gepubliceerd op 15 februari 2016
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen
15 JANUARI 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere
wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1980
pub.
11/12/2007
numac
2007000980
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, artikel 72, § 2, eerste lid, en 153, § 1, § 2, en § 3, vierde lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 november 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/11/2004 pub. 21/12/2004 numac 2004022939 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de erkenning van de beoefenaars van de paramedische beroepen sluiten betreffende de erkenning van de beoefenaars van de paramedische beroepen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 oktober 2015;
Gelet op advies 58.433/VR/3 van de Raad van State, gegeven op 11 december 2015, met toepassing van art. 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad Van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° administrateur-generaal : de leidend ambtenaar van het agentschap;2° agentschap : het agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/05/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035841 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap « Zorg en Gezondheid » sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid";3° erkenningscommissie : de erkenningscommissies voor de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen. HOOFDSTUK 2. - Samenstelling en opdrachten van de erkenningscommissie
Art. 2.Bij het agentschap wordt voor elk paramedisch beroep, vermeld in artikel 70 van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, een erkenningscommissie opgericht.
De erkenningscommissies hebben als taak om gemotiveerde adviezen te verstrekken aan het agentschap over de aanvragen tot erkenning als beoefenaar van een paramedisch beroep als vermeld in artikel 72, § 1, en artikel 153 van de voormelde wet.
Elke erkenningscommissie stelt een huishoudelijk reglement op.
De erkenningscommissies kunnen het agentschap machtigen om voor bepaalde categorieën van aanvragen een beslissing te nemen zonder daarover voorafgaandelijk het advies van de erkenningscommissie in te winnen.
Art. 3.§ 1. Elke erkenningscommissie is samengesteld uit : 1° drie leden, beoefenaars van een paramedisch beroep, die sedert ten minste vijf jaar het beroep uitoefenen.Ze worden voorgedragen door hun beroepsverenigingen; 2° drie leden, beoefenaars van een paramedisch beroep, die ten minste vijf jaar onderwijservaring in een universitaire instelling of een hogeschool kunnen bewijzen en gekozen zijn wegens hun bevoegdheid op het gebied waarmee de erkenningscommissie is belast.Ze worden voorgedragen door de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad. § 2. De leden van de erkenningscommissies worden door de administrateur-generaal benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Ze blijven in functie tot de administrateur-generaal over de hernieuwing van hun mandaten een beslissing heeft genomen.
In geval van overlijden, ontslag of intrekking van een mandaat van een lid benoemt de administrateur-generaal een nieuw lid, voorgedragen door een beroepsvereniging of door de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad. De administrateur-generaal benoemt dat vervangend lid voor de resterende duur van het mandaat van het lid dat hij vervangt. § 3. Elke erkenningscommissie kiest uit haar leden een voorzitter en een ondervoorzitter.
Bij afwezigheid van de voorzitter en van de ondervoorzitter wordt de erkenningscommissie voorgezeten door het oudste lid in leeftijd. § 4. Om geldig te beraadslagen, moeten ten minste twee leden van de erkenningscommissie aanwezig zijn.
Als er niet voldoende leden aanwezig zijn, organiseert het agentschap een nieuwe vergadering met dezelfde agenda. De erkenningscommissie kan dan geldig vergaderen ongeacht het aantal aanwezige leden.
De erkenningscommissie spreekt zich uit bij meerderheid van de aanwezige leden.
Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
De erkenningscommissies kunnen, als ze dat nuttig achten en na akkoord van het agentschap, een beroep doen op externe deskundigen. Die personen hebben een raadgevende stem. § 5. De beraadslagingen van de erkenningscommissie, alsook het verslag ervan, zijn geheim. De erkenningscommissie motiveert haar adviezen. § 6. De functie van secretaris van de erkenningscommissie wordt waargenomen door een personeelslid van het agentschap.
Art. 4.§ 1. De voorzitter en de leden van de erkenningscommissie, en de eventuele externe deskundigen, ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding per vergadering waarop ze aanwezig zijn. § 2. De vergoeding, vermeld in paragraaf 1, bedraagt 5 euro, behalve voor de voorzitter, aan wie een vergoeding van 7,5 euro wordt toegekend.
De vergoeding wordt voor maximaal twaalf vergaderingen, die plaatsvinden op initiatief van het agentschap, per jaar toegekend.
Verschillende vergaderingen van de erkenningscommissie die op dezelfde dag plaatsvinden, gelden maar als één vergadering.
Art. 5.De voorzitter en de leden van de erkenningscommissie, en de eventuele externe deskundigen, ontvangen een vergoeding voor de reiskosten die verbonden zijn aan de deelname aan de vergaderingen, overeenkomstig de op dat moment geldende regeling voor de kilometervergoeding van personeelsleden van de Vlaamse overheid.
Art. 6.Als de administrateur-generaal in de onmogelijkheid verkeert om tot de benoeming van de leden van een nieuw op te richten erkenningscommissie over te gaan omdat niet voldoende leden worden voorgedragen door de beroepsverenigingen of door de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad, wordt de bevoegdheid om advies te verlenen over de aanvraag tot erkenning als beoefenaar van een paramedisch beroep, tijdelijk toegewezen aan het agentschap.
Het agentschap kan voor de uitvoering van de adviserende bevoegdheid om het even welke ambtenaar, expert of organisatie raadplegen of belasten met een adviesopdracht. De uiteindelijke beslissing over het te verlenen advies behoort toe aan het agentschap.
De tijdelijke bevoegdheid van het agentschap neemt een einde op het moment dat de leden van de betreffende erkenningscommissie benoemd zijn. HOOFDSTUK 3. - De erkenning
Art. 7.§ 1. De aanvrager, die de erkenning als beoefenaar van een paramedisch beroep wil verkrijgen, dient een erkenningsaanvraag in bij het agentschap. Het agentschap stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking.
Het agentschap kan voor de indiening van de aanvragen, vermeld in het eerste lid, een digitaal platform ter beschikking stellen dat het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, aanvult of vervangt.
Bij de aanvraag moeten alle bewijsstukken gevoegd zijn waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de kwalificatievoorwaarden, vermeld in artikel 72, § 2, tweede lid, van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015. § 2. Alleen volledige dossiers worden aan de erkenningscommissie voorgelegd.
Het agentschap vraagt bij de aanvrager, in geval van onvolledigheid van het dossier, de ontbrekende documenten op. Als de aanvrager die documenten niet binnen drie maanden na de opvraging bezorgt, kan de aanvraag administratief worden afgesloten.
De aanvrager kan worden uitgenodigd voor de vergadering van de erkenningscommissie waarbij hem gevraagd wordt om eventuele bijkomende inlichtingen te verstrekken.
Als een aanvrager die voor de vergadering van de erkenningscommissie is uitgenodigd, niet aanwezig kan zijn, kan de erkenningscommissie adviseren op basis van het dossier. § 3. Het agentschap beslist, na advies van de erkenningscommissie, over de aanvraag tot erkenning als beoefenaar van een paramedisch beroep. Het gemotiveerde advies van de erkenningscommissie wordt bij de beslissing gevoegd. § 4. Het agentschap kan met de onderwijsinstellingen afspraken maken over de gegevensuitwisseling met betrekking tot de geslaagde studenten die een erkenning als beoefenaar van een paramedisch beroep willen.
Als het agentschap en de onderwijsinstellingen die gegevensuitwisseling organiseren, hoeven de aanvragers zelf geen individuele aanvraag in te dienen.
Art. 8.De erkenning wordt van rechtswege door het agentschap toegekend aan de personen, vermeld in artikel 153, § 1, van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit in het bezit zijn van een geldig inschrijvingsnummer van het RIZIV van het paramedische beroep waarvoor ze door het RIZIV erkend zijn conform artikel 215 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1999.
Art. 9.§ 1. De aanvrager, die een erkenning als beoefenaar van een paramedisch beroep als vermeld in artikel 153, § 2, van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, wil verkrijgen, dient daarvoor zijn aanvraag in bij het agentschap. Het agentschap stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking.
Het agentschap kan voor de indiening van de aanvragen, vermeld in het eerste lid, een digitaal platform ter beschikking stellen dat het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, aanvult of vervangt.
De aanvrager voegt bij zijn aanvraag de documenten waaruit blijkt dat hij aan de voorwaarden, vermeld in artikel 153, § 2, van de voormelde wet, voldoet. § 2. Alleen volledige dossiers worden aan de erkenningscommissie voorgelegd.
Het agentschap vraagt bij de aanvrager, in geval van onvolledigheid van het dossier, de ontbrekende documenten op. Als de aanvrager die documenten niet binnen drie maanden na de opvraging bezorgt, kan de aanvraag administratief worden afgesloten.
De aanvrager kan worden uitgenodigd voor de vergadering van de erkenningscommissie waarbij hem gevraagd wordt om eventuele bijkomende inlichtingen te verstrekken.
Als een aanvrager die voor de vergadering van de erkenningscommissie is uitgenodigd, niet aanwezig kan zijn, kan de erkenningscommissie adviseren op basis van het dossier. § 3. Het agentschap beslist, na advies van de erkenningscommissie, over de aanvraag tot erkenning als beoefenaar van een paramedisch beroep. Het gemotiveerde advies van de erkenningscommissie wordt bij de beslissing gevoegd.
Art. 10.§ 1. De persoon die het voordeel wil genieten, vermeld in artikel 153, § 3, eerste lid of in artikel 153, § 3, derde lid, van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, dient daarvoor zijn aanvraag in bij het agentschap. Het agentschap stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking.
Het agentschap kan voor de indiening van de aanvragen, vermeld in het eerste lid, een digitaal platform ter beschikking stellen dat het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, aanvult of vervangt.
De aanvrager vermeldt in een attest naast het paramedische beroep in kwestie, de werkzaamheden waarvoor hij het voordeel van de verkregen rechten inroept, alsook de periodes en plaatsen waar hij ze heeft uitgeoefend. Daaruit moet blijken dat de werkzaamheden in voldoende aantal en op duurzame wijze zijn uitgevoerd, hetzij als technische prestatie, voorgeschreven door bevoegde personen, hetzij als door bevoegde personen toevertrouwde handeling.
Het attest moet ondertekend zijn door de persoon die bevoegd is om de opgave van de werkzaamheden in kwestie voor waar en echt te verklaren.
De personen die bevoegd zijn om de opgave van de werkzaamheden waarvoor het voordeel van de verkregen rechten wordt ingeroepen, voor waar en echt te verklaren, zijn de artsen of apothekers die bevoegd zijn de werkzaamheden van het beroep in kwestie, hetzij als handeling toe te vertrouwen, hetzij als technische prestatie voor te schrijven.
Uit de identificatie van de arts of apotheker moet blijken dat hij bevoegd is de werkzaamheden van het beroep in kwestie, hetzij als handeling toe te vertrouwen, hetzij als technische prestatie voor te schrijven. § 2. Alleen volledige dossiers worden aan de erkenningscommissie voorgelegd.
Het agentschap vraagt bij de aanvrager, in geval van onvolledigheid van het dossier, de ontbrekende documenten op. Als de aanvrager die documenten niet binnen drie maanden na de opvraging bezorgt, kan de aanvraag administratief worden afgesloten.
De aanvrager kan worden uitgenodigd voor de vergadering van de erkenningscommissie waarbij hem gevraagd wordt om eventuele bijkomende inlichtingen te verstrekken.
Als een aanvrager die voor de vergadering van de erkenningscommissie is uitgenodigd, niet aanwezig kan zijn, kan de erkenningscommissie adviseren op basis van het dossier. § 3. Het agentschap beslist, na advies van de erkenningscommissie, over de aanvraag. Het gemotiveerde advies van de erkenningscommissie wordt bij de beslissing gevoegd.
Art. 11.§ 1. De persoon die het voordeel wil genieten, vermeld in artikel 153, § 3, tweede lid, van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, dient daarvoor zijn aanvraag in bij het agentschap. Het agentschap stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking.
Het agentschap kan voor de indiening van de aanvragen, vermeld in het eerste lid, een digitaal platform ter beschikking stellen dat het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, aanvult of vervangt.
De aanvrager moet vóór de dag, vermeld in artikel 153, § 3, tweede lid, van de voormelde wet, in een attest naast het paramedische beroep in kwestie de werkzaamheden vermelden waarvoor hij het voordeel van de verkregen rechten inroept, de plaats waar hij ze uitoefent, alsook de periodes en de plaatsen waar hij ze voorheen uitoefende. Daaruit moet blijken dat de werkzaamheden in voldoende aantal en op duurzame wijze zijn uitgevoerd, hetzij als technische prestatie, voorgeschreven door bevoegde personen, hetzij als door bevoegde personen toevertrouwde handeling.
Het attest moet ondertekend zijn door de persoon die bevoegd is om de opgave van de werkzaamheden in kwestie voor waar en echt te verklaren.
De personen die bevoegd zijn om de opgave van de werkzaamheden waarvoor het voordeel van de verkregen rechten wordt ingeroepen, voor waar en echt te verklaren, zijn de artsen of apothekers die bevoegd zijn de werkzaamheden van het beroep in kwestie, hetzij als handeling toe te vertrouwen, hetzij als technische prestatie voor te schrijven.
Uit de identificatie van de apotheker of arts moet blijken dat hij bevoegd is de werkzaamheden van het beroep in kwestie, hetzij als handeling toe te vertrouwen, hetzij als technische prestatie voor te schrijven. § 2. Alleen volledige dossiers worden aan de erkenningscommissie voorgelegd.
Het agentschap vraagt bij de aanvrager, in geval van onvolledigheid van het dossier, de ontbrekende documenten op. Als de aanvrager die documenten niet binnen drie maanden na de opvraging bezorgt, kan de aanvraag administratief worden afgesloten.
De aanvrager kan worden uitgenodigd voor de vergadering van de erkenningscommissie waarbij hem gevraagd wordt om eventuele bijkomende inlichtingen te verstrekken.
Als een aanvrager die voor de vergadering van de erkenningscommissie is uitgenodigd, niet aanwezig kan zijn, kan de erkenningscommissie adviseren op basis van het dossier. § 3. Het agentschap beslist, na advies van de erkenningscommissie, over de aanvraag. Het gemotiveerde advies van de erkenningscommissie wordt bij de beslissing gevoegd. HOOFDSTUK 4. - De procedure tot heroverweging
Art. 12.Als de erkenningscommissie een negatief advies geeft en het agentschap beslist om dat advies te volgen, bezorgt het agentschap het voornemen tot negatieve beslissing aan de aanvrager met een aangetekende brief.
De aanvrager kan binnen dertig dagen na de ontvangst van het voornemen tot negatieve beslissing een bezwaarnota aan het agentschap bezorgen met zijn opmerkingen.
De bezwaarnota van de aanvrager wordt, samen met het negatieve advies, het voornemen tot negatieve beslissing en het aanvraagdossier, opnieuw voorgelegd aan de erkenningscommissie, die op basis van die stukken een nieuw advies uitbrengt.
Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing aan de aanvrager.
Art. 13.Als het agentschap van oordeel is dat een advies van de erkenningscommissie niet gevolgd kan worden, brengt het de erkenningscommissie daarvan op de hoogte.
Als de erkenningscommissie bij haar oorspronkelijke positieve advies blijft, bezorgt het agentschap het voornemen tot negatieve beslissing, samen met het positieve advies, aan de aanvrager.
De aanvrager kan binnen dertig dagen na de ontvangst van het voornemen tot negatieve beslissing een bezwaarnota aan het agentschap bezorgen met zijn opmerkingen.
De bezwaarnota van de aanvrager wordt, samen met het positieve advies, het voornemen tot negatieve beslissing en het aanvraagdossier, voorgelegd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, die op basis van die stukken een definitieve beslissing neemt over het dossier in kwestie.
Het agentschap bezorgt de definitieve beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, aan de aanvrager. HOOFDSTUK 5. - De intrekking van de erkenning
Art. 14.Als een beoefenaar van een paramedisch beroep niet meer aan de kwalificatievoorwaarden voldoet, kan het agentschap de erkenning van die beoefenaar in kwestie of het voordeel dat toegekend is conform artikel 10 en 11, intrekken.
Het agentschap kan een erkenning of een voordeel pas intrekken nadat het daarover het advies van de erkenningscommissie heeft ingewonnen, en nadat het, na het advies van de erkenningscommissie ontvangen te hebben, zijn voornemen tot intrekking aan de beoefenaar van een paramedisch beroep heeft bekendgemaakt.
De beoefenaar van een paramedisch beroep, van wie het agentschap de erkenning of het voordeel, toegekend conform artikel 10 en 11, wil intrekken conform het tweede lid, kan binnen dertig dagen na de ontvangst van het voornemen een bezwaarnota indienen.
De bezwaarnota wordt, samen met het voornemen tot intrekking, voorgelegd aan de erkenningscommissie, die op basis van die stukken een advies uitbrengt. Na het advies van de erkenningscommissie wordt de definitieve beslissing van het agentschap aan de beoefenaar van een paramedisch beroep bezorgd.
Art. 15.Als de beoefenaar van een paramedisch beroep een erkenning die is verleend of een voordeel dat is verstrekt overeenkomstig dit besluit, niet wil behouden, brengt hij het agentschap daarvan schriftelijk op de hoogte. Het agentschap trekt, op basis van die uitdrukkelijke vraag van de beoefenaar van een paramedisch beroep, de erkenning of het voordeel in.
Art. 16.De beoefenaar van een paramedisch beroep van wie de erkenning of het voordeel is ingetrokken conform artikel 14 of 15, kan altijd bij het agentschap een nieuwe aanvraag indienen. In dat geval verloopt de erkenningsprocedure volgens de bepalingen van dit besluit. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 17.Het koninklijk besluit van 18 november 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/11/2004 pub. 21/12/2004 numac 2004022939 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de erkenning van de beoefenaars van de paramedische beroepen sluiten betreffende de erkenning van de beoefenaars van de paramedische beroepen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 2009, wordt opgeheven, met uitzondering van artikel 7, § 1.
Art. 18.De dossiers die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit al in behandeling zijn, worden vanaf de inwerkingtreding verder behandeld conform dit besluit.
Art. 19.Tot op het ogenblik dat de leden van de nieuw op te richten erkenningscommissie benoemd zijn, wordt de bevoegdheid om advies te verlenen over de aanvraag tot erkenning als beoefenaar van een paramedisch beroep, tijdelijk toegewezen aan het agentschap.
Het agentschap kan voor de uitvoering van de adviserende bevoegdheid om het even welke ambtenaar, expert of organisatie raadplegen of belasten met een adviesopdracht. De uiteindelijke beslissing over het te verlenen advies behoort toe aan het agentschap.
Art. 20.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016.
Art. 21.De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 januari 2016.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN