Er wordt geen sanctie aan verbonden. Deze evaluatie wordt uitgevoerd op basis van de ervaringen van de bevoegde gewestelijke, provinciale en gemeentelijk instanties inzake RUP's. De evaluatie zelf wordt gecoördineerd door het Departement RWO, in samenspraak met de dienst Mer en dienst Begeleiding Ondersteunende Planprocessen van het Departement LNE. In deze evaluatie zullen o.a. de volgende aspecten behandeld worden : - de opportuniteit voor een keuzemogelijkheid tussen het integratiespoor en het generieke spoor voor de plan-mer van een RUP; - een evaluatie van de wijze waarop het toepassingsgebied van de plan-mer voor RUP's wordt gehanteerd; - de wijzen waarop over het plan-MER gecommuniceerd wordt, meer bepaald m.b.t. verschillende varianten/alternatieven - de wijze waarop de het plan-MER milieueffecten opneemt in de verschillende beslissingsmomenten van het RUP-planningsproces.

Artikel 10.

Dit artikel bevat een overgangsbepaling voor de lopende procedures in die zin dat de bepalingen van het besluit bij de inwerkingtreding van het besluit van toepassing worden voor de procedurestappen die nog moeten doorlopen worden voor de plan-MER. De procedurestappen die voordien doorlopen zijn, zijn afgesloten en niet onderhevig aan de bepalingen van dit besluit. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat de termijnen die in de praktijk toegepast worden voor de consultatie van een nota voor publieke consultatie korter kunnen zijn dan dertig dagen maar dat die stap toch rechtsgeldig blijft indien die procedurestap afgerond is voor de inwerkingtreding van het besluit. Een ander voorbeeld is dat bepaalde instanties geconsulteerd werden voor de mer-plichttoetsing maar dat die consultatie niet zo ruim was als voorzien in het huidige besluit. De reden voor deze overgangsbepaling heeft te maken met de lange tijdsduur die bepaalde planningsprocessen nemen en ook de lange tijd die de plan-mer procedure vergt. Het is bijgevolg nodig om zo'n overgangsbepaling te voorzien om de lopende processen niet te bezwaren.

De artikelen 11 en 12 behoeven geen commentaar.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De vice-minister-president van de Vlaamse Regering en Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN [1] Plan-mer : de milieueffectrapportage (=het proces, de procedure) voor plannen en programma's;

Plan-MER : Milieueffectrapport (het rapport zelf) voor plannen en programma's. [2] Passende beoordeling : artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

18 APRIL 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid inzonderheid op artikel 4.2.4, § 1, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en vervangen bij het decreet van 27 april 2007;

Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, inzonderheid op artikel 39, § 3;

Gelet op het begrotingsakkoord, gegeven op 13 december 2007;

Gelet op het advies van de Minaraad van 25 januari 2008 en van de SERV van 29 januari 2008;

Gelet op advies 44.199/1 van de Raad van State, gegeven op 20 maart 2008, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening en van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de bevoegde overheid : de Vlaamse Regering voor de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, de deputatie voor de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen en het college van burgemeester en schepenen voor de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen;2° Dienst Mer : de dienst Milieueffectrapportage van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van het Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie;3° Ondersteunende MER-cel : de dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van het Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie;4° RUP : ruimtelijk uitvoeringsplan;5° plan-MER : een milieueffectrapport over een voorgenomen RUP volgens de procedure van het integratiespoor;6° het decreet Ruimtelijke Ordening : het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, en wijzigingen;7° het MER-decreet : titel IV Milieueffect- en Veiligheidsrapportage van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;8° toelichtingsnota van het RUP : een niet-verordenend onderdeel van het RUP dat de weergave van de feitelijke en juridische toestand, de relatie met de ruimtelijke structuurplannen, de opgave van voorschriften die opgeheven worden en de ruimtelijk relevante conclusies van het ruimtelijk veiligheidsrapport, het milieueffectrapport en/of de passende beoordeling, de watertoets en andere verplichte effectbeoordelingen bevat.

Art. 2.Het integratiespoor, vermeld in dit besluit, houdt in dat de milieueffectrapportage plaatsvindt tijdens het voorbereidende proces voor de opmaak en voor de vaststelling van het RUP. De milieueffectrapportage levert gegevens aan inzake de mogelijke milieueffecten van het voorgenomen RUP. Deze gegevens worden, in voorkomend geval, verwerkt in het kader van het voorbereidend planningsproces voor het voorgenomen RUP. Het voltooide plan-MER over een voorgenomen RUP is beschikbaar uiterlijk op het ogenblik dat de stukken voor de plenaire vergadering over het voorontwerp van het RUP worden verstuurd.

Het plan-MER maakt integraal deel uit van het RUP. Het plan-MER kan volledig in de toelichtingsnota worden geïntegreerd, waarbij de onderdelen van het plan-MER duidelijk herkenbaar moeten zijn. De herkenbaarheid van het plan-MER wordt gegarandeerd door een leeswijzer in de toelichtingsnota bij het RUP, die aangeeft hoe de integratie van het plan-MER gebeurt, en die helder weergeeft waar de verschillende onderdelen van het plan-MER in de toelichtingsnota bij het RUP te vinden zijn.

Het RUP voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 4.2.4, § 1, van het MER-decreet.

In de toelichtingnota van het RUP wordt aangegeven op welke wijze rekening gehouden wordt met de resultaten van de milieueffectrapportage, met de adviezen die gegeven werden in het kader van de procedure van milieueffectrapportage en in voorkomend geval de resultaten van de grensoverschrijdende raadpleging. Daarnaast worden de redenen weergegeven voor de gekozen opties in het RUP, in het licht van de redelijke alternatieven die zijn behandeld.

De toelichtingsnota van het RUP bevat alle gegevens vermeld in artikel 4.2.8, § 1, 5°, van het MER-decreet.

Art. 3.Voor elk voorgenomen RUP gaat de bevoegde overheid na of een plan-MER gemaakt moet worden. Op verzoek van de bevoegde overheid geeft de ondersteunende MER-cel hierbij begeleiding.

Als de bevoegde overheid op basis van het MER-decreet vaststelt dat een onderzoek moet worden ingesteld of voor het voorgenomen RUP een plan-MER opgemaakt moet worden, wordt de procedure, zoals voorzien in de artikelen 4.2.5 tot 4.2.7 van het MER-decreet gevolgd.

Art. 4.§ 1. Als de bevoegde overheid op basis van het MER-decreet vaststelt dat voor het voorgenomen RUP een plan-MER opgemaakt moet worden, gaat ze over tot de opmaak van een voorstel van nota voor publieke consultatie. Op verzoek van de bevoegde overheid geeft de ondersteunende MER-cel hierbij begeleiding.

Het voorstel van nota voor publieke consultatie bevat ten minste de volgende gegevens : 1° alle informatie die vereist is volgens artikel 4.2.8, § 1, van het MER-decreet voor de kennisgeving en inhoudsafbakening van het plan-MER; 2° een beschrijving, verduidelijking en gebiedsafbakening van het voorgenomen RUP en in voorkomend geval een beschrijving van de redelijke alternatieven voor dat RUP of voor onderdelen ervan.Daarbij wordt in het bijzonder de relatie aangegeven met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is; 3° een toelichting van de te volgen besluitvormingsprocedure voor het RUP en het plan-MER.Daarin wordt aangegeven welke actoren betrokken zijn bij het planningsproces; 4° de reden voor de opmaak van deze nota voor publieke consultatie en de mogelijkheid die geboden wordt om tijdens de periode van publieke consultatie, bedoeld in § 4, opmerkingen of suggesties te doen over het voorstel van reikwijdte, detailleringniveau en inhoudelijke aanpak van het plan-MER. § 2. De dienst Mer neemt binnen 20 dagen na ontvangst van het voorstel van nota voor publieke consultatie een beslissing over de volledigheid ervan.

Daarvoor bezorgt de bevoegde overheid aan de dienst Mer van de volledig verklaarde nota twee exemplaren meer dan er gemeenten zijn. § 3. De volledig verklaarde nota voor publieke consultatie van het plan-MER wordt door de dienst Mer ter inzage gelegd door publicatie op de website van de bevoegde overheid, op de website van de dienst Mer en op het gemeentehuis van elke gemeente waarvan het grondgebied door het op te maken RUP geheel of ten dele zal worden bestreken en van elke andere gemeente die aanzienlijke effecten kan ondervinden van het plan volgens de informatie, vermeld in § 1.

De overheden en instanties die worden geraadpleegd volgens de bepalingen in het decreet Ruimtelijke Ordening in het kader van de plenaire vergadering over een voorontwerp RUP, worden door de dienst Mer met een aangetekende brief of via de elektronische post met ontvangstbevestiging, op de hoogte gebracht van die publicatie op de websites. De bevoegde overheid bezorgt de dienst Mer een lijst met adressen van die overheden en instanties. De Dienst Mer kan ook andere instanties raadplegen, waarvan zij het advies nuttig acht.

Ingeval het plan aanzienlijke effecten kan hebben voor mens of milieu in andere lidstaten van de Europese Unie of in andere gewesten, of als bevoegde autoriteiten van die lidstaten of gewesten daarom verzoeken, wordt de nota voor publieke consultatie door de dienst Mer ter beschikking gesteld van die autoriteiten. § 4. Bij de publicatie, vermeld in § 3, wordt duidelijk aangegeven dat de overheden, instanties en het publiek binnen een termijn van 30 dagen vanaf de datum van publicatie eventuele opmerkingen kunnen bezorgen op de wijze en aan het adres van de dienst Mer, vermeld in de publicatie.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten of gewesten moeten hun eventuele opmerkingen bezorgen uiterlijk binnen de termijn die in de desbetreffende overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of gewesten is vastgelegd. Bij ontstentenis van overeenkomst is artikel 4.2.8, § 5, van het MER-decreet van toepassing. § 5. De nota voor publieke consultatie wordt na de consultatieperiode, vermeld in § 4, besproken op een vergadering waarbij de dienst Mer en de bevoegde overheid aanwezig zijn om de reikwijdte, het detailleringniveau, de inhoudelijke aanpak van het plan-MER vast te stellen, rekening houdend met de opmerkingen die werden bezorgd tijdens de consultatieperiode.

De overheden en instanties, vermeld in het decreet Ruimtelijke Ordening in het kader van de plenaire vergadering over een voorontwerp RUP, alsook de overige instanties die door de Dienst Mer geraadpleegd werden, vermeld in § 3, kunnen een vertegenwoordiger sturen naar die vergadering. Die vertegenwoordiger is gemandateerd om standpunten in te nemen namens de overheid of instantie.

De dienst Mer maakt een verslag van de vergadering op binnen twintig dagen na de vergadering. Het verslag bevat de richtlijnen over de reikwijdte, het detailleringniveau en de inhoudelijke aanpak van het plan-MER, en eventuele bijzondere en aanvullende richtlijnen voor het opstellen van het plan-MER. Daarnaast neemt de dienst Mer een beslissing over de voorgestelde erkende MER-coördinator en het voorgestelde team van MER-deskundigen.

Het goedgekeurde verslag wordt gepubliceerd op dezelfde websites als vermeld in § 3.

Art. 5.Het plan-MER wordt opgemaakt rekening houdend met de bepalingen vermeld in artikel 4, § 5.

Art. 6.§ 1. Het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie wordt uitgenodigd om een advies uit te brengen naar aanleiding van de plenaire vergadering over de voorontwerpen van gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvoor een plan-MER opgemaakt moet worden.

De Dienst Mer kan het plan-MER goed- of afkeuren op de plenaire vergadering.

Als het plan-MER wordt goedgekeurd of afgekeurd tijdens de plenaire vergadering kan ze geïntegreerd worden in het advies van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, dat uitgebracht wordt naar aanleiding van de plenaire vergadering. De Dienst Mer beslist in elk geval over de goed- of afkeuring van het plan-MER voor de datum van de voorlopige vaststelling van het RUP. Het goedgekeurde plan-MER is uiterlijk bij de voorlopige vaststelling van het RUP beschikbaar.

De bevoegde overheid kan er ook voor opteren om vóór de organisatie van de plenaire vergadering, het plan-MER ter goedkeuring aan de dienst Mer te bezorgen. De dienst Mer beslist in dat geval uiterlijk binnen vijftig dagen na ontvangst van het plan-MER, over de goed- of afkeuring van het plan-MER. § 2. Artikel 4.6.4 van het MER-decreet over de procedure voor heroverweging van de beslissing van de dienst Mer is hier van toepassing.

Art. 7.Het plan-MER is met toepassing van het decreet Ruimtelijke Ordening een onderdeel van het RUP en volgt dezelfde procedure als voor het RUP. Ingeval het RUP aanzienlijke effecten kan hebben voor mens of milieu in andere lidstaten van de Europese Unie of in andere gewesten, of als bevoegde autoriteiten van die lidstaten of gewesten daarom verzoeken, wordt het ontwerp van RUP voor raadpleging ter beschikking gesteld van die autoriteiten. In voorkomend geval wordt de procedure zoals overeengekomen in de overeenkomst vermeld in artikel 4, § 4, 2e lid, gevolgd.

Art. 8.Het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed stelt een handleiding inzake plan-MER op. Die handleiding is een referentiewerk waarop de bevoegde overheid, de erkende coördinatoren en de deskundigen zich baseren voor het goede verloop van de plan-MER en voor de inhoud van een plan-MER, met inbegrip van de methodologische aspecten.

Art. 9.Drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit wordt een evaluatierapport van de toepassing ervan voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Dit evaluatierapport wordt opgemaakt door het Departement Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed in overleg met de dienst Mer en de Ondersteunende MER-cel van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van het Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie.

Art. 10.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de procedurestappen van een plan-MER die na de inwerkingtreding van dit besluit nog moeten doorlopen worden.

Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 12.Het besluit treedt in werking op 1 juni 2008.

Brussel, 18 april 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De vice minister-president van de Vlaamse Regering en Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

^