Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 13 juli 2001
gepubliceerd op 30 januari 2002

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002035034
pub.
30/01/2002
prom.
13/07/2001
ELI
eli/besluit/2001/07/13/2002035034/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JULI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op het hoofdstuk VI en op de artikelen 52, 2° en 53;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor begeleid wonen van personen met een handicap zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 24 april 2001;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 13 juli 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de regeling betreffende erkenning, werking en subsidiëring van diensten voor begeleid wonen van personen met een handicap onmiddellijk moet worden aangepast aan de nieuwe inzichten en structuren inzake de sociale integratie van die personen om de normen voor personeelsbezetting en werkingsmiddelen in overeenstemming te brengen met de werkelijke behoeften van die diensten;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het Fonds : het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap 2° de dienst : de diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap die de onder 3° gedefinieerde personen gedurende een beperkt aantal uren per week of per maand begeleiden.3° de persoon met een handicap : de persoon met een handicap die zelfstandig of in een gezin woont, die zich niet op eigen kracht in het sociale leven kan inschakelen maar dit wel kan mits een beperkte begeleiding, die minstens 18 jaar is, die geen gebruikmaakt van een woonvoorziening, gesubsidieerd door het Vlaams Fonds, die niet begeleid wordt door een erkende thuisbegeleidingsdienst, en die beschikt over een zorgtoewijzing voor begeleiding door een dienst begeleid wonen.

Art. 2.Het Fonds kan overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en binnen de grenzen van de daarvoor op zijn begroting ingeschreven kredieten diensten voor begeleid wonen erkennen en subsidiëren.

Art. 3.Het Fonds bepaalt binnen de perken van de begroting de programmatie voor de diensten begeleid wonen. Voor het jaar 2001 wordt de programmatie vastgesteld op 1540 plaatsen. HOOFDSTUK II. - Erkenning

Art. 4.Om erkend te worden moet de dienst : 1° opgericht zijn in de vorm van of door een vereniging zonder winstoogmerk of door een publiekrechtelijke rechtspersoon, een gemeente, een O.C.M.W., of een vereniging van gemeenten of O.C.M.W.'s.

De inhoudelijke en administratieve autonomie moet gegarandeerd zijn; 2° al één jaar actief zijn en minimaal 4 begeleidingsovereenkomsten zoals bepaald in Artikel 6, § 1, kunnen voorleggen;3° voldoen aan de in hoofdstuk III bepaalde werkingsvoorwaarden;4° afspraken kunnen voorleggen met de andere diensten uit de regio met betrekking tot het werkingsgebied en/of de bereikte doelgroep.

Art. 5.Onverminderd de in artikel 4 bedoelde voorwaarden inzake het indienen van een aanvraag tot erkenning, moeten de diensten de volgende stukken bij die aanvraag voegen : 1° stukken waaruit blijkt dat de in artikel 4 gestelde voorwaarden vervuld zijn;2° bij de eerste aanvraag tot erkenning, een verslag over de activiteiten van de dienst tijdens het kalenderjaar dat aan de aanvraag voorafgaat;3° een specificatie van het werkingsgebied;4° een specificatie van het aantal te begeleiden gehandicapten waarvoor een begeleiding noodzakelijk is;5° een lijst met de naam en het adres van de personen met een handicap die begeleid worden.

Art. 6.§ 1. De erkenning vermeldt het aantal personen met een handicap voor de begeleiding van wie de dienst erkend is. Het werkelijk aantal begeleide gehandicapten mag maximaal anderhalve maal dat aantal bedragen. De dienst moet er over waken dat het gemiddeld aantal begeleidingsmomenten, verricht door de dienst, minstens één contact per week bedraagt, per erkende plaats. § 2. Als blijkt dat de dienst gedurende twee jaar ten minste 10 % personen minder heeft begeleid dan in het erkenningsbesluit vermeld wordt, of dat het gemiddeld aantal contacten per erkende plaats lager ligt dan 0,9 per week, kan het aantal plaatsen, vermeld in het erkenningsbesluit ambtshalve worden aangepast. HOOFDSTUK III. - Werking van de dienst

Art. 7.§ 1. Bij aanvang van de begeleiding wordt er tussen de dienst en de persoon met een handicap een begeleidingsovereenkomst gesloten. § 2. Per persoon in begeleiding wordt op de dienst een dossier bijgehouden. § 3. Het Fonds bepaalt de nadere regels betreffende de vorm en de inhoud van de in § 1 en § 2 genoemde documenten.

Art. 8.§ 1. De dienst begeleidt de persoon met een handicap op de domeinen die in de begeleidingsovereenkomst werden opgenomen. § 2. De persoon met een handicap betrekt een huurwoning of een woning in eigendom. Als de woning wordt doorverhuurd door de dienst, mag de huurprijs niet hoger zijn dan de huurprijs die de dienst zelf betaalt. § 3. De huurovereenkomst met de persoon met een handicap mag niet gebonden zijn aan de voorwaarde van het in begeleiding zijn bij de dienst. § 4. De betrokken woningen mogen geen deel uitmaken van reeds bestaande voorzieningen of beschutte werkplaatsen die aansluiten bij het Fonds, en ze moeten daarenboven ruimtelijk en organisatorisch van die voorzieningen of werkplaatsen gescheiden zijn. § 5. De begeleiding moet ambulant zijn en hoofdzakelijk aan huis gebeuren. Minimaal 75 procent van de begeleidingen moet plaatsvinden bij personen met een handicap die zelfstandig wonen. § 6. Er mogen maximaal 4 personen met een handicap in eenzelfde woning verblijven. § 7. De dienstlokalen mogen zich niet in de woningen van de betrokken personen met een handicap bevinden.

Art. 9.De persoon met een handicap mag niet door meer dan één dienst tegelijkertijd begeleid worden.

Art. 10.De dienst mag voor de begeleiding in geen enkele vorm een vergoeding eisen of ontvangen.

Art. 11.§ 1. Jaarlijks bezorgt de dienst vóór 31 maart aan de administratie een verslag over de activiteiten van het voorbije werkingsjaar. Het Fonds bepaalt de inhoud van dat verslag. § 2. Jaarlijks bezorgt de dienst vóór 30 juni aan de administratie een staat van inkomsten en uitgaven en een begroting waarin tevens de toelagen worden vermeld die van andere openbare besturen worden ontvangen of worden verwacht, evenals het financieel verslag zoals bepaald in artikel 15. § 3. De dienst voert een boekhouding, zoals van toepassing voor de instellingen, erkend en gesubsidieerd door het Fonds. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring

Art. 12.§ 1. Het aantal subsidieerbare personeelseenheden wordt bepaald in verhouding tot het aantal personen met een handicap waarvoor de dienst erkend is.

Als het effectieve aantal begeleide gehandicapten gemiddeld op jaarbasis minder bedraagt dan 80 %, wordt het aantal subsidieerbare personeelsleden bepaald in verhouding tot dit effectieve aantal. Als het gemiddelde aantal begeleidingen per week per erkende plaats lager ligt dan 1, wordt het aantal subsidieerbare personeelsleden tevens verhoudingsgewijs verminderd. § 2. Voor diensten met 8 of minder personen met een handicap in begeleiding wordt pro rata van het aantal personen met een handicap in begeleiding een personeelslid gesubsidieerd met de kwalificatievereisten van verantwoordelijke. § 3. Voor diensten met meer dan 8 personen met een handicap in begeleiding wordt pro rata van het aantal personen met een handicap boven de 8 extra personeel gesubsidieerd dat voldoet aan de kwalificatievereisten voor de functie opvoeder. § 4. Voor diensten die meer dan 12 personen met een handicap begeleiden wordt de subsidieerbare personeelsformatie als volgt uitgebreid : 1° voor diensten met 12 tot en met 23 personen in begeleiding : + 0,25 voltijds equivalent opvoeder;2° voor diensten met 24 tot en met 35 personen in begeleiding : + 0,5 voltijds equivalent opvoeder;3° voor diensten met 36 tot en met 47 personen in begeleiding : + 0,75 voltijds equivalent opvoeder;4° vanaf 48 personen in begeleiding : + 1 voltijds equivalent opvoeder. Het personeel, bedoeld in het eerste lid, moet voldoen aan de kwalificatievereisten voor de functie opvoeder. § 5. Voor diensten die meer dan 12 personen met een handicap begeleiden wordt de subsidieerbare personeelsformatie als volgt uitgebreid : 1° voor diensten met 12 tot en met 39 personen in begeleiding : + 0,3 voltijds equivalent licentiaat;2° voor diensten met 40 personen in begeleiding : + 0,5 voltijds equivalent licentiaat;3° per bijkomende schijf van 20 personen in begeleiding : + 0,25 voltijds equivalent licentiaat. Het personeel, bedoeld in het eerste lid moet voldoen aan de kwalificatievereisten voor de functie licentiaat. § 6.Voor het vrijgesteld gedeelte volgens § 4 van dit artikel wordt de verantwoordelijke gesubsidieerd volgens loonschaal K5. diensten met 48 personen in begeleiding wordt de verantwoordelijke betaald volgens barema 22, loonschaal K5.

Art. 13.De personeelssubsidie wordt toegekend op basis van de salarisschalen en de anciënniteitsregels, vastgelegd in het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 houdende subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector.

Art. 14.§ 1. De dienst ontvangt een forfaitaire werkingstoelage van 39 018 frank per twaalf maanden en per persoon met een handicap in begeleiding en maximaal voor het aantal zoals bepaald in het erkenningsbesluit. § 2. Het in § 1 bedoelde bedrag is gekoppeld aan prijsindexcijfer dat van kracht is bij de inwerkingtreding van dit besluit en dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen. Het in § 1 bedoelde bedrag wordt aangepast bij het overschrijden van de spilindex.

Art. 15.De in dit hoofdstuk bepaalde subsidie wordt per kwartaal aan de erkende dienst uitgekeerd ten belope van 24 procent van het vermoedelijke jaarbedrag. Het saldo wordt uitgekeerd na het indienen van een financiële verslag overeenkomstig het door het Fonds vastgestelde model.

Het Fonds kan die subsidie verminderen als blijkt dat niet aan de werkingsregels wordt voldaan en schorsen als blijkt dat niet aan de erkenningsvoorwaarden wordt voldaan, vastgesteld in de hoofdstukken II en III. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 16.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2001.

Art. 17.Het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, wordt opgeheven.

Art. 18.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 Juli 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS

^