Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 februari 2023
gepubliceerd op 14 juni 2023

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de verplichte installatie van fotovoltaïsche zonnepanelen op dakoppervlakten

bron
vlaamse overheid
numac
2023041669
pub.
14/06/2023
prom.
17/02/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 FEBRUARI 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de verplichte installatie van fotovoltaïsche zonnepanelen op dakoppervlakten


Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20; - het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009035588 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet sluiten, artikel 4.1.22/2, vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 8 juli 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/07/2011 pub. 25/07/2011 numac 2011035609 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2011 type decreet prom. 08/07/2011 pub. 25/08/2011 numac 2011035664 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van de lokale en provinciale verkiezingen en houdende wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn type decreet prom. 08/07/2011 pub. 15/07/2011 numac 2011035546 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening type decreet prom. 08/07/2011 pub. 08/08/2011 numac 2011035617 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van verschillende decreten in het kader van de herstructurering van het agentschap Toerisme Vlaanderen type decreet prom. 08/07/2011 pub. 16/08/2011 numac 2011035660 bron vlaamse overheid Decreet houdende de wijziging van de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening en het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de omzetting van de Richtlijn 2009/72/EG en de Richtlijn 2009/73/EG type decreet prom. 08/07/2011 pub. 05/08/2011 numac 2011035642 bron vlaamse overheid Decreet houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof type decreet prom. 08/07/2011 pub. 25/07/2011 numac 2011203720 bron vlaamse overheid Decreet houdende de implementatie van de Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG sluiten, vervangen bij het decreet van 26 april 2019 en gewijzigd bij het decreet van 7 mei 2021, artikel 7.5.1, gewijzigd bij de decreten van 12 juli 2013, 24 februari 2017 en 17 december 2021, artikel 7.7.3, ingevoegd bij het decreet van 23 november 2022, artikel 8.2.1, 8.3.1, artikel 8.4.1, gewijzigd bij het decreet van 20 december 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/2013 pub. 05/03/2014 numac 2014035242 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 type decreet prom. 20/12/2013 pub. 28/01/2014 numac 2014200213 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 sluiten, en artikel 8.7.1, gewijzigd bij het decreet van 4 juni 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/06/2021 pub. 15/06/2021 numac 2021042081 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de plaatsing van een elektronische meter zonder communicatiemiddel en het vermijden van het meermaals aanrekenen van elektriciteitsdistributienettarieven voor het gebruik van het elektriciteitsdistributienet sluiten.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 16 december 2022; - De Raad van State heeft advies nr. 72.845/3 gegeven op 25 januari 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Artikel 1.In artikel 1.1.1, § 2, van het Energiebesluit van 19 november 2010, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2022, wordt een punt 47° /3/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "47° /3/1 horizontale dakoppervlakte: voor de toepassing van titel VI, hoofdstuk VII, de oppervlakte van de projectie van de buitenafmetingen van de overdekte constructie op een horizontaal vlak;".

Art. 2.In artikel 6.4.1/1/2, § 1, vijfde lid, van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2020Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 18/12/2020 pub. 30/12/2020 numac 2020044632 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 sluiten, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 juli 2022 en 2 december 2022, wordt tussen de zinsnede "vermeld in artikel 3.1.52, § 1, vijfde lid" en de zinsnede ", op het toegangspunt" de zinsnede "of artikel 12.3.36" ingevoegd.

Art. 3.Aan titel VI van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 02/12/2022 pub. 27/01/2023 numac 2023030302 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van centrale stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, en het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft diverse bepalingen inzake energie sluiten, wordt een hoofdstuk VII, dat bestaat uit artikel 6.7.1 tot en met 6.7.10, toegevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk VII. PV-verplichting voor grote afnemers Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 6.7.1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt de horizontale dakoppervlakte berekend als de som van de horizontale dakoppervlakte van alle gebouwen die via hetzelfde afnamepunt worden beleverd. De minister kan nadere regels vaststellen over de voorwaarden waaraan een gebouw voor de toepassing van dit hoofdstuk moet voldoen.

Installaties op basis van zonne-energie en hernieuwbare energietechnologieën die uit dienst zijn genomen of worden genomen, worden niet in aanmerking genomen om aan de verplichting, vermeld in afdeling II en afdeling III, te voldoen.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als datum van indienstname van de installatie de datum bedoeld van de ontvankelijke en volledig verklaarde aanmelding van de operationele installatie aan de elektriciteitsnetbeheerder, aan de beheerder van het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit, aan de elektriciteitstransmissienetbeheerder, aan de beheerder van gesloten distributienetten en aan de beheerders van de netten, vermeld in artikel 2, 41° en 42°, van de federale Elektriciteitswet. Als de aanmelding zoals vermeld in dit lid, niet vereist is, geldt de datum van indienstname vermeld op de ontvankelijke melding aan de VREG als de datum van de indienstname van de installatie. Als ook een melding bij de VREG niet vereist is, kan de minister nadere regels bepalen met betrekking tot wat als de datum van indienstname van de installatie wordt beschouwd.

Als voor de toepassing van dit hoofdstuk gegevens aan het VEKA worden bezorgd door eigenaars, erfpachters of opstalhouders van gebouwen, afnemers van elektriciteit van die gebouwen, netbeheerders, de beheerder van het transmissienet, de beheerders van een gesloten distributienet, en de beheerders van de netten, vermeld in artikel 2, 41° en 42°, van de federale Elektriciteitswet, worden deze gegevens via elektronische weg bezorgd. Het afnamepunt wordt in dit hoofdstuk geïdentificeerd door de EAN-code voor afname van de aansluiting op het elektriciteitsdistributienet, het transmissienet, een gesloten distributienet, het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit en de netten, vermeld in artikel 2, 41° en 42°, van de federale Elektriciteitswet. Afdeling II. - PV-verplichting voor grote afnemers

Art. 6.7.2. Het VEKA kan de horizontale dakoppervlakte en andere gegevens die nodig zijn om de verplichtingen, vermeld in dit hoofdstuk, op te volgen en te controleren, opvragen bij eigenaars, erfpachters of opstalhouders van gebouwen, of bij afnemers van elektriciteit van die gebouwen, met een brutohoeveelheid elektriciteit die is afgenomen op hetzelfde afnamepunt, van meer dan 1 GWh per kalenderjaar vanaf het jaar 2021.

De eigenaars, erfpachters of opstalhouders van de gebouwen of de afnemers bezorgen de gevraagde gegevens, vermeld in het eerste lid, binnen zestig dagen na de dag waarop ze de vraag van het VEKA, vermeld in het eerste lid, hebben ontvangen.

Art. 6.7.3. § 1. Uiterlijk op 30 juni 2025 worden fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst genomen op de gebouwen die aangesloten zijn op een afnamepunt met een afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit van meer dan 1 GWh tijdens het kalenderjaar 2021. Als op een afnamepunt de afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit pas vanaf het kalenderjaar 2022 meer dan 1 GWh bedraagt, worden uiterlijk op 1 januari van het vierde kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit op een afnamepunt 1 GWh overschrijdt, fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst genomen.

Als de horizontale dakoppervlakte van de gebouwen op het afnamepunt met een afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit van meer dan 1 GWh, toeneemt door ingebruikname van nieuwe gebouwen die aangesloten zijn op dat afnamepunt of door bestaande gebouwen op dat afnamepunt aan te sluiten, worden uiterlijk op 1 januari van het vierde kalenderjaar dat volgt op de ingebruikname van de nieuwe gebouwen of de aansluiting van de bestaande gebouwen, fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst genomen, rekening houdend met de nieuwe horizontale dakoppervlakte. Als de horizontale dakoppervlakte van de gebouwen op het afnamepunt met een afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit van meer dan 1 GWh, wijzigt door het slopen en heropbouwen van gebouwen of door het vervangen van het dak van gebouwen die aangesloten zijn op dat afnamepunt, worden fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst genomen, rekening houdend met de nieuwe of vernieuwde horizontale dakoppervlakte.

Aan de verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, kan worden voldaan door fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst te nemen op de gebouwen die aangesloten zijn op een afnamepunt, vermeld in het eerste en tweede lid, op de marginale gronden, andere gebouwen, carports of fietsenstallingen op de eigen site waar de voormelde gebouwen, vermeld in het eerste en tweede lid, liggen, of door drijvende zonnepanelen in dienst te nemen op de eigen site.

Als een eigenaar, erfpachter of opstalhouder verschillende eigen sites in het Vlaamse Gewest heeft, kan hij voldoen aan de verplichtingen, vermeld in dit hoofdstuk, door de hoeveelheid fotovoltaïsche zonnepanelen, vermeld in paragraaf 2, te plaatsen op de gebouwen of op de marginale gronden, carports of fietsenstallingen op de eigen sites in het Vlaamse Gewest, of door drijvende zonnepanelen te plaatsen op de eigen sites in het Vlaamse Gewest. Fotovoltaïsche zonnepanelen die in dienst genomen zijn na 1 januari 2023 op de eigen site van een eigenaar, erfpachter of opstalhouder in het Vlaamse Gewest, worden in rekening genomen om te voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, voor de andere eigen sites van de eigenaar, erfpachter of opstalhouder.

De verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, is niet van toepassing als het gemiddelde elektriciteitsverbruik van de drie voorafgaande kalenderjaren op het afnamepunt meer dan 10% lager is dan 1 GWh. In afwijking hiervan blijft de verplichting, vermeld in het eerste lid en tweede lid, van toepassing als er in minstens één van de voorgaande drie kalenderjaren op het afnamepunt geen elektriciteitsverbruik is.

De verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt opgelegd aan respectievelijk de eigenaar, de erfpachter of de opstalhouder van de gebouwen. Als er verschillende eigenaars, erfpachters of opstalhouders van de gebouwen zijn, zijn ze in solidum ertoe gehouden om aan de verplichting te voldoen. § 2. Het piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen, vermeld in paragraaf 1, bedraagt: 1° vanaf 30 juni 2025 minimaal 12,5 wattpiek per vierkante meter horizontale dakoppervlakte;2° vanaf 1 januari 2030 minimaal 18,75 wattpiek per vierkante meter horizontale dakoppervlakte;3° vanaf 1 januari 2035 minimaal 25 wattpiek per vierkante meter horizontale dakoppervlakte. Voor het verstrengingspad, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, wordt rekening gehouden met artikel 6.7.4, § 3 voor het bepalen van het piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen.

Het piekvermogen, vermeld in het eerste lid, wordt afgetopt op 35% van de brutohoeveelheid elektriciteit die is afgenomen in het kalenderjaar waarin de afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit voor het eerst aanleiding geeft tot het moeten voldoen aan de verplichting, vermeld in paragraaf 1, uitgedrukt in kWh, gedeeld door 900 vollasturen. De kilowatt piek die door de voormelde berekening wordt verkregen, wordt naar boven afgerond op een geheel getal.

Het piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen wordt ook beperkt op basis van het maximaal nog aansluitbare injectievermogen op het afnamepunt van meer dan 1 GWh. Het maximaal nog aansluitbaar injectievermogen op het toegangspunt volgt uit een voorgelegde netstudie elektriciteit die is uitgevoerd door de distributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoersnet. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het injectievermogen dat al is ingenomen door de bestaande elektriciteitsproductie op het moment van de voormelde netstudie op het toegangspunt in kwestie of met het vermogen van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen op het toegangspunt in kwestie die in dienst genomen zijn tegen de uiterste datum van indienstname van de installaties die nodig zijn om te voldoen aan de PV-verplichting voor grote afnemers, vermeld in dit hoofdstuk. Het maximaal nog aansluitbaar injectievermogen dat wordt verkregen door de voormelde berekening, wordt gedeeld door 0,7 om het te plaatsen piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen te bepalen. Het te plaatsen piekvermogen dat door de voormelde berekening wordt verkregen, wordt naar boven afgerond op een geheel getal.

Art. 6.7.4. § 1. In afwijking van artikel 6.7.3 kan een eigenaar, erfpachter of opstalhouder van gebouwen als vermeld in artikel 6.7.2, of een met hem verbonden vennootschap als vermeld in artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, ook de volgende hernieuwbare energietechnologieën plaatsen achter hetzelfde afnamepunt: 1° een nieuwe windturbine of een repowering van een windturbine.In geval van een repowering van een windturbine wordt het extra nominaal vermogen na de repowering van de windturbine beschouwd; 2° een nieuwe warmte-krachtinstallatie op de verbranding van biomassa of biogas als het geen biomethaan betreft;3° een nieuwe warmtepomp.In geval van een warmtepomp wordt enkel het hernieuwbare energiegedeelte van de warmteproductie beschouwd.

De hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, wordt uiterlijk in dienst genomen op de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.3, § 1. Als de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, geplaatst wordt om te voldoen aan het verstrengingspad vermeld in artikel 6.7.3, § 2, eerste lid, 2° en 3°, moet deze hernieuwbare energietechnologie uiterlijk op respectievelijk 1 januari 2030 en 1 januari 2035 in dienst worden genomen als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen zoals vermeld in artikel 6.7.3, § 1, voor 1 januari 2030 ligt. Als de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, geplaatst wordt om te voldoen aan het verstrengingspad vermeld in artikel 6.7.3, § 2, eerste lid, 3°, moet deze hernieuwbare energietechnologie uiterlijk op 1 januari 2035 in dienst worden genomen als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen voor het eerst in dienst moeten worden genomen zoals vermeld in artikel 6.7.3, § 1, tussen 1 januari 2030 en 31 december 2034 ligt.

De windturbine of warmte-krachtinstallatie, vermeld in het eerste lid, heeft minstens een nominaal vermogen dat een hoeveelheid elektriciteit opwekt, die equivalent is aan de elektriciteitsproductie die zou voortvloeien uit het voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.7.3, § 2. Voor het verstrengingspad, vermeld in artikel 6.7.3, § 2, eerste lid, 2° en 3°, wordt rekening gehouden met paragraaf 3 voor het bepalen van het piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen. Om de equivalente hoeveelheid elektriciteit te bepalen, gebruikt het VEKA het piekvermogen aan te plaatsen zonnepanelen en 900 vollasturen, het nominaal vermogen van een windproject en 2610 vollasturen, en het nominaal vermogen van een warmte-krachtinstallatie op de verbranding van biomassa of biogas, als het geen biomethaan betreft, en 8150 vollasturen. De windturbine of warmte-krachtinstallatie wordt in dienst genomen na 1 januari 2023.

De hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 3°, kan worden gebruikt in de volgende gevallen. Als op een afnamepunt de afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit pas vanaf het kalenderjaar 2026 meer dan 1 GWh bedraagt wordt de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 3°, uiterlijk in dienst genomen op de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.3, § 1. Als de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 3°, geplaatst wordt om te voldoen aan het verstrengingspad vermeld in artikel 6.7.3, § 2, eerste lid, 2° en 3°, moet deze hernieuwbare energietechnologie uiterlijk op respectievelijk 1 januari 2030 en 1 januari 2035 in dienst worden genomen als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen zoals vermeld in artikel 6.7.3, § 1, voor 1 januari 2030 ligt. Als de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 3°, geplaatst wordt om te voldoen aan het verstrengingspad vermeld in artikel 6.7.3, § 2, eerste lid, 3°, moet deze hernieuwbare energietechnologie uiterlijk op 1 januari 2035 in dienst worden genomen als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen voor het eerst in dienst moeten worden genomen zoals vermeld in artikel 6.7.3, § 1, tussen 1 januari 2030 en 31 december 2034 ligt.

De hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 3°, onttrekt minstens een equivalente hoeveelheid energie aan de omgeving die overeenstemt met de elektriciteitsproductie die zou voortvloeien uit het voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.7.3, § 2.

Voor het verstrengingspad, vermeld in artikel 6.7.3, § 2, eerste lid, 2° en 3°, wordt rekening gehouden met paragraaf 3 voor het bepalen van het piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen.De minister kan de berekeningswijze bepalen om tot die equivalentie te komen. De warmtepomp wordt in dienst genomen na 1 januari 2023.

De Vlaamse Regering evalueert uiterlijk op 30 juni 2025 de hernieuwbare energietechnologieën, vermeld in het eerste lid. § 2. In afwijking van artikel 6.7.3 kan een eigenaar, erfpachter of opstalhouder van gebouwen als vermeld in artikel 6.7.2, ook voldoen aan de verplichting in deze afdeling door zelf of via een met hem verbonden vennootschap als vermeld in artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen te participeren in een project voor het plaatsen van: 1° nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen op gebouwen, marginale gronden, carports of fietsenstallingen;2° nieuwe fotovoltaïsche drijvende zonnepanelen;3° nieuwe windturbines of repowering van een windturbine.In geval van een repowering van een windturbine wordt het extra nominaal vermogen na de repowering van de windturbine beschouwd; 4° een nieuwe warmte-krachtinstallatie op verbranding van biomassa of biogas als het geen biomethaan betreft. De participatie, vermeld in het eerste lid, wordt uiterlijk aangegaan op de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.3, § 1. Als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.3, § 1, voor 1 januari 2030 ligt, kan voor het verstrengingspad, vermeld in artikel 6.7.3, § 2, eerste lid, 2° en 3° een participatieovereenkomst worden aangegaan uiterlijk op respectievelijk 1 januari 2030 en 1 januari 2035. Als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.3, § 1, tussen 1 januari 2030 en 31 december 2034 ligt, kan voor het verstrengingspad, vermeld in artikel 6.7.3, § 2, eerste lid, 3° een participatieovereenkomst worden aangegaan uiterlijk op 1 januari 2035.

De participatie, vermeld in het eerste lid, gebeurt in een van de volgende projecten in het Vlaamse Gewest met als doel het plaatsen van: 1° nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen op gebouwen, marginale gronden, carports of fietsenstallingen;2° nieuwe fotovoltaïsche drijvende zonnepanelen;3° nieuwe windturbines of repowering van een windturbine.In geval van een repowering van een windturbine wordt het extra nominaal vermogen na de repowering van de windturbine beschouwd; 4° nieuwe warmte-krachtinstallatie. Voor het verstrengingspad, vermeld in artikel 6.7.3, § 2, eerste lid, 2° en 3°, wordt bij het participeren in projecten vermeld in het derde lid, rekening gehouden met paragraaf 3 voor het bepalen van het piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen. De participatie in nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen, vermeld in het eerste lid, is voor minstens het piekvermogen dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.7.3, § 2.

De participatie in nieuwe windturbines, repowering van een windturbine of warmte-krachtinstallatie, vermeld in het eerste lid, is voor minstens een nominaal vermogen in deze technologie dat een hoeveelheid elektriciteit opwekt, die equivalent is aan de elektriciteitsproductie die zou voortvloeien uit het voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.7.3, § 2. Om de equivalente hoeveelheid elektriciteit te bepalen, gebruikt het VEKA het piekvermogen aan te plaatsen zonnepanelen en 900 vollasturen, het nominaal vermogen van een windproject en 2610 vollasturen, en het nominaal vermogen van een warmte-krachtinstallatie op de verbranding van biomassa of biogas, als het geen biomethaan betreft, en 8150 vollasturen.

De participant draagt bij aan het project voor een bedrag van minstens 800 euro per kilowattpiek te plaatsen zonnepaneelvermogen als vermeld in artikel 6.7.3, § 2. In afwijking hiervan draagt de participant, voor participatieovereenkomsten, die zijn aangegaan vanaf 1 juli 2025, bij aan het project voor een bedrag van minstens 750 euro per kilowattpiek te plaatsen zonnepaneelvermogen als vermeld in artikel 6.7.3, § 2 en voor participatieovereenkomsten, die zijn aangegaan na 1 januari 2030, bij aan het project voor een bedrag van minstens 700 euro per kilowattpiek te plaatsen zonnepaneelvermogen als vermeld in artikel 6.7.3, § 2.

De nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen, de nieuwe windturbine of repowering van een windturbine of de nieuwe warmte-krachtinstallatie, vermeld in het eerste lid, worden in dienst genomen na 1 januari 2023 en uiterlijk op de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, vermeld in artikel 6.7.3, § 1. Als de nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen, de nieuwe windturbine of repowering van een windturbine of de nieuwe warmte-krachtinstallatie, vermeld in het eerste lid, geplaatst worden om te voldoen aan het verstrengingspad vermeld in artikel 6.7.3, § 2, eerste lid, 2° en 3°, moet de installatie uiterlijk op respectievelijk 1 januari 2030 en 1 januari 2035 in dienst worden genomen als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, vermeld in artikel 6.7.3, § 1, voor 1 januari 2030 ligt. Als de nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen, de nieuwe windturbine of repowering van een windturbine of de nieuwe warmte-krachtinstallatie, vermeld in het eerste lid, geplaatst worden om te voldoen aan het verstrengingspad vermeld in artikel 6.7.3, § 2, eerste lid, 3°, moet de installatie uiterlijk op 1 januari 2035 in dienst worden genomen als de datum waarop de fotovoltaische zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, vermeld in artikel 6.7.3, § 1, tussen 1 januari 2030 en 31 december 2034 ligt. Projectinstallaties die worden geplaatst ter uitvoering van een andere verplichting die voortvloeit uit dit besluit, komen niet in aanmerking om te voldoen aan de bepalingen, vermeld in deze paragraaf.

In geval van participatie als vermeld in het eerste lid, legt de eigenaar, erfpachter of opstalhouder een participatieovereenkomst tussen participant en projectuitvoerder voor aan het VEKA. De voormelde participatieovereenkomst bevat een verbod om de participatie gedurende de eerste vijftien jaar na de indienstname van de projectinstallatie in enige vorm te vervreemden. Het piekvermogen of het nominaal vermogen dat het voorwerp uitmaakt van de voormelde participatieovereenkomst kan maar één keer meegeteld worden om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in afdeling II en afdeling III en andere verplichtingen die voortvloeien uit dit besluit. De voormelde participatieovereenkomst beschikt over een uniek nummer en wordt geregistreerd door de projectuitvoerder, die de lijst van participanten en participatienummers ter beschikking stelt van het VEKA. In geval van participatie in een project met als doel de repowering van een windturbine, zoals vermeld in het derde lid, 3°, vermeld de participatieovereenkomst dat de participatie door de participant gebeurt in het extra nominaal vermogen na de repowering van de windturbine.

Het VEKA kan nadere regels vastleggen voor de uitvoering en controle van de participatie, vermeld in het eerste lid. § 3. Bij de toepassing van het verstrengingspad, vermeld in artikel 6.7.3, § 2, wordt rekening gehouden met: 1° voor de toepassing van het verstrengingspad vanaf 1 januari 2030 als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.3, § 1, uiterlijk op 1 januari 2029 ligt: a) het reëel in dienst genomen piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen, voor het voldoen aan de verplichting in artikel 6.7.3, § 1 en § 2, eerste lid, 1° ; b) het reëel in dienst genomen piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen waaraan is bijgedragen via de participatieovereenkomsten die zijn aangegaan uiterlijk op 1 januari 2029;c) het equivalent piekvermogen, berekend op basis van het reëel in dienst genomen nominaal vermogen van de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° en 2°, voor het voldoen aan de verplichting vermeld in paragraaf 1, en de vollasturen vermeld in paragraaf 1, derde lid. 2° voor de toepassing van het verstrengingspad vanaf 1 januari 2035 als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.3, § 1, uiterlijk op 1 januari 2034 ligt: a) het reëel in dienst genomen piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen, voor het voldoen aan de verplichting in artikel 6.7.3, § 1 en § 2, eerste lid, 1° en 2° ; b) het reëel in dienst genomen piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen waaraan is bijgedragen via de participatieovereenkomsten die zijn aangegaan uiterlijk op 1 januari 2034;c) het equivalent piekvermogen, berekend op basis van het reëel in dienst genomen nominaal vermogen van de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° en 2°, voor het voldoen aan de verplichting vermeld in paragraaf 1, en de vollasturen vermeld in paragraaf 1, derde lid d) het equivalent piekvermogen, berekend op basis van de equivalente hoeveelheid energie onttrokken aan de omgeving als vermeld in paragraaf 1, vijfde lid, voor het voldoen aan de verplichting vermeld in paragraaf 1. Art. 6.7.5. § 1. Het VEKA kan, na aanvraag van de eigenaar, opstalhouder of erfpachter, uitstel verlenen voor gebouwen die zullen worden gesloopt en heropgebouwd of waarvan het dak zal worden vervangen. Het uitstel wordt verleend voor de horizontale dakoppervlakte van de gebouwen die worden gesloopt of waarvan het dak wordt vervangen. In zijn aanvraag toont de eigenaar, opstalhouder of erfpachter aan dat een of meer van de gebouwen worden gesloopt en heropgebouwd of dat een of meer van de daken worden vervangen. Binnen zestig dagen na de dag waarop het VEKA de voormelde aanvraag heeft ontvangen, brengt het VEKA de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van de gebouwen op de hoogte van de beslissing over de vraag tot uitstel.

Het uitstel gaat in vanaf de betekening van de beslissing en bedraagt vijf jaar.

In geval van sloop voor heropbouw legt de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van de gebouwen uiterlijk drie jaar na de betekening van de beslissing tot het verlenen van uitstel een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen met betrekking tot sloop voor aan het VEKA. In geval van vervanging van het dak legt de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van de gebouwen uiterlijk twee jaar na de betekening van de beslissing tot het verlenen van uitstel een getekende offerte voor dakvervanging voor aan het VEKA. § 2. Bij een volledige of gedeeltelijke sloop van een gebouw zonder heropbouw zijn artikel 6.7.3 en 6.7.4 niet van toepassing op het gedeelte van het dakoppervlak dat niet wordt heropgebouwd.

In geval van een volledige of gedeeltelijke sloop van een gebouw zonder heropbouw legt de eigenaar, erfpachter of opstalhouder aan het VEKA uiterlijk drie jaar nadat de geplande sloop is gemeld aan het VEKA, een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor de sloop voor. De uitzondering vervalt als de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de eigenaar, erfpachter of opstalhouder is van een gebouw dat volledig of gedeeltelijk gesloopt wordt zonder heropbouw, de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor de sloop niet binnen drie jaar na de melding aan het VEKA bezorgt. De uitzondering vervalt ook als binnen vijf jaar na het ingaan van de uitzondering het gebouw niet is gesloopt. Afdeling III. - PV-verplichting publieke organisaties

Art. 6.7.6. In afwijking van artikel 6.7.2 tot en met 6.7.5 gelden de bepalingen in deze afdeling voor publieke organisaties als vermeld in artikel 7.7.3, § 1, derde lid, van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009035588 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet sluiten, die de enige eigenaars, erfpachters of opstalhouders zijn van de gebouwen achter het afnamepunt, vermeld in artikel 6.7.7, eerste lid.

Art. 6.7.7. Het VEKA kan de horizontale dakoppervlakte en andere gegevens die nodig zijn om de verplichtingen, vermeld in dit hoofdstuk, op te volgen en te controleren, opvragen bij publieke organisaties die de enige eigenaar, erfpachter of opstalhouder zijn van gebouwen, of bij afnemers van elektriciteit van die gebouwen, met een afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit van meer dan 250 MWh per kalenderjaar vanaf 1 januari 2021 die is afgenomen op hetzelfde afnamepunt. De voormelde afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit bedraagt minimaal 100 MWh per kalenderjaar vanaf 1 januari 2026.

De eigenaars, erfpachters of opstalhouders van de gebouwen of de afnemers bezorgen de gevraagde gegevens, vermeld in het eerste lid, binnen zestig dagen na de dag waarop ze de vraag van het VEKA, vermeld in het eerste lid, hebben ontvangen.

Art. 6.7.8. § 1. Uiterlijk op 30 juni 2025 worden fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst genomen op de gebouwen die aangesloten zijn op een afnamepunt met een afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit van meer dan 250 MWh tijdens het kalenderjaar 2021. Als op een afnamepunt de brutohoeveelheid elektriciteit pas vanaf het kalenderjaar 2022 meer dan 250 MWh bedraagt, worden uiterlijk op 1 januari van het vierde kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de afgenomen bruto hoeveelheid elektriciteit op een afnamepunt 250 MWh overschrijdt, fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst genomen. Als op een afnamepunt de afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit vanaf het kalenderjaar 2026 meer dan 100 MWh bedraagt, worden uiterlijk op 1 januari van het vierde kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit op een afnamepunt 100 MWh overschrijdt, fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst genomen.

Als de horizontale dakoppervlakte van de gebouwen op het afnamepunt met een afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit van meer dan 250 MWh toeneemt door de ingebruikname van nieuwe gebouwen die aangesloten zijn op dat afnamepunt, of door bestaande gebouwen op dat afnamepunt aan te sluiten, worden uiterlijk op 1 januari van het vierde kalenderjaar dat volgt op de ingebruikname van de nieuwe gebouwen of de aansluiting van de bestaande gebouwen, fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst genomen, rekening houdend met de nieuwe horizontale dakoppervlakte. Als de horizontale dakoppervlakte van de gebouwen op het afnamepunt met een afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit van meer dan 250 MWh wijzigt door het slopen en heropbouwen van gebouwen of door het vervangen van het dak van gebouwen die aangesloten zijn op dat afnamepunt, worden fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst genomen, rekening houdend met de nieuwe of vernieuwde horizontale dakoppervlakte. Voor de afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit vanaf het kalenderjaar 2026 wordt de drempel, vermeld in dit lid, verlaagd naar 100 MWh.

Aan de verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, kan worden voldaan door fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst te nemen op de gebouwen die aangesloten zijn op een afnamepunt, vermeld in het eerste en tweede lid, op de marginale gronden, andere gebouwen, carports of fietsenstallingen op de eigen site waar de voormelde gebouwen, vermeld in het eerste en tweede lid, liggen, of door drijvende zonnepanelen in dienst te nemen op de eigen site.

Als een publieke organisatie verschillende eigen sites in het Vlaamse Gewest heeft, kan ze voldoen aan de verplichtingen, vermeld in dit hoofdstuk, door de hoeveelheid fotovoltaïsche zonnepanelen, vermeld in paragraaf 2, te plaatsen op de gebouwen of op de marginale gronden, carports of fietsenstallingen op de eigen sites in het Vlaamse Gewest, of door drijvende zonnepanelen te plaatsen op de eigen sites in het Vlaamse Gewest. Fotovoltaïsche zonnepanelen die in dienst genomen zijn na 1 januari 2023 op een eigen site van een eigenaar, erfpachter of opstalhouder in het Vlaamse Gewest, worden in rekening genomen om te voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, voor andere eigen sites van de eigenaar, erfpachter of opstalhouder.

De verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, is niet van toepassing als het gemiddelde elektriciteitsverbruik van de drie voorafgaande kalenderjaren op het afnamepunt meer dan 10% lager is dan 250 MWh. Als op een afnamepunt de afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit vanaf het kalenderjaar 2026 meer dan 100 MWh bedraagt, is de verplichting om uiterlijk op 1 januari van het vierde kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin het elektriciteitsverbruik op een afnamepunt 100 MWh overschrijdt, fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst te nemen, niet van toepassing als het gemiddelde elektriciteitsverbruik van de drie voorafgaande kalenderjaren op het afnamepunt meer dan 10% lager is dan 100 MWh. In afwijking van dit lid blijft de verplichting vermeld, in het eerste lid en tweede lid, van toepassing als er in minstens één van de voorgaande drie kalenderjaren op het afnamepunt geen elektriciteitsverbruik is.

De verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt opgelegd aan de publieke organisatie die respectievelijk de enige eigenaar, erfpachter of opstalhouder van de gebouwen is. Als meerdere publieke organisaties enige eigenaars, erfpachters of opstalhouders zijn van de gebouwen zijn ze in solidum ertoe gehouden om aan de verplichting te voldoen. § 2. Het piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen, vermeld in paragraaf 1, bedraagt: 1° vanaf 30 juni 2025 minimaal 12,5 wattpiek per vierkante meter horizontale dakoppervlakte;2° vanaf 1 januari 2030 minimaal 18,75 wattpiek per vierkante meter horizontale dakoppervlakte;3° vanaf 1 januari 2035 minimaal 25 wattpiek per vierkante meter horizontale dakoppervlakte. Voor het verstrengingspad, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, wordt rekening gehouden met artikel 6.7.8, § 3 voor het bepalen van het piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen.

Het piekvermogen, vermeld in het eerste lid, wordt afgetopt op 35% van de brutohoeveelheid elektriciteit die is afgenomen in het kalenderjaar waarin de afgenomen bruto hoeveelheid elektriciteit voor het eerst aanleiding geeft tot het moeten voldoen aan de verplichting vermeld in paragraaf 1, uitgedrukt in kWh, gedeeld door 900 vollasturen. De kilowatt piek die door de voormelde berekening wordt verkregen, wordt afgerond op een geheel getal.

Het piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen wordt ook beperkt op basis van het maximaal nog aansluitbare injectievermogen op het afnamepunt van meer dan 250 MWh, of 100 MWh vanaf 2026. Het maximaal nog aansluitbaar injectievermogen op het toegangspunt volgt uit een voorgelegde netstudie elektriciteit die is uitgevoerd door de distributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoersnet. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het injectievermogen dat al is ingenomen door de bestaande elektriciteitsproductie op het moment van de voormelde netstudie op het toegangspunt in kwestie of met het vermogen van elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen op het toegangspunt in kwestie die in dienst genomen zijn tegen de uiterste datum van indienstname van de installaties om te voldoen aan de PV-verplichting voor grote afnemers, vermeld in dit hoofdstuk. Het maximaal nog aansluitbaar injectievermogen dat wordt verkregen door de voormelde berekening wordt gedeeld door 0,7 om het te plaatsen piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen te bepalen. Het te plaatsen piekvermogen dat door de voormelde berekening wordt verkregen, wordt naar boven afgerond op een geheel getal.

Art. 6.7.9. § 1. In afwijking van artikel 6.7.8 kan een publieke organisatie als vermeld in artikel 6.7.6, ook de volgende hernieuwbare energietechnologieën plaatsen achter hetzelfde afnamepunt: 1° een nieuwe windturbine of repowering van een windturbine.In geval van een repowering van een windturbine wordt het extra nominaal vermogen na repowering van de windturbine beschouwd; 2° een nieuwe warmte-krachtinstallatie op de verbranding van biomassa of biogas als het geen biomethaan betreft;3° een nieuwe warmtepomp.In geval van een warmtepomp wordt enkel het hernieuwbare energiegedeelte van de warmteproductie beschouwd.

De hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, wordt uiterlijk in dienst genomen op de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.8, § 1. Als de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, geplaatst wordt om te voldoen aan het verstrengingspad vermeld in artikel 6.7.8, § 2, eerste lid, 2° en 3°, moet deze hernieuwbare energietechnologie uiterlijk op respectievelijk 1 januari 2030 en 1 januari 2035 in dienst worden genomen als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen zoals vermeld in artikel 6.7.8, § 1, voor 1 januari 2030 ligt. Als de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, geplaatst wordt om te voldoen aan het verstrengingspad vermeld in artikel 6.7.8, § 2, eerste lid 3°, moet deze hernieuwbare energietechnologie uiterlijk op 1 januari 2035 in dienst worden genomen als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen zoals vermeld in artikel 6.7.8, § 1, tussen 1 januari 2030 en 31 december 2034 ligt.

De windturbine of warmte-krachtinstallatie, vermeld in het eerste lid, heeft minstens een nominaal vermogen dat een hoeveelheid elektriciteit opwekt die equivalent is aan de elektriciteitsproductie die zou voortvloeien uit het voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.7.8, § 2. Voor het verstrengingspad, vermeld in artikel 6.7.8, § 2, eerste lid, 2° en 3°, wordt rekening gehouden met paragraaf 3 voor het bepalen van het piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen. Om de equivalente hoeveelheid elektriciteit te bepalen, gebruikt het VEKA het piekvermogen aan te plaatsen zonnepanelen en 900 vollasturen, het nominaal vermogen van een windproject en 2610 vollasturen, en het nominaal vermogen van een warmte-krachtinstallatie op de verbranding van biomassa of biogas, als het geen biomethaan betreft, en 8150 vollasturen. De windturbine of warmte-krachtinstallatie, vermeld in het eerste lid, wordt in dienst genomen na 1 januari 2023.

De hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 3°, kan worden gebruikt in de volgende gevallen. Als op een afnamepunt de afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit pas vanaf het kalenderjaar 2026 meer dan 100 MWh bedraagt wordt de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 3°, uiterlijk in dienst genomen op de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.8, § 1. Als de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 3°, geplaatst wordt om te voldoen aan het verstrengingspad vermeld in artikel 6.7.8, § 2, eerste lid, 2° en 3°, moet deze hernieuwbare energietechnologie uiterlijk op respectievelijk 1 januari 2030 en 1 januari 2035 in dienst worden genomen als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen zoals vermeld in artikel 6.7.8, § 1, voor 1 januari 2030 ligt. Als de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 3°, geplaatst wordt om te voldoen aan het verstrengingspad vermeld in artikel 6.7.8, § 2, eerste lid, 3°, moet deze hernieuwbare energietechnologie uiterlijk op 1 januari 2035 in dienst worden genomen als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen voor het eerst in dienst moeten worden genomen zoals vermeld in artikel 6.7.8, § 1, tussen 1 januari 2030 en 31 december 2034 ligt.

De hernieuwbare energietechnologie, vermeld in het eerste lid, 3°, onttrekt minstens een equivalente hoeveelheid energie aan de omgeving die overeenstemt met de elektriciteitsproductie die zou voortvloeien uit het voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.7.8, § 2.

Voor het verstrengingspad, vermeld in artikel 6.7.8, § 2, eerste lid, 2° en 3°, wordt rekening gehouden met paragraaf 3 voor het bepalen van het piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen.De minister kan de berekeningswijze bepalen om tot die equivalentie te komen. De warmtepomp wordt in dienst genomen na 1 januari 2023.

De Vlaamse Regering evalueert uiterlijk op 30 juni 2025 de hernieuwbare energietechnologieën, vermeld in het eerste lid. § 2. In afwijking van artikel 6.7.8 kan een publieke organisatie die eigenaar, erfpachter of opstalhouder is van gebouwen als vermeld in artikel 6.7.7, ook voldoen aan de verplichting in deze afdeling door te participeren in een project voor het plaatsen van: 1° nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen op gebouwen, marginale gronden, carports of fietsenstallingen;2° nieuwe fotovoltaïsche drijvende zonnepanelen;3° nieuwe windturbines of repowering van een windturbine.In geval van een repowering van een windturbine wordt het extra nominaal vermogen na de repowering van de windturbine beschouwd; 4° een nieuwe warmte-krachtinstallatie op verbranding van biomassa of biogas als het geen biomethaan betreft. De participatie, vermeld in het eerste lid, wordt uiterlijk aangegaan op de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.8, § 1. Als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.8, § 1, voor 1 januari 2030 ligt, kan voor het verstrengingspad, vermeld in artikel 6.7.8, § 2, eerste lid, 2° en 3° een participatieovereenkomst worden aangegaan uiterlijk op respectievelijk 1 januari 2030 en 1 januari 2035. Als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.8, § 1, tussen 1 januari 2030 en 31 december 2034 ligt, kan voor het verstrengingspad, vermeld in artikel 6.7.8, § 2, eerste lid, 3° een participatieovereenkomst worden aangegaan uiterlijk op 1 januari 2035.

De participatie, vermeld in het eerste lid, gebeurt in een van de volgende projecten in het Vlaamse Gewest met als doel het plaatsen van: 1° nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen op gebouwen, marginale gronden, carports of fietsenstallingen;2° nieuwe fotovoltaïsche drijvende zonnepanelen;3° nieuwe windturbines of repowering van een windturbine.In geval van een repowering van een windturbine wordt het extra nominaal vermogen na de repowering van de windturbine beschouwd; 4° nieuwe warmte-krachtinstallatie. Voor het verstrengingspad, vermeld in artikel 6.7.8, § 2, eerste lid, 2° en 3°, wordt bij het participeren in projecten vermeld in het derde lid, rekening gehouden met paragraaf 3 voor het bepalen van het piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen. De participatie in nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen, vermeld in het eerste lid, is voor minstens het piekvermogen dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.7.8, § 2.

De participatie in nieuwe windturbines, repowering van een windturbine of warmte-krachtinstallatie, vermeld in het eerste lid, is voor minstens een nominaal vermogen in deze technologie dat een hoeveelheid elektriciteit opwekt, die equivalent is aan de elektriciteitsproductie die zou voortvloeien uit het voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.7.8, § 2. Om de equivalente hoeveelheid elektriciteit te bepalen, gebruikt het VEKA het piekvermogen aan te plaatsen zonnepanelen en 900 vollasturen, het nominaal vermogen van een windproject en 2610 vollasturen, en het nominaal vermogen van een warmte-krachtinstallatie op de verbranding van biomassa of biogas, als het geen biomethaan betreft, en 8150 vollasturen.

De participant draagt bij aan het project voor een bedrag van minstens 800 euro per kilowattpiek te plaatsen zonnepaneelvermogen als vermeld in artikel 6.7.8, § 2. In afwijking hiervan draagt de participant, voor participatieovereenkomsten, die zijn aangegaan vanaf 1 juli 2025, bij aan het project voor een bedrag van minstens 750 euro per kilowattpiek te plaatsen zonnepaneelvermogen als vermeld in artikel 6.7.8, § 2 en voor participatieovereenkomsten, die zijn aangegaan na 1 januari 2030, bij aan het project voor een bedrag van minstens 700 euro per kilowattpiek te plaatsen zonnepaneelvermogen als vermeld in artikel 6.7.8, § 2.

De nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen, de nieuwe windturbine of repowering van een windturbine of de nieuwe warmte-krachtinstallatie, vermeld in het eerste lid, worden in dienst genomen na 1 januari 2023 en uiterlijk op de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, vermeld in artikel 6.7.8, § 1. Als de nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen, de nieuwe windturbine of repowering van een windturbine of de nieuwe warmte-krachtinstallatie, vermeld in het eerste lid, geplaatst worden om te voldoen aan het verstrengingspad vermeld in artikel 6.7.8, § 2, eerste lid, 2° en 3°, moet de installatie uiterlijk op respectievelijk 1 januari 2030 en 1 januari 2035 in dienst worden genomen als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, vermeld in artikel 6.7.8, § 1, voor 1 januari 2030 ligt. Als de nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen, de nieuwe windturbine of repowering van een windturbine of de nieuwe warmte-krachtinstallatie, vermeld in het eerste lid, geplaatst worden om te voldoen aan het verstrengingspad vermeld in artikel 6.7.8, § 2, eerste lid, 3°, moet de installatie uiterlijk op 1 januari 2035 in dienst worden genomen als de datum waarop de fotovoltaische zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, vermeld in artikel 6.7.8, § 1, tussen 1 januari 2030 en 31 december 2034 ligt. Projectinstallaties die worden geplaatst ter uitvoering van een andere verplichting die voortvloeit uit dit besluit, komen niet in aanmerking om te voldoen aan de bepalingen, vermeld in deze paragraaf.

In geval van participatie als vermeld in het eerste lid, legt de eigenaar, erfpachter of opstalhouder een participatieovereenkomst tussen participant en projectuitvoerder voor aan het VEKA. De voormelde participatieovereenkomst bevat een verbod om de participatie gedurende de eerste vijftien jaar na de indienstname van de projectinstallatie in enige vorm te vervreemden. Het piekvermogen of het nominaal vermogen dat het voorwerp uitmaakt van de voormelde participatieovereenkomst, kan maar één keer meegeteld worden om te voldoen aan de verplichting, vermeld in afdeling II en afdeling III en andere verplichtingen die voortvloeien uit dit besluit. De voormelde participatieovereenkomst beschikt over een uniek nummer en wordt geregistreerd door de projectuitvoerder, die de lijst van participanten en participatienummers ter beschikking stelt van het VEKA. In geval van participatie in een project met als doel de repowering van een windturbine, zoals vermeld in het derde lid, 3°, vermeld de participatieovereenkomst dat de participatie door de participant gebeurt in het extra nominaal vermogen na de repowering van de windturbine.

Het VEKA kan nadere regels vastleggen voor de uitvoering en controle van de participatie, vermeld in het eerste lid. § 3. Bij de toepassing van het verstrengingspad, vermeld in artikel 6.7.8, § 2, wordt rekening gehouden met: 1° voor de toepassing van het verstrengingspad vanaf 1 januari 2030 als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.8, § 1, uiterlijk op 1 januari 2029 ligt: a) het reëel in dienst genomen piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen, voor het voldoen aan de verplichting in artikel 6.7.8, § 1 en § 2, eerste lid, 1° ; b) het reëel in dienst genomen piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen waaraan is bijgedragen via de participatieovereenkomsten die zijn aangegaan uiterlijk op 1 januari 2029;c) het equivalent piekvermogen, berekend op basis van het reëel in dienst genomen nominaal vermogen van de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° en 2°, voor het voldoen aan de verplichting vermeld in paragraaf 1, en de vollasturen vermeld in paragraaf 1, derde lid. 2° voor de toepassing van het verstrengingspad vanaf 1 januari 2035 als de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.8, § 1, uiterlijk op 1 januari 2034 ligt: a) het reëel in dienst genomen piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen, voor het voldoen aan de verplichting in artikel 6.7.8, § 1 en § 2, eerste lid, 1° en 2° ; b) het reëel in dienst genomen piekvermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen waaraan is bijgedragen via de participatieovereenkomsten die zijn aangegaan uiterlijk op 1 januari 2034;c) het equivalent piekvermogen, berekend op basis van het reëel in dienst genomen nominaal vermogen van de hernieuwbare energietechnologie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° en 2°, voor het voldoen aan de verplichting vermeld in paragraaf 1, en de vollasturen vermeld in paragraaf 1, derde lid;d) het equivalent piekvermogen, berekend op basis van de equivalente hoeveelheid energie onttrokken aan de omgeving als vermeld in paragraaf 1, vijfde lid, voor het voldoen aan de verplichting vermeld in paragraaf 1. Art. 6.7.10. § 1. Het VEKA kan, na aanvraag van de eigenaar, opstalhouder of erfpachter, uitstel verlenen voor gebouwen die zullen worden gesloopt en heropgebouwd of waarvan het dak zal worden vervangen. Het uitstel wordt verleend voor de horizontale dakoppervlakte van de gebouwen die worden gesloopt of waarvan het dak wordt vervangen. In zijn aanvraag toont de eigenaar, opstalhouder of erfpachter aan dat een of meer van de gebouwen worden gesloopt en heropgebouwd of dat een of meer van de daken worden vervangen. Binnen zestig dagen na de dag waarop het VEKA de voormelde aanvraag heeft ontvangen, brengt het VEKA de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van de gebouwen op de hoogte van de beslissing over de vraag tot uitstel.

Het uitstel gaat in vanaf de betekening van de beslissing en bedraagt vijf jaar.

In geval van sloop voor heropbouw legt de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van de gebouwen uiterlijk drie jaar na de betekening van de beslissing tot het verlenen van uitstel een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen met betrekking tot sloop voor aan het VEKA. In geval van vervanging van het dak legt de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van de gebouwen uiterlijk twee jaar na de betekening van de beslissing tot het verlenen van uitstel een getekende offerte voor dakvervanging voor aan het VEKA. § 2. Bij een volledige of gedeeltelijke sloop van een gebouw zonder heropbouw zijn artikel 6.7.8 en 6.7.9 niet van toepassing op het gedeelte van het dakoppervlak dat niet wordt heropgebouwd.

In geval van een volledige of gedeeltelijke sloop van een gebouw zonder heropbouw legt de publieke organisatie die eigenaar, erfpachter of opstalhouder is van het gebouw, aan het VEKA uiterlijk drie jaar nadat de geplande sloop is gemeld, een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor de sloop voor. De uitzondering vervalt als de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de eigenaar, erfpachter of opstalhouder is van een gebouw dat volledig of gedeeltelijk gesloopt wordt zonder heropbouw, de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor de sloop niet binnen drie jaar na de melding aan het VEKA bezorgt. De uitzondering vervalt ook als de sloop niet is uitgevoerd binnen vijf jaar na de melding van de geplande sloop.

Art. 4.In artikel 7.4.3, § 4, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 april 2020Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/04/2020 pub. 09/04/2020 numac 2020020763 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2017 betreffende wijk-werken, wat betreft de genomen maatregelen voor wijk-werken ingevolge het coronavirus type besluit van de vlaamse regering prom. 03/04/2020 pub. 28/04/2020 numac 2020030705 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft aanpassingen aangaande geothermie bij groene warmte en de aanpassing van de parameters voor de berekening van de onrendabele top type besluit van de vlaamse regering prom. 03/04/2020 pub. 15/04/2020 numac 2020020752 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende maatregelen voor de instrumenten van het Vlaamse woonbeleid ten gevolge van de maatregelen genomen door de Nationale Veiligheidsraad vanaf 12 maart 2020 inzake het coronavirus type besluit van de vlaamse regering prom. 03/04/2020 pub. 09/04/2020 numac 2020030553 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, wat betreft de geldigheidsduur van de dienstencheque en de tegemoetkoming door de overheid sluiten en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt de zinsnede "De minister kan de termijn, vermeld in het eerste lid, 1° " vervangen door de zinsnede "Het VEKA kan de termijn, vermeld in het eerste lid, 1° ".

Art. 5.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 02/12/2022 pub. 27/01/2023 numac 2023030302 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van centrale stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, en het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft diverse bepalingen inzake energie sluiten, wordt een artikel 12.3.36 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 12.3.36. In afwijking van artikel 3.1.52, § 1, vijfde lid, worden bij aanmelding van nieuwe decentrale productie-installaties met een maximaal AC-vermogen van 10 kVA vanaf 1 juli 2022 tot en met 31 augustus 2023 de digitale meters geplaatst binnen de 180 dagen na de aanmelding van de nieuwe installatie.".

Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor de energie, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 februari 2023.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR

^