Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 december 2003
gepubliceerd op 30 april 2004

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035537
pub.
30/04/2004
prom.
05/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/05/2004035537/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP


5 DECEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer


(BIS)VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING 1. Situering Op 17 december 1997 werd door de Vlaamse regering het besluit tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en Bbeheer (VLAREA) goedgekeurd.Dit besluit, dat in werking getreden is op 1 juni 1998, bundelde de uitvoeringsbesluiten in het kader van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, het Afvalstoffendecreet.

Na enkele kleinere tussentijdse wijzigingen, voornamelijk om te voldoen aan de Europese wetgeving, is het wenselijk om op basis van de ervaringen na enkele jaren werking met het VLAREA en met als doel het afvalstoffenbeleid verder te ontwikkelen in de richting van voorkoming van afvalstoffen en grotere producentenverantwoordelijkheid, dit uitvoeringsbesluit grondig te wijzigen. In dit Verslag aan de Vlaamse regering wordt een overzicht gegeven van de inhoud van het nieuwe VLAREA, waarbij de belangrijkste wijzigingen worden aangeduid. Waar nodig wordt verder verduidelijkt wat de bedoeling van de wijzigingen is om interpretatieproblemen in de toekomst zoveel mogelijk te vermijden. 2. Bespreking HOOFDSTUK 1 In dit hoofdstuk worden, in tegenstelling tot het huidige VLAREA, de definities gegroepeerd zodat deze nu allemaal vooraan in het VLAREA terug te vinden zijn.Dit gebeurt omdat aan deze techniek door de Raad van State de voorkeur gegeven wordt. De definities zijn thematisch gerangschikt in functie van de betrokken tekstonderdelen, maar zijn, tenzij anders vermeld, van toepassing voor het hele VLAREA. Tegelijkertijd worden een aantal noodzakelijke nieuwe definities ingevoerd.

De definitie van "werk", noodzakelijk voor het bepalen van de afvalstoffen die als secundaire grondstof als bouwstof kunnen aangewend worden, heeft reeds aanleiding gegeven tot enige discussie.

Als werk worden alleen die constructies bedoeld die duidelijk te onderscheiden zijn van de bodem, zoals bij voorbeeld de kern van dijklichamen, opritten en bermen, wegbeddingen en onderfunderingen.

Het opvullen van putten en het ophogen van laaggelegen terreinen valt duidelijk niet onder de definitie van werk. Voor het gebruik als secundaire grondstof in deze toepassingen moet voldaan worden aan de normering voor het gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstof als bodem.

In het eerste hoofdstuk wordt tevens de afvalstoffenlijst vastgesteld.

Belangrijk is dat de stoffen en voorwerpen die op deze lijst worden vermeld, alleen als afval moeten worden beschouwd indien ze tegelijkertijd aan de definitie van afvalstof voldoen, met name dat de houder zich ervan ontdoet, zich er wil van ontdoen, of zich er moet van ontdoen.

Ten slotte wordt in dit hoofdstuk ook bepaald welke handelingen als verwijdering en als nuttige toepassing verstaan worden, overeenkomstig de Europese wetgeving ter zake.

HOOFDSTUK 2 Hoofdstuk 2 heeft betrekking op de categorieën van afvalstoffen.

Wat betreft de gelijkstelling van afvalstoffen aan huishoudelijke afvalstoffen wordt vanaf nu alleen nog straat- en veegvuil aan huishoudelijke afvalstoffen gelijkgesteld. Alle andere afvalstoffen moeten dus als bedrijfsafval ingedeeld worden.

De lijst van bijzondere afvalstoffen wordt verder uitgebreid met die afvalstoffen waarvoor bijzondere bepalingen in het nieuwe VLAREA worden opgenomen.

Dit hoofdstuk bepaalt welke afvalstoffen als gevaarlijk moeten worden beschouwd. Dit gebeurt overeenkomstig de Europese wetgeving. Er wordt ook een procedure vastgelegd die de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, toelaat om een gevaarlijke afvalstof te declasseren als gevaarlijk, mits de nodige bewijslast wordt voorgelegd door de houder van de afvalstof. Omgekeerd kan de minister ook beslissen dat afvalstoffen in bepaalde gevallen toch als gevaarlijk worden ingedeeld, alhoewel zij in de afvalstoffenlijst niet als gevaarlijk zijn aangeduid.

HOOFDSTUK 3 In hoofdstuk 3 worden de afvalstoffen aangeduid waarvoor een aanvaardingsplicht opgelegd wordt, alsmede de wijze waarop aan de aanvaardingsplicht kan voldaan worden en de verplichtingen die de aanvaardingsplicht voor iedere afvalcategorie inhoudt.

Naast de reeds bestaande aanvaardingsplichten voor drukwerkafvalstoffen, afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen, afgedankte voertuigen, afvalbanden en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, wordt nu ook een aanvaardingsplicht ingevoerd voor oude en vervallen geneesmiddelen, afgewerkte olie, een tweede reeks van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, dierlijke en plantaardige afvalvetten en Boliën, afvalfotochemicaliën, afvallandbouwfolies, houtafval, vloerbedekkingsafval en lampen, met een gefaseerde inwerkingtreding voor de verschillende categorieën Voor lampen is het de bedoeling om in de aanvaardingsplicht alleen die lampen onder te brengen die ook onder het toepassingsgebied van de betrokken EU-richtlijn vallen. Het is echter wel de bedoeling om het ook zo duidelijk mogelijk te maken voor de burger zodat er een globale inzameling « lampen » kan zijn en de burger niet verplicht wordt binnen de lampen ook nog eens aparte categorieën te gaan detecteren.

De aanvaardingsplicht wordt ook opgelegd indien er geen nieuw product aangekocht wordt, het zogenaamde 1-tegen-0-principe. Op deze wijze willen we de betrokken sectoren verantwoordelijk stellen voor de totale afvalstroom ook als de consument geen nieuw product aankoopt.

Voor de praktische uitvoering hiervan kunnen de sectoren samenwerken met de gemeenten/intercommunales indien een overeenkomst kan worden bereikt met de individuele gemeenten/intercommunales.

De redenen om deze nieuwe aanvaardingsplichten in te voeren zijn verschillend : de invulling van het principe "de vervuiler betaalt", het bieden van een oplossing voor afvalstromen waarmee de gemeenten problemen hebben, de risico's voor het leefmilieu, het oplossen van de zwerfvuilproblematiek, het overleg met de andere gewesten.

In de aanvaardingsplicht is voorzien dat de overheden volledig vergoed worden voor de inspanningen die zij leveren inzake inzameling en scheiding van deze afvalstoffen als de betrokken sector een beroep wenst te doen op de infrastructuur van de rechtspersonen van publiek recht. Belangrijk hierbij is dat de overheid niet meer kan ontvangen dan de kosten die zij ook werkelijk maakt. Dit betekent dat zij die kosten ook moet kunnen bewijzen. Bij de onderhandelingen tussen het beheersorganisme dat de taken in het kader van de aanvaardingsplicht uitvoert, en de gemeenten moet er over gewaakt worden dat dit principe niet geschonden wordt. Het gewest kan hier eventueel bemiddelend optreden. De kosten voor de controle door de overheid vallen overigens ook niet onder de verantwoordelijkheid van de producenten/invoerders, maar moeten door de overheid zelf gedragen worden. De terugname van afgedankte voertuigen is slechts gratis onder een aantal voorwaarden.

Zo dient het afgedankt voertuig alle onderdelen te bevatten die noodzakelijk zijn voor het functioneren van een voertuig. Hiermee wordt bijvoorbeeld de motor bedoeld. De bedoeling van deze bepaling is vermijden dat de sector de kosten moet vergoeden terwijl anderen winst maken met onderdelen/materialen met een positieve economische waarde.

De concrete uitvoering van deze bepaling moet in het kader van de uitvoering van de milieubeleidsovereenkomst worden uitgewerkt.

Aan de aanvaardingsplicht kan nog steeds voldaan worden door middel van het afsluiten van een milieubeleidsovereenkomst of het indienen van een afvalpreventie- en afvalbeheerplan dat door de OVAM moet goedgekeurd worden. Er mag echter verondersteld worden dat in de meeste gevallen via een milieubeleidsovereenkomst zal gewerkt worden.

Een bijkomende verplichting is het voorzien in een financiële zekerheid die de kosten dekt om gedurende zes maanden de aanvaardingsplicht door het gewest te laten overnemen. Dit is noodzakelijk om de continuïteit niet in het gedrang te brengen indien een beheersorganisme zou ophouden te bestaan, en is overigens ook voorzien in het interregionaal samenwerkingsakkoord inzake de preventie en het beheer van verpakkingsafval.

Nieuw voor drukwerkafvalstoffen is dat de producenten/invoerders aan de gemeenten de kosten voor de inzameling en verwerking van de drukwerkafvalstoffen terugbetalen. Specifieke preventieve acties zullen in het kader van een nieuwe milieubeleidsovereenkomst met de sector worden overeengekomen. De preventieve acties bij het gebruik van drukwerk moeten er bijvoorbeeld toe leiden dat dagbladen, weekbladen, maandbladen, tijdschriften en periodieken, gratis regionale pers en gratis publicaties, telefoongidsen en faxgidsen, reclamedrukwerk en ander drukwerk : ?minder voorwerpen bevatten die bestaan uit andere materialen dan papier of karton; ? minder verpakt worden in kunststof verpakkingen; ? meer gedrukt zijn met milieuvriendelijke inkten en gelijmd met milieuvriendelijke lijmen;

Wat in deze paragraaf wordt geformuleerd, dient zo spoedig mogelijk te worden geconcretiseerd in een nieuwe milieubeleidsovereenkomst waarbij in onderling overleg een minimumpercentage voor gerecycleerd papier in drukwerken zal worden vastgelegd.

Het 1-tegen-0-principe geldt voor alle afgedankte voertuigen vanaf 2006. Indien echter de betrokken sector voor januari 2004 geen stappenplan indient inzake het beheer van afgedankte voertuigen of als het ingediende plan als ontoereikend wordt beschouwd dan treedt deze verplichting in werking vanaf 1 juli 2004.België staat op het vlak van de inzameling en verwerking veel verder dan andere lidstaten.

Voor de afvalbanden is er een nieuwe verplichting dat tegen 2005 ten minste een recyclingpercentage van 20 % van de ingezamelde afvalbanden wordt behaald en dat de rest energetisch wordt gevaloriseerd. Hiervoor geldt dus een stortverbod.

Voor elektrische en elektronische apparatuur wordt in twee fasen gewerkt. In de eerste fase wordt de bestaande aanvaardingsplicht aangevuld met een tweede reeks huishoudelijke apparaten waarvoor bijkomend een aanvaardingsplicht wordt ingevoerd. De doelstellingen inzake te behalen recyclingpercentages worden verstrengd. De rol van de kringloopcentra om het hergebruik te stimuleren, wordt bevestigd.

In de tweede fase wordt de aanvaardingsplicht opgelegd voor automaten en niet-huishoudelijke apparaten, met uitzondering van verlichtingsapparatuur waarvoor de aanvaardingsplicht gezamenlijk voor huishoudelijke en niet-huishoudelijke apparaten ingevoerd wordt.

Voor afvalloodstartbatterijen en afvalbatterijen worden verhoogde recyclingpercentages en verplichte preventieve acties ingevoerd.

Voor de afvalcategorieën waarvoor een nieuwe aanvaardingsplicht wordt ingevoerd, worden op dit ogenblik alleen voor afgewerkte olie nadere bepalingen in het VLAREA ingeschreven. Voor de andere afvalstromen moet uit de onderhandelingen met de betrokken actoren blijken welke doelstellingen behaald kunnen worden, die in een volgende wijziging van het VLAREA zullen opgenomen worden. Andere verwerkingsmogelijkheden, met inbegrip van energetische valorisatie, moeten nog verder onderzocht worden. Om dit studiewerk uit te voeren bestaat o.a. de mogelijkheid met de betrokken sector een studiesyndicaat op te richten. Voor houtafval wordt een aanvaardingsplicht ingevoerd om op die wijze de volledige kolom, van producent tot afvalverwerker, te betrekken in de aanpak van enkele resterende uitdagingen in de houtafvalsector. Meer specifiek is het de bedoeling om een betere scheiding te bekomen tussen gevaarlijk (bij voorbeeld verduurzaamd hout) en niet-gevaarlijk houtafval om zo de gevaarlijke houtafvalstromen beter te kunnen verwerken. Ook de idee van het selectief sloopbestek kan hier geïntegreerd worden. « Zuiver » hout moet zoveel mogelijk naar materiaalrecyclage gaan en het verontreinigd hout naar energierecuperatie. Het is zeker niet de bedoeling om systemen op te starten die gelijkaardig zijn aan bij voorbeeld Recupel. Voor houtafval zijn er op dit ogenblik geen afzetproblemen en met de beoogde maatregelen wordt ernaar gestreefd dit nog te verbeteren via het vrijwaren van de bestaande marktwerking.

In het systeem staat dan ook geen kostentransfer centraal vanuit de producenten/onvoerders van producten met hout naar de verwerkers van het houtafval. Dit element komt pas kijken als blijkt dat door de afspraken die in een milieubeleidsovereenkomst/afvalbeheersplan worden gemaakt men er toch niet in slaagt om tot goed gescheiden stromen te komen waardoor voor het houtafval afzetproblemen zouden rijzen of het houtafval tegen hoge kost zou moeten worden verwerkt (als fractie gevaarlijk houtafval). Indien zou blijken dat het aangewezen is om deze stroom op te splitsen in productgroepen, zoals voor andere aanvaardingsplichten, zal het VLAREA gewijzigd worden.

Voor vloerbedekkingsafval gelden dezelfde redeneringen als voor houtafval. Samen met de milieubeleidsovereenkomst/afvalbeheersplan zal bekeken worden welke producten hier verder kunnen worden gedefinieerd.

Parket en laminaatvloeren vallen onder de aanvaardingsplicht van houtafval.

HOOFDSTUK 4 Hoofdstuk 4 heeft betrekking op het aanwenden van afvalstoffen als secundaire grondstoffen. Hierin wordt het gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstoffen in niet-diffuse toepassingen geschrapt. Een eerste schrapping heeft betrekking op het gebruik in of als smeermiddel en/of oplosmiddel en/of technische vloeistof, waarbij als uitgangspunt geldt dat deze afvalstoffen die na behandeling aan de technische normering voor de primaire producten voldoen, niet meer als afvalstof beschouwd moeten worden, en derhalve niet als secundaire grondstof moeten ingedeeld worden. Daarnaast wordt ook het gebruik van secundaire grondstoffen in of als brandstof geschrapt. Uitgangspunt hierbij is dat deze afvalstoffen steeds afval blijven en derhalve verbrand moeten worden overeenkomstig de normering die geldt voor afvalverbranding.

Het gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstof in of als diervoeder wordt nieuw ingevoerd. Als voorwaarde wordt hierbij opgelegd dat de afvalstoffen moeten voldoen aan de voorwaarden die opgelegd worden in de federale wetgeving inzake de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor diervoeder. Er worden dus geen bijkomende voorwaarden inzake samenstelling en/of gebruik opgelegd, omdat er verondersteld wordt dat de federale voorwaarden reeds voldoende waarborgen inhouden voor de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu.

Met de federale overheid werd meerdere malen overleg gepleegd, namelijk op 23 september 2002, 30 september 2002, 24 februari 2003, 3 maart 2003 en 24 maart 2003.

De lijst van afvalstoffen die als secundaire grondstof kunnen worden aangewend, wordt gewijzigd op basis van de ervaring uit de voorbije jaren en aanvragen die door de bedrijven of federaties werden ingediend. Om soepel te kunnen inspelen op nieuwe aanvragen voor afvalstoffen die niet op de lijst in bijlage van het VLAREA opgenomen zijn, wordt een procedure ingevoerd die de Vlaamse regering, in de praktijk de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu gelet op het delegatiebesluit binnen de Vlaamse regering, toelaat om deze afvalstoffen als secundaire grondstof aan te duiden. Natuurlijk moet hierbij voldaan worden aan de betrokken voorwaarden voor het gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstof. Dit gebeurt om de meer logge procedure tot wijziging van het VLAREA niet steeds te moeten doorlopen.

Voor het gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstof als meststof of als bodemverbeterend middel worden de samenstellingsvoorwaarden uitgebreid met een aantal organische parameters en wordt de maximaal toelaatbare totaalconcentratie in de afvalstof voor de parameters octaan en minerale olie gehalveerd. Dit gebeurt derhalve ook voor de maximaal toelaatbare bodemdosering wanneer de secundaire grondstoffen aangewend worden. De specifieke voorwaarden voor het gebruik van behandeld zuiveringsslib worden aangepast overeenkomstig de opgedane ervaring. Daarnaast moet ook steeds voldaan worden aan de voorwaarden van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en aan de voorwaarden van de federale wetgeving betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten. Ook wordt een uitzondering voorzien voor het gebruik van de secundaire grondstof in het kader van een driejarig teeltplan en voor het gebruik van composten en digestaten voor de heraanleg van de bouwvoor voor groenvoorziening, infrastructuurwerken of andere cultuurtechnische werken.

Ook voor het gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstof in of als bouwstof worden de voorwaarden aangepast aan de huidige inzichten.

Er worden nog steeds voorwaarden opgelegd inzake totaalconcentratie van de verontreinigingen in de afvalstof, inzake uitloogbaarheid voor niet-vormgegeven bouwstoffen, en inzake maximale immissie in de bodem.

Voor de berekening van de immissie ten gevolge van de aanwending van een afvalstof als niet-vormgegeven bouwstof wordt standaard rekening gehouden met een effectieve infiltratie van 300 mm/jaar. In deze standaardsituatie ligt de niet-vormgegeven bouwstof zonder enige afscherming voor indringend hemelwater. Dit is dus een worst-case-benadering. Voor de aanwending van bepaalde afvalstoffen als niet-vormgegeven bouwstof kan onder specifieke voorwaarden afgeweken worden van de effectieve infiltratie van 300 mm/jaar. Deze afwijkingsmogelijkheid wordt beperkt tot de afvalstoffen waarvoor geen haalbare alternatieve verwerkingsmogelijkheid bestaat. Het gebruik als secundaire grondstof moet dan wel afgeschermd worden, bij voorbeeld door een ondoordringbare afwerkingslaag zoals een slijtlaag.

Indien afvalstoffen aangewend worden als secundaire grondstof als bodem wordt de koppeling gemaakt met de definities en voorwaarden die opgelegd worden voor het gebruik van uitgegraven bodem als bodem, zoals opgenomen in het VLAREBO in uitvoering van het bodemsaneringsdecreet. Dit is logisch om nieuwe bodemverontreiniging te voorkomen en om geen verschillende normering te hebben. Dit betekent ook dat uitgegraven bodem die aan deze voorwaarden voldoet, niet als een afvalstof beschouwd wordt. Door de goedkeuring van deze wijziging van het VLAREA in samenhang met de recente wijziging van het VLAREBO moet een definitief einde gemaakt worden aan de discussies over het onderscheid tussen afval en bodem. Uiteraard is de administratieve opvolging gescheiden : voor het gebruik van bij voorbeeld baggerspecie als bodem is een gebruikscertificaat aan te vragen maar dient niet te worden voorzien in de opvolging via een bodembeheerrapport of een technisch verslag. Voor bagger- en ruimingsspecie wordt een bijzondere regeling vastgelegd om te bepalen wanneer bagger- en ruimingsspecie kan worden uitgespreid in de 5 meterstrook op de oever of in een oeverzone met als doel een eenduidige werkwijze vast te leggen.

Hier is een afstemming voorzien met de (deel)bekkenbeheersplannen. Er dient door de minister van Leefmilieu een Algemene Code van Goede Praktijk te worden opgemaakt die via een Omzendbrief wordt verspreid.

Elke waterloopbeheerder en de OVAM dienen te bekijken of deze Algemene Code verder moet worden verfijnd in functie van de specifieke omstandigheden in bepaalde gebieden. Na overleg beslist de OVAM over de goedkeuring van de verfijnde code.

Voor sommige afvalstoffen is nog steeds een gebruikscertificaat verplicht indien men ze wil gebruiken als secundaire grondstof. De procedure voor het bekomen van dit certificaat wordt niet gewijzigd.

De analyses dienen te gebeuren op de afvalstof vooraleer deze wordt toegepast. Jaarlijks is er een nieuwe analyse noodzakelijk voor te leggen aan de OVAM maar de OVAM kan bepalen dat geen nieuwe analyses nodig zijn of voor een aantal parameters er geen nieuwe analyses nodig zijn als op basis van andere informatie blijkt dat er zich geen problemen voordoen. De OVAM kan ook bepalen dat voor het verkrijgen/verlengen van een certificaat bepaalde parameters niet dienen te worden onderzocht als op basis van andere informatie zou blijken dat die parameters helemaal geen problemen kunnen opleveren voor het respecteren van de betrokken normen.

Voor grote waterinfrastructuurwerken is de mogelijkheid voorzien dat er, zoals in het VLAREBO, een kadastrale werkzone kan worden afgebakend waarbinnen dan dezelfde bepalingen gelden als deze die zijn voorzien in het VLAREBO voor grondverzet binnen de kadastrale werkzone. Uit een studie moet dan blijken dat er geen extra betekenisvol risico bij blootstelling is en er geen betekenisvolle verontreiniging is naar oppervlakte- en grondwater.

Als groot waterbouwkundig werk worden waterbouwkundige werken bedoeld waarbij bagger- of ruimingsspecie vrijkomt in een hoeveelheid groter dan 4.000 m; en dat voldoet aan een of meer van de volgende omschrijvingen : - nieuwe waterinfrastructuur die gerealiseerd wordt buiten het gabariet van de bestaande waterwegen, zoals onder andere de aanleg van nieuwe dokken, sluizen, toegangsgeulen, kanalen en afwateringssystemen; - het verbreden en/of verdiepen van bestaande waterwegen; - de realisatie van nieuwe waterinfrastructuur langsheen de waterwegen zoals onder andere kaaimuren, aanlegplaatsen, waterkeringen.

Als uit een studie zou blijken dat de specie door zijn fysische kwaliteiten geschikt is om te worden gebruikt als delfstof, is het aangewezen dat tegelijkertijd een aanvraag zou worden ingediend tot het verkrijgen van een « certificaat van herkomst », cf. de reglementering op de delfstoffen.

De normeringen voor gebruik van bagger- en ruimingsspecie (artikel 4.2.3.1) gaan pas in nadat LIN gedurende 6 maanden een testfase heeft doorlopen. Indien blijkt dat een aantal normen voor al te grote problemen zorgt, moeten deze opnieuw geëvalueerd worden en kan de invoering ervan worden uitgesteld.

Het procédé Hydrostab geeft vorm aan een afvalstof die nuttig kan toegepast worden. Gezien het een resultaat is van een bewuste menging kan het echter niet opgenomen worden in de lijst van secundaire grondstoffen. Indien de verschillende onderdelen van dit mengsel voldoen aan een aantal voorwaarden is het van belang dat het gebruik van het mengsel vrijgesteld wordt van de afvalheffing. Dit betekent dat het verwerkte slib een slechtere kwaliteit moet hebben dan deze die voldoet aan de VLAREA-criteria voor het gebruik als bodemverbeterend middel en dat de verwerkte zanden of gronden en de verwerkte assen op basis van BBT niet meer kunnen worden gereinigd en hergebruikt als secundaire grondstof. Er moet door de Vlaamse overheid over gewaakt worden dat het gebruik van dit procédé geen negatief effect heeft op de in Vlaanderen aanwezige reinigingsinstallaties voor verontreinigde gronden en de behandelingsinstallaties voor verbrandingsassen.

HOOFDSTUK 5 In dit hoofdstuk worden de regels vastgelegd die gelden voor de inzameling, het vervoer en de verwerking van afvalstoffen, onder meer de erkenning van de overbrengers, de registratie van de vervoerders, de voorwaarden voor het vervoer van afvalstoffen, de afvalstoffen die selectief moeten ingezameld worden, de stort- en verbrandingsverboden en de specifieke regels die gelden voor een aantal bijzondere afvalstoffen.

Het begrip "ophaler" wordt vervangen door "overbrenger" omdat dit nauwer aansluit bij wat met het begrip bedoeld wordt. Nieuw is dat nu ook voor de overbrenging van niet-gevaarlijke afvalstoffen een formele erkenning vereist is, waar dit tot op heden beperkt was tot de gevaarlijke afvalstoffen. Het in te dienen dossier voor het bekomen van een erkenning voor niet-gevaarlijke afvalstoffen is wel eenvoudiger dan deze voor gevaarlijke afvalstoffen. Voor niet-gevaarlijke afvalstoffen was de ophaler vroeger van rechtswege erkend. Er zijn wel enkele uitzonderingen voorzien, onder meer voor de gemeenten en intercommunales, voor de particulier en kleine zelfstandige die zijn afvalstoffen zelf naar een inzamelpunt voor afvalstoffen brengt. Deze zijn nog steeds van rechtswege erkend. Ook voor het overbrengen van afvalstoffen die ontstaan bij gewone onderhoudsdiensten, naar het eigen bedrijf of naar een verwerkingsinrichting geldt deze uitzondering. Hiermee worden de kleine onderhoudswerken of beperkte renovatiewerken bedoeld zoals het herstellen van een gebouw, schilderwerken, loodgieterijwerken, tuinonderhoud en dergelijke, maar niet bij voorbeeld het aanleggen van een weg of de volledige renovatie van gebouwen. Deze uitzondering kan verantwoord worden omdat ernaar gestreefd wordt om de administratieve en technische lasten voor de betrokken categorieën te verlichten en bovendien door het feit dat het hier gaat om transporten waarbij het risico op milieuhinder heel gering is. Indien nodig zal OVAM dit verder verfijnen in een afspraak te maken met de betrokken beroepsfederaties.

Voor het vervoer van afvalstoffen, het laden van een schip met een kraan wordt hier niet bedoeld, moet steeds een opdrachtgever aangeduid worden. Dit kan een erkend overbrenger zijn, maar ook de producent of een kennisgever zoals bedoeld in de wetgeving inzake in- en uitvoer van afvalstoffen. Voor gevaarlijke afvalstoffen en KGA moet de opdrachtgever in het bezit zijn van een verzekeringscontract dat de schade dekt die zou ontstaan tijdens het vervoer van de afvalstoffen.

De hoogte van de dekking per schadegeval bedraagt minimaal 5 miljoen euro indien de afvalstoffen onder de ADR-reglementering vallen en 2,5 miljoen euro in de ander gevallen. In de huidige regelgeving is dit maximaal 2,5 miljoen euro. De hoogte van de dekking wordt in de erkenning bepaald.

Ieder transport van afvalstoffen moet vergezeld worden van een identificatieformulier, behalve voor huishoudelijke en daarmee vergelijkbare afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen die in één ophaalronde worden ingezameld (dus de klassieke « melkrondes » die te onderscheiden zijn van aparte ophalingen bij grotere bedrijven), en in dezelfde gevallen zoals voorzien bij de van rechtswege erkenning voor de ophaling van afvalstoffen (zie hoger). Dit formulier moet door de opdrachtgever ingevuld, ondertekend en gedateerd worden voor het vervoer aanvangt en bij aankomst ook door de bestemmeling. Voor gevaarlijk afval moet ook de producent voor het transport het formulier ondertekenen. De ingevulde en ondertekende formulieren moeten tien jaar door de opdrachtgever bijgehouden worden.

De categorieën afvalstoffen die selectief moeten aangeboden worden, worden sterk uitgebreid, zowel voor huishoudelijke als voor bedrijfsafvalstoffen. Dit heeft tot doel het recyclagebeleid verder te ondersteunen. Gemeenten moeten voor de aangeduide categorieën een selectieve inzameling aanbieden, hetzij huis aan huis, hetzij via het containerpark. Ook bedrijven moeten hun afvalstoffen aan de bron scheiden en selectief laten ophalen. Dit artikel heeft vooral een belangrijke signaalfunctie. Het is niet de bedoeling om voor iedere overtreding op dit artikel die vastgesteld wordt, een proces-verbaal op te stellen. Alleen waar manifeste onwil wordt vastgesteld, moet opgetreden worden.

De stort- en verbrandingsverboden blijven gehandhaafd, maar worden wel anders geformuleerd. Het afvalbeleid heeft als doel om afvalstoffen te verwerken op een wijze die zo hoog mogelijk op de ladder van Lansink staat. Brandbare afvalstoffen moeten verbrand worden met energierecuperatie, indien ze niet gerecupereerd kunnen worden, i.p.v. gestort. Vermits er in de eerstvolgende jaren nog onvoldoende verbrandingscapaciteit in Vlaanderen beschikbaar zal zijn, wordt het systeem van de afwijkingen behouden. De toegestane afwijkingen zullen echter jaarlijks beperkt worden. Uitgangspunt is dat er geen afwijkingen meer zullen verleend moeten worden zodra alle op heden geplande initiatieven inzake alternatieve verwerking zullen gerealiseerd zijn.

De bestaande bepalingen voor de bijzondere afvalstoffen worden grotendeels hernomen. Hieronder wordt alleen een overzicht gegeven van de wijzigingen en van de nieuwe verplichtingen die ingevoerd worden.

Voor KGA wordt aan de gemeenten de mogelijkheid geboden om KGA van bedrijven dat in aard en hoeveelheid vergelijkbaar is met KGA van huishoudelijke oorsprong ook in te zamelen via het bestaande circuit, op voorwaarde dat dit tegen kostprijs gebeurt. Verder wordt ook ingevoerd dat de plicht voor de gemeenten om gratis het KGA in te zamelen niet geldt voor het KGA dat onder een aanvaardingsplicht valt.

Indien het beheersorganisme toch op het gemeentelijke inzamelsysteem beroep wenst te doen, moeten de kosten hiervoor vergoed worden. Ook hier geldt dat de gemeenten alleen de specifieke kosten voor de inzameling en eventueel verwerking kunnen inbrengen, en dit niet als een bijkomende inkomstenbron mogen beschouwen. In geval van betwisting tussen de gemeenten en het beheersorganisme zal de OVAM als bemiddelaar optreden en indien nodig de nodige beslissingen nemen.

Gelet op de ervaring wordt tevens ingevoerd dat geen enkele KGA-stroom nog mag verwerkt worden op een wijze waardoor hij mogelijk in de voedselketen van mens of dier zou kunnen belanden.

Voor afgedankte voertuigen wordt de regelgeving in overeenstemming gebracht met de Europese richtlijn. Dit omvat geen belangrijke wijzigingen vermits de bestaande Vlaamse regelgeving in belangrijke mate in de richtlijn werd overgenomen. Er wordt wel bijkomend opgelegd dat de doelstellingen inzake hergebruik, recyclage en nuttige toepassing die in het kader van de aanvaardingsplicht voor afgedankte voertuigen opgelegd worden, door ieder erkend centrum afzonderlijk moeten behaald worden.

De bepalingen inzake PCB's worden in het VLAREA opgenomen i.p.v. in de VLAREM-reglementering omdat dit voornamelijk betrekking heeft op afvalbeheer en dus meer op zijn plaats is in het VLAREA. Nieuw zijn de bepalingen met betrekking tot de financiering van de inzameling en verwerking van luiers door de producenten en invoerders.

Deze afvalstroom krijgt immers een steeds belangrijker aandeel in de restfractie. De bedoeling is om op termijn de kosten die aan de inzameling en verwerking verbonden zijn, mee te integreren in de kostprijs van het product, zodat er een positieve impuls gegeven wordt aan de herbruikbare luiers. In opdracht van de OVAM loopt op dit ogenblik ook een proefproject om dit in de toekomst verder te onderbouwen en uit te werken.

Ook de zwerfvuilproblematiek wordt aangepakt. Dit gebeurt door de invoering van de bepalingen voor de producenten en invoerders van verpakte verbruiksgoederen, aan te duiden door de OVAM, die vaak in het zwerfvuil terug te vinden zijn. Bedoeling is dat de producenten en invoerders hun verantwoordelijkheid ter zake opnemen. Dit wordt gekoppeld aan een protocol dat zal worden afgesloten tussen de minister van Leefmilieu en verschillende instanties, waaronder bedrijfsfederaties, om deze problematiek gezamenlijk aan te pakken.

Als er via dit protocol geen merkbare resultaten worden geboekt inzake de aanwezigheid van verpakkingen in het zwerfvuil, zal de invoering van financieel-economische instrumenten onderzocht worden.

De bepalingen voor de afgedankte apparatuur en recipiënten die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten, die in het VLAREA en in titel II van het VLAREM worden ingeschreven, zijn een omzetting van de Europese wetgeving ter zake.

Wat betreft de bepalingen inzake in- en uitvoer worden de afvalstoffenlijsten niet langer opgenomen als bijlage bij het VLAREA. Deze lijsten zijn immers ook opgenomen in de Europese verordening en als dusdanig onmiddellijk rechtsgeldig in de Europese lidstaten. Een wijziging van deze bijlagen, hoe klein ook, zou dan telkens een wijziging van het VLAREA tot gevolg hebben, wat op zich niet noodzakelijk is vermits het een verordening betreft.

HOOFDSTUK 6 In hoofdstuk 6 worden de verplichtingen inzake registratie en rapportage van afvalstoffengegevens vastgelegd.

Met het oog op de uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk zal door de OVAM een aggregatie van de afvalstoffenlijst opgesteld worden, goed te keuren door de minister. Deze aggregatielijst zal een minder gedetailleerde opsomming van afvalcategorieën bevatten. Hierdoor zal het voor de betrokken actoren gemakkelijker zijn om aan de bepalingen van dit hoofdstuk te voldoen.

De verplichting tot het bijhouden van een afvalstoffenregister wordt opgelegd aan de producenten, de overbrengers en de verwerkers van afvalstoffen. Ook de gemeenten en intercommunales moeten een register bijhouden van de zelf of in hun opdracht ingezamelde afvalstoffen.

Omdat vastgesteld wordt dat tot op heden toch niet alle producenten van afvalstoffen aan de meldingsplicht voor de door hen geproduceerde afvalstoffen voldoen, zal door de OVAM jaarlijks op basis van statistische criteria een lijst opgesteld worden van de bedrijven die aan de meldingsplicht moeten voldoen. Met de gegevens die op deze wijze ingezameld worden, is het mogelijk om door het toepassen van statistische methoden een voldoende betrouwbaar beeld te krijgen van de hoeveelheid bedrijfsafvalstoffen die jaarlijks in het Vlaamse gewest geproduceerd worden en op welke wijze ze verwerkt worden.

Ook aan de gemeentelijke overheden wordt de verplichting opgelegd om jaarlijks een rapport aan de OVAM te bezorgen over de door hen of in hun opdracht ingezamelde afvalstoffen. Dit gebeurt nu ook reeds op basis van een enquête die door de OVAM bij de gemeenten en intercommunales opgevraagd wordt. De invoering van een wettelijke verplichting geeft aan de OVAM de mogelijkheid om meer druk te zetten op de gemeenten om hieraan mee te werken.

Nieuw is dat ook de overbrengers en de invoerders van afvalstoffen verplicht worden en jaarrapport in te dienen bij de OVAM. Dit zal het mogelijk maken om een volledig beeld te krijgen van de afvalstromen in het Vlaamse gewest.

HOOFDSTUK 7 Om de samenstelling van afvalstoffen te bepalen en te onderzoeken of aan de wettelijke bepalingen van bij voorbeeld het VLAREA en Titel II van het VLAREM voldaan is, moeten de analyses op dit ogenblik reeds door een erkend laboratorium uitgevoerd worden. Wel worden de parameterpakketten waarvoor een erkenning kan bekomen worden, aangepast aan de huidige noodwendigheden.

Bij de beoordeling van de ingediende aanvragen wordt de OVAM ondersteund door de VITO. De VITO zal de OVAM bijstaan door de monsters voor te bereiden die door de laboratoria die een erkenning wensen te bekomen, moeten geanalyseerd worden in het kader van hun aanvraag, door de laboratoria te bezoeken en over de ingediende analyseresultaten een beoordelingsverslag op te stellen. Op basis van dit verslag wordt dan door de leidend ambtenaar van de OVAM al of niet een erkenning verleend.

De erkende laboratoria moeten verplicht deelnemen aan de door de OVAM georganiseerde controlerondes. Dit is noodzakelijk om de kwaliteit van de uitgevoerde analyses te garanderen.

HOOFDSTUK 8 Hoofdstuk 8 bevestigt de bepalingen die nu reeds van toepassing zijn inzake de inning van de milieuheffingen. Om rechter-partij-situaties te vermijden zal de OVAM echter geen deel meer uitmaken van de commissie die de minister adviseert inzake beroepen die ingediend worden tegen de navorderingen of ambtelijke aanslagen die door de OVAM opgesteld worden. De OVAM kan wel nog gehoord worden door de commissie.

HOOFDSTUK 9 In het huidige VLAREA zijn alleen de aangeduide ambtenaren van de OVAM en van de afdeling Milieu-inspectie van AMINAL aangeduid als toezichthoudende ambtenaren op de bepalingen van het afvalstoffendecreet en zijn uitvoeringsbesluiten. Dit wordt uitgebreid met de aangeduide ambtenaren van andere Vlaamse administraties binnen het kader van de hen toegewezen bevoegdheden.

HOOFDSTUK 10 Het laatste hoofdstuk behandelt de overgangs-, de wijzigings- en de opheffingsbepalingen.

De bestaande milieubeleidsovereenkomsten moeten binnen het jaar aangepast worden aan de wettelijke bepalingen die in het nieuwe VLAREA vastgelegd worden. Hierover zal de OVAM met de betrokken organisaties onderhandelen.

De huidige erkende ophalers van afvalstoffen worden automatisch erkend als overbrenger van afvalstoffen voor die afvalstoffen waarvoor ze nu reeds erkend zijn. Zij moeten wel voldoen aan de nieuwe voorwaarden overeenkomstig dit besluit.

De nieuwe stort- en verbrandingsverboden treden in werking vanaf de eerste dag van de zevende maand na publicatie van dit besluit, zodat de betrokkenen voldoende tijd krijgen om zich voor te bereiden.

De bestaande erkenningen als laboratorium blijven behouden gedurende een overgangstermijn van maximaal twee jaar. De nieuwe voorwaarden moeten wel onmiddellijk vervuld worden.

In Titel II van het VLAREM worden eveneens de noodzakelijke wijzigingen ingevoerd om tegenstrijdige bepalingen in verschillende wetgevingen te vermijden.

Het huidige VLAREA wordt logischerwijze opgeheven, evenals enkele andere besluiten of onderdelen ervan die bijkomend in het nieuwe VLAREA geïntegreerd worden.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

5 DECEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, gewijzigd bij de decreten van 23 maart 1983, 28 juni 1985, 22 oktober 1986, 20 december 1989, 12 december 1990, 21 december 1990, 25 juni 1992, 18 december 1992, 22 december 1993, 20 april 1994, 21 december 1994, 19 april 1995, 22 december 1995, 20 december 1996, 19 december 1997, 7 juli 1998, 19 december 1998, 6 juli 2001,13 juli 2001,21 december 2001, 5 juli 2002 en 20 december 2002;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, 12 december 1990, 21 december 1990, 22 december 1993, 21 december 1994, 8 juli 1996, 21 oktober 1997, 11 mei 1999, 18 mei 1999, 9 maart 2001 en 21 december 2001;

Gelet op artikel 48bis van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering, ingevoegd bij het decreet van 26 mei 1998;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 1990 houdende nadere regelen betreffende de milieuheffingen op vaste afvalstoffen zoals gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 17 december 1997 en 17 november 2000;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij het decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 1999 en de besluiten van de Vlaamse regering van 27 februari 1992, 28 oktober 1992, 27 april 1994, 1 juni 1995, 26 juni 1996, 22 oktober 1996, 12 januari 1999, 15 juni 1999, 29 september 2000, 20 april 2001, 13 juli 2001, 5 oktober 2001 en 31 mei 2002;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 27 april 1994 betreffende de aanwijzing van de ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen en de uitvoeringsbesluiten ervan, wat inzonderheid de openbare wegen, de waterwegen en de havens en hun respectieve aanhorigheden betreft;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 september 1994 houdende aanwijzing van de categorieën van ambtenaren van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, belast met het toezicht op de naleving van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen en de uitvoeringsbesluiten ervan, inzonderheid wat de bossen en aanverwante grondoppervlakten, de onbevaarbare waterlopen en de natuurreservaten betreft;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 6 september 1995, 26 juni 1996, 3 juni 1997, 17 december 1997, 24 maart 1998, 6 oktober 1998, 19 januari 1999, 15 juni 1999, 3 maart 2000, 17 maart 2000, 17 juli 2000, 19 januari 2001, 20 april 2001, 13 juli 2001, 18 januari 2002, 25 januari 2002 en 31 mei 2002;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaamse reglement betreffende de bodemsanering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 19 december 1998, 9 februari 1999,12 oktober 2001, 7 december 2001, 12 oktober 2001,14 juni 2002 en 17 januari 2003;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming- en beheer, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 9 februari 1999, 22 december 1999, 28 april 2000, 9 februari 2001, 1 februari 2002, 22 februari 2002 en 14 maart 2003;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor PCB-houdende apparaten en de daarin aanwezige PCB's;

Overwegende dat de volgende Europese richtlijnen en beschikkingen geheel of gedeeltelijk worden omgezet in dit besluit : - de Richtlijn 75/439/EEG inzake de verwijdering van afgewerkte olie, gewijzigd bij de Richtlijn 87/101/EEG van de Raad van 22 december 1986, de Richtlijn 91/692/EEG van de Raad van 23 december 1991 en de Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000; - de Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen, gewijzigd bij de Richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991, de Richtlijn 91/692/EEG van de Raad van 23 december 1991 en de Beschikking 96/350/EG van de Commissie van 24 mei 1996; - de Richtlijn 86/278/EEG betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw, gewijzigd bij de Richtlijn 91/692/EEG van de Raad van 23 december 1991 en de Verordening 807/2003/EG van de Raad van 14 april 2003; - de Richtlijn 91/157/EEG inzake batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten, gewijzigd bij de Richtlijn 98/101/EG van de Commissie van 22 december 1998; - de Richtlijn 91/689/EEG betreffende gevaarlijke afvalstoffen, gewijzigd bij de Richtlijn 94/31/EG van de Raad van 27 juni 1994; - de Richtlijn 96/59/EG betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen; - de Richtlijn 2000/53/EG betreffende autowrakken, gewijzigd bij de Beschikking 2002/525/EG van de Commissie van 27 juni 2002; - de Richtlijn 2000/59/EG betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen, gewijzigd bij de Richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002; - de Richtlijn 2002/96/EG betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur; - de Beschikking 2000/532/EG tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen, gewijzigd bij de Beschikking 2001/118/EG van de Commissie van 16 januari 2001, de Beschikking 2001/119/EG van de Commissie van 22 januari 2001 en de Beschikking 2001/573/EG van de Raad van 23 juli 2001;

Gelet op het overleg met de bevoegde federale overheid, gevoerd op 23 september 2002, 30 september 2002, 24 februari 2003, 3 maart 2003 en 24 maart 2003;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 4 juni 2002;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 29 november 2002;

Gelet op advies 35.781/3 van de Raad van State, gegeven op 17 september 2003, met toepassing van artikel 84, § 1 eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Definities Artikel 1.1.1. § 1. De begrippen en definities, vermeld in het decreet van 2 juli 1981, betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, zijn van toepassing op dit besluit. § 2. Voor de toepassing van dit besluit gelden ook de hierna opgenomen begrippen en definities. 1° Afvalstoffendecreet : het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen;2° Milieuvergunningsdecreet : het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;3° titel I van het Vlarem : het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning;4° titel II van het Vlarem : het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;5° Vlaamse minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor het leefmilieu;6° OVAM : de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest;7° Vlarebo : het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaamse reglement betreffende de bodemsanering; 8 EURAL : Europese Afvalstoffenlijst; 9° producent : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die producten produceert of laat produceren en op de markt brengt of laat brengen in het Vlaamse Gewest;10° invoerder : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, andere dan de producent, die in het Vlaamse Gewest producten invoert voor eigen verbruik of om op de markt te brengen;11° tussenhandelaar : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die producten verdeelt aan een of meerdere eindverkopers in het Vlaamse Gewest;12° eindverkoper : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het Vlaamse Gewest producten te koop aanbiedt aan de consument;13° landbouwfolie : kunststoffolie die wordt gebruikt in het kader van een land-, tuinbouw- of veeteeltactiviteit, met uitzondering van verpakkingen in de zin van het decreet van 16 januari 1997 houdende het samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafvalstoffen;14° fotochemicaliën : ontwikkelvloeistof, plaatontwikkelaar, activatoroplossing, fixeer-, bleek- en bleekfixeervloeistof, en regeneratievloeistof;15° dierlijke en plantaardige vetten en oliën : alle eetbare dierlijke en/of plantaardige oliën en vetten en hun mengsel geschikt om aangewend te worden bij het frituren van voedingsmiddelen (zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 22 januari 1988 betreffende het gebruik van eetbare oliën en voedingsvetten, bij het frituren van voedingsmiddelen) door huishoudens of professionele gebruikers (met deze laatsten wordt bedoeld horeca, frituren, grootkeukens, ziekenhuizen, kantines, catering en soortgelijke installaties die in het kader van hun professionele activiteiten oliën en vetten gebruiken voor het frituren van voedingsmiddelen);16° vloerbedekking : tapijt, vinyl vloerbekleding, linoleum, parket en laminaat;17° drukwerk : dagbladen, weekbladen, maandbladen, tijdschriften, periodieken, gratis regionale pers, gratis publicaties, telefoongidsen, faxgidsen, reclamedrukwerk en ander drukwerk, verdeeld in het Vlaamse Gewest;18° reclamedrukwerk : al het drukwerk dat minder dan vijfmaal per week verschijnt en waarin minder dan 30 % van de gedrukte oppervlakte besteed wordt aan artikelen van algemene informatie;19° gratis regionale pers : alle drukwerk met vast verschijningsritme dat men gratis krijgt, met uitsluiting van het drukwerk dat uitgaat van een adverteerder of een daartoe opgerichte groep van adverteerders, waarin op jaarbasis minimaal 30 % van de gedrukte oppervlakte besteed wordt aan artikelen van algemene informatie;20° gratis publicaties : elk drukwerk dat men gratis krijgt en dat geen reclamedrukwerk of gratis regionale pers is;21° producent van drukwerk : de uitgever die drukwerk in verbruik brengt in het Vlaamse Gewest;de uitgever is de persoon die het drukwerk laat aanmaken en verantwoordelijk is voor de vorm en de inhoud; 22° invoerder van drukwerk : de persoon die voor rekening van een buitenlandse uitgever drukwerk in verbruik brengt in het Vlaamse Gewest;23° recyclingvoet : het percentage van het gewicht aan gerecycleerd drukwerk ten opzichte van het totale gewicht aan drukwerk dat tijdens het voorgaande kalenderjaar door welke producent of invoerder van drukwerk ook in verbruik werd gebracht in het Vlaamse Gewest;24° houtafval : houtafval afkomstig van constructiewerken, bouwmaterialen, meubilair en grote speeltuigen; 25° voertuig : voertuigen die onder de categorie M1 of N1 vallen, omschreven in bijlage II.A van de richtlijn 70/156/EEG van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, alsmede driewielige motorvoertuigen als omschreven in de richtlijn 92/61/EEG van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen, met uitzondering van driewielers, ongeacht hoe het voertuig tijdens het gebruik werd onderhouden of gerepareerd en ongeacht of het werd uitgerust met door de producent geleverde onderdelen dan wel met andere onderdelen die als vervangings- of inbouwonderdeel in overeenstemming met de relevante gemeenschapsbepalingen of interne bepalingen werden aangebracht; 26° motorrijwiel : ieder voertuig op twee wielen, al dan niet met zijspan, voorzien van een motor, bestemd om aan het wegverkeer deel te nemen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 50 km per uur;27° band : een band van personenwagens, caravans, aanhangwagens, autobussen, lastwagens voor het vervoer van goederen, motorrijwielen, alsook van landbouwtractoren, landbouwmachines en toestellen voor industrieel gebruik en openbare werken; 28° elektrische en elektronische apparatuur : apparaten die elektrische stromen of elektronische velden nodig hebben om naar behoren te kunnen werken en apparaten voor het opwekken, overbrengen en meten van die stromen en velden, die onder een van de in artikel 3.5.1 genoemde categorieën vallen en bedoeld zijn voor gebruik met een spanning van maximaal 1000 volt bij wisselstroom en 1500 volt bij gelijkstroom; eveneens zijn begrepen alle onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen die deel uitmaken van het product op het moment dat het wordt afgedankt.

Worden niet bedoeld : apparaten die deel zijn van een andere apparatuur die niet als elektrische of elektronische apparatuur wordt gedefinieerd, en apparatuur die verband houdt met de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van lidstaten, wapens, munitie en oorlogsmateriaal, tenzij het gaat om producten die niet voor specifiek militaire doeleinden zijn bestemd; 29° elektrische en elektronische medische hulpmiddelen : elektrische en elektronische apparaten, meer bepaald : a) medische hulpmiddelen zoals bepaald in artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 18 maart 1999 betreffende de medische hulpmiddelen;b) medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek zoals bepaald in artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 14 november 2001 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek;c) elektromedische systemen met inbegrip van het elektronisch CICT-materiaal dat er integraal deel van uitmaakt;30° elektromedisch systeem : combinatie van ofwel meerdere elektromedische uitrustingen, ofwel van een elektromedische uitrusting en een niet-(elektro)medische uitrusting, met een gespecificeerde functie en verbonden door een koppeling en/of een verplaatsbare sokkel met meervoudig stopcontact;31° kringloopcentrum : een door de OVAM erkende rechtspersoon die over een inzamelingsdienst, sortering en verkoopsruimte beschikt en die in een afgebakend verzorgingsgebied afgedankte elektrische en elektronische apparatuur inzamelt, opslaat, sorteert, herstelt en verkoopt met producthergebruik als doel; 32° percentage van hergebruik en recycling : het percentage van het gewicht aan afvalstoffen, onderverdeeld per materiaalsoort zoals bedoeld in artikel 3.5.3, die tot grondstof gerecycleerd worden, vermeerderd met de apparatuur, onderverdeeld per materiaalsoort, die wordt hergebruikt, ten opzichte van het totale gewicht van de overeenkomstige materiaalsoort van de afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die werd ingezameld; 33° batterij : bron van door rechtstreekse omzetting van chemische energie verkregen elektrische energie, bestaande uit een of meerdere primaire (niet-oplaadbare) cellen of secundaire (oplaadbare) cellen;34° loodstartbatterij : bron van door rechtstreekse omzetting van chemische energie verkregen elektrische energie, bestaande uit loodplaten in een elektrolytoplossing, bestemd voor het starten van een verbrandingsmotor;35° inzamelpercentage : het gewichtspercentage van afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen die werden ingezameld ten opzichte van het totale gewicht van afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen die gedurende eenzelfde periode zijn ontstaan; 36 recyclingpercentage : het gewichtspercentage van de afvalstoffen die werkelijk tot grondstof of product gerecycleerd worden, ten opzichte van het totale gewicht van de afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen die werden ingezameld; 37° olie : alle soorten smeerolie of industriële olie, op minerale of synthetische basis, in het bijzonder olie voor verbrandingsmotoren, transmissiesystemen, alsmede olie voor machines, turbines, warmteoverdracht en hydraulische systemen met uitzondering van PCB-oliën;38° regeneratie van afgewerkte olie : elk procédé dat door middel van zuivering van afgewerkte olie, met name door afscheiding van verontreiniging, oxidatieproducten en additieven, basisolie oplevert;39° oude en vervallen geneesmiddelen : restanten van geneesmiddelen zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, met uitzondering van artikel 1bis van deze wet, die farmaceutische specialiteiten zijn, en die aan een particulier werden verstrekt en waarvan hij zich ontdoet, wil ontdoen of moet ontdoen;40° farmaceutische specialiteit : elk vooraf bereid geneesmiddel dat onder een speciale benaming en in een bijzondere verpakking in de handel wordt gebracht; 41° lijst : de lijst, bedoeld in artikel 11 van het Afvalstoffendecreet, zoals opgenomen in bijlage 4.1 bij dit besluit; 42° gebruikscertificaat : het door de OVAM verleende certificaat dat het gebruik van de afvalstof als secundaire grondstof toelaat;43° werk : waterwerk, dijklichaam, wegenbouwkundig werk, bouwwerk of bouwkundig grondwerk die duidelijk te onderscheiden zijn van de bodem;44° baggerspecie : bodemmateriaal afkomstig van het verdiepen en/of verbreden en/of onderhouden van bevaarbare waterlopen behorende tot het openbare hydrografische net en/of aanleg van nieuwe waterinfrastructuur, met inbegrip van kanalen, havens en dokken;45° ruimingsspecie : bodemmateriaal afkomstig van het verdiepen en/of verbreden en/of onderhouden van de bodem van oppervlaktewateren zoals gedefinieerd in titel II van het Vlarem en voor zover het geen bevaarbare waterlopen of terrestrische bodems betreft;46° bodem : de bodem zoals gedefinieerd in het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering;47° bouwstof : stof, bestemd om in een werk te worden gebruikt;48° vormgegeven bouwstof (V-bouwstof) : bouwstof die aan de volgende criteria voldoet : a) een lichaam dat minstens een kubus van 40 mm zijde kan omvatten of bij andere productgeometrie een vergelijkbare oppervlakte bezit;b) een druksterkte van minstens 9 N/mm2, bepaald volgens de proefmethode uit de NBN-reeksen aangepast aan het eindproduct; c) een oppervlaktegerelateerde afgifte zoals bepaald volgens de diffusieproef, methode CMA 2/II/A.9.2 en 9.3, opgenomen in het Compendium voor Monsterneming en Analyse; 49° niet-vormgegeven bouwstof (NV-bouwstof) : bouwstof die niet aan alle criteria van een V-bouwstof voldoet;50° meststof of bodemverbeterend middel : elke stof waaraan een specifieke werking ter bevordering van de plantaardige productie wordt toegeschreven zoals bedoeld in de federale wetgeving betreffende de handel in meststoffen en bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten;51° zuiveringsslib : a) slib afkomstig van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk of stedelijk afvalwater;b) slib afkomstig van zuiveringsinstallaties voor bedrijfsafvalwater; 52° behandeld zuiveringsslib : zuiveringsslib dat biologisch, chemisch of thermisch behandeld is door langdurige opslag of volgens enig ander geschikt procédé, om de vergistbaarheid en de hygiënische bezwaren tegen het gebruik ervan aanzienlijk te verminderen, zoals nader bepaald in bijlage 4.2.1.C bij dit besluit; 53° puin : steenachtige fractie uit bouw- en sloopafval;54° brokken puin : recycleerbare brokken afkomstig van afgebroken, al dan niet gewapende betonmassieven, of van herwonnen steen of herwonnen bewerkte breuksteen, of van afgebroken baksteenmassieven;55° puingranulaat : gebroken betonpuin, afkomstig van het breken van betonpuin van cementbetonverhardingen, schraalbetonfundering, linieaire elementen, gebouwen en kunstwerken, niet-teerhoudend gebroken asfaltpuin, afkomstig van de opbraak en/of het affrezen van asfaltverhardingen die niet-teerhoudend zijn, gebroken mengpuin, afkomstig van het breken van metselwek en betonpuin van gebouwen en kunstwerken, en gebroken metselwerkpuin, afkomstig van het breken van metselwerkpuin van gebouwen en kunstwerken;56° puinzeefzand : zandig materiaal afkomstig van inrichtingen voor het sorteren van bouw- en sloopafval, dat verkregen wordt bij het afzeven van puin, voorafgaand aan het breken van dit puin tot gebroken betonpuin, gebroken mengpuin of gebroken metselwerkpuin en dat niet teerhoudend is;57° puinbreekzand : zandig materiaal afkomstig van inrichtingen voor het breken en zeven van gebroken betonpuin, niet-teerhoudend gebroken asfaltpuin, gebroken mengpuin en gebroken metselwerkpuin;58° sorteerzeefpuin : niet-teerhoudend puin afkomstig van inrichtingen voor het sorteren van bouw- en sloopafval;59° niet-teerhoudend freesasfalt : asfaltpuin afkomstig van het affrezen van niet-teerhoudende asfaltverhardingen;60° teerhoudend asfalt : puingranulaat, freesasfalt, puinzeefzand, puinbreekzand en/of sorteerzeefpuin dat teer bevat.Asfalt is teerhoudend bij overschrijding van de norm voor één PAK, zoals bepaald in bijlage 4.2.2.A; 61° vervoer van afvalstoffen : afvalstoffen van de ene plaats naar de andere brengen over de openbare weg, spoorweg, waterweg of via luchtvaart;62° overbrenger van afvalstoffen : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroepsmatig afvalstoffen inzamelt of ophaalt en ze vervoert en de natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroepsmatig handelaar of makelaar is en regelingen voor anderen treft voor de verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen;63° vervoerder van afvalstoffen : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in opdracht, zoals bepaald in art.5.1.1.2, § 1, beroepsmatig afvalstoffen vervoert; 64° grofvuil : afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de daarmee gelijkgestelde afvalstoffen die door de omvang, de aard en/of het gewicht niet in het recipiënt voor huisvuilophaling kunnen worden geborgen en die huis aan huis worden ingezameld en de restfractie die overblijft voor verbranden en/of storten na aanbieding op het containerpark; 65° ongesorteerde huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen : huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen waarvan de in artikel 5.2.1.1 en 5.2.2.1 vermelde afvalstoffen niet worden gesorteerd of afzonderlijk worden ingezameld; 66° biologisch afbreekbare afvalstoffen : afvalstoffen die aëroob of anaëroob kunnen worden afgebroken;67° KGA : klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong en van vergelijkbare bedrijfsmatige oorsprong zoals bepaald in 82°;68° containerpark : een als dusdanig met toepassing van titel I van het VLAREM vergunde inrichting waar particulieren en eventueel ook bedrijven onder toezichtop vastgestelde dagen en uren bepaalde gesorteerde huishoudelijke afvalstoffen en eventueel met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen kunnen deponeren;69° medisch afval : een bijzondere afvalstof die bestaat uit alle afvalstoffen - ongeacht de aard, het voorkomen of de samenstelling - die afkomstig zijn van geneeskundige of diergeneeskundige behandelingen;70° geneeskundige of diergeneeskundige behandeling : elke behandeling, met of zonder instrumenten, die erop gericht is de lichamelijke en de geestelijke gezondheid van de mens of van het dier te bevorderen of te controleren;medisch onderzoek in laboratoria en elke behandeling in mortuaria, in onderzoeksinrichtingen, in bloedtransfusiecentra en in instellingen voor forensische geneeskunde worden eveneens als een geneeskundige of diergeneeskundige behandeling beschouwd; 71° instelling voor geneeskunde : alle openbare en private ziekenhuizen met uitzondering van de psychiatrische ziekenhuizen;alle poliklinieken; alle vaste of mobiele instellingen en eenheden of inrichtingen die geneeskundige behandelingen verstrekken aan ambulante of bedlegerige patiënten; alle psychiatrische ziekenhuizen die gelegen zijn op de campus van een ziekenhuis en behoren tot dezelfde inrichtende macht; alle rust- en verzorgingstehuizen die gelegen zijn op de campus van een ziekenhuis en behoren tot dezelfde inrichtende macht en niet onder de erkenning van een rusthuis vallen; alle psychiatrische verzorgingstehuizen die gelegen zijn op de campus van een ziekenhuis en behoren tot dezelfde inrichtende macht; alle laboratoria en onderzoeksinrichtingen die, intern of extern aan een instelling verbonden, voor die instellingen en voor geneeskundige praktijken onderzoekingen verrichten; alle laboratoria van de farmaceutische nijverheid; alle mobiele of vaste bloedtransfusiecentra; alle mortuaria waar lijkverzorging wordt uitgevoerd, en instellingen voor forensische geneeskunde; 72° beoefenaar van een geneeskundig beroep : iedereen (arts, tandarts, dierenarts, verpleegkundige, enz.) die als werknemer of zelfstandige geneeskundige of diergeneeskundige behandelingen verstrekt; 73° geneeskundige praktijk : elke praktijk of groepspraktijk van een arts, tandarts, dierenarts of van een andere zelfstandige beoefenaar van een geneeskundig beroep, waar geneeskundige of diergeneeskundige behandelingen worden verstrekt of die de basis vormt voor de niet-georganiseerde thuisverzorging, alsmede alle organisaties voor thuisverzorging, alle dierenklinieken en alle instellingen voor verzorging als bedoeld in 75° en alle andere dan in 71° genoemde psychiatrische ziekenhuizen;74° thuisverzorging : geneeskundige of diergeneeskundige behandelingen ten huize van de belanghebbende, verstrekt door de beoefenaar van een geneeskundig beroep, al dan niet in georganiseerd verband;75° instelling voor verzorging : alle andere dan 71° genoemde rust- en verzorgingstehuizen;alle rusthuizen, al dan niet met RVT-woongelegenheid, alle dagverzorgingscentra en alle andere dan 71° genoemde psychiatrische verzorgingstehuizen; 76° PCB's : polychloorbifenylen, polychloorterfenylen, monomethyltetrachloordifenylmethaan, monomethyldichloordifenylmethaan, monomethyldibroomdifenylmethaan en alle mengsels waarvan het totale gehalte aan bovengenoemde stoffen hoger is dan 0,005 gewichtsprocent;77° PCB-houdend apparaat : elk toestel dat PCB's bevat of heeft bevat ( bijvoorbeeld transformatoren, condensatoren, recipiënten die resthoeveelheden bevatten) en niet is gereinigd;tenzij redelijkerwijs het tegendeel kan worden aangenomen, worden toestellen die mogelijk PCB's bevatten als apparaten beschouwd; 78° houder van PCB's of een PCB-houdend apparaat : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die PCB's of een PCB-houdend apparaat in zijn bezit heeft;79° reiniging : het geheel van werkzaamheden waardoor een apparaat opnieuw gebruikt, gerecycleerd of onder veilige omstandigheden verwijderd kan worden;de vervanging, zijnde de werkzaamheden waarbij PCB's worden vervangen door een passende vloeistof die geen PCB's bevat, wordt eveneens als reiniging beschouwd; 80° milieudatabank : de databank met milieugegevens, zoals bedoeld in de artikelen 54 en 62 van het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid;81° jaarrapport bedrijfsafvalstoffen : de jaarlijkse rapportering van afvalstoffengegevens uit het afvalstoffenregister zoals bedoeld in artikel 17, § 2 van het Afvalstoffendecreet met betrekking tot de geproduceerde bedrijfsafvalstoffen;82° met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen : bedrijfsafvalstoffen van vergelijkbare aard, samenstelling en hoeveelheid als huishoudelijke afvalstoffen en die ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn als activiteiten van de normale werking van een particuliere huishouding;83° analyse : monsternemingen, ontledingen, of metingen in situ en/of in het laboratorium die voor wettelijke of reglementaire controles en/of voor de kwaliteitsbewaking door de overheid noodzakelijk zijn;84° kwaliteitshandboek : een document dat elementen bevat van het kwaliteitsbeheer binnen een laboratorium.Het kwaliteitsbeheer omvat zowel technische als organisatorische aspecten; 85° afval van de scheepvaart : scheepsafval en ladingresiduen;86° schip : zeegaand vaartuig, ongeacht het type, dat in het mariene milieu opereert, met inbegrip van draagvleugelboten, luchtkussenvaartuigen, onderwatervaartuigen en drijvende vaartuigen;87° Marpol 73/78 : het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973, als gewijzigd bij het Protocol van 1978 bij dat Verdrag;88° scheepsafval : afval, met inbegrip van sanitair afval, en residuen, niet zijnde ladingresiduen, die ontstaan tijdens de bedrijfsvoering van een schip en onder het toepassingsgebied vallen van de bijlagen I, IV en V van Marpol 73/78, en ladinggebonden afval zoals omschreven in de Guidelines voor de uitvoering van bijlage V van Marpol 73/78;89° ladingresiduen : de restanten van lading in ruimen of tanks aan boord die na het lossen en schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na lading of lossing en morsingen;90° vissersvaartuig : schip, uitgerust of met commercieel oogmerk gebruikt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee;91° pleziervaartuig : schip, bestemd of gebruikt voor sport of vrijetijdsbesteding ongeacht het type en de wijze van voortstuwing;92° haven : plaats of geografisch gebied met verbeteringswerken en voorzieningen die voornamelijk dienen voor de ontvangst van schepen met inbegrip van vissersvaartuigen en pleziervaartuigen;93° havenontvangstvoorziening : vaste, drijvende of mobiele voorziening die geschikt is voor de ontvangst van scheepsafval of ladingresiduen. Afdeling II. - Afvalstoffenlijst Art. 1.2.1. § 1. De afvalstoffenlijst wordt vastgesteld zoals weergegeven in bijlage 1.2.1.B bij dit besluit. § 2. Stoffen en voorwerpen die in de in § 1 genoemde afvalstoffenlijst zijn opgenomen, worden niet onder alle omstandigheden als afvalstof beschouwd, maar alleen als aan de definitie van afvalstof is voldaan, en als ze behoren tot een van de afvalstofcategorieën, opgenomen in bijlage 1.2.1.A. Afdeling III. - Handelingen voor de verwijdering van afvalstoffen Art. 1.3.1. Onder verwijderingshandelingen van afvalstoffen, in de zin van artikel 2, 6°, van het Afvalstoffendecreet, worden de volgende handelingen verstaan : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling IV. - Handelingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen Art. 1.4.1. Onder handelingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen, in de zin van artikel 2, 7°, van het Afvalstoffendecreet, worden de volgende handelingen verstaan : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK II. - Categorieën van afvalstoffen Afdeling I. - Huishoudelijke afvalstoffen Art. 2.1.1. Aansluitend op de bepalingen van het Afvalstoffendecreet wordt het straat- en veegvuil aan huishoudelijke afvalstoffen gelijkgesteld.

Afdeling II. - Bedrijfsafvalstoffen Art. 2.2.1. Aansluitend op de bepalingen van het Afvalstoffendecreet worden de volgende afvalstoffen aan bedrijfsafvalstoffen gelijkgesteld : alle afvalstoffen die geen huishoudelijke afvalstoffen zijn.

Afdeling III. - Bijzondere afvalstoffen Art. 2.3.1. Overeenkomstig het artikel 3, § 5, van het Afvalstoffendecreet worden de volgende afvalstoffen bijkomend als bijzondere afvalstoffen aangewezen : 1° baggerspecie en ruimingsspecie;2° de volgende afvalstoffen die ontstaan bij het onderhouden, herstellen of slopen van motorvoertuigen, motorvaartuigen, motorvliegtuigen en hun aanhorigheden : a) stof dat vrije asbestvezels bevat;b) remschoenen, remschijven, remplaten, remblokken en koppelingsplaten die asbest bevatten;c) loodstart- en andere batterijen;d) vervuilde of onbruikbare solventen;e) destillatieresidu's van solventrecuperatie;resten van verf, lak en vernis; slib van spuitcabines; f) synthetische remvloeistof;g) afgewerkte olie;h) vervuilde of onbruikbare brandstoffen;i) koelvloeistoffen;j) koelmiddelen die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten;j) vervuilde filters van spuitcabines, spuitbussen, verpakkingen die gevaarlijke stoffen met uitzondering van olie hebben bevat of door deze stoffen werden verontreinigd en niet meer gebruikt worden;k) oliehoudende afvalstoffen, zoals oliefilters, brandstoffilters, gebruikt absorptiemateriaal, afvalstoffen uit de olie-waterafscheider, oliehoudende schokdempers, verpakkingen die olie hebben bevat of door olie werden verontreinigd en niet meer gebruikt worden;l) katalysatoren;m) patronen van airbags, die chemicaliën bevatten;3° papier- en kartonafvalstoffen;4° afgedankte elektrische en elektronische apparatuur;5° afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen; 6° klein gevaarlijk afval van vergelijkbare bedrijfsmatige oorsprong, zoals omschreven in artikel 1.1.1, § 2, 67° juncto 82°; 7° oude en vervallen geneesmiddelen;8° afvalbanden;9° dierlijke en plantaardige afvalvetten en Boliën;10° afvalfotochemicaliën;11° afvallandbouwfolies;12° lampen;13° houtafval;14° vloerbedekkingsafval;15° asbesthoudende afvalstoffen;16° PVC-afvalstoffen;17° afgedankte apparatuur en recipiënten die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten;18° afval van de scheepvaart;19° luiers;20° zwerfvuil. Afdeling IV. - Gevaarlijke afvalstoffen Art. 2.4.1. § 1. Onder gevaarlijke afvalstoffen worden de afvalstoffen verstaan die in de lijst van bijlage 1.2.1 B met een * zijn aangeduid. § 2. De afvalstoffen uit § 1 worden geacht minstens een van de onderstaande gevaarlijke eigenschappen te bezitten : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De afvalstoffen uit § 1 worden geacht, wat de eigenschappen H3 tot en met H8, H10 en H11 betreft, te voldoen aan een of meer van de volgende eigenschappen : 1° een vlampunt <= 55 °C;2° een of meer als zeer vergiftig ingedeelde stoffen met een totale concentratie => 0,1 % (zeer vergiftigd : de indeling en de R-nummers zijn opgenomen in richtlijn 67/548/EEG van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen en de latere wijzigingen daarop.De concentratiegrenzen zijn ontleend aan richtlijn 88/379/EEG van 7 juni 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten en de latere wijzigingen); 3° een of meer als vergiftig ingedeelde stoffen met een totale concentratie => 3 %;4° een of meer als schadelijk ingedeelde stoffen met een totale concentratie => 25 %;5° een of meer als R 35 ingedeelde bijtende stoffen met een totale concentratie => 1 %;6° een of meer als R 34 ingedeelde bijtende stoffen met een totale concentratie => 5 %;7° een of meer als R 41 ingedeelde irriterende stoffen met een totale concentratie => 10 %;8° een of meer als R 36, R 37 of R 38 ingedeelde irriterende stoffen met een totale concentratie => 20 %;9° een stof waarvan bekend is dat ze kankerverwekkend is (categorie 1 of 2) met een concentratie => 0,1 %;10° een stof waarvan bekend is dat ze kankerverwekkend is (categorie 3) met een concentratie => 1 %;11° een als R 60 of R 61 ingedeelde voor de voortplanting vergiftige stof (categorie 1 of 2) met een concentratie => 0,5 %;12° een als R 62 of R 63 ingedeelde voor de voortplanting vergiftige stof (categorie 3) met een concentratie => 5 %;13° een als R 46 ingedeelde mutagene stof (categorie 1 of 2) met een concentratie => 0,1 %;14° een als R 40 ingedeelde mutagene stof (categorie 3) met een concentratie => 1 %. § 3. De testmethoden die gebruikt moeten worden voor de bepaling van de in § 2 bedoelde eigenschappen zijn opgenomen in bijlage V van de EG-richtlijn 67/584/EEG van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en de kenmerken van gevaarlijke stoffen, zoals herhaaldelijk gewijzigd.

Art. 2.4.2. § 1. De Vlaamse minister kan op verzoek van de houder beslissen dat een specifieke op de lijst als gevaarlijk aangeduide afvalstof in individuele gevallen geen van de in artikel 2.4.1, § 2 vermelde eigenschappen bezit en dus geen gevaarlijke afvalstof is. § 2. Een deklassering kan worden toegestaan voor een bepaalde afvalstof van een specifieke productieplaats en voor een specifieke productiestap binnen het productieproces. § 3. De houder van de afvalstof dient per aangetekend schrijven een verzoek tot deklassering in op het adres van de OVAM. De aanvraag moet minstens de volgende gegevens bevatten; 1° identificatie van de houder;2° identificatie van de maatschappelijke zetel en exploitatiezetel waarop het verzoek betrekking heeft; 3° de aard van de afvalstof (code uit bijlage 1.2.1 B); 4° een kopie van de milieuvergunning voor het proces waaruit de afvalstof vrijkomt, indien van toepassing;5° een gedetailleerde beschrijving van de stap uit het productieproces waarin de afvalstof ontstaat.Deze beschrijving moet zo opgesteld worden dat aangetoond wordt waarom de gevaarlijke eigenschappen van artikel 2.4.1, § 2 niet van toepassing zijn; 6° voor wat betreft de gevaarlijke eigenschappen H3 tot en met H8, H10 en H11 wordt aan de hand van analyseresultaten aangetoond dat de grenswaarden van artikel 2.4.1, § 2 niet overschreden worden; 7° voor de andere de gevaarlijke eigenschappen, genoemd in artikel 2.4.1., § 2 wordt gemotiveerd waarom ze niet aanwezig kunnen zijn in de afvalstof waarvoor het verzoek wordt ingediend.

De houder van de afvalstof ondertekent en dateert het verzoek tot deklassering. Naam en functie van de ondertekenaar worden vermeld. § 4. De Vlaamse minister doet uitspraak binnen een termijn van 3 maanden na ontvangst van de aanvraag. Voorafgaand aan deze uitspraak wint de Vlaamse minister het advies in van de OVAM. § 5. De OVAM stuurt de beslissing op naar de houder van de afvalstof, per aangetekend schrijven, binnen een termijn van 10 kalenderdagen na de datum van de beslissing. § 6. Elke wijziging van de administratieve gegevens van de houder van de afvalstof wordt aan de OVAM meegedeeld.

Art. 2.4.3. § 1. De Vlaamse minister kan in met redenen omklede uitzonderingssituaties, gemotiveerd op wetenschappelijke gronden, beslissen dat individuele afvalstoffen die op de lijst als niet-gevaarlijk zijn aangeduid, toch een of meer van de in artikel 2.4.1, § 2 vermelde eigenschappen bezitten. Deze afvalstoffen worden gevaarlijke afvalstoffen. § 2. De code van de afvalstof en de specifieke omstandigheden waarbinnen de afvalstof als gevaarlijk wordt geklasseerd, worden bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

HOOFDSTUK III. - Aanvaardingsplicht Afdeling I. - Algemene bepalingen Onderafdeling I. - Afvalstoffen onderworpen aan de aanvaardingsplicht Art. 3.1.1.1. Voor de volgende afvalstoffen geldt een aanvaardingsplicht voor de eindverkoper, de tussenhandelaar en de producent of de invoerder als bedoeld in artikel 10 van het Afvalstoffendecreet : 1° drukwerkafvalstoffen;2° afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen;3° oude en vervallen geneesmiddelen;4° afgedankte voertuigen;5° afvalbanden; 6° afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, zoals omschreven in artikel 3.5.1, a); 7° met ingang van 1 januari 2004 : a) afgewerkte olie; b) afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, zoals omschreven in artikel 3.5.1, b), met uitzondering van verlichtingsapparatuur; 8° met ingang van 1 juli 2004 : a) dierlijke en plantaardige afvalvetten en Boliën;b) afvalfotochemicaliën;c) afvallandbouwfolies;d) huishoudelijke en niet-huishoudelijke verlichtingsapparatuur;9° met ingang van 1 januari 2005 : a) houtafval;b) vloerbedekkingsafval;c) lampen; d) afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, zoals omschreven in artikel 3.5.1, c), met uitzondering van verlichtingsapparatuur.

Art. 3.1.1.2. § 1. Overeenkomstig het artikel 10, § 2 van het Afvalstoffendecreet houdt de aanvaardingsplicht voor de eindverkoper in dat hij, wanneer een consument een product aanschaft, verplicht is het overeenstemmende product waarvan de consument zich ontdoet gratis in ontvangst te nemen. § 2. De eindverkoper, tussenhandelaar en invoerder/producent moeten de volgende afvalstoffen gratis in ontvangst nemen, zelfs wanneer de consument geen vervangende producten aanschaft : 1° oude en vervallen geneesmiddelen;2° afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen;3° de voertuigen die vanaf de inwerkingtreding van dit besluit op de markt worden gebracht;4° vanaf 1 januari 2006 alle afgedankte voertuigen.Als de sector in kwestie bij de Vlaamse regering voor 1 januari 2004 geen stappenplan indient voor het beheer van afgedankte voertuigen of als dit stappenplan door de Vlaamse regering als onvoldoende wordt beschouwd, dan treedt de vermelde plicht vervroegd inwerking vanaf 1 juli 2004.

Als er geen uitspraak is van de Vlaamse regering voor 1 juli 2004, dan wordt het plan geacht als voldoende te zijn beschouwd. De datum van 1 januari 2006 wordt verschoven naar 1 januari 2007 bij beslissing van de Vlaamse regering als op basis van het ingediende plan blijkt dat de datum van 1 januari 2006 niet haalbaar is. Het vermelde plan voorziet in een in de tijd gefaseerde inzameling en verwerking van alle afgedankte voertuigen; 5° drukwerkafvalstoffen; 6° afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, zoals omschreven in artikel 3.5.1, a); 7° vanaf 1 januari 2004 afgewerkte olie; 8° vanaf 1 januari 2004 afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, zoals omschreven in artikel 3.5.1, b); 9° vanaf 1 januari 2004 afvalbanden;10° vanaf 1 juli 2004dierlijke en plantaardige afvalvetten en Boliën;11° vanaf 1 juli 2004 afvalfotochemicaliën;12° vanaf 1 juli 2004 afvallandbouwfolies;13° vanaf 1 januari 2005 houtafval;14° vanaf 1 januari 2005 vloerbedekkingsafval;15° vanaf 1 januari 2005 lampen; 16° vanaf 1 januari 2005 afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, zoals omschreven in artikel 3.5.1, c).

Van de plicht tot gratis terugname kan worden afgeweken in de milieubeleidsovereenkomst of in het afvalpreventie- en afvalbeheerplan waarvan sprake in artikel 3.1.1.4 indien de invoerders/producenten de gratis ontvangstname, zelfs wanneer de consument geen vervangende producten aanschaft, organiseert op de containerparken of andere inzamelpunten met vergelijkbare geografische spreiding en dekking. § 3. De terugname van afgedankte voertuigen, zoals bedoeld in artikel. 3.1.1.1, 4° en artikel. 3.1.1.2, § 2 is gratis onder volgende voorwaarden : het afgedankte voertuig : 1° bevat alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het functioneren van een voertuig;2° bevat geen afvalstoffen die vreemd zijn aan het afgedankte voertuig;3° was door de laatste eigenaar minstens sinds 6 maanden ingeschreven in België; 4° is vergezeld van het inschrijvingsbewijs D.I.V., het gelijkvormigheidsattest, en het keuringsbewijs; 5° moet aangeleverd worden op de door de eindverkoper aangeduide plaats.Het betreft voldoende en geografisch evenwichtig gespreide plaatsen.

Als aan de voornoemde voorwaarden niet wordt voldaan, kunnen verwerkingskosten worden bedongen in verhouding tot het gebrek. § 4. Als de eindverkoper, tussenhandelaar, producent of invoerder van afvalstoffen waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, gebruik wil maken van een of meerdere containerparken, van kringloopcentra of van andere inzamelplaatsen, dan moeten ze de kosten ten laste nemen voor de inzameling en scheiding in deze inrichtingen van de afvalstoffen die onderworpen zijn aan de aanvaardingsplicht.

Art. 3.1.1.3. Het gedeelte van de kostprijs van een product dat aan de consument wordt doorgerekend om de kosten te dekken die verbonden zijn aan de uitvoering van de aanvaardingsplicht, moet bij aankoop van het product aan de consument worden meegedeeld.

Art. 3.1.1.4. § 1. De wijze waarop aan de in artikel 3.1.1.1 en 3.1.1.2 genoemde aanvaardingsplicht wordt voldaan, wordt overeenkomstig artikel 10, § 6 van het Afvalstoffendecreet vastgelegd in : 1° ofwel een milieubeleidsovereenkomst als bedoeld in het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten die is afgesloten door de overkoepelende representatieve organisatie van ondernemingen waarvan de producent en/of de invoerder lid is.In het kader van de milieubeleids-overeenkomst wordt een beheersorganisme opgericht dat de taken uitoefent in naam van de representatieve organisatie(s). Het beheersorganisme legt jaarlijks een beheersplan ter goedkeuring voor aan de OVAM waarin het aangeeft hoe het de bepalingen van de overeenkomst zal nakomen. Op iedere raad van bestuur en algemene vergadering wordt een vertegenwoordiger van de OVAM uitgenodigd als waarnemer. Van de verplichting tot de oprichting van een beheersorganisme kan slechts afgeweken worden als de overkoepelende representatieve organisaties aantonen dat ze via een ander orgaan dezelfde resultaten kunnen behalen; 2° ofwel een afvalpreventie- en afvalbeheerplan dat door de producenten en invoerders ter goedkeuring aan de OVAM wordt voorgelegd. § 2. De in § 1 vermelde milieubeleidsovereenkomst of het afvalpreventie- en afvalbeheerplan vermeldt in het bijzonder : 1° maatregelen voor de kwalitatieve en kwantitatieve voorkoming (o.a. design for recycling) en voor het hergebruik van de afvalstoffen, en de voortgangscontrole erop; 2° maatregelen voor de selectieve inzameling en recycling van de afvalstoffen;3° maatregelen voor de optimale verwerking van de afvalstoffen;4° maatregelen voor een goede registratie van de afvalstoffenstromen en onderbouwing van het behalen van de in Vlarea en in de milieubeleidsovereenkomst opgenomen doelstellingen;5° maatregelen voor de vergoeding van inspanningen van de diverse overheden;6° maatregelen voor de voorlichting en sensibilisering van de diverse doelgroepen;7° maatregelen voor analyse van de levenscyclus;8° maatregelen voor eigen controlesystemen op de bovengenoemde maatregelen;9° bepalingen omtrent de rapportering aan de OVAM met betrekking tot alle bovengenoemde maatregelen;10° bepalingen rond een geschillencommissie die moet tussenkomen bij geschillen over de uitvoering van de milieubeleidsovereenkomst;11° een financiële zekerheid die overeenstemt met de geschatte kosten voor het overnemen door het Vlaamse Gewest van de aanvaardingsplicht gedurende 6 maanden.In een milieubeleidsovereenkomst kunnen andere zekerheden overeengekomen worden om de voortgang van de verbintenissen uit de overeenkomst te garanderen.

Art. 3.1.1.5. § 1. De OVAM geeft haar goedkeuring aan alle strategische, operationele en logistieke aspecten van de aanvaardingsplicht en van alle geplande communicatie-initiatieven, die kaderen in een milieubeleidsovereenkomst. § 2. De cijfergegevens die in het kader van de aanvaardingsplicht aan de OVAM of aan een beheersorganisatie die is opgericht in het kader van een milieubeleidsovereenkomst worden verstrekt, worden gecertificeerd door een extern accountant, boekhouder of bedrijfsrevisor. Met toestemming van de OVAM kunnen andere certificatiesystemen volstaan.

Onderafdeling II. - Afvalpreventie- en afvalbeheerplan Art. 3.1.2.1. Het in het artikel 3.1.1.4, § 1, 2° bedoelde afvalpreventie- en afvalbeheerplan moet, behalve de in § 2 van hetzelfde artikel vermelde opsomming van maatregelen, ten minste de volgende gegevens en verbintenissen bevatten : 1° identificatiegegevens : a) naam, rechtsvorm, zetel en nummer van het handelsregister of een overeenstemmende registratie en btw-nummer van de producent of de invoerder van producten waarvoor voor de overeenstemmende afvalstoffen de aanvaardingsplicht geldt;b) woonplaats en adres van de producent of de invoerder en in voorkomend geval van de maatschappelijke zetels, de administratieve zetels en de exploitatiezetels;c) telefoonnummer en eventueel faxnummer van de woonplaats, zetel of standplaats, binnen het Vlaamse Gewest, waar de producent of de invoerder bereikt kan worden;d) voor zover de aanvrager niet beschikt over een woonplaats of in voorkomend geval over een maatschappelijke zetel in het Vlaamse gewest, de schriftelijke aanduiding van een standplaats, bijhuis of kantoor waar het register op elk ogenblik door de bevoegde overheid geraadpleegd kan worden;e) inhoudstafel van het volledige afvalpreventie- en afvalbeheerplan; f ) naam en functie van de ondertekenaar van het afvalpreventie- en afvalbeheerplan; 2° voorwerp : a) vermelding van de onder de aanvaardingsplicht vallende afvalstoffen en de overeenkomstige producten waarop het afvalpreventie- en afvalbeheerplan van toepassing is; b) omschrijving van de wijze waarop aan de in artikelen 3.1.1.1. en 3.1.1.2 van dit besluit genoemde aanvaardingsplicht wordt voldaan inzonderheid rekening houdend met de voor deze afvalstoffen in dit hoofdstuk opgenomen specifieke voorschriften; c) de gegevens die overeenkomstig de bepalingen van artikel 3.1.1.4 specifiek voor de afvalstoffen a) in het afvalpreventie- en afvalbeheerplan vermeld moeten worden; 3° verbintenissen : de schriftelijke verbintenis, gedateerd en ondertekend door de producent of invoerder, of in voorkomend geval door een natuurlijke persoon die de vennootschap ertoe kan verbinden, dat de afvalstoffen die onder de toepassing van het afvalpreventie- en afvalbeheerplan vallen en die hem met toepassing van dit besluit en het artikel 10 van het Afvalstoffendecreet worden aangeboden door derden, inzonderheid eindverkopers en tussenhandelaars, door hem : a) gratis zullen worden aanvaard;b) zullen worden verwerkt met inachtname van de voorschriften, opgelegd door dit besluit. Daarbij moet ten minste een woonplaats, gelegen in het Vlaamse gewest, vermeld worden waar derden deze afvalstoffen gratis kunnen afleveren.

Art. 3.1.2.2. Het in artikel 3.1.1.4, § 1, 2° bedoelde afvalpreventie- en afvalbeheerplan wordt goedgekeurd volgens de volgende procedure : 1° de aanvraag tot goedkeuring van het afvalpreventie- en afvalbeheerplan wordt bij de OVAM ingediend, bij voorkeur onder briefhoofd van de aanvrager, gedateerd en ondertekend door de aanvrager of in voorkomend geval door een natuurlijke persoon die de vennootschap kan verbinden, met toevoeging van de volgende bijlagen : a) in voorkomend geval een afschrift van de oprichtingsakte en van de eventuele wijzigingen hieraan gedurende de laatste vijf jaar;b) het ontwerp van afvalpreventie- en afvalbeheerplan waarvoor de goedkeuring wordt gevraagd; 2° de OVAM onderzoekt de aanvraag, bedoeld in 1°, op haar volledigheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.2.1; a) als de aanvraag onvolledig wordt bevonden, wordt de aanvrager binnen veertien kalenderdagen na de indiening van de aanvraag hiervan door de OVAM schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de inlichtingen en gegevens die ontbreken of nadere toelichting vereisen;b) als de aanvraag volledig wordt bevonden, wordt de aanvrager binnen veertien kalenderdagen na de indiening van de aanvraag door de OVAM bij ter post aangetekende brief hiervan in kennis gesteld;c) als de OVAM geen schriftelijke kennisgeving uiterlijk veertien kalenderdagen na de indiening van de aanvraag aan de aanvrager heeft verzonden, wordt de aanvraag geacht volledig te zijn;3° binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf de datum van verzending van de in 2°, b), bedoelde brief of, in voorkomend geval, na de datum van het verstrijken van de in 2°, c), bedoelde termijn, doet de OVAM uitspraak over de aanvraag bedoeld in 1°;4° de OVAM zendt per ter post aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum van de beslissing een voor eensluidend verklaard afschrift van de aanvraag aan : a) de aanvrager;b) de afdeling Milieu-inspectie van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur. Art. 3.1.2.3. § 1. De in artikel 3.1.2.2, 3° bedoelde goedkeuring kan slechts voor een termijn van maximaal 5 jaar worden verleend. Elke goedkeuringsbeslissing die voor een kortere termijn geldt, moet gemotiveerd zijn. Een hernieuwing van de goedkeuring is overeenkomstig de procedure, vastgesteld in onderafdeling II. van hoofdstuk III mogelijk, telkens voor een termijn van maximaal 5 jaar. § 2. De goedkeuring kan door de OVAM : 1° worden ingetrokken op verzoek van de houder van de goedkeuring;2° ambtshalve worden ingetrokken of geschorst, na overlegging van een proces-verbaal waarin een inbreuk wordt vastgesteld op de voorschriften van dit besluit; Behoudens bij een dreigend en onmiddellijk gevaar voor mens en/of milieu, wordt de houder van de goedkeuring, per aangetekend schrijven en minstens 14 dagen voor de betekening ervan, op de hoogte gebracht van de voorgenomen beslissing en haar motieven; binnen deze termijn kan de houder van de goedkeuring zich verweren of zijn zaken in orde brengen.

Art. 3.1.2.4. De houder van de in artikel 3.1.2.2, 3° bedoelde goedkeuring is verplicht om, zonder verwijl en per aangetekend schrijven, een wijziging met betrekking tot de volgende gegevens in zijn dossier mee te delen aan de OVAM : 1° naam, rechtsvorm, zetel en nummer van het handelsregister of een overeenstemmende registratie en btw-nummer van de houder;2° woonplaats, adres of fax- en telefoonnummer van de houder en in voorkomend geval van de maatschappelijke zetels, de administratieve zetels en de exploitatiezetels of van de standplaats binnen het Vlaamse Gewest;3° het voorwerp van het goedgekeurde afvalpreventie- en afvalbeheerplan;4° de verbintenissen in het goedgekeurde afvalpreventie- en afvalbeheerplan. Art. 3.1.2.5. De natuurlijke persoon of rechtspersoon dient de in het goedgekeurde afvalpreventie- en afvalbeheerplan opgenomen verbintenissen stipt na te leven.

Afdeling II. - Drukwerkafvalstoffen Art. 3.2.1. § 1. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op drukwerkafvalstoffen, voortkomende uit het gebruik of het verbruik van drukwerk : § 2. De volgende drukwerkafvalstoffen vallen niet onder de toepassing van deze afdeling. Deze afvalstoffen komen voort uit het gebruik of het verbruik van : 1° drukwerk waarin geen handelsadvertenties of reclameteksten zijn opgenomen;2° drukwerk van producenten of invoerders die minder dan 3 ton drukwerk per jaar in verbruik brengen in het Vlaamse Gewest. § 3. De uitgever legt op verzoek van de OVAM de bescheiden voor waaruit blijkt dat het drukwerk dat hij in het verbruik heeft gebracht, niet onder de toepassing valt van deze afdeling 3.2.

Art. 3.2.2. De aanvaardingsplicht zoals beschreven in artikel 3.1.1.1 en 3.1.1.2 heeft tot doel enerzijds preventieve acties te stimuleren en anderzijds de recycling van drukwerkafvalstoffen te maximaliseren.

Het uiteindelijke streefdoel is een sectoriële recyclingsvoet, uitgedrukt in gewichtspercentage, te behalen van minstens 85 gewichtspercentage.

Art. 3.2.3. Het artikel 3.1.1.4, § 1, 2° genoemde afvalpreventie- en afvalbeheerplan vermeldt inzonderheid : 1° welke van de onder artikel 1.1.1, § 2, 17° genoemde categorieën van drukwerk de producent en/of de invoerder van drukwerk in verbruik brengt in het Vlaamse Gewest; 2° voor elk van de in 1° genoemde categorieën de wijze waarop de producent en/of de invoerder van drukwerk dat drukwerk aan de consument bezorgt : a) toezending met de post, al of niet door bemiddeling van derden;b) bezorging huis-aan-huis;c) al of niet door bemiddeling van derden aanbieden of laten aanbieden op vaste verkoop- of verdeelpunten;d) al of niet door bemiddeling van derden aanbieden of laten aanbieden op beurzen, tentoonstellingen of andere niet vaste verkoop- of verdeelpunten;e) op enige andere wijze;3° voor elk van de in 1° genoemde categorieën de wijze waarop de producent en/of de invoerder van drukwerk de drukwerkafvalstoffen aanvaardt;in voorkomend geval moet een kopie van de overeenkomsten met tussenhandelaars en/of eindverkopers als bijlage bij het afvalpreventie- en afvalbeheerplan worden gevoegd; 4° voor elk van de in 1° genoemde categorieën de wijze waarop de producent en/of de invoerder van drukwerk zorgt voor de nuttige toepassing of de verwijdering van de drukwerkafvalstoffen; 5° voor welke van de in 1° genoemde categorieën van publicaties de producent en/of de invoerder van drukwerk voor de nakoming van zijn aanvaardingsplicht overeenkomstig artikel 3.2.5 overeenkomsten heeft afgesloten met de gemeenten of verenigingen van gemeenten waar de drukwerkafvalstoffen ontstaan; in voorkomend geval moet een kopie van deze overeenkomsten als bijlage bij het afvalpreventie- en afvalbeheerplan worden gevoegd.

Art. 3.2.4. De producent en de invoerder van drukwerk stellen vóór 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM, voor zover deze gegevensverstrekking niet in een milieubeleidsovereenkomst is geregeld : 1° de totale hoeveelheid en het totale gewicht van het in het Vlaamse Gewest in verbruik gebrachte drukwerk, onderverdeeld in de categorieën, genoemd in artikel 1.1.1, § 2, 17°; 2° een overzicht van de totale hoeveelheid en het totale gewicht van de in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht ingezamelde drukwerkafvalstoffen;3° een overzicht van het totale gewicht van de met toepassing van de aanvaardingsplicht gerecycleerde, anderszins nuttig toegepaste en verwijderde drukwerkafvalstoffen; 4° een overzicht van de preventieve acties onderverdeeld in de categorieën, genoemd in artikel 1.1.1, § 2, 17°.

Art. 3.2.5. § 1. De producenten en de invoerders van drukwerk kunnen voor de nakoming van hun aanvaardingsplicht onder de voorwaarden, vastgelegd in de milieubeleidsovereenkomst of in het afvalpreventie- en afvalbeheerplan, genoemd in artikel 3.1.1.4, overeenkomsten afsluiten met de gemeenten of verenigingen van gemeenten waar de drukwerkafvalstoffen ontstaan. § 2. In de milieubeleidsovereenkomst of het afvalpreventie- en afvalbeheerplan wordt bepaald dat de producenten en invoerders van drukwerk de kosten voor de inzameling en de verwerking van drukwerkafvalstoffen, afkomstig van het door hen in het Vlaamse Gewest in verbruik gebrachte drukwerk, terugbetalen aan de gemeenten of verenigingen van gemeenten. § 3. De overeenkomsten die met het oog op de toepassing van de bepalingen van § 1 worden opgesteld, moeten in elk geval bepalingen omvatten betreffende de informatie en de sensibilisering van de consument.

Genoemde overeenkomsten worden door de producent en de invoerder van drukwerk vooraf, per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, ter goedkeuring aan de OVAM meegedeeld. Bij gebrek aan enige opmerking binnen zestig dagen na ontvangst wordt de voorgelegde overeenkomst geacht te zijn goedgekeurd.

Als de OVAM opmerkingen formuleert en de goedkeuring onthoudt, wordt de voorgestelde overeenkomst geschorst tot op het ogenblik dat de producent en de invoerder van drukwerk, per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, aanvullende informatie of aanpassingen voorleggen die door de OVAM uitdrukkelijk of, bij gebrek aan enige reactie binnen zestig dagen na ontvangst, stilzwijgend worden goedgekeurd.

De OVAM kan modelovereenkomsten en eenheidsprijzen, die aansluiten bij de gemiddelde kostprijs van de verstrekte diensten, voorstellen. § 4. Stickers, door de OVAM geaccepteerd, die worden gebruikt om aan te geven dat in een brievenbus al dan niet reclamedrukwerk of gratis regionale pers mag worden gestoken, moeten te allen tijde worden gerespecteerd.

Afdeling III. - Afgedankte voertuigen Art. 3.3.1. § 1. De verwerking van de met toepassing van de aanvaardingsplicht ingezamelde voertuigwrakken of afgedankte voertuigen moet ertoe leiden dat de volgende doelstellingen worden bereikt : 1° uiterlijk op 1 januari 2006 moet : a) minimaal 85 % van het gewicht van alle afgedankte voertuigen worden hergebruikt of nuttig toegepast;b) minimaal 80 % van het gewicht van afgedankte voertuigen worden hergebruikt of gerecycleerd;2° uiterlijk op 1 januari 2015 moet : a) minimaal 95 % van het gewicht van alle afgedankte voertuigen worden hergebruikt of nuttig toegepast;b) minimaal 85 % van het gewicht van afgedankte voertuigen worden hergebruikt of gerecycleerd. § 2. Voor de onderstaande onderdelen van afgedankte voertuigen geldt dat : 1° afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen worden verwerkt overeenkomstig artikel 3.6.1; 2° afgewerkte olie wordt verwerkt overeenkomstig artikel 3.7.1, § 2; 3° afvalbanden worden verwerkt overeenkomstig artikel 3.4.1.

Art. 3.3.2. Het afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst, genoemd in artikel 3.1.1.4, § 1 regelen inzonderheid en in voorkomend geval : 1° de verplichting van de eindverkopers van voertuigen om elk afgedankt voertuig in ontvangst te nemen dat door de consument wordt aangeboden bij de aankoop van een voertuig van een overeenstemmende soort als het afgedankte voertuig;voor de toepassing van deze bepaling worden de voertuigen onderverdeeld in de volgende soorten : a) personenwagens bestemd voor het vervoer van personen met ten hoogste acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, (categorie M1);b) bestelwagens en lastwagens voor het vervoer van goederen met een maximum massa van ten hoogste 3,5 ton (categorie N1);2° de verplichting van de tussenhandelaars in voertuigen om alle met toepassing van dit besluit in ontvangst genomen afgedankte voertuigen op regelmatige basis ter plaatse bij de eindverkopers van voertuigen in te zamelen en aan de producent of de invoerder aan te bieden;3° de verplichting van de voertuigproducenten of de invoerders om alle aanvaarde afgedankte voertuigen bij de tussenhandelaar, of bij gebrek daaraan bij de eindverkoper, op regelmatige basis in te zamelen en op eigen kosten te laten verwerken in een daartoe vergunde inrichting. Art. 3.3.3. De eindverkoper van voertuigen moet op een duidelijk zichtbare plaats en wijze in elk van zijn verkooppunten een bericht aanbrengen waarop onder de titel "AANVAARDINGSPLICHT AFGEDANKTE VOERTUIGEN" is aangegeven op welke wijze hij voldoet aan de bepalingen van dit besluit.

Art. 3.3.4. § 1. De eindverkoper van voertuigen stelt vóór 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : de totale hoeveelheid afgedankte voertuigen, uitgedrukt in kilogram, soorten en aantallen, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen. § 2. De tussenhandelaar in voertuigen stelt vóór 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : de totale hoeveelheid afgedankte voertuigen, uitgedrukt in kilogram, soorten en aantallen, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen. § 3. De producent of de invoerder van voertuigen stelt vóór 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : 1) de totale hoeveelheid voertuigen in het Vlaamse Gewest, uitgedrukt in kg en aantallen : a) die op de markt werden gebracht;b) waarvoor een " certificaat van vernietiging " is afgeleverd;2° de totale hoeveelheid afgedankte voertuigen, uitgedrukt in kilogram, categorieën M1 of N1, en aantallen, die in het Vlaamse Gewest werden aanvaard door de erkende centra en de eindverkopers;3° het gewicht van de onderdelen, materialen en afvalstoffen afkomstig van afgedankte voertuigen in kilogram, die gedurende het voorafgaande kalenderjaar : a) werden hergebruikt en gerecycleerd;b) werden verwerkt in vergunde installaties met terugwinning van energie;c) werden verwijderd in vergunde installaties voor de verbranding van afvalstoffen;d) werden verwijderd in of op stortplaatsen;4° de locatie van de verschillende erkende centra en/of vergunde verwerkingsinstallaties voor afgedankte voertuigen en de wijze waarop de aanvaarde afgedankte voertuigen in het Vlaamse Gewest werden verwerkt. § 4. De eindverkoper, tussenhandelaar, producent en invoerder van voertuigen houden een register bij van de afgedankte voertuigen, met vermelding van het chassisnummer, datum van aan- en afvoer, en naam en adres van bestemmeling. Ze verschaffen aan de OVAM alle andere informatie die de OVAM nuttig acht voor de beoordeling van de overeenkomstig het artikel 3.3.1 te bereiken doelstellingen.

Art. 3.3.5. § 1. De voertuigproducenten of invoerders verschaffen aan de erkende of vergunde verwerkingsinrichtingen van afgedankte voertuigen binnen zes maanden nadat een nieuw voertuigtype in de handel is gebracht, alle demontage-informatie. In die informatie worden de verschillende voertuigonderdelen en - materialen en de plaats van alle gevaarlijke stoffen in de voertuigen aangegeven. § 2. De producenten of invoerders van voertuigonderdelen verschaffen op verzoek van de erkende verwerkingsinrichtingen, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van commerciële en industriële gegevens, eveneens informatie omtrent demontage, opslag en het testen van onderdelen die opnieuw kunnen worden gebruikt.

Afdeling IV. - Afvalbanden Art. 3.4.1. Voor de verwerking van de met toepassing van de aanvaardingsplicht ingezamelde afvalbanden geldt dat : 1° alle afvalbanden worden ingezameld;2° de ingezamelde banden in de eerste plaats worden gesorteerd op herbruikbare banden;3° van ten minste 25 % van de ingezamelde afvalbanden, uitgedrukt in gewicht, het loopvlak vernieuwd wordt;4° de banden waarvan het loopvlak niet kan worden vernieuwd, bij voorkeur worden gerecycleerd.Vanaf 2005 wordt een recyclingpercentage bereikt van 20 % van de ingezamelde afvalbanden; 5° de rest van de ingezamelde banden energetisch wordt gevaloriseerd. Art. 3.4.2. Het afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst, genoemd in artikel 3.1.1.4, § 1, regelen inzonderheid en in voorkomend geval : 1° de verplichting van de eindverkopers van banden om elke afvalband in ontvangst te nemen die door de consument wordt aangeboden bij de aankoop van een band van een overeenkomstige soort als de afvalband; voor de toepassing van deze bepalingen worden de banden onderverdeeld in de volgende soorten : a) banden van personenwagens voor het vervoer van personen met ten hoogste acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, (categorie M1), en aanhangwagens;b) banden van bestelwagens en lastwagens voor het vervoer van goederen met een maximummassa van ten hoogste 3,5 ton (categorie N1);c) banden van lastwagens voor het vervoer van goederen met een maximummassa van meer dan 3,5 ton;d) banden van motorrijwielen;e) banden van landbouwtractoren;f) banden van landbouwmachines;g) banden van toestellen voor industrieel gebruik en openbare werken;h) banden van autobussen en autocars;i) banden van caravans 2° de verplichting van de tussenhandelaars van banden om alle met toepassing van dit besluit in ontvangst genomen afvalbanden op regelmatige basis ter plaatse bij de eindverkopers in te zamelen en aan de producent of de invoerder van banden aan te bieden;3° de verplichting van de producenten of de invoerders van banden om alle aanvaarde afvalbanden bij de tussenhandelaar, of bij gebrek daaraan bij de eindverkoper, op regelmatige basis in te zamelen en op eigen kosten te laten verwerken in een daartoe vergunde inrichting. Art. 3.4.3. De eindverkoper van rubberbanden moet op een duidelijk zichtbare plaats en wijze in elk van zijn verkooppunten een bericht aan brengen waarop onder de titel "AANVAARDINGSPLICHT AFVALBANDEN" is aangegeven op welke wijze hij voldoet aan de bepalingen van dit besluit.

Art. 3.4.4. § 1. De eindverkoper van banden stelt vóór 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : 1° de totale hoeveelheid afvalbanden, inclusief die welke in aanmerking komen voor hergebruik, uitgedrukt in kilogram;2° de soorten en aantallen afvalbanden, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werden genomen. § 2. De tussenhandelaar in banden stelt vóór 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : 1° de totale hoeveelheid afvalbanden, inclusief die welke in aanmerking komen voor hergebruik, uitgedrukt in kilogram;2° de soorten en aantallen afvalbanden, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen. § 3. De producent of de invoerder van banden stelt vóór 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : 1° de totale hoeveelheid banden, uitgedrukt in kilogram, soorten en aantallen, die in het Vlaamse Gewest in omloop werd gebracht;2° de totale hoeveelheid afvalbanden, inclusief die welke in aanmerking komen voor hergebruik, uitgedrukt in kilogram, soorten en aantallen, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld;3° de inrichting(en) waar en de wijze waarop de ingezamelde afvalbanden werden verwerkt;4° de totale hoeveelheid afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afvalbanden, uitgedrukt in kilogram, die : a) - werd uitgesorteerd voor hergebruik;b) - een nieuw loopvlak kreeg;c) - nuttig werd toegepast (materiaalrecycling, energetische valorisatie, enzovoort). § 4. De eindverkoper, tussenhandelaar, producent en invoerder van banden verschaffen aan de OVAM alle andere informatie die de OVAM nuttig acht voor de beoordeling van de overeenkomstig artikel 3.4.1 te bereiken doelstellingen.

Afdeling V. - Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur Art. 3.5.1. Elektrische en elektronische apparatuur wordt ingedeeld in de volgende twaalf categorieën : a) 1° grote huishoudelijke apparaten;2° kleine huishoudelijke apparaten;3° IT- en telecommunicatieapparatuur;4° consumentenapparatuur;5° elektrische en elektronische tuingereedschappen; b) 6° huishoudelijke en niet-huishoudelijke verlichtingsapparatuur;7° andere elektrische en elektronische gereedschappen;8° speelgoed, ontspannings- en sportapparatuur;9° meet- en controle-instrumenten; c) 10° de categorieën van apparaten genoemd onder 3.5.1 a) en b), die niet van huishoudelijke of vergelijkbare aard zijn; 11° automaten;12° afgedankte elektrische of elektronische medische hulpmiddelen. De Vlaamse minister kan een lijst vaststellen van de apparatuur die onder deze categorieën valt.

Art. 3.5.2. § 1. De met toepassing van de aanvaardingsplicht, zoals omschreven in artikel 3.1.1.1. en 3.1.1.2., in ontvangst genomen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur alsook de door of in opdracht van de gemeenten ingezamelde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, wordt met het oog op het hergebruik in de eerste plaats gescheiden in herbruikbare elektrische en elektronische apparatuur enerzijds, en niet-herbruikbare elektrische en elektronische apparatuur anderzijds, op basis van hun herbruikbaarheid voor hetzelfde doel. De uit de sortering ontstane niet-herbruikbare fractie is een afvalstof. § 2. De eindverkopers, tussenhandelaars, producenten en invoerders van elektrische en elektronische apparatuur alsook de gemeenten kunnen voor de in § 1 genoemde scheiding een beroep doen op door de OVAM erkende kringloopcentra. § 3. Om voor de verwerking, bedoeld in § 2, te kunnen worden erkend moet het kringloopcentrum voldoen aan de volgende erkenningscriteria : 1° het kringloopcentrum moet ten minste de volgende drie doelstellingen combineren, die opgenomen zijn in de statutaire doelstellingen van de rechtspersoon : a) de zorg voor het milieu door maximaal producthergebruik na te streven van de ingezamelde goederen;b) het ontwikkelen en waarborgen van tewerkstelling voor langdurig werklozen;c) het niet of slechts beperkt toekennen van vermogensvoordeel aan de vennoten of leden;2° het kringloopcentrum moet een rechtspersoonlijkheid hebben die verenigbaar is met de onder 1° vermelde doelstellingen;3° natuurlijke personen die de vereniging of vennootschap kunnen verbinden : a) moeten hun burgerlijke en politieke rechten bezitten;b) mogen de laatste vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning, geen effectieve strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen voor een overtreding op de wetgeving in België.Als het personen betreft die niet van Belgische nationaliteit zijn, mogen ze de milieuwetgeving niet overtreden hebben in de staat waarvan zij onderdaan zijn; 4° het kringloopcentrum verbindt zich ertoe elke wijziging van zijn statuten mee te delen aan de OVAM;5° de maatschappelijke zetel van het kringloopcentrum bevindt zich in een gemeente die in het Vlaamse Gewest is gelegen.De zetel kan niet overgebracht worden naar een plaats buiten het Vlaamse Gewest; 6° het verzorgingsgebied omvat minstens 75.000 inwoners; 7° het kringloopcentrum beperkt zijn activiteiten tot de gemeenten die behoren tot zijn verzorgingsgebied zoals vastgelegd in de erkenning. In gemeenten die niet behoren tot zijn verzorgingsgebied zal het kringloopcentrum geen enkele inzameling van afvalstoffen organiseren of in zijn opdracht doen organiseren; 8° het kringloopcentrum zal geen enkele daad van concurrentie stellen, noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks, tegenover andere erkende kringloopcentra;9° de inzameling heeft een permanent karakter;10° de winkel van het kringloopcentrum is voor iedereen toegankelijk en heeft ruime openingstijden.Het kringloopcentrum beperkt zich tot een sluitingsdag in de week en is wekelijks minstens 30 uur open. Op zaterdag of zondag is het kringloopcentrum minstens 4 uur open; 11° de gecumuleerde winkeloppervlakte van het kringloopcentrum bedraagt minstens 400 m2 en komt overeen met een equivalent van minstens 1m2 per 200 inwoners in het vastgelegde verzorgingsgebied;12° in de verkoopruimte wordt een representatief aanbod van herbruikbare elektrische en elektronische apparaten te koop aangeboden;13° het kringloopcentrum verbindt zich ertoe : a) een verzekeringscontract af te sluiten ter dekking van de schade die kan voortvloeien uit de voorgenomen activiteiten als kringloopcentrum en is ertoe verplicht om, binnen 30 dagen na het verlenen van de erkenning, het bewijs over te leggen dat een dergelijk verzekeringscontract werd afgesloten;b) vervolgens, jaarlijks, het bewijs te leveren van de voortzetting van het onder a) genoemde verzekeringscontract;c) op eenvoudig verzoek van de OVAM medewerking te verlenen aan sensibiliserings- en informatiecampagnes die door de OVAM worden opgezet;14° het kringloopcentrum bezorgt jaarlijks aan de OVAM een jaarrapport met de door de OVAM gevraagde informatie. § 4. De aanvraag tot erkenning als kringloopcentrum vermeldt : 1° de naam van de rechtspersoon die de aanvraag indient;2° het adres van de maatschappelijke, administratieve en exploitatiezetel van het kringloopcentrum;3° de naam en voornaam van de bestuurders en zaakvoerders en een afschrift van de oprichtingsakte en haar eventuele wijzigingen, zoals neergelegd op de griffie van de bevoegde rechtbank;4° de nauwkeurige beschrijving van de werking van het kringloopcentrum, het verzorgingsgebied, de inzamelorganisatie, de ophaalmiddelen, het aantal personeelsleden en hun kwalificaties, de openingstijden, het financieel en ondernemingsplan met prognoses voor de komende drie jaar. § 5. De in § 4 bedoelde erkenningsaanvraag wordt behandeld als volgt : 1° de aanvraag wordt in drievoud bij de OVAM ingediend, bij voorkeur onder briefhoofd van de aanvrager, gedateerd en ondertekend door de aanvrager of in voorkomend geval door een natuurlijke persoon die de vennootschap kan verbinden;2° de OVAM onderzoekt de aanvraag bedoeld onder 1°, op haar volledigheid overeenkomstig het bepaalde in § 4.a) wordt de aanvraag onvolledig bevonden, dan wordt de aanvrager binnen veertien kalenderdagen na de indiening van de aanvraag hiervan door de OVAM schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de inlichtingen en gegevens die ontbreken of nadere toelichting vereisen;b) wordt de aanvraag volledig bevonden, dan wordt de aanvrager binnen veertien kalenderdagen na de indiening van de aanvraag door de OVAM met een aangetekende brief hiervan in kennis gesteld;c) als de OVAM uiterlijk veertien kalenderdagen na de indiening van de aanvraag geen schriftelijke kennisgeving heeft verzonden, aan de aanvrager, wordt de aanvraag geacht volledig te zijn;3° binnen een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum van verzending van de onder 2°, b), bedoelde brief, of, in voorkomend geval, na de datum van het verstrijken van de onder 2°, c), bedoelde termijn, doet de OVAM uitspraak over de aanvraag zoals bedoeld in 1°;4° de OVAM stuurt met een aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum van de beslissing zoals bedoeld in 4° 3° een eensluidend verklaard afschrift ervan aan : a) de aanvrager;b) de afdeling Milieu-inspectie van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur. § 6. De in § 5, 3°, bedoelde erkenning kan slechts voor een termijn van maximaal 5 jaar worden verleend. Elke erkenningsbeslissing die voor een kortere termijn geldt, moet terzake gemotiveerd zijn. Een hernieuwing van de erkenning is overeenkomstig de procedure, vastgesteld door afdeling 3.5, mogelijk, telkens voor een termijn van maximaal 5 jaar. § 7. De erkenning kan door de OVAM : 1° worden ingetrokken op verzoek van de houder van de goedkeuring;2° ambtshalve worden ingetrokken of geschorst, na overlegging van een proces- verbaal waarin een overtreding wordt vastgesteld van de voorschriften van dit besluit. Behoudens bij een dreigend en onmiddellijk gevaar voor mens of milieu, wordt de houder van de erkenning, met een aangetekende brief en minstens 14 dagen voor de betekening ervan, op de hoogte gebracht van de voorgenomen beslissing en haar motieven; binnen deze termijn kan de houder van de erkenning zich verweren of zijn zaken in orde brengen. § 8. De houder van de in § 5, 3° bedoelde erkenning is verplicht om elke formele wijziging van de administratieve gegevens van het erkende kringloopcentrum onmiddellijk met een aangetekende brief aan de OVAM mee te delen. Een wijziging van een van de volgende gegevens in zijn dossier moet hij ook meedelen aan de OVAM : 1° naam, rechtsvorm, zetel en nummer van het handelsregister of een overeenstemmende registratie en btw-nummer van de houder;2° woonplaats, adres of fax- en telefoonnummer van de houder en in voorkomend geval van de maatschappelijke, de administratieve en de exploitatiezetels of van de standplaats binnen het Vlaamse Gewest. Art. 3.5.3. De verwerking van de met toepassing van de aanvaardingsplicht ingezamelde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moet ertoe leiden dat de volgende percentages van hergebruik en recycling, worden behaald : 1° voor het ferrometaal : 95 %;2° voor het non-ferrometaal : 95 %;3° voor de kunststoffen;20 %; 4° voor batterijen : 65 %. De kunststoffen worden nuttig toegepast.

De voormelde doelstellingen gelden voor elk van de categorieën, vermeld in artikel 3.5.1.

Inzake hergebruik en recycling worden globale doelstellingen gehaald van 90 % voor grote huishoudelijke apparaten en 70 % voor de andere apparatuur.

Art. 3.5.4. Het afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst, genoemd in artikel 3.1.1.4, § 1, regelen inzonderheid en in voorkomend geval : 1° de verplichting van de eindverkopers van elektrische en elektronische apparatuur om elk afgedankt elektrisch of elektronisch apparaat in ontvangst te nemen dat door de consument wordt aangeboden naar aanleiding van de aankoop van een elektrisch of elektronisch apparaat van een overeenstemmende soort als het afgedankte apparaat;2° de verplichting van de eindverkopers van elektrische en elektronische apparatuur die een elektrisch of elektronisch apparaat bij de consument aan huis leveren, om bij de levering het overeenstemmende afgedankte apparaat ter plaatse bij de consument in ontvangst te nemen;3° de verplichting van de tussenhandelaars in elektrische en elektronische apparatuur om alle afgedankte elektrische of elektronische apparatuur die met toepassing van dit besluit in ontvangst is genomen, op regelmatige basis ter plaatse bij de eindverkopers van elektrische en elektronische apparatuur in te zamelen en aan de producent of de invoerder van de elektrische of elektronische apparatuur aan te bieden;4° de verplichting van de producenten of de invoerders van de elektrische of elektronische apparatuur om alle aanvaarde afgedankte apparatuur bij de tussenhandelaar in elektrische en elektronische apparatuur, of bij gebrek daaraan bij de eindverkoper van elektrische en elektronische apparatuur, op regelmatige basis in te zamelen en op eigen kosten te laten verwerken in een daartoe vergunde inrichting. Art. 3.5.5. De eindverkoper van elektrische en elektronische apparatuur moet op een duidelijk zichtbare plaats en wijze in elk van zijn verkooppunten een bericht aanbrengen waarop onder de titel "AANVAARDINGSPLICHT AFGEDANKTE ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE APPARATUUR" is aangegeven op welke wijze hij voldoet aan de bepalingen van dit besluit.

Art. 3.5.6. § 1. De eindverkoper van elektrische en elektronische apparatuur stelt vóór 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : 1° de totale hoeveelheid afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, uitgedrukt in kilogram;2° de soorten en aantallen afgedankte elektrische en elektronische apparaten, die in het kader van de aanvaardingsplicht in ontvangst werden genomen, met minstens de aparte vermelding van de hoeveelheden die : - voor hergebruik geselecteerd werden, inclusief de overbrenger en de bestemming; - aan de tussenhandelaars, respectievelijk producent/invoerder werden overhandigd; - een andere bestemming kregen. § 2. De tussenhandelaar in elektrische en elektronische apparatuur stelt vóór 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : 1° de totale hoeveelheid afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, uitgedrukt in kilogram;2° de soorten en aantallen afgedankte elektrische en elektronische apparaten, die in het kader van de aanvaardingsplicht in ontvangst werden genomen, met minstens de aparte vermelding van de hoeveelheden die : - voor hergebruik geselecteerd werden, inclusief de overbrenger en de bestemming; - aan de producent/invoerder werden overhandigd; - een andere bestemming kregen. § 3. De producent of de invoerder van elektrische of elektronische apparatuur stelt vóór 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : 1° de totale hoeveelheid elektrische en elektronische apparatuur, uitgedrukt in kilogram, soorten en aantallen, die in Vlaanderen op de markt werd gebracht;2° de totale hoeveelheid afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, uitgedrukt in kilogram, soorten en aantallen, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld;3° de inrichting(en) waar en de wijze waarop de ingezamelde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur werd verwerkt;4° de inrichting(en) waar en de hoeveelheid ingezamelde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die in hergebruik werd gebracht; 5° de totale hoeveelheden afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, uitgedrukt in kilogram en opgesplitst per groep van afvalstof als bedoeld in artikel 3.5.3 en per categorie, vermeld in 3.5.1, die : a) werden gerecycleerd;b) op een andere wijze nuttig werden toegepast;c) werden verwijderd in installaties voor de verbranding van afvalstoffen;d) werden verwijderd door storten. § 4. De eindverkoper, tussenhandelaar, producent en invoerder van elektrische en elektronische apparatuur verschaffen aan de OVAM alle andere informatie die de OVAM nuttig acht voor de beoordeling van de overeenkomstig artikel 3.5.3 te bereiken doelstellingen.

Afdeling VI. - Afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen Art. 3.6.1. De aanvaardingsplicht, zoals beschreven in artikel 3.1.1.1 en 3.1.1.2, heeft tot doel, enerzijds preventieve acties te stimuleren en anderzijds de nuttige toepassing van de afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen te maximaliseren, met het oog op het behalen van de volgende doelstellingen : 1° afvalloodstartbatterijen : a) een inzamelpercentage van meer dan 90 %, en van meer dan 95 % vanaf 1 januari 2005;b) voor de afvalstoffen, die voortkomen uit de verwerking van de afvalloodstartbatterijen : 1) 95 % recyclage van lood;2) 100 % nuttige toepassing van de kunststoffen of 30 % recyclage;3) volledige nuttige toepassing of neutralisatie van het elektrolyt;2° andere afvalbatterijen : a) inzamelpercentage van 75 % van de hoeveelheden afvalbatterijen, met uitzondering van de afvalbatterijen die deel uitmaken van een afgedankt apparaat of gebruiksgoed;b) de producenten en invoerders van batterijen verzamelen en verwerken na gebruik of afdanking ervan alle verpakkingen en andere middelen die ter beschikking worden gesteld van de burger voor de inzameling van afvalbatterijen;c) de producenten en invoerders van batterijen, of de personen die door hen zijn aangesteld, halen op verzoek van de exploitant gratis alle afvalbatterijen op die in het Vlaamse Gewest ontstaan in inrichtingen, vergund voor de ontmanteling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur of andere gebruiksgoederen;d) een recyclingpercentage van 65 %;3° preventieve acties : a) inspanningen met het oog op het verhogen van de gemiddelde kwaliteit van de loodstart- en andere batterijen die op de markt worden gebracht, te meten aan de capaciteit, de levensduur en de houdbaarheid;b) de vermindering van de hoeveelheid cadmium in zink-bruinsteenbatterijen en in alkali-mangaanbatterijen tot maximaal 0,002 gewichtsprocent;c) de vermindering van de hoeveelheid lood in zink-bruinsteenbatterijen en in alkali-mangaanbatterijen tot maximaal 0,2 gewichtsprocent;d) het opstellen en actief communiceren van duidelijke richtlijnen ten behoeve van de consumenten en de fabrikanten van apparatuur over welke types van loodstart- en andere batterijen binnen het gamma het meest geschikt zijn voor bepaalde toepassingen. De preventieve acties hebben uiteindelijk als doel om het gebruik van herlaadbare batterijen te bevorderen ter vervanging van het gebruik van niet-herlaadbare batterijen.

Art. 3.6.2. Het afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst, genoemd in artikel 3.1.1.4, § 1, regelen inzonderheid en in voorkomend geval : 1° de verplichting van de eindverkopers van loodstart- of andere batterijen om elke afvalbatterij en afvalloodstartbatterij in ontvangst te nemen die door de consument wordt aangeboden;2° de verplichting van de tussenhandelaars in loodstart- of andere batterijen om alle afvalbatterijen of afvalloodstartbatterijen die met toepassing van dit besluit in ontvangst genomen zijn, op regelmatige basis ter plaatse bij de eindverkopers in te zamelen en aan de producent of de invoerder van loodstart- of andere batterijen aan te bieden;3° de verplichting van de producenten of de invoerders van loodstart- of andere batterijen om alle aanvaarde afvalbatterijen of afvalloodstartbatterijen bij de tussenhandelaar van loodstart- of andere batterijen, of bij gebrek daaraan bij de eindverkoper van loodstart- of andere batterijen, op regelmatige basis in te zamelen en op eigen kosten te laten verwerken in een daarvoor vergunde inrichting;4° de manier waarop het gebruik van herlaadbare batterijen werd aangemoedigd. Art. 3.6.3. De eindverkoper van loodstart- of andere batterijen moet op een duidelijk zichtbare plaats en wijze in elk van zijn verkooppunten een bericht aan brengen waarop onder de titel "AANVAARDINGSPLICHT AFVALBATTERIJEN » of « AANVAARDINGSPLICHT AFVALLOODSTARTBATTERIJEN" is aangegeven op welke wijze hij voldoet aan de bepalingen van dit besluit.

Art. 3.6.4. § 1. De producent of de invoerder van loodstart- en andere batterijen stelt vóór 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : 1° de totale hoeveelheid loodstart- en andere batterijen, uitgedrukt in kilogram, die in het Vlaamse Gewest werd verbruikt, opgesplitst naar elk van de volgende soorten : a) zink-bruinsteenbatterijen;b) alkali-mangaanbatterijen;c) kwikoxidebatterijen;d) zilveroxidebatterijen;e) zink-luchtbatterijen; f ) nikkel-cadmiumbatterijen; g) loodstartbatterijen;h) overige batterijen;2° de totale hoeveelheid afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen, uitgedrukt in kilogram, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld, opgesplitst naar de soorten vermeld in 1°;3° de inrichting(en) waar en de wijze waarop de ingezamelde afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen werden verwerkt;4° de hoeveelheid gerecycleerde afvalstoffen;5° een overzicht van de preventieve acties. § 2. De eindverkoper, tussenhandelaar, producent en invoerder van loodstart- of andere batterijen verschaffen aan de OVAM alle andere informatie die de OVAM nuttig acht voor de beoordeling van de overeenkomstig dit besluit te bereiken doelstelling.

Afdeling VII. - Afgewerkte olie Art. 3.7.1 § 1. De aanvaardingsplicht, zoals beschreven in artikel 3.1.1.1 en 3.1.1.2, voor afgewerkte olie moet ertoe te leiden dat de potentieel beschikbare hoeveelheid afgewerkte olie wordt ingezameld.

Bij de bepaling van de potentieel beschikbare hoeveelheid afgewerkte olie wordt rekening gehouden met de hoeveelheid olie die op de markt werd gebracht en de verliezen die ontstaan door de consumptie. § 2. De ingezamelde afgewerkte olie moet worden verwerkt met toepassing van de beste beschikbare technieken. Vanaf 1 januari 2004 wordt minstens 85 % van de ingezamelde afgewerkte olie verwerkt door middel van regeneratie, herraffinage of ander hergebruik, en wordt maximaal 15 % van de ingezamelde afgewerkte olie verbrand met terugwinning van energie.

Art. 3.7.2. Het afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst, genoemd in artikel 3.1.1.4, § 1, regelen inzonderheid en in voorkomend geval : 1° de verplichting van de eindverkopers van olie om de afgewerkte olie in ontvangst te nemen die door de consument wordt aangeboden bij de aankoop van olie van een overeenstemmende soort;2° de verplichting van de eindverkopers van olie om bij levering aan huis bij de consument, de ter plaatse vrijkomende afgewerkte olie in ontvangst te nemen;3° de verplichting van de tussenhandelaar in om alle afgewerkte olie die met toepassing van dit besluit in ontvangst genomen is, op regelmatige basis ter plaatse bij de eindverkopers van olie in te zamelen en aan de producent of invoerder van olie aan te bieden;4° de verplichting van producenten of invoerders van olie om alle aanvaarde afgewerkte olie bij de tussenhandelaar van olie, of bij gebreke daaraan bij de eindverkoper van olie, op regelmatige basis in te zamelen en op eigen kosten te laten verwerken in daartoe vergunde inrichtingen. Art. 3.7.3. De eindverkoper van olie moet op een duidelijk zichtbare plaats en wijze in elk van zijn verkooppunten een bericht aan brengen waarop onder de titel « AANVAARDINGSPLICHT AFGEWERKTE OLIE » is aangegeven op welke wijze hij voldoet aan dit besluit.

Art. 3.7.4 § 1. De eindverkoper en de tussenhandelaar van olie stellen vóór 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : de totale hoeveelheid afgewerkte olie, uitgedrukt in liter, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen. § 2. De producent of invoerder van olie stelt vóór 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : 1° de totale hoeveelheid olie, uitgedrukt in liter, die in het Vlaamse Gewest werd verbruikt;2° de totale hoeveelheid afgewerkte olie, uitgedrukt in liter, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld.Hij geeft daarbij op een gemotiveerde wijze aan wat de verliezen zijn die ontstaan door de consumptie; 3° de inrichting(en) waar en de wijze waarop de ingezamelde afgewerkte olie werd verwerkt;4° de totale hoeveelheden aan stoffen, die voortkomen uit de verwerking van afgewerkte olie, uitgedrukt in liter, die : a) opnieuw werden gebruikt als olie;b) opnieuw geraffineerd werden;c) op een andere wijze nuttig werden toegepast;d) werden verwijderd. § 3. De eindverkoper, tussenhandelaar, producent en invoerder van olie verschaffen aan de OVAM alle andere informatie die de OVAM nuttig acht voor de beoordeling van de overeenkomstig artikel 3.7.1 te bereiken doelstellingen.

HOOFDSTUK IV. - Aanwending van afvalstoffen als secundaire grondstoffen Afdeling I. - Algemene bepalingen Art. 4.1.1. § 1. Bijlage 4.1 bevat de lijst met afvalstoffen die als secundaire grondstoffen mogen worden gebruikt op voorwaarde dat ze voldoen aan de voorwaarden, bepaald in afdeling 4.2. Een afvalstof verliest het statuut afvalstof en wordt secundaire grondstof vanaf het ogenblik dat ze voldoet aan de vastgestelde voorwaarden. § 2. De Vlaamse regering kan in afwijking van de lijst in bijlage 4.1 en mits alle andere voorwaarden voor het gebruik als secundaire grondstof worden gerespecteerd, het gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstof toelaten binnen de gebruiksgebieden « gebruik in of als meststof of als bodemverbeterend middel, gebruik in of als bouwstof, gebruik als bodem ». De houder van de afvalstof dient hiertoe een aanvraag in bij de OVAM. De houder maakt hiervoor gebruik van het standaardformulier, waarvan het model is vastgesteld in bijlage 4.3. De procedure verloopt overeenkomstig afdeling III. Elke afvalstof dient individueel te beantwoorden aan de voorwaarden.

De voorwaarden mogen niet worden bekomen door een menging van afvalstoffen. § 3. De afvalstoffen, opgesomd in bijlage 4.1, en de afvalstoffen die overeenkomstig § 2 een toelating hebben gekregen, mogen alleen als secundaire grondstoffen gebruikt worden als ze geen grotere hoeveelheid van de volgende stoffen bevatten dan die welke bij oordeelkundig gebruik van deze afvalstoffen een gevaar voor de gezondheid van de mens of betekenisvolle nadelige gevolgen voor het milieu kunnen inhouden : 1° geen gevaarlijke stoffen zoals bepaald in de EG-Richtlijn 67/584/EEG van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en de kenmerken van gevaarlijke stoffen;2° geen andere schadelijke stoffen dan de genormeerde stoffen in dit hoofdstuk;3° geen schadelijke organismen zoals bepaald in het koninklijk besluit van 7 januari 1998 betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten. § 4. Voor het gebruik van bepaalde afvalstoffen uit de lijst, zoals bepaald in de kolom voorwaarden inzake samenstelling of gebruik in bijlage 4.1, als secundaire grondstof en voor alle afvalstoffen met toepassing van § 2 is een gebruikscertificaat noodzakelijk. De procedure voor het verkrijgen van een gebruikscertificaat is beschreven in afdeling III. In afwijking van de lijst in bijlage 4.1 bij dit besluit mogen afvalstoffen gebruikt worden als secundaire grondstof in bodemsaneringswerken als ze voldoen aan de voorwaarden inzake samenstelling of gebruik, vastgesteld in het conformiteitsattest van het bodemsaneringsproject, overhandigd door de OVAM conform de bepalingen van artikel 17 van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering en mits alle andere voorwaarden voor het gebruik als secundaire grondstof worden gerespecteerd.

Art. 4.1.2. § 1. Onverminderd de geldende bepalingen inzake productverantwoordelijkheid is de houder van afvalstoffen die ze als secundaire grondstoffen in de handel brengt, verantwoordelijk voor de kwaliteit zoals bepaald in artikel 4.1.1 en stelt hij de OVAM onverwijld in kennis indien hij over informatie beschikt waaruit kan worden besloten dat een partij potentiële secundaire grondstoffen niet meer in aanmerking komt voor het beoogde gebruik als secundaire grondstof. § 2. De afvalstoffen die gebruikt worden als secundaire grondstoffen, worden minstens eenmaal per jaar bemonsterd en geanalyseerd. De OVAM kan de frequentie nader specificeren. Het monster moet representatief zijn voor de productie in een bepaald tijdsinterval. Afhankelijk van de herkomst kan in overleg met de OVAM de parameterlijst, zoals bepaald in bijlage 4.2.1 en 4.2.2 beperkt worden. De conformiteit van de secundaire grondstof met de geldende criteria moet worden verzekerd op basis van een representatieve bemonstering en analyse. De houder van de afvalstof die ze als secundaire grondstof in de handel brengt, is daarvoor verantwoordelijk. § 3. De analysegegevens worden bij de houder van afvalstoffen die als secundaire grondstof mogen worden gebruikt gedurende 5 jaar ter beschikking gehouden van de toezichthoudende ambtenaren.

Afdeling II. - Voorwaarden inzake samenstelling of gebruik Onderafdeling I. - Voorwaarden voor het gebruik als meststof, of als bodemverbeterend middel Art. 4.2.1.1. § 1. Onverminderd de voorwaarden van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en de voorwaarden van federale wetgeving betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten, bepaald in de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt met haar uitvoeringsbesluiten, zijn de volgende voorwaarden om afvalstoffen als secundaire grondstof te gebruiken als meststof of als bodemverbeterend middel van toepassing : 1° de voorwaarden inzake samenstelling, namelijk de maximale gehalten aan verontreinigende stoffen, bepaald in bijlage 4.2.1.A; 2° de voorwaarden inzake gebruik, namelijk de maximaal toelaatbare dosering, bepaald in bijlage 4.2.1.B; als meer dan een secundaire grondstof gebruikt wordt, mag de som van de toegevoegde individuele verontreinigingen de maximaal toelaatbare dosering niet overschrijden. § 2. In het kader van een driejarig teeltplan mag om de drie jaar het drievoud gebruikt worden van de dosis, berekend op basis van de samenstelling en de gebruiksvoorwaarden, bepaald in bijlage 4.2.1.B. § 3. Bij het gebruik van composten en digestaten voor de heraanleg van de bouw voor groenvoorziening, infrastructuurwerken of andere cultuurtechnische werken mag een veelvoud van de maximaal toelaatbare bodemdosering gebruikt worden, berekend op het aantal jaar dat geldt als normale levensduur van de heraangelegde bouwvoor. De maximaal toelaatbare doseringen, bepaald in bijlage 4.2.1.B, worden in dit geval verminderd met de waarden van de eenmalige compostdosering, gedeeld door de normale levensduur.

Art. 4.2.1.2. § 1. De producenten van behandeld zuiveringsslib verstrekken aan de gebruikers alle informatie over de zuiveringsslibanalyse, bepaald in bijlage 4.2.1.C. De bemonstering en analyse van behandeld zuiveringsslib gebeurt volgens de bepalingen, vastgesteld in bijlage 4.2.1.C. § 2. Het gebruik van behandeld zuiveringsslib is enkel toegelaten als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° de concentraties in de bodem, bepaald volgens de punten 4 en 5 van bijlage 4.2.1.C, overschrijden voor geen enkel metaal de concentraties, bepaald in bijlage 4.2.1.D; 2° de bodem bezit een pH-waarde die hoger is dan 6;3° bij toepassing op grasland of akkerland wordt injectie in de bodem toegepast of wordt onmiddellijk ondergeploegd. § 3. Het gebruik van behandeld zuiveringsslib is verboden : 1° op weideland dat wordt beweid of op velden voor de teelt van voedergewassen als die voedergewassen worden geoogst vóór het verstrijken van een wachttermijn van ten minste 6 weken;2° op groente- en fruitaanplant, met uitzondering van de aanplant van fruitbomen gedurende de groeiperiode;3° op bodems die bestemd zijn voor de teelt van groenten of vruchten die normaliter in rechtstreeks contact met de bodem staan en die normaliter rauw worden geconsumeerd, gedurende een periode van 10 maanden, voorafgaand aan de oogst en tijdens de oogst zelf;4° in gebieden die volgens de vigerende plannen van aanleg overeenstemmen met een van de bestemmingen, opgesomd onder bestemmingstype I van het Vlarebo, stadstuinen en alle verstedelijkte plaatsen die toegankelijk zijn voor publiek. Onderafdeling II. - Voorwaarden voor het gebruik in of als bouwstof Art. 4.2.2.1. Rekening houdend met de geldende voorwaarden voor werken of bouwstoffen moeten de volgende voorwaarden om afvalstoffen als secundaire grondstof te gebruiken in of als bouwstof worden nageleefd : 1° de maximale totaalconcentratie aan organische verbindingen, voor gebruik in of als bouwstoffen bepaald in bijlage 4.2.2.A, is een dwingende waarde; 2° de maximale totaalconcentratie aan metalen, voor gebruik in of als bouwstoffen, bepaald in bijlage 4.2.2.A, is een richtwaarde. Voor de metalen waarbij de totaalconcentraties lager zijn dan de respectievelijke achtergrondwaarden voor een standaardbodem, zoals opgenomen in Vlarebo, moet de uitloogbaarheid niet bepaald worden; 3° de maximale uitloogbaarheidswaarden van metalen voor gebruik als NV-bouwstof, bepaald in bijlage 4.2.2.B, zijn dwingende waarden. De maximale uitloogbaarheid geldt voor een standaardgebruik waarbij de toepassingshoogte van de NV-bouwstof, gemeten loodrecht op het aardoppervlak, 0,7 m bedraagt, het soortelijk gewicht 1550 kg/m3 is en de effectieve infiltratie in het bouwwerk 300 mm/j bedraagt. Bij afwijkende uitloogbaarheid, soortelijk gewicht en beoogde toepassingshoogte moet de berekende immissiegrenswaarde voor de bodem voldoen aan bijlage 4.2.2.C; 4° afvalstoffen die voldoen aan de voornoemde eisen voor gebruik als NV-bouwstof, kunnen in V-bouwstof gebruikt worden; 5° de uitloogbaarheid van metalen, voor gebruik in of als V-bouwstoffen moet resulteren in berekende immissiegrenswaarden die voldoen aan bijlage 4.2.2.C; 6° voor afvalstoffen, gebruikt in V-bouwstoffen, moet de dosering van de afvalstof gebaseerd zijn op de technische eigenschappen van de afvalstof en op de technische vereisten van de V-bouwstof en geenszins op de concentraties, bepaald in bijlage 4.2.2.A. Art. 4.2.2.2. Afvalstoffen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.2.2.1, kunnen in welbepaalde specifieke toepassingen en mits er aanvullend onderzoek is, toch als secundaire grondstof voor het gebruik in of als bouwstof worden toegelaten.

Aan de eisen inzake maximale immissie in de bodem, vermeld in bijlage 4.2.2.C, moet steeds worden voldaan.

Het sloopmateriaal van de voornoemde specifieke toepassing moet volledig gerecycleerd worden in vormgegeven bouwstoffen.

Art. 4.2.2.3. § 1. Afvalstoffen uit bijlage 4.1, afdeling 2, kunnen als NV- bouwstoffen of in V-bouwstoffen gebruikt worden op voorwaarde dat : 1° ze voldoen aan de bepalingen van artikel 4.2.2.1 en 4.2.2.2, behalve voor de parameter minerale olie in gebroken of gefreesd niet-teerhoudend asfaltpuin, puinzeefzand en puinbreekzand, afkomstig van het zeven of breken van niet-teerhoudend asfaltpuin, alsook voor bitumineuze dakmaterialen; 2° het massa- en volumepercentage niet-steenachtige materialen, zoals gips, rubber, kunststoffen, isolatie, roofing of andere verontreinigingen maximaal 1 % bedraagt;3° het massa- en volumepercentage organisch materiaal, zoals hout, plantenresten of andere verontreinigingen maximaal 0,5 % bedraagt;4° ze geen vrije asbestvezels of asbeststof bevatten. § 2. Teerhoudend asfalt kan enkel in geïnventariseerde werken met een minimale omvang van 1500 m; op een koude wijze gebruikt worden in een fundering die bestaat uit asfaltgranulaatcement, op voorwaarde dat ze voldoet aan de bepalingen van artikel 4.2.2.3, § 1, behalve voor de maximale concentraties aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen en minerale olie.

Onderafdeling III. - Voorwaarden voor het gebruik als bodem Art. 4.2.3.1. Voor het gebruik van afvalstoffen als bodem gelden de overeenkomstige definities en voorwaarden voor het gebruik van uitgegraven bodem als bodem, zoals bepaald in hoofdstuk X van het Vlarebo met uitzondering van de bepalingen die verband houden met de administratieve opvolging via technische verslagen en bodembeheerrapporten. Aanvullend worden voor bagger- en ruimingsspecie de chloorhoudende bestrijdingsmiddelen en de polychloorbifenylen genormeerd als volgt : 1° gebruik als bodem op een ontvangende grond die binnen bestemmingstype I gelegen is : a) chloorhoudende bestrijdingsmiddelen, meer bepaald aldrin + dieldrin, chloordaan (cis en trans), DDT + DDE + DDD, lindaan (g-isomeer), lindaan (a-isomeer), lindaan (b-isomeer) en endosulfan (a, b en sulfaat) : 0,1 mg/kg droge stof per verbinding, overeenkomstig met de detectielimiet;b) PCB's (som 7 congeneren) : 0,002 mg/kg droge stof per congeneer, overeenkomstig met de detectielimiet;2° gebruik als bodem op een ontvangende grond die binnen bestemmingstype II, III, IV of V gelegen is : a) Chloorhoudende bestrijdingsmiddelen, meer bepaald de som van aldrin + dieldrin, chloordaan (cis en trans), DDT + DDE + DDD, lindaan (g-isomeer), lindaan (a-isomeer), lindaan (ss-isomeer)en endosulfan (a, b en sulfaat) : 0,2 mg/kg droge stof;b) PCB's (som 7 congeneren) : 0,004 mg/kg droge stof;c) zowel voor chloorhoudende bestrijdingsmiddelen als voor PCB's worden bij het berekenen van de som enkel de resultaten van de de meetbare componenten ingebracht, dit is met een meetwaarde boven de detectielimiet. Art. 4.2.3.2. § 1. Bagger- en ruimingsspecie kan worden uitgespreid in een vijfmeterstrook op de oevers langs de waterloop waaruit de specie afkomstig is, of in een oeverzone voor zover deze uitzondering bepaald is in het definitief goedgekeurd bekkenbeheerplan of het definitief goedgekeurd deelbekkenbeheerplan mits een code van goede praktijk nageleefd wordt, die tegemoetkomt aan de volgende doelstellingen : 1° een representatieve monstername en analyse van de bagger- en ruimingsspecie;2° een werkwijze voor het ontwateren en gecontroleerd afvoeren van specie die niet aan de normen voldoet zodat betekenisvolle schade aan het milieu en verontreiniging van de bodem zo veel mogelijk wordt voorkomen. De Vlaamse minister stelt de algemene code van goede praktijk vast inzake bagger- en ruimingsspecie en stelt hierbij de marges vast van verbijzonderingen in functie van specifieke gebieden en projecten.

Deze algemene code bevat een regeling over het al dan niet beschouwen van de vijfmeterstrook en de oeverzone samen met de waterloop als één kadastrale werkzone.

Indien men moet rekening houden met de specifieke omstandigheden in bepaalde gebieden, verfijnt de waterloopbeheerder de algemene code van goede praktijk. De verfijnde code van goede praktijk moet ter goedkeuring aan de OVAM worden voorgelegd en geldt tot ze door de OVAM na overleg met de waterloopbeheerder wordt herroepen. § 2. Voorafgaand aan de bagger- of ruimingswerken wordt de te ruimen bagger- of ruimingsspecie bemonsterd en geanalyseerd volgens de goedgekeurde code van goede praktijk. De gegevens inzake herkomst, inclusief de analyseresultaten, de geschatte hoeveelheid en de bestemming van de bagger- of ruimingsspecie worden uiterlijk 30 kalenderdagen voor de aanvang van ieder bagger- of ruimingswerk bezorgd aan de OVAM en aan het gemeentebestuur op het grondgebied waarvan de bagger- of ruimingsspecie zal worden uitgespreid, en zijn ter inzage van het publiek. De geplande aanvangsdatum wordt daarbij uitdrukkelijk vermeld. § 3. De in § 1 en § 2 vermelde werkwijze en procedure gelden uitsluitend voor bagger- en ruimingsspecie die voldoet aan de normen, bepaald in bijlage 8 van Vlarebo, voor het gebruik als bodem op een ontvangende grond die binnen het bestemmingstype II, III, IV of V gelegen is, respectievelijk aan de normen, bepaald in bijlage 7 van Vlarebo, voor het gebruik als bodem op een ontvangende grond die binnen het bestemmingstype I gelegen is, en op voorwaarde dat het gebruik als bodem gebeurt binnen een strook van 5 meter langs de waterloop waaruit de specie afkomstig is, of in de oeverzone. Voor het gebruik van bagger- en ruimingsspecie als bodem die niet voldoet aan de voormelde normen voor gebruik als bodem, evenals voor het gebruik van bagger- en ruimingsspecie op een andere plaats dan de voormelde vijfmeterstrook of oeverzone is steeds een gebruikscertificaat verplicht. § 4. De code van goede praktijk met inbegrip van de monsterneming en analyseprocedure is niet nodig voor bagger- en ruimingsspecie, afkomstig uit oppervlaktewateren die uitsluitend als hemelwaterafvoer fungeren en waarin geen enkele lozing van afvalwater of verontreinigende stoffen gebeurt, is gebeurd of wordt verwacht sedert de laatste ruiming. § 5. Bagger- en ruimingsspecie die niet voldoet aan de in de code van goede praktijk opgenomen normen voor het gebruik als bodem, maar waarvan de verontreiniging lager is dan 80 % van de geldende saneringsnormen, bepaald in bijlage 4 van het Vlarebo, mag met het oog op de ontwatering ervan en in afwachting van de afvoer ervan op de oevers van de waterloop worden gedeponeerd op voorwaarde dat de nodige maatregelen worden getroffen opdat de bagger- en ruimingsspecie niet vermengd wordt met de onderliggende bodem en op voorwaarde dat de specie binnen twee maanden vanaf de bagger- of ruimingswerken wordt afgevoerd naar een daartoe vergunde inrichting. De werkwijze daartoe moet deel uitmaken van de code van goede praktijk, bedoeld in § 1. Een concreet voorstel van werkwijze maakt deel uit van de informatie die voor de aanvang van de bagger- of ruimingswerken aan de OVAM moet worden bezorgd, zoals bepaald in § 2 hierboven. § 6. De voormelde code van goede praktijk, alsmede de gegevens, bedoeld in § 2, inclusief de analyseresultaten, zijn ter inzage van het publiek, zowel bij de beheerder van de waterloop als bij de OVAM en het gemeentebestuur op het grondgebied waarvan de ruimingsspecie zal worden uitgespreid. Op eenvoudig verzoek wordt een afschrift ervan bezorgd aan de persoon die erom vraagt. Uiterlijk 30 kalenderdagen voor de aanvang van de ruimingswerken en tot de beëindiging ervan worden de geplande bagger- en ruimingswerken en het ter inzage zijn van de in § 2 vermelde gegevens en de de regeling ervoor bekendgemaakt door aanplakking. De aanplakking gebeurt op het gemeentehuis van de gemeente op het grondgebied waarvan de specie zal worden uitgespreid.

De aanplakking gebeurt op een wijze die zo goed mogelijk de aandacht trekt en in duidelijk leesbare letters op een gele achtergrond. De beheerder van de waterloop is verantwoordelijk voor het maken van de aanplakbiljetten en voor het bezorgen ervan aan de gemeentebesturen in kwestie. § 7. Voor een groot waterbouwkundig infrastructuurwerk waarbij grote hoeveelheden bagger- of ruimingsspecie vrijkomen of voor waterbouwkundige werken waarbij de Vlaamse minister dat beslist, wordt de perimeter van de kadastrale werkzone of kadastrale werkzones vastgelegd in de milieuvergunning en/of in de stedenbouwkundige vergunning en dit op basis van de in het tweede lid van deze paragraaf bedoelde studie. De kadastrale werkzone kan alle kadastrale percelen of gronden zonder kadastraal perceelsnummer bevatten waarbinnen het infrastructuurproject plaatsvindt en waar de stedenbouwkundige vergunning betrekking op heeft voor zover het om gronden gaat gelegen in bestemmingstype V en voor zover de gehalten aan verontreinigende stoffen in de bagger- of ruimingsspecie lager zijn dan 40 % van de bodemsaneringsnormen die voor bestemmingstype V zijn vastgesteld.

De bouwheer moet door middel van een studie, uitgevoerd door een erkende bodemsaneringsdeskundige, volgens een code van goede praktijk, het bewijs leveren dat het gebruik van bagger- of ruimingsspecie als bodem geen betekenisvolle verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater kan veroorzaken en dat mogelijke blootstelling aan de verontreinigende stoffen geen extra betekenisvol risico oplevert. In de studie worden de milieukenmerken van de bagger- of ruimingsspecie geëvalueerd op basis van de milieukenmerken van de ontvangende grond.

Indien het vermelde bewijs wordt geleverd, wordt op basis hiervan een gebruikscertificaat afgeleverd. In ieder geval moet voor de toplaag, meer bepaald de bovenste 70 cm van de ingebrachte bagger- of ruimingsspecie, in toepassing van het standstillbeginsel de actuele milieukwaliteit worden gerespecteerd. § 8. De procedure voor noodruimingen wordt beschreven in de algemene code van goede praktijk, evenals de eventuele verfijning ervan. De procedure moet aan volgende bepalingen voldoen. Specie die ontstaat ten gevolge van noodruimingen of noodzakelijke waterbeheersingswerken die ter voorkoming of terugdringing van de risico's op overstromingen die de veiligheid aantasten van de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen, gelegen buiten de overstromingsgebieden, onmiddellijk dienen uitgevoerd te worden mag op de vijfmeterstrook langsheen de waterloop gedeponeerd worden onder de volgende voorwaarden : -de nodige maatregelen worden getroffen opdat de specie niet vermengd wordt met de onderliggende bodem; - onmiddellijk worden representatieve monsters genomen zoals beschreven in de code van goede praktijk; - er wordt onmiddellijk een proces-verbaal van monsterneming overgemaakt aan de OVAM en aan de betrokken gemeentebesturen; - specie die niet voldoet aan de gestelde voorwaarden inzake samenstelling, wordt binnen de twee maanden afgevoerd naar een daartoe vergunde inrichting.

Onderafdeling IV. - Voorwaarden voor het gebruik in of als diervoeder Art. 4.2.4.1. Alle afvalstoffen die voldoen aan de voorwaarden van de federale wetgeving betreffende de handel en het gebruik van stoffen, bestemd voor dierlijke voeding en die rechtstreeks gebruikt worden in of als diervoeder, worden van rechtswege aangeduid als secundaire grondstoffen, onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 1995 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval.

Afdeling III. - Gebruikscertificaat Art. 4.3.1. De houder die een afvalstof als een secundaire grondstof, waarvoor volgens de lijst als bijlage 4.1 een gebruikscertificaat verplicht is, wil gebruiken of laten gebruiken, stuurt met een aangetekende brief een aanvraag tot het verkrijgen van een gebruikscertificaat naar de OVAM. De houder maakt gebruik van het standaardformulier, waarvan het model is vastgesteld in bijlage 4.3.

Art. 4.3.2. De in artikel 4.3.1 genoemde aanvraag bevat ten minste de volgende stukken en gegevens : 1° het volledig ingevulde standaardformulier;2° een kopie van de milieuvergunning en/of stedenbouwkundige vergunning voor het proces of het werk waaruit de afvalstof vrijkomt, indien van toepassing;3° een overzicht van het productieproces met aanduiding van de stappen waarbij de afvalstof vrijkomt, indien van toepassing;4° een bemonsterings- en analyseverslag van een representatief monster van de afvalstof, als de afvalstof niet voldoet aan de eisen voor gebruik als NV-bouwstof maar met andere stoffen verwerkt wordt tot een V-bouwstof, is een aanvullend bemonsterings- en analyseverslag van de V-bouwstof noodzakelijk;5° een opsomming van de gebruiksmogelijkheden van de afvalstof als secundaire grondstof. Art. 4.3.3. § 1. Uiterlijk 30 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag, verklaart de OVAM de aanvraag al dan niet ontvankelijk en volledig en betekent dat aan de aanvrager. Wanneer de aanvrager geen beslissing heeft ontvangen binnen 45 kalenderdagen na het versturen van de aanvraag, wordt de aanvraag geacht ontvankelijk en volledig te zijn. § 2. Als de OVAM bij een onvolledige aanvraag om aanvullingen verzoekt, wordt de termijn van § 1 geschorst vanaf de verzending van de aanvraag tot aanvullingen door de OVAM. De aanvullingen worden opnieuw met een aangetekende brief naar de OVAM gestuurd. De termijn overeenkomstig § 1 begint opnieuw te lopen vanaf de ontvangst van de aanvullingen. § 3. Als de aanvraag ontvankelijk en volledig is, doet de OVAM uitspraak en betekent die uiterlijk 90 kalenderdagen na de datum van de betekening van de ontvankelijk- en volledigverklaring. § 4. De OVAM verleent het gebruikscertificaat voor een periode van maximaal 5 jaar of weigert het gebruikscertificaat. De OVAM betekent de beslissing aan de aanvrager. De aanvrager kan een nieuwe aanvraag indienen indien hij kan bewijzen dat de afvalstof zodanig is gewijzigd dat aan de voorwaarden is voldaan. De procedure voor het verkrijgen van het gebruikscertificaat wordt hernomen.

Art. 4.3.4. Het gebruikscertificaat bevat de volgende vermeldingen : 1° dossiernummer;2° identificatie van de houder;3° naam van de secundaire grondstof en beschrijving van het productieproces of het werk waaruit de oorspronkelijke afvalstof ontstaat;4° gebruiksgebied voor de secundaire grondstof;5° voorwaarden voor het gebruik;6° geldigheidstermijn. Art. 4.3.5. § 1. Een kopie van het gebruikscertificaat begeleidt altijd de secundaire grondstof. § 2. Voor niet-verpakte secundaire grondstoffen legt de gebruiker, op verzoek, een kopie van het gebruikscertificaat voor aan de toezichthoudende ambtenaren. § 3. Voor verpakte secundaire grondstoffen staan de gegevens van het gebruikscertificaat op de verpakking.

Art. 4.3.6. § 1. Als rekening houdend met alle systematische en toevallige fouten van de monsterneming en de analyse samen, de toezichthoudende ambtenaar vaststelt dat de secundaire grondstof niet voldoet aan de voorwaarden van dit besluit, schorst de OVAM het gebruikscertificaat, op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar. De OVAM betekent de schorsingsbeslissing met een aangetekende brief aan de houder van het gebruikscertificaat. § 2. Vanaf de ontvangst van de schorsingsbeslissing beschikt de houder van het gebruikscertificaat over 30 kalenderdagen om zijn verweermiddelen aangetekend aan de OVAM te sturen. Bij overschrijding van deze termijn heft de OVAM het gebruikscertificaat op. De OVAM betekent de opheffingsbeslissing met een aangetekende brief aan de houder van het gebruikscertificaat. § 3. De OVAM maakt de schorsing ongedaan of heft het gebruikscertificaat op en betekent de beslissing met een aangetekende brief binnen 60 kalenderdagen na de ontvangst van de verweermiddelen.

Art. 4.3.7. De verleende, geschorste en opgeheven gebruikscertificaten worden vermeld in het register van de gebruikscertificaten dat ter inzage ligt bij de OVAM. Art. 4.3.8. Voor de gevallen bedoeld in artikel 4.1.1, § 2 bezorgt de OVAM een voorstel aan de Vlaamse minister.

HOOFDSTUK V. - Inzameling, vervoer en verwerking van afvalstoffen Afdeling I. - Vervoeren van afvalstoffen Art. 5.1.0. Afdeling I is niet van toepassing op dierlijke afvalstoffen zoals bedoeld in het besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 1995 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval.

Onderafdeling I. - Voorwaarden voor het vervoer van afvalstoffen Art. 5.1.1.1. De voorwaarden van artikel 5.1.1.2, § 2, 4° tot en met 8°, artikel 5.1.1.3 en artikel 5.1.1.4 zijn niet van toepassing op : 1° de particulier die zijn afvalstoffen naar inzamelpunten van huishoudelijke afvalstoffen brengt;2° de zelfstandige of kleine ondernemer die zijn afvalstoffen naar inzamelpunten van afvalstoffen brengt;3° de producent van afvalstoffen die de afvalstoffen die zijn ontstaan uit verleende onderhoudsdiensten bij derden, naar zijn bedrijfsterrein of naar een verwerkingsinrichting brengt;4° de leverancier van goederen die in het kader van de terugnameplicht, van de aanvaardingsplicht of van vrijwillige terugname, ter gelegenheid van een levering van goederen, lege verpakkingen of afgedankte goederen naar zijn bedrijfsterrein of naar een inzamelpunt voor afgedankte goederen brengt;5° de houder van afvalstoffen, die in het kader van de terugnameplicht, van de aanvaardingsplicht of van vrijwillige terugname, de afvalstoffen terugbrengt naar zijn leverancier van soortgelijke goederen;6° een erkend kringloopcentrum of de exploitant van een inrichting die de door hem ingezamelde afvalstoffen overbrengt naar die inrichting, waar afgedankte goederen die in aanmerking komen voor producthergebruik worden opgeslagen, gesorteerd, gereinigd of hersteld, en waar de scheiding in herbruikbare goederen en niet-herbruikbare afvalstoffen plaatsvindt, evenals het transport van de niet-herbruikbare afvalstoffen na deze scheiding naar inzamelpunten van afvalstoffen. Art. 5.1.1.2. § 1. De opdrachtgever voor het vervoer moet bekend zijn.

Als opdrachtgever voor het vervoer van afvalstoffen komt in aanmerking de producent van afvalstoffen, de erkende overbrenger van afvalstoffen of de kennisgever zoals bedoeld in Verordening (EEG) 259/93 van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, de actoren zoals vermeld in artikel 5.1.1.1 en de gemeentelijke overheid of de vereniging van gemeenten belast met het afvalstoffenbeheer als het over huishoudelijke afvalstoffen of afvalstoffen zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1, § 2, 82° gaat. § 2. 1° De afvalstoffen moeten bij het vervoer deugdelijk zijn verpakt. 2° Het is verboden afvalstoffen te mengen.3° Het is verboden afvalstoffen te verdunnen.4° De vervoersmiddelen en de recipiënten moeten technisch geschikt zijn voor de afvalstoffen die worden vervoerd en moeten eventueel over de nodige keuringsattesten beschikken.Ze moeten in goede staat van werking worden gehouden. 5° De vervoersmiddelen en de recipiënten moeten op het juiste moment in- en uitwendig worden gereinigd om vermenging van afvalstoffen te vermijden.6° Bij calamiteiten moeten onmiddellijk efficiënte maatregelen worden genomen om hinder en schade voor mens en milieu zo veel mogelijk te beperken.Daartoe zijn de nodige kennis, richtlijnen en middelen beschikbaar. De afvalstoffen mogen geenszins rechtstreeks naar het grondwater, de openbare riolering of het oppervlaktewater worden afgevoerd. Ze moeten worden verzameld en verwerkt overeenkomstig de aard van de afvalstoffen. 7° De reglementering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen blijft onverminderd van kracht.8° De reglementering voor het vervoer van zaken met motorvoertuigen tegen vergoeding blijft onverminderd van kracht. Art. 5.1.1.3. § 1. Voor het vervoer van gevaarlijke afvalstoffen en KGA moet de opdrachtgever in het bezit zijn van een geldig verzekeringscontract. § 2. Het verzekeringscontract moet de schade dekken die veroorzaakt wordt aan derden door een incident dat zich heeft voorgedaan tijdens het vervoer van afvalstoffen. § 3. Onder schade wordt het volgende begrepen : 1° schade ten gevolge van overlijden of lichamelijk letsel;2° verlies van of schade aan eigendom, die niet aan de aansprakelijke persoon toebehoort;3° inkomstenverlies dat rechtstreeks voortvloeit uit een economisch belang in het gebruik van het milieu, ten gevolge van een aantasting van het milieu, rekening houdend met besparingen en kosten;4° kosten van maatregelen tot herstel van het aangetaste milieu, beperkt tot de kosten die effectief gemaakt worden of zullen gemaakt worden;5° kosten van preventieve maatregelen, met inbegrip van elk verlies of elke schade veroorzaakt door deze maatregelen, voorzover de schade voortvloeit uit of het resultaat is van de eigenschappen van de afvalstoffen die betrokken zijn bij het vervoer. § 4. De hoogte van de dekking bedraagt per schadegeval minstens 5.000.000 euro voor het vervoer van gevaarlijke afvalstoffen en KGA die onder de ADR-reglementering, respectievelijk RID-of IMDG-reglementering vallen. § 5. De hoogte van de dekking bedraagt per schadegeval minstens 2.500.000 euro voor het vervoer van gevaarlijke afvalstoffen en KGA, die niet vermeld worden in § 4.

De hoogte van de dekking bedraagt per schadegeval minstens 250.000 euro voor het vervoer van : 1° - afgedankte voertuigen die vloeistoffen of gevaarlijke onderdelen bevatten;2° - afgedankte elektrische of elektronische apparatuur die CFK's, HCFK's en/of HFK's bevat;3° - afgedankte elektrische of elektronische apparatuur die gevaarlijke onderdelen bevat, andere dan vrije asbestvezels of PCB's;4° - afval van asbestcement. § 6. De hoogte van de dekking, bepaald in § 4 en 5, kan worden gehalveerd wanneer de ingezette vervoersmiddelen een laadvermogen van minder dan 3,5 ton hebben. § 7. De verzekeraar brengt de OVAM binnen 7 dagen op de hoogte van iedere beslissing van de verzekeraar tot opzegging, schorsing, beëindiging of enigerlei andere handeling, toestand of situatie, waarvan de verzekeraar kennis neemt en die de dekking uit de overeenkomst in het gedrang brengt. Iedere schorsing of beëindiging heeft slechts uitwerking drie maanden na deze mededeling aan de OVAM. § 8. De OVAM kan jaarlijks aan de verzekeraars informatie opvragen betreffende de schadegevallen die zich hebben voorgedaan.

Art. 5.1.1.4. § 1. Een identificatieformulier vergezelt het vervoer van alle afvalstoffen, met uitzondering van huishoudelijke afvalstoffen, van afvalstoffen zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1, § 2, 82° en van niet-gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen die in één ophaalronde ingezameld worden. § 2. Het identificatieformulier voor niet-gevaarlijke afvalstoffen bevat ten minste de volgende gegevens : 1° oplopend volgnummer dat door de opdrachtgever is toegekend;2° datum van vervoer;3° naam en adres van de opdrachtgever voor het vervoer van afvalstoffen met aanduiding of hij producent of erkend overbrenger is, en indien hij erkend overbrenger is, ook het registernummer;4° naam en adres van de producent (enkel als de opdrachtgever een erkend overbrenger is) en de plaats van verzending van de afvalstoffen;5° naam en adres van de geregistreerde vervoerder(s) (enkel in te vullen als het transport niet door de opdrachtgever zelf gebeurt); 6° naam en adres van de bestemeling met aanduiding van de aard van de verwerking (R- of D-code, zoals bepaald in artikel 1.3.1 en 1.4.1); 7° omschrijving, hoeveelheid en code van de afvalstof(fen), overeenkomstig bijlage 1.2.1.B. § 3. Het identificatieformulier voor gevaarlijke afvalstoffen bevat ten minste de volgende gegevens : 1° oplopend volgnummer dat door de opdrachtgever is toegekend;2° datum van vervoer;3° naam en adres van de opdrachtgever voor het vervoer van afvalstoffen met aanduiding of hij producent of erkend overbrenger is, en indien hij erkend overbrenger is, ook het registernummer;4° naam en adres van de producent (enkel als de opdrachtgever een erkend overbrenger is) en de plaats van verzending van de afvalstoffen;5° naam en adres van de geregistreerde vervoerder(s) (enkel in te vullen als het transport niet door de opdrachtgever zelf gebeurt);6° naam en adres van de bestemeling en geldigheidsduur van de vergunning; 7° aard van de verwerking (R- of D-code, zoals bepaald in artikel 1.3.1 en 1.4.1) en de gebruikte techniek van de verwerking; 8° omschrijving, hoeveelheid, chemische samenstelling en code van de afvalstof(fen), overeenkomstig bijlage 1.2.1.B; 9° fysische eigenschappen van de afvalstoffen;10° aantal van de colli;11° indien van toepassing : speciale instructies voor het transport. § 4. Al die gegevens moeten ingevuld worden vóór het vervoer aanvangt en ze moeten worden ondertekend en gedateerd door de opdrachtgever en voor gevaarlijke afvalstoffen ook door de producent. Als de hoeveelheid niet kan bepaald worden vóór het vertrek, mag de hoeveelheid ingevuld worden op de plaats van de bestemming. § 5. Een model van identificatieformulier is opgenomen in bijlage 5.1.1.4. § 6. Als de Verordening (EEG) 259/93 van 1 februari 1993 van toepassing is, geldt voor de overbrenging van afvalstoffen het overbrengingsformulier als identificatieformulier.

Bij invoer van groenelijstafvalstoffen voor nuttige toepassing in het Vlaamse Gewest volstaan de bepalingen van artikel 11 van Verordening (EEG) 259/93. § 7. De producent ontvangt een kopie van het tot zover ingevulde identificatieformulier. § 8. Op de plaats van bestemming wordt het identificatieformulier door de bestemmeling gedateerd, eventueel aangevuld met de hoeveelheid, en voor ontvangst ondertekend. Hij ontvangt ter plaatse een kopie van het volledig ingevulde identificatieformulier. § 9. De opdrachtgever houdt de originele volledig ingevulde identificatieformulieren gedurende een periode van minimaal tien jaar bij. De producent en de bestemmeling houden de kopieën bij van de identificatieformulieren die zij hebben ontvangen.

Onderafdeling II. - Erkenning en registratie van overbrengers Art. 5.1.2.1. § 1. De overbrenger van afvalstoffen moet beschikken over een erkenning en opgenomen zijn in het register van overbrengers.

Gemeenten en verenigingen van gemeenten die huishoudelijke afvalstoffen en afvalstoffen zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1, § 2, 82° inzamelen, zijn van rechtswege erkend, net als de personen, opgesomd in artikel 5.1.1.1. § 2. De erkenning wordt opgenomen in het register van de overbrengers van afvalstoffen dat ter inzage ligt bij de OVAM. Art. 5.1.2.2. De erkende overbrenger van afvalstoffen moet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° voldoende solvabel zijn om de overbrengingsactiviteiten te kunnen uitvoeren;2° de laatste vijf jaar geen effectieve strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen voor een overtreding van de wetgeving op het vlak van milieuhygiëne;3° over voldoende deskundigheid beschikken om de overbrengingsactiviteiten te kunnen uitvoeren. Art. 5.1.2.3. § 1. De aanvraag voor een erkenning als overbrenger van afvalstoffen moet de volgende gegevens bevatten. 1° vak I : administratieve gegevens : a) naam, adres, postnummer en gemeente, land, telefoonnummer, telefaxnummer, contactpersoon en e-mailadres van de maatschappelijke zetel en van elke exploitatiezetel waarop de aanvraag betrekking heeft;b) de aanduiding van de zetel of zetels waar het afvalstoffenregister conform artikel.6.2.2 ter inzage ligt; 2° vak II : vervoermiddelen : de aanduiding of de overbrenger eigen vervoermiddelen wil inschakelen bij de overbrenging;3° vak III : afvalstoffen : a) voor niet-gevaarlijke afvalstoffen, andere dan KGA, de aanduiding of het gaat om papier en karton, voertuigbanden, glas, metalen of metaalschroot, kunststoffen, elektrische of elektronische toestellen en onderdelen, bouw- en sloopafval, huisvuil, grofvuil, gemeentevuil, textiel, groenafval of tuinafval of GFT, hout, bak-, braad- en frituuroliën en -vetten, of andere afvalstoffen.Als andere afvalstoffen worden aangeduid moet gespecificeerd worden op welke afvalstoffen de aanvraag betrekking heeft, overeenkomstig bijlage 1.2.1.B; b) voor gevaarlijke afvalstoffen, andere dan KGA de aanduiding van de code en de omschrijving van de afvalstoffen, overeenkomstig bijlage 1.2.1.B; c) voor KGA, de aanduiding en de omschrijving van de afvalstoffen, overeenkomstig artikel 5.5.2.1; 4° vak IV : bijlagen : Als de aanvraag betrekking heeft op gevaarlijke afvalstoffen of KGA moeten de volgende bijlagen worden toegevoegd : a) bijlage in verband met de deskundigheid : naam, voornaam, adres, functie en deskundigheid van de natuurlijke persoon die zorgt voor het dagelijkse toezicht over, en de dagelijkse leiding van de overbrengingsactiviteiten, door die laatste gedateerd en voor akkoord ondertekend;b) bijlage in verband met de moraliteit : 1) bij een aanvraag door een vennootschap : een bewijs van goed zedelijk gedrag van de personen die de vennootschap kunnen verbinden en van de personen die instaan voor het dagelijks toezicht, dat aantoont dat deze personen de laatste vijf jaar die voorafgaan aan de aanvraag geen effectieve strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen voor een overtreding van de milieuwetgeving, als het personen betreft die niet van Belgische nationaliteit zijn, mogen ze de milieuwetgeving niet overtreden hebben in de staat waarvan zij onderdaan zijn.Een afschrift van de oprichtingsakte en van de eventuele wijzigingen hiervan in verband met de personen die deel uitmaken van organen die de vennootschap kunnen verbinden; 2) bij een aanvraag door een natuurlijke persoon : een bewijs van goed zedelijk gedrag van deze persoon, en in voorkomend geval van de personen die verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse toezicht, dat aantoont dat deze personen de laatste vijf jaar die voorafgaanaan de aanvraag geen effectieve strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen voor een overtreding van de milieuwetgeving.Als het personen betreft die niet van Belgische nationaliteit zijn,mogen ze de milieuwetgeving niet overtreden hebben in de staat waarvan zij onderdaan zijn; c) bijlage in verband met de solvabiliteit : een bewijs van de verzekeraar, waarin aangetoond wordt dat de aanvrager op het ogenblik van de aanvraag een contract heeft gesloten dat minstens voldoet aan de voorwaarden uit artikel 5.1.1.3; d) bijlage in verband met de activiteiten van de aanvrager : een overzicht en omschrijving van de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager, met inbegrip van zijn huidige vergunnings- en erkenningstoestand ten aanzien van de milieuwetgeving;5° verklaring : De aanvraag voor een erkenning als overbrenger van afvalstoffen moet ondertekend en gedateerd zijn, waarbij de ondertekenaar verklaart dat de door hem verstrekte inlichtingen volledig en correct zijn.Naam en functie van de ondertekenaar worden vermeld. § 2. Een model van aanvraagformulier voor de erkenning als overbrenger van afvalstoffen is opgenomen in bijlage 5.1.2.3.

Art. 5.1.2.4. De overbrenger van afvalstoffen vraagt zijn erkenning aan door het aanvraagformulier opgenomen in bijlage 5.1.2.3, aangevuld met de vereiste bijlagen, aangetekend te versturen naar de OVAM. Art. 5.1.2.5. § 1. Als de erkenningsaanvraag betrekking heeft op de overbrenging van niet-gevaarlijke afvalstoffen en ze volledig en correct is ingevuld, wordt de erkenning door de OVAM verleend. § 2. Als de erkenningsaanvraag betrekking heeft op de overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen of KGA, en als ze volledig en correct is ingevuld en conform wordt bevonden met artikel 5.1.2.2, wordt de erkenning door de OVAM verleend. § 3. De erkenning wordt verleend voor een periode van 5 jaar en wordt opgenomen in het register van overbrengers. § 4. De OVAM stuurt de erkenning op naar de aanvrager, met een aangetekende brief, binnen een termijn van 40 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag en stuurt gelijktijdig een uittreksel uit het register van de overbrengers op. § 5. Als de erkenning wordt verleend voor een aanvraag overeenkomstig § 2, wordt eveneens een kopie van de erkenning gestuurd naar de verzekeraar.

Art. 5.1.2.6. § 1. Als de aanvraag onvolledig is of niet correct is ingevuld, meldt de OVAM dat met een aangetekende brief aan de aanvrager binnen een termijn van 40 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag. De melding bevat de motieven waarop de aanvraag onvolledig of niet correct werd bevonden. § 2. Als de aanvraag, ingediend volgens artikel 5.1.2.5, § 2, niet conform wordt bevonden met artikel 5.1.2.2, wordt de erkenning door de OVAM geweigerd. De OVAM stuurt met een aangetekende brief, de gemotiveerde weigering op naar de aanvrager binnen een termijn van 40 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag.

Art. 5.1.2.7. § 1. De erkende overbrenger die zijn erkenning wil verlengen, moet uiterlijk 40 dagen voor het verstrijken van zijn erkenning een nieuwe aanvraag indienen. Als de erkenningsperiode verstreken is en zolang de erkenning niet is vernieuwd, wordt de erkende overbrenger automatisch uit het register van de overbrengers van afvalstoffen geschrapt. § 2. Elke formele wijziging van de administratieve gegevens van de erkende overbrenger wordt aan de OVAM meegedeeld en wordt in het register aangepast.

De OVAM stuurt een aangepast uittreksel uit het register van de overbrengers op. § 3. Elke andere wijziging of elke toevoeging wordt behandeld als een nieuwe erkenningsaanvraag. § 4. De erkenning kan niet aan derden worden doorgegeven. § 5. Bij stopzetting van de activiteiten kan de houder van een erkenning als overbrenger van afvalstoffen op zijn verzoek worden geschrapt uit het register.

Art. 5.1.2.8. § 1. Elk misbruik van de erkenning, elke overtreding van de erkenningsvoorwaarden en elke overtreding van de voorwaarden voor het vervoer van afvalstoffen, kan leiden tot het schrappen uit het register van de overbrengers van afvalstoffen. § 2. Behalve bij een dreigend en onmiddellijk gevaar voor mens of milieu wordt de houder van de erkenning, met een aangetekende brief door de OVAM op de hoogte gebracht van de voorgenomen beslissing tot schrapping en de motieven daartoe. De houder van de erkenning beschikt over een termijn van 14 dagen om zijn verweermiddelen kenbaar te maken of om aan te tonen dat zijn zaken ondertussen in orde werden gebracht.

Hij kan vragen om gehoord te worden. § 3. Het schrappen wordt door de OVAM met een aangetekende brief aan de overtreder meegedeeld met vermelding van de motieven die tot het schrappen hebben geleid. § 4. Een schrapping uit het register van de overbrengers van afvalstoffen blijft van kracht voor een termijn die afloopt samen met de einddatum van de erkenning. Als door de erkende overbrenger intussen kan worden aangetoond dat de aanleiding tot schrapping niet meer bestaat, kan de schrapping ongedaan worden gemaakt zodat de erkende overbrenger opnieuw kan worden opgenomen in het register van de overbrengers van afvalstoffen tot de einddatum van de oorspronkelijke erkenning.

Onderafdeling III. - Registratie van vervoerders Art. 5.1.3.1. § 1. De vervoerder van afvalstoffen moet beschikken over een registratie en opgenomen zijn in het register van vervoerders. § 2. De erkende overbrenger van afvalstoffen die eigen vervoermiddelen inschakelt, wordt automatisch geregistreerd als vervoerder van afvalstoffen. § 3. De registratie als vervoerder van afvalstoffen wordt opgenomen in het register van vervoerders van afvalstoffen dat ter inzage ligt bij de OVAM. Art. 5.1.3.2. § 1. De aanvraag voor een registratie als vervoerder van afvalstoffen moet de volgende gegevens bevatten : 1° vak I : administratieve gegevens : a) naam, adres, postnummer en gemeente, land, telefoonnummer, faxnummer, contactpersoon en e-mailadres van de maatschappelijke zetel en van elke exploitatiezetel waarop de aanvraag betrekking heeft, 2° vak II : verklaring : a) de aanvraag van een registratie als vervoerder van afvalstoffen moet ondertekend en gedateerd zijn, waarbij de ondertekenaar verklaart dat het vervoer van afvalstoffen verricht wordt in opdracht van een opdrachtgever en dat de door hem verstrekte inlichtingen volledig en correct zijn.Naam en functie van de ondertekenaar worden vermeld. § 2. Een model van aanvraagformulier voor de registratie als vervoerder van afvalstoffen is opgenomen in bijlage 5.1.3.2.

Art. 5.1.3.3. De vervoerder van afvalstoffen vraagt zijn registratie aan door het aanvraagformulier, opgenomen in bijlage 5.1.3.2., aangetekend te versturen naar de OVAM. Art. 5.1.3.4. § 1. Als de aanvraag volledig en correct is ingevuld, wordt de vervoerder geregistreerd en wordt hij opgenomen in het register van vervoerders. De geregistreerde vervoerder krijgt van de OVAM een uittreksel uit het register van de vervoerders van afvalstoffen met een aangetekende brief binnen een termijn van 20 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag. § 2. De registratie als vervoerder geldt voor een periode van 5 jaar. § 3. Als de aanvraag onvolledig is of niet correct is ingevuld, meldt de OVAM dat met een aangetekende brief aan de aanvrager binnen een termijn van 20 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag. De melding bevat de motieven waarop de aanvraag onvolledig of niet correct werd bevonden.

Art. 5.1.3.5. § 1. De geregistreerde vervoerder die zijn registratie wil verlengen, moet uiterlijk 20 dagen voor het verstrijken van de registratie, een nieuwe aanvraag indienen. Bij verstrijken van de registratieperiode en zolang de registratie niet is vernieuwd, wordt de vervoerder automatisch uit het register van de vervoerders van afvalstoffen geschrapt. § 2. Elke wijziging in de geregistreerde gegevens wordt aan de OVAM meegedeeld en wordt in het register aangepast. Het gewijzigde uittreksel uit het register wordt per aangetekend schrijven aan de aanvrager opgestuurd. § 3. De registratie kan niet aan derden worden doorgegeven. § 4. Bij stopzetting van de activiteiten kan de geregistreerde vervoerder van afvalstoffen op zijn verzoek worden geschrapt uit het register.

Art. 5.1.3.6. § 1. Elk misbruik van de registratie en elke overtreding van de voorwaarden voor het vervoer van afvalstoffen, kan leiden tot het schrappen uit het register van de vervoerders van afvalstoffen. § 2. Behalve in het geval van een dreigend en onmiddellijk gevaar voor mens en/of milieu wordt de registreerde vervoerder, per aangetekend schrijven, door de OVAM op de hoogte gebracht van de voorgenomen beslissing tot schrapping en de motieven daartoe. De registreerde vervoerder beschikt over een termijn van 14 dagen om zijn verweermiddelen kenbaar te maken of om aan te tonen dat zijn zaken ondertussen in orde werden gebracht. Hij kan vragen om gehoord te worden. § 3. Het schrappen wordt door de OVAM met een aangetekende brief aan de overtreder meegedeeld met vermelding van de motieven die tot het schrappen hebben geleid. § 4. Een schrapping uit het register van de vervoerders van afvalstoffen blijft van kracht voor een termijn die afloopt samen met de einddatum van de registratie. Indien door de geregistreerde vervoerder intussen kan worden aangetoond dat de aanleiding tot schrapping niet meer bestaat, kan de schrapping ongedaan worden gemaakt zodat de geregistreerde vervoerder opnieuw kan worden opgenomen in het register van de vervoerders van afvalstoffen tot de einddatum van de oorspronkelijke registratie.

Afdeling II. - Afzonderlijke inzameling van afvalstoffen Onderafdeling I. - Afzonderlijke inzameling van huishoudelijke afvalstoffen Art. 5.2.1.1. § 1. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van onderafdeling 5.5.2 moeten ten minste de volgende huishoudelijke afvalstoffen gescheiden worden aangeboden en verder afzonderlijk worden gehouden bij de ophaling of inzameling : 1° klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong;2° glasafval;3° papier- en kartonafvalstoffen;4° grofvuil met het oog op sortering, hergebruik of recyclage;5° groenafval;6° textielafvalstoffen;7° afgedankte elektrische en elektronische apparatuur;8° afvalbanden;9° steenachtige fracties van bouw- en sloopafval. § 2. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van onderafdeling 5.5.2 moeten ten minste de volgende huishoudelijke afvalstoffen gescheiden worden aangeboden en verder afzonderlijk worden gehouden bij de ophaling of inzameling, of naderhand uitgesorteerd worden : 1° houtafvalstoffen;2° metaalafvalstoffen. Onderafdeling II. - Afzonderlijke inzameling van bedrijfsafvalstoffen Art. 5.2.2.1. § 1. Ten minste de volgende bedrijfsafvalstoffen moeten gescheiden worden aangeboden en afzonderlijk worden gehouden bij de ophaling of inzameling : 1° klein gevaarlijk afval van vergelijkbare bedrijfsmatige oorsprong;2° glasafval;3° papier- en kartonafvalstoffen;4° afval van plantaardige en dierlijke oliën en vetten;5° groenafval; 6°- textielafval; 7° afgedankte elektrische en elektronische apparatuur;8° afvalbanden;9° steenachtige fracties van bouw- en sloopafval;10° afgewerkte olie;11° gevaarlijke afvalstoffen;12° asbestcementhoudende afvalstoffen;13° afgedankte apparatuur en recipiënten die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten. § 2. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van onderafdeling II moeten ten minste de volgende afvalstoffen gescheiden worden aangeboden en verder afzonderlijk worden gehouden bij de ophaling of inzameling, of naderhand uitgesorteerd worden : 1° houtafvalstoffen;2° metaalafvalstoffen. Artikel 5.2.2.2. Het is verboden om een afvalstof te mengen met een of meer andere stoffen met het oogmerk om door de lagere concentratie van een of meer in de afvalstof aanwezige stoffen, 1° voor de aldus verdunde afvalstof een verwijderingsmethode in aanmerking te laten komen die voor de niet-verdunde afvalstof niet is toegelaten;2° een afvalstof die moet worden verwijderd, alsnog nuttig te kunnen toepassen;3° een afvalstof die niet in aanmerking komt om te worden aangewend als of omgevormd tot een secundaire grondstof, alsnog te kunnen aanwenden als en/of om te vormen tot een secundaire grondstof. Afdeling III. - Algemene regels inzake verwerking van afvalstoffen Art. 5.3.1. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van dit besluit over het toegelaten gebruik als secundaire grondstof, is de toepassing van de volgende verwijderingshandelingen verboden.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Art. 5.3.2. § 1. In appartementsgebouwen met ten minste 3 verdiepingen boven de grond mogen stortkokers voor de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen niet meer gebruikt worden. § 2. In de in § 1 omschreven gebouwen, die een lokaal hebben waar de stortkokers in uitkomen, moet dit lokaal gebruikt worden om er huishoudelijk afval op te slaan. Dit lokaal kan eventueel vervangen worden door een ander lokaal in hetzelfde gebouw of door containers.

In dit geval moeten dit lokaal of deze containers minstens dezelfde opslagcapaciteit bieden. § 3. Binnen zes maanden nadat de stortkokers buiten gebruik zijn gesteld, moeten ze zo worden behandeld dat er geen hinder meer wordt ondervonden ten gevolge van het vroegere gebruik ervan.

Afdeling IV. - Stort- en verbrandingsverboden Art. 5.4.1. Het is verboden om de volgende afvalstoffen te storten : 1° ongesorteerde huishoudelijke en bedrijfsafvalstoffen;2° afvalstoffen die met het oog op nuttige toepassing afzonderlijk werden ingezameld;3° afvalstoffen die in aanmerking komen voor nuttige toepassing onder meer door hun aard, hoeveelheid en homogeniteit;4° de brandbare restfractie van het sorteren van huishoudelijke afvalstoffen of ermee vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen;5° oude en vervallen geneesmiddelen. Art. 5.4.2. Het is verboden om de volgende afvalstoffen te verwerken door verbranding in een in het Vlaamse Gewest gelegen inrichting : 1° selectief ingezamelde stromen die in aanmerking komen voor materiaalrecyclage; In afwijking van deze bepaling geldt het verbod niet voor de verbranding van volgende afvalstoffen, mits een calorische inhoud > 11.500 kJ/kg, voor de opwekking van hernieuwbare energie : a) plantaardig afval van land- en bosbouw;b) plantaardig afval van de voedingsmiddelenindustrie;c) vezelachtig plantaardig afval afkomstig van het sorteren, ziften en wassen bij de rauwe pulp en de papierproduktie;d) houtafval;e) kurkafval;2° a) ongesorteerde bedrijfsafvalstoffen;b) ongesorteerde huishoudelijke afvalstoffen. Art. 5.4.3. § 1. De Vlaamse minister kan bij gemotiveerd besluit individuele afwijkingen toestaan op de verbodsbepalingen van artikel 5.4.1 en 5.4.2. § 2. Deze afwijkingen kunnen maar worden toegestaan voor maximaal twee jaar. § 3. De in § 1 bedoelde individuele afwijkingsaanvraag moet schriftelijk worden aangevraagd door de exploitant van de stortplaats of afvalverbrandingsinstallatie. De aanvraag moet de volgende elementen bevatten : 1° de vermelding van de verbodsbepalingen van dit besluit waarvoor de afwijking wordt aangevraagd;2° de technische redenen die de afwijking motiveren, inzonderheid in het licht van de aard en de hoeveelheden van de aangevoerde afvalstromen enerzijds en de beschikbare verwerkingscapaciteit anderzijds. § 4. De Vlaamse minister doet binnen een termijn van drie maanden na de indiening ervan, uitspraak over de afwijkingsaanvraag. Voorafgaand aan deze uitspraak wint de Vlaamse minister het advies in van de OVAM. Afdeling V. - Bijzondere afvalstoffen Onderafdeling I. - Afvalstoffen die ontstaan bij onderhouden, herstellen en slopen van motorvoertuigen, motorvaartuigen, motorvliegtuigen en hun aanhorigheden Art. 5.5.1.1. § 1. De in artikel 2.3.1, 2° vermelde groepen van bijzondere afvalstoffen mogen niet met elkaar worden vermengd. § 2. De afvalstoffen die ontstaan tijdens het slopen en tijdens de herstellings- of onderhoudswerkzaamheden, moeten volgens de in artikel 2.3.1, 2° vermelde groepen van bijzondere afvalstoffen gescheiden worden opgeslagen en ingezameld, met als doel een efficiënte en milieuvriendelijke verwerkingswijze te bevorderen.

Art. 5.5.1.2. § 1. Bij het aanwenden van de in artikel 2.3.1, 2° vermelde groepen van bijzondere afvalstoffen voor nuttige toepassing, moet volgende hiërarchie gevolgd worden : 1° hergebruik van onderdelen en componenten;2° hergebruik van materialen of recycling;3° terugwinning van grondstoffen of chemische feedstock door pyrolyse of hydrolyse;4° verbranding met energieterugwinning. Een lagere vorm van nuttige toepassing is enkel toegelaten wanneer de hogere vormen door de afwezigheid van beste beschikbare technieken niet kunnen worden gerealiseerd. § 2. Betreffende de verwerking van de in artikel 2.3.1, 2° vermelde groepen van bijzondere afvalstoffen geldt dat de volgende afvalstoffen, onder voorbehoud van de toepassing van andere wettelijke bepalingen, moeten worden hergebruikt of gerecycleerd : 1° loodstart- en andere batterijen;2° synthetische remvloeistof;3° katalysatoren;4° koelvloeistoffen;5° koelmiddelen die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten. Onderafdeling II. - Klein gevaarlijk afval A. Definities Art. 5.5.2.1. De volgende afvalstoffen worden als KGA beschouwd : 1° resten van verven, inkten, lijmen, harsen : a) verf, lak, vernis;b) houtbeschermingsmiddelen, carbolineum, black varnish, creoline;c) lijm, hars, siliconen;d) filmafval;e) kleurstoffen, toner, inkten, drukinkten, stempelkussens;2° olie en vet a) plantaardige en dierlijke oliën en vetten;b) meubelolie, boenwas;c) minerale olie;d) brandstoffen;3° solventen : a) ontvetters, droogkuisproducten, vlekkenwater, decapeermiddelen en beitsmiddelen;b) gechloreerde koolwaterstoffen : trichloorethyleen, tetrachloorethyleen, chloroform;c) ontvlambare oplosmiddelen : petroleumether, ether, wasbenzine, brandspiritus, benzine, aceton, methanol, ethanol, hexaan, tolueen, xyleen;d) verdunners : white spirit, lijnolie, terpentijn, terpentine, cellulose-verdunners;e) gefluoreerde schoonmaakmiddelen;f) glycol, antivries;g) formol;4° zuren : a) zoutzuur, middelen die kalk en cement verwijderen;b) zwavelzuur, accuzuur;c) salpeterzuur, chroomzuur, fosforzuur;d) fixeervloeistoffen en stopbadvloeistoffen;5° basen : a) ontvetters, ontstoppers, bijtende soda, natronloog, kaliloog, ammoniak;b) bijtende schoonmaakmiddelen, beits- en decapeermiddelen, bleekwater, hypochlorieten, hypochloraten;c) fotografische ontwikkelaars, activators en additieven;6° schoonmaakmiddelen : a) zepen, waspoeders, wc-reinigers, glansmiddelen voor de vaatwas;b) metaalpoets, roestverwijderingsmiddelen;c) autowax;7° loodstart- en andere batterijen : a) loodstartbatterijen;b) nikkelcadmiumbatterijen;c) kwikoxidebatterijen;d) andere;8° stoffen of producten met kwik : a) tl-lampen;b) kwikthermometers;9° KGA van gemengde samenstelling : a) restanten met onbekende samenstelling;b) cosmetica;c) ongebruikte, afgedankte chemicaliën;d) pesticiden;e) brandblusmiddelen;f) fotografisch zilver;g) ontplofbare stoffen van huishoudelijke en vergelijkbare bedrijfsmatige oorsprong, vuurwerk;h) rookdetectoren;10° verpakkingen met of zonder restanten van KGA, genoemd in 1°, 2°, b), c) en d), 3°, 4°, 5°, 6°, b), 9°, c) en d);11° insulinespuiten, pennaalden, gebruikt door particulieren om zichzelf geneesmiddelen en bloedlancetten toe te dienen. B. Algemene bepaling Art. 5.5.2.2. § 1. Het is verboden om zich van klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong te ontdoen op een andere wijze dan die, welke omschreven wordt in dit besluit. § 2. Het door of in opdracht van de gemeente ingezamelde KGA mag in geen geval verwerkt worden met als bestemming of eindbestemming de voedselketen van mens of dier.

C. Selectieve inzameling Art. 5.5.2.3. § 1. De gemeenten zijn verplicht om op hun kosten, het klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong op regelmatige wijze gescheiden in te zamelen. Die financieringsplicht geldt niet voor klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong dat onderworpen is aan een aanvaardingsplicht, milieubeleidsovereenkomst of terugnameplicht in het kader van het samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996 betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval. § 2. De gemeenten kunnen klein gevaarlijk afval van vergelijkbare bedrijfsmatige oorsprong inzamelen op kosten van de producent, waarbij de inzameling van het klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong niet mag worden gehinderd. § 3. De gescheiden inzameling moet, naar keuze, ten minste gebeuren door : 1° bij bestaande of op te richten containerparken een inrichting te bestemmen voor de aanvoer en aanvaarding van KGA;2° het KGA regelmatig te laten ophalen door daartoe erkende overbrengers, per wijk of straat of, huis aan huis;3° een combinatie van voormelde inzamelwijzen. § 4. De producenten en invoerders van de producten zoals vermeld onder artikel 5.5.2.1,11° moeten tegen 1 januari 2004 een systeem opzetten dat over geheel Vlaanderen in een inzameling voorziet van gebruikte injectienaalden, rekening houdend met de verplichtingen die gelden in hoofde van de professionele gebruiker krachtens onderafdeling 5.5.3.

Zij dragen hiervan de volledige kosten, ongeacht de kosten in hoofde van de particuliere patiënt ingevolge artikel 5.5.2.4, § 3. Zij zetten communicatiecampagnes op die ervoor zorgen dat de particulieren aan patiënten de naalden meegeven in de daarvoor opgezette inzamelkanalen.

D. Inzameling via containerparken Art. 5.5.2.4. § 1. De aanvoer en aanvaarding van KGA in de inrichting bij het containerpark is enkel toegelaten tijdens vooraf vastgestelde periodes. § 2. Het KGA moet, afzonderlijk van andere afvalstoffen, aangeboden worden in een daartoe geschikte recipiënt. § 3. KGA, zoals omschreven in artikel 5.5.2.1, 11°, moet worden aangeboden in een naaldcontainer die voldoet aan de constructieregels, vermeld in artikel 5.5.3.3, § 1, 3°, tweede gedachtestreepje. § 4. De afvalstoffen die als KGA overeenkomstig dit artikel worden ingezameld, zijn geen gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig de bepalingen van afdeling 2.4 van dit besluit, zolang de afvalstoffen op de inrichting bij het containerpark zijn opgeslagen en door die inrichting niet zijn afgegeven aan een erkende overbrenger.

E. Inzameling via ophaling Art. 5.5.2.5. § 1. De gescheiden ophaling gebeurt per wijk of straat, huis aan huis, en uitsluitend met daartoe geschikte voertuigen. § 2. Het KGA moet aan het ophaalvoertuig worden aangeboden in een daartoe geschikte recipiënt. De afvalstoffen die als KGA overeenkomstig dit artikel worden ingezameld, zijn geen gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig de bepalingen van afdeling 2.4 van dit besluit, zolang die afvalstoffen niet zijn afgegeven aan een erkende overbrenger. § 3. KGA, zoals omschreven in artikel 5.5.2.1, 11°, moet worden aangeboden in een naaldcontainer die voldoet aan de constructieregels, vermeld in artikel 5.5.3.3, § 1, 3°, tweede gedachtestreepje. § 4. Het KGA wordt door de begeleider van het ophaalvoertuig gecontroleerd en gesorteerd op een manier die elk risico vermijdt. § 5. Het gesorteerde KGA wordt opgeslagen in de daartoe gereserveerde compartimenten van het ophaalvoertuig, dat verlucht moet zijn.

Onderafdeling III. - Medisch afval A. Algemene bepalingen Art. 5.5.3.1. § 1. Medische afvalstoffen worden onderverdeeld in : 1° risicohoudende medische afvalstoffen : afvalstoffen die een bijzonder risico inhouden doordat ze een microbiologische of virale besmetting, een vergiftiging of een verwonding met zich mee kunnen brengen, of afvalstoffen die om ethische redenen een bijzondere behandeling vereisen;2° niet-risicohoudende medische afvalstoffen : afvalstoffen die geen bijzonder risico inhouden en die door hun aard vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, maar door hun samenstelling of waardebeleving niet vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen. § 2. Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van de afvalstoffen, vermeld in § 1, en elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van de afvalstoffen, vermeld in § 1, 1°, met huishoudelijke afvalstoffen of met bedrijfsafvalstoffen die door hun aard en samenstelling vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen tot risicohoudende medische afvalstoffen worden gerekend en overeenkomstig beheerd moeten worden.

Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van de afvalstoffen, vermeld in § 1, 2°, met huishoudelijke afvalstoffen of met bedrijfsafvalstoffen die door hun aard en samenstelling vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen tot de niet-risicohoudende medische afvalstoffen worden gerekend en overeenkomstig beheerd moeten worden.

Ten minste de volgende niet-risicohoudende medische afvalstoffen die door hun aard of samenstelling vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, moeten afzonderlijk worden opgehaald of ingezameld : 1° glasafval;2° papier en karton. § 3. Een lijst van de verschillende, onder § 1 vermelde medische afvalstoffen, wordt opgenomen in bijlage 5.5.3.2. A bij dit besluit. § 4. Medische afvalstoffen die niet voorkomen op de in § 3 genoemde lijst, moeten door de instelling voor geneeskunde of de geneeskundige praktijk ingedeeld worden bij de risicohoudende of niet-risicohoudende medische afvalstoffen. § 5. Medische afvalstoffen die niet voorkomen op de in § 3 genoemde lijst en waarover twijfel kan bestaan met betrekking tot het risicohoudend karakter ervan, moeten beheerd worden als risicohoudende medische afvalstoffen. § 6. Een lijst van medische afvalstoffen als bedoeld in § 3, aangevuld met alle aanvullende risicohoudende en niet-risicohoudend medische afvalstoffen als bedoeld in § 4 en § 5, moet binnen elke instelling voor geneeskunde en elke geneeskundige praktijk ter beschikking worden gesteld van de toezichthoudend ambtenaar en van elke persoon die betrokken is bij de productie en de behandeling van medische afvalstoffen.

Art. 5.5.3.2. Alle andere stoffen, vloeistoffen en producten, met uitzondering van steriliseerbare en herbruikbare medische instrumenten of producten die rechtstreeks in aanraking komen met risicohoudend medisch afval, moeten als zodanig worden beheerd.

B. Verpakking Art. 5.5.3.3. § 1. Risicohoudend medisch afval moet worden verpakt in recipiënten die voorzien zijn van een UN-kenmerk, als bedoeld in het Europees verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, ondertekend op 30 september 1957 in Genève en goedgekeurd bij de wet van 10 augustus 1960 (hierna ADR-reglementering te noemen), en die voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° vloeibare en pasteuze afvalstoffen, met inbegrip van het afval, omschreven in punt 1.7 van de bijlage 5.5.3.2.A bij dit besluit, worden opgeborgen in een eenmalig te gebruiken, vormvaste recipiënt van maximaal 60 liter, vervaardigd uit een halogeenvrije kunststofsoort met een maximaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen. De recipiënt is ondoorzichtig en, ongeacht elke mogelijke manipulatie, lekvrij en scheur- en schokbestendig, heeft een vloeistofdichte sluiting en kan na sluiting niet meer heropend worden zonder beschadigd te worden; 2° vaste afvalstoffen worden opgeborgen in de voormelde eenmalig te gebruiken, vormvaste recipiënt, vervaardigd uit kunststof, of in een eenmalig te gebruiken, vormvaste recipiënt, vervaardigd uit karton dat een maximaal gehalte aan gerecycleerde vezels bevat, aangepast aan de aard en het gewicht van de inhoud, schokbestendig, met een inhoud van maximaal 50 liter, goed afsluitbaar, veilig manipuleerbaar en uitgerust met een eenmalig te gebruiken, gele binnenzak die is vervaardigd uit een halogeenvrije kunststofsoort met een maximaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen, met dubbele lasnaden, aangepast aan de aard en het gewicht van de inhoud, scheurbestendig, goed afsluitbaar, lekvrij en met vermelding van het logo van risicohoudend medisch afval, zoals weergegeven in bijlage 5.5.3.2.B bij dit besluit; 3° alle scherpe voorwerpen en glasafval worden op een van de volgende manieren op : a) in een eenmalig te gebruiken, vormvaste recipiënt van maximaal 60 liter, vervaardigd uit een halogeenvrije kunststofsoort.De recipiënt is ondoorzichtig en, ongeacht elke mogelijke manipulatie, snij- en prikbestendig, lekvrij en scheur- en schokbestendig, heeft een vloeistofdichte sluiting en kan na sluiting niet meer heropend worden zonder beschadigd te worden; b) in een eenmalig te gebruiken, vormvaste recipiënt van maximaal 10 liter, vervaardigd uit een halogeenvrije kunststofsoort.De recipiënt is ondoorzichtig en, ongeacht elke mogelijke manipulatie, snij- en prikbestendig, lekvrij in verticale stand, scheur- en schokbestendig, en kan na sluiting niet meer heropend worden zonder beschadigd te worden. Die recipiënt wordt dan opgeborgen in de eenmalig te gebruiken, vormvaste kunststof recipiënt, vermeld 1° van dit artikel, of in de eenmalig te gebruiken, vormvaste kartonnen recipiënt, vermeld 2° van dit artikel, met de kunststof binnenzak. § 2. In afwijking van § 1, 2° van dit artikel, kunnen voor het vast risicohoudend medisch afval recipiënten met een grotere maximale inhoudsmaat, maar met dezelfde eigenschappen en etikettering, uitsluitend gebruikt worden in welbepaalde gevallen waarbij de voorgeschreven maximale inhoudsmaat van 50 liter niet volstaat voor de desbetreffende afvalstoffen. Op die recipiënten met een grotere maximale inhoudsmaat moet de fabrikant duidelijk het maximaal toegelaten gewicht vermelden.

Art. 5.5.3.4. § 1. Op elke recipiënt van risicohoudend medisch afval, met uitzondering, van de recipiënten bedoeld in § 5 van dit artikel, wordt door de fabrikant van de recipiënt de vermelding "RISICOHOUDEND MEDISCH AFVAL" aangebracht, samen met het logo van risicohoudend medisch afval, bedoeld in bijlage 5.5.3.2.B bij dit besluit. De vermelding "RISICOHOUDEND MEDISCH AFVAL" is waterbestendig en wordt, in zwarte drukletters van minimaal 2 centimeter hoog, gekleefd, gedrukt of in reliëf gezet op een gele achtergrond van minimaal een A4-formaat. Het logo wordt overeenkomstig de ADR-reglementering aangebracht op een witte achtergrond in een ruit met een zijde van 10 cm. § 2. Op elke recipiënt van risicohoudend medisch afval wordt door de instelling voor geneeskunde of de geneeskundige praktijk de naam, het adres en het telefoonnummer van de instelling voor geneeskunde of de geneeskundige praktijk in kwestie aangebracht. § 3. De naam, het adres en het telefoonnummer van de ophaler wordt door de ophaler aangebracht op elke transportverpakking van risicohoudend medisch afval die bij dezelfde producent van medisch afval wordt opgehaald. § 4. De datum van de ophaling wordt door de instelling voor geneeskunde, door de geneeskundige praktijk of door de ophaler onder toezicht van de instelling voor geneeskunde of van de geneeskundige praktijk aangebracht op elke transportverpakking van risicohoudend medisch afval. § 5. Op eenmalig te gebruiken, vormvaste recipiënten van maximaal 10 liter, zoals bedoeld in artikel 5.5.3.3., § 1, 3°, wordt door de fabrikant van de recipiënten de vermelding "RISICOHOUDEND MEDISCH AFVAL" aangebracht, samen met het logo van risicohoudend medisch afval, zoals bedoeld in bijlage 5.5.3.2.B bij dit besluit. De vermelding "RISICOHOUDEND MEDISCH AFVAL" is waterbestendig en wordt, in zwarte duidelijk leesbare drukletters, gekleefd, gedrukt of in reliëf gezet op een gele achtergrond. Het logo wordt overeenkomstig de ADR-reglementering aangebracht op een witte achtergrond in een ruit.

De recipiënt waarin die recipiënten van maximaal 10 liter worden opgeborgen, wordt geëtiketteerd zoals beschreven in § 1, § 2, § 3 en § 4.

Art. 5.5.3.5. Niet-risicohoudend medisch afval kan, afhankelijk van de fysische toestand ervan, verpakt worden overeenkomstig artikel 5.5.3.3 en 5.5.3.4 en moet minstens als volgt verpakt worden : 1° vloeibare en pasteuze afvalstoffen worden opgeborgen in een eenmalig te gebruiken, vormvaste recipiënt van maximaal 60 liter, vervaardigd uit een halogeenvrije kunststofsoort met een maximaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen.De recipiënt is ondoorzichtig en, ongeacht elke mogelijke manipulatie, lekvrij en scheur- en schokbestendig. De recipiënt heeft een vloeistofdichte sluiting en kan na sluiting niet meer heropend worden zonder beschadigd te worden; 2° vaste afvalstoffen worden opgeborgen in een eenmalig te gebruiken, blauwe zak, vervaardigd uit een halogeenvrije kunststofsoort met een maximaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen.De zak heeft dubbele lasnaden, is weinig doorzichtig, scheurbestendig, goed afsluitbaar, lekvrij en aangepast aan de aard en het gewicht van de inhoud.

Art. 5.5.3.6. Op elke recipiënt of elke zak van niet-risicohoudend medisch afval wordt door de fabrikant van de recipiënt of van de zak de vermelding "NIET-RISICOHOUDEND MEDISCH AFVAL" aangebracht. Die vermelding is waterbestendig en wordt in zwarte drukletters van minimaal 2 centimeter hoog, gekleefd, gedrukt of in reliëf gezet.

Art. 5.5.3.7. Artikel 5.5.3.5 en 5.5.3.6 zijn niet van toepassing op vast niet-risicohoudend medisch afval dat voortkomt uit de geneeskundige praktijk.

Art. 5.5.3.8. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, kan nadere regels vaststellen voor de recipiënten en zakken van medisch afval en het gebruik ervan.

Art. 5.5.3.9. Elke recipiënt of elke zak wordt na volledige vulling onmiddellijk en definitief gesloten, conform de instructies van de fabrikant van de recipiënt of van de zak.

C. Interne inzameling bij de instelling voor geneeskunde Art. 5.5.3.10. Gevulde en definitief gesloten recipiënten van medisch afval moeten elke werkdag, met aangepaste middelen, om elke beschadiging van de verpakking te voorkomen, van de afdeling of plaats van productie naar een centrale, interne inzamelplaats worden overgebracht. De daartoe aangewende transportmiddelen, die desinfecteerbaar zijn, moeten geregeld gereinigd en, indien nodig, gedesinfecteerd worden om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen.

Art. 5.5.3.11. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van titel II van het Vlarem alsook van de vergunningsvoorwaarden die in de met toepassing van titel I van het Vlarem verleende milieuvergunning terzake kunnen worden opgelegd, moet de centrale, interne inzamelplaats van medisch afval voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° voor risicohoudend medisch afval : a) de inzamelplaats kan uitsluitend worden ingericht in een gesloten en overdekte, koele opslagruimte of in een gesloten container buiten het eventuele beddengebouw;b) de inzamelplaats is niet toegankelijk voor onbevoegden en voor dieren;c) de inzamelruimte en de container moeten gemakkelijk bereikbaar zijn, zowel met de interne transportmiddelen als met de externe transportmiddelen die worden ingezet voor de ophaling;d) de grootte van de inzamelruimte en van de container moet aangepast zijn aan de periodieke aanvoer van de afvalstoffen;de inzamelruimte moet op regelmatige tijdstippen geledigd worden, conform de bepalingen van dit besluit om elke overlading en elke vorming van microbiologische broeihaarden of geurhinder te voorkomen. Hetzelfde geldt voor de container die evenwel in zijn geheel kan worden opgehaald; e) elke recipiënt in de inzamelruimte en in de container moet intact blijven.Beschadigde recipiënten moeten op veilige wijze worden overgebracht in aangepaste oververpakkingen. Die oververpakkingen moeten altijd in voldoende mate aanwezig zijn; f) de inzamelruimte en de container zijn slechts beperkt toegankelijk voor de bevoegde personen.Ze zijn vrij van ongedierte en worden verlucht, na lediging worden ze gereinigd en indien nodig gedesinfecteerd om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen; g) de recipiënten moeten zo gestapeld worden dat ze niet omvallen en dat ze gemakkelijk, snel, veilig en met een minimum aan manipulatie door de ophaler kunnen worden geladen;h) de inzamelruimte en de container moeten voldoen aan de volgende technische vereisten : 1) ze zijn eenvoudig en efficiënt te reinigen, te desinfecteren en te verluchten;2) de vloeren en de wanden ervan zijn vloeistofdicht, bestand tegen ontsmettingsmiddelen, voldoende effen en gemakkelijk afwasbaar;3) ze zijn aan de buitenzijde voorzien van de vermelding "INZAMELRUIMTE VOOR RISICOHOUDEND MEDISCH AFVAL - TOEGANG VERBODEN VOOR ONBEVOEGDEN", samen met het logo van risicohoudend medisch afval; die vermelding is in zwarte, duidelijk leesbare drukletters op een gele achtergrond aangebracht; 2° voor niet-risicohoudend medisch afval : a) de opslag van vloeibare en pasteuze afvalstoffen moet gebeuren conform het onder 1° bepaalde, al dan niet samen met het daar vermelde risicohoudend medisch afval;b) de opslag van vaste afvalstoffen moet gebeuren in een inzamelruimte of in lekvrije containers of perscontainers, binnen het terrein van de instelling, op een of meer vaste, aan het zicht onttrokken locaties die gemakkelijk bereikbaar zijn voor de interne en externe transportmiddelen en waarvan de toegang voor onbevoegden verboden is;c) het volume van de inzamelruimte, van de containers en de perscontainers moet aangepast zijn aan de periodieke aanvoer van de afvalstoffen.Ze moeten op regelmatige tijdstippen geledigd worden, conform de bepalingen van dit besluit, om elke overlading, vorming van microbiologische broeihaarden of geurhinder te voorkomen; d) elke locatie waar de containers of perscontainers zich bevinden, wordt na ophaling van de containers of perscontainers gereinigd en, indien nodig, gedesinfecteerd om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen. Art. 5.5.3.12. Elke instelling voor geneeskunde is verantwoordelijk voor het opmaken en het aan de betrokken personeelsleden en de toezichthoudend ambtenaar ter beschikking stellen van de richtlijnen over het opslaan van medisch afval. Elke opslag van die afvalstoffen, de reiniging en eventuele desinfectie van de interne transportmiddelen, de opslagruimten, de containers of de perscontainers, alsmede de regelmatige, tijdige afvoer ervan en het toezicht daarop gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de instelling voor geneeskunde.

D. Interne inzameling bij de geneeskundige praktijk Art. 5.5.3.13. De opslag van risicohoudend en van vloeibaar en pasteus niet-risicohoudend medisch afval in de geneeskundige praktijk gebeurt in de beschikbare recipiënten, conform de bepalingen van artikel 5.5.3.3 tot en met 5.5.3.9. De definitief gesloten recipiënten worden, in afwachting van hun verwijdering, opgeslagen, in de geneeskundige praktijk, of in een lokaal dat gescheiden is van elke woon- of leefruimte en dat niet toegankelijk is voor onbevoegden. Elke recipiënt moet intact blijven, beschadigde recipiënten moeten op veilige wijze worden overgebracht in aangepaste oververpakkingen die in voldoende mate aanwezig moeten zijn. De recipiënten worden op regelmatige tijdstippen verwijderd voor verwerking. Het lokaal waar de recipiënten zich bevinden, wordt op regelmatige tijdstippen gereinigd en indien nodig gedesinfecteerd om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen.

Art. 5.5.3.14. Het vast niet-risicohoudend medisch afval kan in de geneeskundige praktijk samen met de bedrijfsafvalstoffen die door hun van aard en samenstelling vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, worden verzameld en afgegeven.

E. Sectorale voorwaarden ophaling Art. 5.5.3.15. Het vervoermiddel van de beoefenaar van een geneeskundig beroep moet bij het vervoer van risicohoudend medisch afval niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.5.3.16.

Art. 5.5.3.16. Onder voorbehoud van de toepassing van elke andere wettelijke en reglementaire bepaling, gelden voor de afzonderlijke ophaling en het vervoer van medisch afval de volgende voorwaarden : 1° voor risicohoudend medisch afval en vloeibaar of pasteus niet-risicohoudend medisch afval : a) de ophaling en het vervoer van de afvalstoffen moet gebeuren met gesloten en goed verluchte transportmiddelen, ADR-uitgerust;b) lekkende recipiënten moeten onmiddellijk in een aangepaste oververpakking worden overgebracht;c) als er bij een volgende ophaling gevaar bestaat voor vervuiling of besmetting van de lading, moet de laadruimte van de transportmiddelen worden gereinigd in een daartoe vergunde inrichting die na de reiniging een reinigingsattest verstrekt.Indien nodig moet de laadruimte gedesinfecteerd worden om het ontstaan van microbiële broeihaarden te voorkomen; d) elke manuele behandeling van de recipiënten moet bij de ophaling tot een minimum beperkt worden;e) de ophaler stelt duidelijke, schriftelijke richtlijn en op zowel voor de ophaling en het vervoer van de afvalstoffen als voor noodgevallen.Hij stelt die richtlijnen ter beschikking van de bestuurder, de houder van de afvalstoffen en de toezichthoudend ambtenaar. Die richtlijnen zijn ook steeds te vinden in het transportmiddel, op een duidelijk zichtbare en aangeduide plaats; f) de transportmiddelen voldoen minstens aan de volgende technische vereisten : 1) de laadruimte is voorzien van lekvrije, metalen wanden of wanden met vergelijkbare eigenschappen;2) de laadruimte is uitgerust met een verluchtings- en een verlichtingssysteem;indien de laadruimte gecompartimenteerd is, moet elk afzonderlijk compartiment voorzien zijn van een verluchtings- en een verlichtingsysteem; 3) de binnenbekleding en de wanden van de laadruimte hebben afgeronde hoeken en zijn effen en goed afwasbaar, alsmede gemakkelijk desinfecteerbaar;4) de laadruimte heeft een minimale hoogte van 1 m en is gescheiden van de bestuurderscabine door een voldoende stevige scheidingswand;5) de achterste laaddeuren hebben dezelfde hoogte als de laadruimte, ze zijn goed afsluitbaar en weerstaan een lichte aanrijding;6) de laadruimte moet zodanig zijn ontworpen of ingericht dat eventuele lekvloeistoffen, zelfs na een aanrijding, niet naar buiten kunnen sijpelen;7) een gemakkelijk toegankelijke, afgescheiden ruimte binnen of buiten de laadruimte bevat voldoende beschermende kleding, reinigingsmateriaal, desinfecterende middelen, absorptiemateriaal en aangepaste oververpakkingen voor noodgevallen;8) maatregelen moeten getroffen worden opdat de niet-gebruikte recipiënten in de laadruimte niet in contact kunnen komen met eventuele lekvloeistoffen, afkomstig van de afval;9) de bestuurderskabine bevat voldoende materiaal voor het wassen en ontsmetten van de handen van de bestuurder;g) tijdens het laden en lossen van de recipiënten met risicohoudend medisch afval en met vloeibaar en pasteus niet-risicohoudend medisch afval, evenals tijdens het vervoer, moeten de recipiënten zo gestapeld worden dat ze niet omvallen en dat ze gemakkelijk, veilig en met een minimum aan manipulatie verplaatst kunnen worden; 2° voor de container met risicohoudend en vloeibaar of pasteus niet-risicohoudend medisch afval, bedoeld in artikel 5.5.3.11 : a) de ophaling en het vervoer van de container moet gebeuren met aangepaste transportmiddelen, ADR-uitgerust; b) als er bij een volgende ophaling gevaar bestaat voor vervuiling of besmetting van de lading, moet de container worden gereinigd in een daartoe vergunde inrichting die na de reiniging een reinigingsattest verstrekt.Indien nodig moet de container gedesinfecteerd worden om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen; c) de ophaler stelt duidelijke, schriftelijke richtlijnen op zowel voor de ophaling en het vervoer van de afvalstoffen als voor noodgevallen.Hij stelt die richtlijnen ter beschikking van de bestuurder, de houder van de afvalstoffen en de toezichthoudend ambtenaar. Bovendien zijn die richtlijnen steeds te vinden in het transportmiddel, op een duidelijk zichtbare en aangeduide plaats; d) de bestuurderscabine bevat voldoende beschermende kleding, reinigingsmateriaal, desinfecterende middelen, absorptiemateriaal en aangepaste oververpakkingen voor noodgevallen alsmede voldoende materiaal voor het wassen en ontsmetten van de handen van de bestuurder;e) tijdens het laden en lossen van de recipiënten met risicohoudend medisch afval en met vloeibaar en pasteus niet-risicohoudend medisch afval, evenals tijdens het vervoer, moeten de recipiënten zo gestapeld worden dat ze niet omvallen en dat ze gemakkelijk, veilig en met een minimum aan manipulatie verplaatst kunnen worden;3° voor vast niet-risicohoudend medisch afval : a) bij het persen van de afvalstoffen moet het vrijkomen van lekvloeistoffen tot een minimum beperkt worden;b) elke manuele behandeling van de recipiënten moet bij de ophaling tot een minimum beperkt worden. F. Inzamelplaats buiten de instelling voor geneeskunde en buiten de geneeskundige praktijk Art. 5.5.3.17. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van titel II van het Vlarem alsook van de vergunningsvoorwaarden die in de met toepassing van titel I van het Vlarem verleende milieuvergunning terzake kunnen worden opgelegd moet elke inzamelplaats van medisch afval buiten de instelling voor geneeskunde en buiten de geneeskundige praktijk voldoen aan de bepalingen van artikel 5.5.3.11 van dit besluit met dien verstande dat de afvalstoffen binnen 72 uur afgevoerd moeten worden naar de verwerkingsinrichting om daar verwerkt te worden. Medisch afval, afkomstig uit de geneeskundige praktijk, dat enkel bestaat uit naalden en scherpe voorwerpen moet binnen 14 dagen afgevoerd worden naar de verwerkingsinrichting.

G. Verwerking van medisch afval Art. 5.5.3.18. Het storten van medisch afval, afkomstig van de instelling voor geneeskunde, en van risicohoudend medisch afval, afkomstig van de geneeskundige praktijk, is verboden.

Art. 5.5.3.19. Risicohoudend medisch afval en vloeibaar en pasteus niet-risicohoudend medisch afval moet verbrand worden.

Art. 5.5.3.20. De verwerking van niet-risicohoudend medisch afval is eveneens onderworpen aan de bepalingen van artikel 5.4.1. en 5.4.2.

Onderafdeling IV. - Afgedankte voertuigen Art. 5.5.4.1. Vanaf 1 januari 2005 moet elke persoon die afgedankte voertuigen depollueert of moet depollueren, een erkenning bezitten als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen. Het centrum dient de aangenomen afgedankte voertuigen te depollueren, te ontdoen van de verplicht te ontmantelen onderdelen en te vernietigen.

Art. 5.5.4.2. § 1. Alle afgedankte voertuigen moeten binnen de termijnen, bepaald in § 3, worden ingeleverd bij een erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen, met uitzondering van : 1° oldtimers die ingeschreven zijn in het repertorium van de motorvoertuigen en de aanhangwagens;2° voertuigen die als verzamelobject bewaard worden;3° voertuigen waarvoor een bewijs van uitvoer bestaat;4° voertuigen die het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk onderzoek of een inbeslagname en die nog niet vrijgegeven werden;5° voertuigen die gebruikt worden om didactische doeleinden. § 2. De houder moet zich ontdoen van een voertuig : 1° dat niet is voorzien van de volgende boorddocumenten of waarvan de eigenaar die niet binnen een maand kan voorleggen : a) het inschrijvingsbewijs D.I.V.; b) het gelijkvormigheidsattest;c) het keuringsbewijs;2° waarvan de geldigheidsduur van het laatste reglementair keuringsbewijs, uitgereikt door een instelling van de technische keuring van een lidstaat van de Europese Unie, meer dan een jaar verstreken is;3° vanaf 1 jaar na datum waarop het voertuig voor de eerste keer had gekeurd moeten zijn als het in gebruik was gebleven;4° waarvan het chassisnummer geblokkeerd is in het repertorium van de motorvoertuigen en de aanhangwagens op basis van een melding van totaal verlies. § 3. De termijnen waarbinnen de afgedankte voertuigen moeten worden ingeleverd bij een erkend centrum, bedragen : 1° 1 maand vanaf het verstrijken van de termijn waarbinnen de ontbrekende documenten, bedoeld in § 2, 1°, moeten worden voorgelegd;2° 2 jaar vanaf het verlopen van de geldigheidsdatum van het keuringsbewijs, uitgereikt door een instelling van de technische keuring van een EU-lidstaat;3° 2 jaar vanaf de datum waarop de wagen voor de eerste keer gekeurd had moeten zijn als hij in gebruik was gebleven;4° 2 jaar vanaf de datum van blokkering in het repertorium van de motorvoertuigen en de aanhangwagens op basis van een melding van totaal verlies. Art. 5.5.4.3. § 1. Het is verboden afgedankte voertuigen te vernietigen, met inbegrip van indrukken, behalve door de erkende centra. § 2. Elk erkend centrum vereist de volgende technische capaciteiten van de uitbater en van zijn materieel en infrastructuur : 1° een geijkt weegtoestel, een infrastructuur die depollutie en demontage van onderdelen of materialen (ook de gassen) toelaat, en een mogelijkheid tot het vernietigen van de afgedankte voertuigen.Bij wijze van uitzondering kan een contract gelden met een bedrijf dat over de voornoemde vernietigingsmogelijkheid beschikt en dat zich op een aanpalend terrein bevindt; 2° het nodige rollend materieel voor enerzijds het intern verplaatsen van afgedankte voertuigen, opslagbakken, enzovoort en anderzijds, als wordt geopteerd voor vervoer in eigen beheer, de aan- en afvoer van de afgedankte voertuigen;3° het nodige personeel om de operationele taken van het erkende centrum te kunnen vervullen;4° zodra een afgedankt voertuig of onderdelen van voertuigen bij een erkend centrum ingeleverd worden, is het centrum volledig verantwoordelijk voor een zo degelijk mogelijke verwerking ervan, vanuit technisch en markteconomisch oogpunt en op een milieuvriendelijke wijze.Het erkende centrum moet zijn efficiëntie terzake gestadig verhogen en verbeteren, onder meer door de ontwikkeling van meer efficiënte verwerkingsmethoden. § 3. De erkende centra moeten het bewijs leveren van de bestemming van de materialen. Als er geen vergunning vereist is, dan worden de materialen afgeleverd aan bedrijven die uitgerust zijn met de beste beschikbare technieken. § 4. Het erkende centrum verleent alle informatie, die in het kader van de aanvaardingsplicht moet worden bijgehouden of verstrekt, aan de producenten, invoerders of aan degene die door hen is aangesteld. Als de eindverkopers, tussenhandelaars, producenten en invoerders voor de nakoming van hun aanvaardingsplicht, overeenkomstig artikel 3.1.1.4, een beroep doen op een beheersorganisme in het kader van de milieubeleidsovereenkomst, zullen de gegevens ter beschikking gesteld worden van een geüniformiseerd, geïnformatiseerd datacommunicatiesysteem met de centrale databank van het beheersorganisme, volgens een door dit organisme vast te leggen procedure en periodiciteit. Het chassisnummer van een afgedankt voertuig dat het erkend centrum verlaat, wordt voorafgaandelijk meegedeeld aan het beheersorganisme. Op elk moment moet op verzoek van de toezichthoudend ambtenaar een geactualiseerde lijst kunnen worden voorgelegd van de afgedankte voertuigen evenals van de afvalstoffen en materialen die aanvaard werden of van de hand gedaan werden, en die aanwezig zijn op de inrichting. § 5. Het erkende centrum bezorgt aan de eigenaar een certificaat van vernietiging naar het voorbeeld, opgenomen in bijlage 5.5.4.1 van dit besluit.Het erkende centrum stuurt een afgestempelde verklaring van vernietiging op naar de dienst Wegverkeer bij het ministerie van Verkeer en Infrastructuur, met vermelding van de datum van vernietiging. Het erkende centrum deponeert een stempel, die aangebracht wordt op het certificaat van vernietiging, bij de OVAM. § 6. Het erkende centrum bezorgt jaarlijks aan de OVAM een rapport van de doorlichting van de bedrijfsactiviteiten door een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd op basis van EN 45004. Dit rapport geeft aan of het erkende centrum al dan niet voldoet aan de wettelijke bepalingen. § 7. Het erkende centrum verleent op uitdrukkelijk verzoek van de OVAM de volgende overzichten in verband met de materialenstroom, waarbij het gewicht wordt uitgedrukt in kg : 1° een overzicht van de aangevoerde afgedankte voertuigen (aantal, totaalgewicht per categorie M1 of N1, lijsten van de chassisnummers);2° een overzicht van de afgevoerde afgedankte voertuigen (aantal, totaalgewicht per categorie M1 of N1, lijsten van de chassisnummers);3° een overzicht van de afgevoerde materialen (volgens hun gewicht, totaal per bestemming). § 8. Bij de depollutie, ontmanteling en verwerking van de materialen en onderdelen van de voertuigwrakken of afgedankte voertuigen moeten de doelstellingen inzake hergebruik en nuttige toepassing in uitvoering van de aanvaardingsplicht voertuigwrakken of afgedankte voertuigen worden behaald. De producenten/invoerders of diegene die door hen is aangesteld in uitvoering van de aanvaardingspicht voertuigwrakken of afgedankte voertuigen, verstrekt aan het erkend centrum de informatie over de bereikte percentages inzake nuttige toepassing van deze materialen en onderdelen.

Art. 5.5.4.4. Om als centrum erkend te zijn, moet voldaan worden aan de volgende vereisten : 1° natuurlijke personen moeten aan de volgende voorwaarden beantwoorden : a) de burgerlijke en politieke rechten bezitten;b) de laatste vijf jaar geen effectieve strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen voor een overtreding van de milieuwetgeving;c) een inrichting uitbaten of beroep doen op een inrichting, vergund voor de opslag en mechanische behandeling van voertuigwrakken;d) nuttige kennis of ervaring kunnen aantonen met betrekking tot de verwerking van afgedankte voertuigen;e) zich ertoe verbinden bij een financiële instelling een bankgarantie te stellen op basis van de geraamde kosten van een ambtshalve verwijdering van de afgedankte voertuigen;2° rechtspersonen moeten aan de volgende voorwaarden beantwoorden : a) opgericht zijn overeenkomstig de Belgische vennootschapswetgeving of de overeenstemmende wetgeving van een andere EU-lidstaat, met maatschappelijke zetel binnen de EU;b) de natuurlijke personen, die de vennootschap kunnen verbinden, bezitten hun burgerlijke en politieke rechten;c) een inrichting uitbaten of een beroep doen op een inrichting, vergund voor de opslag en mechanische behandeling van voertuigwrakken;d) de natuurlijke personen, die de vennootschap kunnen verbinden, hebben, de laatste vijf jaar voor de aanvraag, geen effectieve strafrechtelijke veroordeling opgelopen voor een overtreding van de milieuwetgeving;e) ten minste een lid van het orgaan of een natuurlijke persoon die de vennootschap kan verbinden, moet nuttige kennis of ervaring kunnen aantonen met betrekking tot de verwerking van afgedankte voertuigen;f) zich ertoe verbinden bij een financiële instelling een bankgarantie te stellen op basis van de geraamde kosten van een ambtshalve verwijdering van de afgedankte voertuigen. Art. 5.5.4.5. De aanvraag tot erkenning als centrum moet met een aangetekende brief ingediend worden bij de OVAM en moet ten minste de volgende gegevens bevatten : 1° administratieve gegevens : naam, adres, postnummer en gemeente, land, telefoonnummer, faxnummer, contactpersoon en e-mailadres van de maatschappelijke zetel en van de exploitatiezetel waarop de aanvraag betrekking heeft;2° bijlage in verband met de deskundige persoon : naam, voornaam, adres, functie en deskundigheid van de natuurlijke persoon.Die laatste dateert de bijlage en ondertekent ze voor akkoord. Hij is verantwoordelijk voor het dagelijkse toezicht over, en de dagelijkse leiding van het centrum, en hij kan, op verzoek van elke ambtenaar van de bevoegde overheid, op elk moment een actuele lijst meedelen van de afgedankte voertuigen, evenals van de materialen die aanvaard werden, van de hand gedaan werden en aanwezig zijn op de inrichting; 3° bijlage in verband met de moraliteit : a) bij een aanvraag door een vennootschap : 1) een bewijs van goed zedelijk gedrag van de personen die de vennootschap kunnen verbinden en van de personen die verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse toezicht, dat aantoont dat deze personen de laatste vijf jaar voor de aanvraag geen effectieve strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen voor een overtreding van de milieuwetgeving;als het personen betreft die niet van Belgische nationaliteit zijn, mogen ze de milieuwetgeving niet overtreden hebben in de staat waarvan zij onderdaan zijn; 2) een afschrift van de oprichtingsakte en van de eventuele wijzigingen hiervoor in verband met de personen die deel uitmaken van organen die de vennootschap kunnen verbinden;b) bij een aanvraag door een natuurlijke persoon;een bewijs van goed gedrag en zeden van deze persoon, en in voorkomend geval van de personen die instaan voor het dagelijks toezicht, dat aantoont dat deze personen de laatste vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag geen effectieve strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen voor een overtreding van de milieuwetgeving noch, wanneer het personen betreft die niet van Belgische nationaliteit zijn, in de staat waarvan zij onderdaan zijn; 4° bijlagen in verband met de solvabiliteit : a) een bewijs van de verzekeraar, waarin aangetoond wordt dat de aanvrager een voldoende verzekering burgerlijke aansprakelijkheid heeft aangegaan of zal aangaan die de schade dekt, met inbegrip van milieuschade, die kan ontstaan door de activiteiten van het erkende centrum; b) een schriftelijke verbintenis, gedateerd en ondertekend door de aanvrager, of in voorkomend geval door de natuurlijke persoon die de vennootschap kan verbinden, tot het stellen van een bankgarantie zoals bedoeld in artikel 5.5.4.4; 5° bijlage in verband met de activiteiten van de aanvrager : een overzicht en omschrijving van de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager, met inbegrip van zijn huidige vergunnings- en erkenningstoestand ten aanzien van de milieuwetgeving;6° bijlage in verband met de conformiteit van het erkende centrum : een technisch rapport, gebaseerd op een doorlichting door een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd op basis van EN 45004, dat de conformiteit van het erkende centrum met de wettelijke bepalingen attesteert. De aanvraag moet ondertekend en gedateerd zijn, waarbij de ondertekenaar verklaart dat de door hem verstrekte inlichtingen volledig en correct zijn. De naam en de functie van de ondertekenaar worden vermeld.

Art. 5.5.4.6. § 1. Als de erkenningsaanvraag volledig en correct is opgesteld en conform wordt bevonden met artikel 5.5.4.4, wordt de erkenning door de OVAM verleend. In de erkenningsbeslissing kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd, onder meer met betrekking tot het bedrag van de bankgarantie. § 2. De erkenning wordt verleend voor een periode van 5 jaar. § 3. De OVAM stuurt de erkenning op naar de aanvrager, met een aangetekende brief, binnen een termijn van 40 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag. § 4. De houder van de erkenning is ertoe verplicht om, binnen 30 dagen na het verlenen van de erkenning : 1. het bewijs over te maken dat een bankgarantie zoals bedoeld in artikel 5.5.4.4, werd gesteld; 2. de stempel waarvan sprake in artikel 5.5.4.3, te bezorgen aan de OVAM..

Art. 5.5.4.7. § 1. Als de aanvraag onvolledig is of niet correct is opgesteld, meldt de OVAM dat met een aangetekende brief aan de aanvrager binnen een termijn van 40 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag. De melding bevat de motieven waarop de aanvraag onvolledig of niet correct werd bevonden. § 2. Als de aanvraag niet conform wordt bevonden met artikel 5.5.4.4, wordt de erkenning door de OVAM geweigerd. De OVAM stuurt met een aangetekende brief, de gemotiveerde weigering op naar de aanvrager binnen een termijn van 40 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag.

Art. 5.5.4.8. § 1. Het erkende centrum dat zijn erkenning wil verlengen, moet uiterlijk 40 dagen voor het verstrijken van zijn erkenning een nieuwe aanvraag indienen. § 2. Elke wijziging van de administratieve gegevens van het erkende centrum wordt aan de OVAM meegedeeld. Elke andere wijziging wordt behandeld als een nieuwe erkenningsaanvraag. § 3. De erkenning kan niet aan derden worden doorgegeven. § 4. Bij stopzetting van de activiteiten wordt de erkenning als centrum opgeheven.

Art. 5.5.4.9. § 1. Elk misbruik van de erkenning, elke overtreding van de erkenningsvoorwaarden, elke overtreding van de voorwaarden van de milieuvergunning van het centrum en een negatieve evaluatie van het jaarlijkse doorlichtingsrapport zoals bedoeld in artikel 5.5.4.3, § 6, kan leiden tot het opheffen van de erkenning. Het erkende centrum is gehouden onverwijld de OVAM op de hoogte te brengen van elke inbreuk die zich voordoet op de erkenningsvoorwaarden tijdens de looptijd van de erkenning. § 2. Behalve bij een dreigend en onmiddellijk gevaar voor mens of milieu wordt de houder van de erkenning, met een aangetekende brief door de OVAM op de hoogte gebracht van de voorgenomen beslissing tot opheffing en de motieven daartoe. De houder van de erkenning beschikt over een termijn van 14 dagen om zijn verweermiddelen kenbaar te maken of om aan te tonen dat zijn zaken ondertussen in orde werden gebracht.

Hij kan vragen om gehoord te worden. § 3. Het opheffen wordt door de OVAM met een aangetekende brief aan de overtreder meegedeeld met vermelding van de motieven die tot het opheffen hebben geleid. § 4. Een opheffing blijft van kracht voor een termijn die afloopt samen met de einddatum van de erkenning. Als intussen kan worden aangetoond dat de aanleiding tot opheffing niet meer bestaat, kan de opheffing ongedaan worden gemaakt.

Onderafdeling V. - Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur Art. 5.5.5.1. De ingezamelde afgedankte elektrische en elektronische toestellen worden op een milieuverantwoorde wijze opgeslagen en met volgende technische voorschriften : - op een ondoorlatende ondergrond van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en indien nodig olie- en vuilafscheiders; - voorzien van weerbestendige afdekking van geschikte terreinen; - koel- en vriestoestellen worden droog, rechtopstaand en zodanig geplaatst dat het koelcircuit niet kan beschadigd worden; - beeldschermen worden in intacte toestand opgeslagen; - gescheiden van gedemonteerde reserveonderdelen en/of herbruikbare toestellen.

Art. 5.5.5.2. Het is verboden niet-herbruikbare afgedankte elektrische of elektronische apparatuur of resten hiervan te verwerken zonder dat voorafgaandelijk enige bewerking plaatsvond zoals beschreven in artikel 5.2.2.5.2, § 8 van titel II van het Vlarem die gericht is op de gehele of gedeeltelijke recycling van de apparatuur.

Onderafdeling VI. - Afvalbanden Artikel 5.5.6.1. § 1. Het is verboden afvalbanden en versnipperde rubberbanden te storten. Het is tevens verboden afvalbanden te verwerken zonder dat voorafgaandelijk enige bewerking plaatsvond, die gericht is op de gehele of gedeeltelijke nuttige toepassing van deze afvalbanden. § 2. De verwerking van afvalbanden in daarvoor vergunde inrichtingen moet zo gebeuren dat de afvalbanden die noch in aanmerking komen voor rechtstreeks hergebruik als tweedehands afvalbanden, noch voor loopvlakvernieuwing, afgehaald of behandeld zullen worden op een selectieve wijze met het oog op een nuttige toepassing ervan.

Onderafdeling VII. - Afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen Art. 5.5.7.1. Het is verboden afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen te verwerken zonder dat voorafgaandelijk enige bewerking plaatsvond, die gericht is op de gehele of gedeeltelijke recycling van de afvalbatterijen en de afvalloodstartbatterijen.

Art. 5.5.7.2. Het is verboden het zuur uit afvalloodstartbatterijen te verwijderen buiten een inrichting, vergund voor de verwerking van afvalloodstartbatterijen.

Onderafdeling VIII. - PCB's Art. 5.5.8.0. Voor de bepalingen van deze onderafdeling wordt onder verwijdering verstaan : de handelingen D8, D9, D10, D12 (alleen veilige, diepe, ondergrondse opslag in een droge rotsformatie en uitsluitend voor apparaten die PCB's bevatten en niet kunnen worden gereinigd) en D15 als bedoeld in artikel 1.3.1.

Art. 5.5.8.1. § 1. De OVAM houdt een inventaris bij van apparaten die meer dan 1 liter PCB's bevatten. Voor sterkstroomcondensatoren geldt de drempel van 1 liter voor het totaal van de afzonderlijke onderdelen van een gecombineerd toestel. § 2. Voor de opstelling van de in § 1 bedoelde inventaris maakt de OVAM inzonderheid gebruik van : 1° de kennisgevingen die zijn gebeurd met toepassing van het koninklijk besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die polychloorbifenylen en polychloorterfenylen bevatten; 2° de kennisgevingen die zijn gebeurd met toepassing van de bepalingen in artikel 5.5.8.6.

Art. 5.5.8.2. § 1. De in artikel 5.5.8.1, § 1 bedoelde inventaris bevat ten minste de volgende gegevens : 1° naam en adres van de houder;2° plaats en omschrijving van de apparaten;3° hoeveelheid PCB's in deze apparaten;4° data en soorten behandeling of vervanging die worden uitgevoerd of overwogen;5° datum van aangifte. § 2. Voor de apparaten waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de vloeistoffen daarin tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten PCB's bevatten, moeten de in § 1, 3° en 4° bedoelde gegevens niet worden opgenomen.

Art. 5.5.8.3. § 1. Bedrijven die PCB's verwijderen, delen de hoeveelheid, de oorsprong en de aard van de aan hen geleverde PCB's, mee aan de OVAM. § 2. De in § 1 bedoelde gegevens worden door de bedrijven die PCB's verwijderen ter inzage gehouden van de plaatselijke overheid en de bevolking.

Art. 5.5.8.4. § 1. De houder van apparaten die PCB's bevatten, moet : 1° uiterlijk op 1 januari 1999 aan de OVAM ten minste kennis geven van : a) zijn naam en adres;b) plaats en omschrijving van de apparaten die PCB's bevatten en die hij in zijn bezit heeft, alsook de hoeveelheden PCB's in deze apparaten;c) de hoeveelheden PCB's die hij in zijn bezit heeft;d) de hoeveelheden gebruikte PCB's die hij in zijn bezit heeft;e) data en soorten behandeling of vervanging die worden uitgevoerd of overwogen. Als die kennisgeving eerder is gebeurd met toepassing van het koninklijk besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die polychloorbifenylen en polychloorterfenylen bevatten, worden daarbij de eventuele wijzigingen vermeld ten aanzien van deze vroegere kennisgeving; 2° na 1 januari 1999 aan de OVAM kennis geven van elke wijziging in de onder 1° beschreven situatie;3° ervoor zorgen dat elk apparaat dat meer dan 1 liter PCB's bevat, wordt voorzien van een etiket.Voor sterkstroomcondensatoren geldt de drempel van 1 liter voor het totaal van de afzonderlijke onderdelen van een gecombineerd toestel.

Apparaten waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de vloeistoffen daarin tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten PCB's bevatten, mogen worden voorzien van een etiket waarop staat "verontreinigd met PCB's < 0,05 %".

Een soortgelijk etiket moet ook worden aangebracht op de deuren van lokalen waar dit apparaat zich bevindt; 4° ervoor zorgen dat gebruikte PCB's zo spoedig mogelijk worden verwijderd;5° ervoor zorgen dat PCB-houdende apparaten, zo spoedig mogelijk worden gereinigd of verwijderd; § 2. Elke wijziging van de informatie, verstrekt overeenkomstig § 1, 1° en 2°, moet binnen drie maanden schriftelijk aan de OVAM worden meegedeeld. Art. 5.5.8.5. § 1. Apparaten en de daarin aanwezige PCB's die overeenkomstig artikel 5.5.8.1, § 1 moeten worden geïnventariseerd, worden tegen 31 december 2005 gereinigd of verwijderd. § 2. In afwijking van § 1 mogen de transformatoren waarvan de vloeistoffen tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten PCB's bevatten, ofwel worden gereinigd overeenkomstig de bepalingen van artikel. 5.5.8.7, § 2, ofwel aan het einde van de gebruiksduur worden verwijderd.

Art. 5.5.8.6. De voorwaarden van reiniging of verwijdering van PCB-houdende apparaten en de daarin aanwezige PCB's worden bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor PCB-houdende apparaten en de daarin aanwezige PCB's.

Art. 5.5.8.7. § 1. Transformatoren waarvan de vloeistoffen meer dan 0,05 gewichtsprocenten PCB's bevatten, mogen onder de volgende voorwaarden worden gereinigd : 1° het doel van de reiniging moet erin bestaan het gehalte aan PCB's te verlagen tot minder dan 0,05 gewichtsprocenten en, zo mogelijk, tot maximaal 0,005 gewichtsprocenten;2° de vervangende vloeistof, die geen PCB's bevat, moet duidelijk minder risico's inhouden;3° de vervanging van de vloeistof mag de latere verwijdering van de PCB's niet in gevaar brengen. § 2. Transformatoren waarvan de vloeistoffen tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten PCB's bevatten, mogen worden gereinigd onder de voorwaarden, vermeld in § 1, 2° en 3° met als einddoel het gehalte aan PCB's te verlagen tot maximaal 0,005 gewichtsprocenten.

Art. 5.5.8.8. § 1. Voordat PCB's moeten voor eindverwerking worden aangeboden bij een daartoe vergunde inrichting. De verwijdering ervan moet gebeuren volgens de bepalingen van artikel 5.5.8.0. § 2. Alvorens PCB's of PCB-houdende apparaten voor eindverwerking door een daartoe vergunde inrichting in ontvangst worden genomen, worden alle nodige voorzorgsmaatregelen getroffen om elk brandgevaar te vermijden. Hiertoe worden de PCB's gescheiden gehouden van brandbare stoffen.

Art. 5.5.8.9. De volgende activiteiten zijn verboden : 1° het scheiden van PCB's van andere stoffen met het oog op het hergebruik van de PCB's;2° het verbranden van PCB's of gebruikte PCB's op schepen. Artikel 5.5.8.10. § 1. Afwijkingen op de termijnen bepaald in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor PCB-houdende apparaten en de daarin aanwezige PCB's, moeten aangevraagd worden bij de Vlaamse minister, op het adres van de OVAM. De aanvraag moet ten minste de volgende gegevens bevatten : 1° de formele aanvraag tot afwijking, met verwijzing naar de betreffende wetgeving;2° de administratieve gegevens van het bedrijf;3° de technische gegevens van de betreffende toestellen;4° de invulling van de criteria, opgesomd in § 1;5° een aanvullende motivering om een afwijking te verkrijgen, en als voor meer dan 10 apparaten een afwijking wordt aangevraagd, een alternatief verwijderingsplan voor de afvoer van de betreffende toestellen. § 2. Een afwijking kan maar worden toegestaan tot uiterlijk 31 december 2010. § 3. De OVAM brengt advies uit binnen een termijn van 45 kalenderdagen na de datum van ontvangst van de aanvraag. § 4. De Vlaamse minister doet uitspraak over de aanvraag binnen een termijn van 3 maanden na ontvangst van de aanvraag. § 5. De OVAM zendt binnen een termijn van 20 kalenderdagen, na de datum van de beslissing, deze beslissing of een voor eensluidend verklaard afschrift ervan met een aangetekende zending naar : 1° de aanvrager;2° de afdeling Milieuvergunningen van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer;3° de afdeling Milieu-inspectie van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer. Onderafdeling IX. - Luiers Art. 5.5.9. De producenten en invoerders van luiers moeten voor 1 juli 2004 bij de OVAM een plan indienen voor de inzameling, hergebruik, recyclage en verwerking, van luiers, en de financiering ervan. Dit plan is geldig voor maximaal 3 jaar.

Onderafdeling X. - Zwerfvuil Art. 5.5.10. De producenten en invoerders van verpakte verbruiksgoederen die door de leidinggevende ambtenaar van de OVAM worden aangeduid als goederen die vaak terug te vinden zijn in het zwerfvuil, moeten tegen 1 januari 2005 een beheersplan opstellen en acties ondernemen om de aanwezigheid van hun verpakkingen in het zwerfvuil tegen te gaan. Het beheersplan handelt specifiek over mogelijke sensibiliseringsmaatregelen om een gedragsverandering te bekomen. Het beheersplan en een rapport van de acties worden ingediend bij de OVAM. Onderafdeling XI. - Afgedankte apparatuur en recipiënten die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten Art. 5.5.11. Het is verboden afgedankte apparatuur en recipiënten die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten, of resten hiervan, te verwerken zonder dat voorafgaandelijk enige bewerking plaatsvond zoals beschreven in artikel 5.2.2.5.2,§ 9, van titel II van het Vlarem.

Onderafdeling XII. - Afval van de scheepvaart Art. 5.5.12. § 1. De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op : 1° elk schip, vissersvaartuig en pleziervaartuig, ongeacht hun vlag, dat een haven aandoet of daar in bedrijf is;2° alle havens die gewoonlijk worden aangedaan door schepen, vissersvaartuigen en pleziervaartuigen die gewoonlijk in het mariene milieu opereren. § 2. Oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen in eigendom of onder beheer van de overheid die uitsluitend voor een niet-commerciële overheidsdienst worden gebruikt, moeten niet voldoen aan de onder onderafdeling XII beschreven bepalingen, met uitzondering van de afgifteplicht van afval van de scheepvaart.

Art. 5.5.13. § 1. Elke beheerder van een haven zorgt voor de beschikbaarheid van havenontvangstvoorzieningen die toereikend zijn voor de behoeften van de schepen die hun havens gewoonlijk aandoen, zonder onnodig oponthoud van de schepen te veroorzaken. § 2. De havenontvangstvoorzieningen zijn toereikend indien ze geschikt zijn voor de ontvangst van de soorten en hoeveelheden scheepsafval en ladingresiduen van de schepen die de haven gewoonlijk aandoen, rekening houdend met de behoeften van de gebruikers van de haven, de grootte en de geografische ligging van de haven, het soort schepen dat de haven aandoet en de vrijstellingen die verleend worden volgens de procedure zoals vermeld in artikel 5.5.20.

Art. 5.5.14. § 1. De beheerder van een haven stelt een passend plan op voor ontvangst en verwerking van scheepsafval. Het plan wordt door de Vlaamse minister van Leefmilieu, na overleg met de Vlaamse minister van Mobiliteit, goedgekeurd. § 2. Het plan wordt uitgewerkt in overleg met de betrokken partijen, in het bijzonder de havengebruikers of hun vertegenwoordigers. § 3. Het plan moet betrekking hebben op alle soorten scheepsafval en ladingresiduen, afkomstig van schepen die gewoonlijk de haven in kwestie aandoen, en afgesteld zijn op de grootte van de haven en het soort schepen dat die haven aandoet.

De volgende elementen maken deel uit van het plan : 1° een beschrijving van de haven met vermelding van : a) het soort schepen die de haven gewoonlijk aandoen;b) de geografische afbakening van de haven;2° een beschrijving van de aanwezige inzamelfaciliteiten met vermelding van : a) het soort havenontvangstvoorzieningen en de capaciteit daarvan;b) de soorten afvalstoffen die de havenontvangstvoorzieningen inzamelen;c) eventuele voorbehandelingsinstallaties en - processen in de haven;3° een beoordeling van de behoefte aan inzamelfaciliteiten, gelet op de behoefte van de schepen die de haven gewoonlijk aandoen;4° een beschrijving van de aanmeldingsprocedure;5° een beschrijving van de procedures voor ontvangst en inzameling van scheepsafval en ladingresiduen met vermelding van : a) de methoden voor het registreren van het feitelijke gebruik van de havenontvangstvoorzieningen;b) een gedetailleerde beschrijving van de procedures voor ontvangst en inzameling van scheepsafval en ladingresiduen;c) de toepasselijke wetgeving en formaliteiten voor de afgifte;d) de methoden voor het registreren van de ontvangen hoeveelheden scheepsafval en ladingresiduen;e) de soort en hoeveelheden ontvangen en verwerkt scheepsafval en ladingresiduen;f) de wijze waarop scheepsafval en ladingresiduen worden verwerkt;6° een beschrijving van de procedure voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangstvoorzieningen;7° een gedetailleerde beschrijving van het tariefsysteem;8° een beschrijving van de procedures voor structureel overleg met havengebruikers, afvalbedrijven, terminalexploitanten en andere betrokken partijen;9° een vermelding van een persoon of personen die verantwoordelijk is of zijn voor de uitvoering van het plan. § 4. De plannen voor ontvangst en verwerking van scheepsafval kunnen met passende inschakeling van elke haven in regionaal verband worden opgesteld, indien dit doelmatig is, mits de behoefte aan havenontvangstvoorzieningen en de beschikbaarheid daarvan voor elke haven apart worden vermeld.

Art. 5.5.15. § 1. De in artikel 5.5.14 bedoelde plannen voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval worden behandeld als volgt : 1° De beheerder van een haven stuurt een voorstel van plan voor ontvangst en verwerking van scheepsafval per aangetekend schrijven aan OVAM.OVAM onderzoekt het plan op volledigheid zoals vastgelegd in artikel 5.5.14, § 3, en onderzoekt of de procedures in het plan voldoen aan de bepalingen zoals opgenomen in artikel 5.5.17, 5.5.18, 5.5.19 en 5.5.20; 2° Binnen een termijn van zestig kalenderdagen na ontvangst van het voorstel van plan voor ontvangst en verwerking van scheepsafval verleent OVAM hierover advies aan de Vlaamse minister van Leefmilieu;3° De Vlaamse minister van Leefmilieu doet na overleg met de Vlaamse minister van Mobiliteit, uitspraak over het plan binnen een termijn van maximaal vier maanden na de datum van ontvangst van het voorstel van plan bij OVAM;4° OVAM zendt binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum van deze beslissing, deze beslissing of een voor eensluidend verklaard afschrift ervan aan de beheerder van de haven. § 2. De in § 1 bedoelde plannen voor ontvangst en verwerking van scheepsafval zijn geldig voor een termijn van maximaal drie jaar. Elke beslissing die voor een kortere termijn geldt, moet ter zake gemotiveerd zijn. § 3. In geval van significante veranderingen in de werking van de haven, moet de beheerder van de haven dit onverwijld en per aangetekend schrijven aan OVAM meedelen. Op basis van de door de beheerder van de haven meegedeelde wijzigingen, kan OVAM binnen vijftien kalenderdagen na de mededeling ervan beslissen dat het indienen van een nieuw plan noodzakelijk is. Het indienen van een nieuw plan moet gebeuren volgens de procedure bepaald in § 1.

Art. 5.5.16. De beheerder van de haven zorgt ervoor dat aan elke havengebruiker de volgende informatie wordt verstrekt : 1° een korte verwijzing naar het fundamentele belang van een behoorlijke afgifte van scheepsafval en ladingresiduen;2° de locatie van de vaste havenontvangstvoorzieningen, met tekening/kaart;3° een lijst van gewoonlijk verwerkte soorten scheepsafval en ladingresiduen;4° een lijst van contactadressen, exploitanten en geboden diensten;5° een beschrijving van de aanmeldingsprocedure;6° een beschrijving van de afgifteprocedures;7° een beschrijving van het tariefsysteem;8° een beschrijving van de procedures voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangstvoorzieningen;9° een beschrijving van de procedure voor het aanvragen van vrijstelling van de afgifteplicht, aanmelding en financiële bijdrage. Art. 5.5.17. § 1. De kapitein van een schip, niet zijnde een vissersvaartuig of een pleziervaartuig waarmee ten hoogste twaalf passagiers vervoerd mogen worden, vult het aanmeldingsformulier waarheidsgetrouw in en verstrekt de informatie voor aankomst in de haven aan de instantie die voor dat doel is aangewezen : 1° ten minste 24 uur voor aankomst, indien de aanloophaven bekend is; of 2° zodra de aanloophaven bekend is, indien die informatie minder dan 24 uur voor aankomst beschikbaar is;of 3° uiterlijk bij vertrek uit de vorige haven, indien de duur van de reis minder dan 24 uur bedraagt. § 2. Een model van aanmeldingsformulier is opgenomen in bijlage 5.5.5.1. § 3. De informatie zoals vermeld in § 1 wordt ten minste tot na de volgende aanloophaven aan boord bewaard. § 4. De aanmelding moet gebeuren bij de instanties die werden aangewezen door de Vlaamse minister van Leefmilieu, na overleg met de Vlaamse minister van Mobiliteit. § 5. De aanmeldingsformulieren die de aangewezen instanties in het kader van deze procedure ontvangen, moeten gedurende een termijn van drie jaar bijgehouden worden.

Art. 5.5.18. § 1. De kapitein van een schip dat een haven aandoet, geeft voor vertrek uit de haven al het scheepsafval af bij een havenontvangstvoorziening.

De kapitein van een schip dat een haven aandoet, geeft voor vertrek uit de haven de ladingresiduen overeenkomstig de voorschriften van Marpol 73/78 af bij een havenontvangstvoorziening. § 2. Niettegenstaande § 1 kan een schip doorvaren naar een volgende aanloophaven zonder afgifte van het scheepsafval indien uit de aanmelding, zoals beschreven in artikel 5.5.17, § 1, blijkt dat er voldoende aparte opslagcapaciteit aan boord is voor al het scheepsafval dat is ontstaan en dat tijdens de voorgenomen reis van het schip tot de haven van afgifte nog zal ontstaan. § 3. Indien er goede redenen zijn om aan te nemen dat er geen toereikende havenontvangstvoorzieningen beschikbaar zijn in de beoogde haven van afgifte, of indien die haven niet bekend is en er derhalve een risico bestaat dat het afval op zee zal worden geloosd, wordt het schip verplicht zijn scheepsafval af te geven voor het vertrek uit de haven. § 4. De hierboven gestelde bepalingen zijn van toepassing onverminderd strengere afgiftevoorschriften voor schepen die overeenkomstig het internationale recht zijn vastgesteld.

Art. 5.5.19. § 1. De beheerder van de haven zorgt ervoor dat de kosten voor het gebruik van de havenontvangstvoorzieningen verbonden aan de afgifte van scheepsafval, met inbegrip van de behandeling en verwijdering van het scheepsafval, worden betaald met bijdragen van de schepen via een kostendekkingsysteem dat niet mag aanzetten tot het lozen van afval op zee. § 2. Daartoe gelden voor schepen, niet zijnde een vissersvaartuig of een pleziervaartuig waarmee ten hoogste 12 passagiers mogen worden vervoerd, de volgende beginselen : 1° alle schepen die een haven aandoen dragen substantieel bij in de kosten van de havenontvangstvoorziening voor scheepsafval, met inbegrip van de behandeling en verwijdering van het scheepsafval, ongeacht het feitelijk gebruik van de voorzieningen.Mogelijkheden om dat te bewerkstelligen zijn het opnemen van de bijdrage in de havengelden of het invoeren van een aparte afvalbijdrage of het gebruiken van een kostendekkingsysteem gebaseerd op de berekeningswijze opgenomen in bijlage 5.5.5.2., dan wel een combinatie van voornoemde mogelijkheden. De bijdragen kunnen onder andere naar gelang van de categorie, het type en de grootte van het schip gedifferentieerd worden 2° het gedeelte van de kosten dat eventueel niet wordt gedekt door de onder 1° vermelde bijdrage wordt gedekt op basis van de feitelijk door het schip afgegeven soorten en hoeveelheden scheepsafval;3° de bijdragen kunnen worden verlaagd indien het milieuzorgsysteem, het ontwerp, de uitrusting en de exploitatie van het schip zodanig zijn dat de kapitein kan aantonen dat het minder scheepsafval produceert. § 3. Kosten die verbonden zijn aan de afgifte van ladingresiduen worden door de gebruiker van de havenontvangstvoorziening betaald.

Art. 5.5.20. § 1. Een schip dat volgens een dienstregeling frequent en regelmatig een haven aandoet en kan aantonen dat een regeling is getroffen voor de afgifte van scheepsafval en de betaling van bijdragen in een op de route van het schip liggende haven, kan een vrijstelling verkrijgen van de in artikel 5.5.5.7, 5.5.5.8 en 5.5.5.9 vermelde verplichtingen. § 2. Een aanvraag van een vrijstelling wordt ingediend bij OVAM. OVAM stuurt binnen tien kalenderdagen na ontvangst van het dossier een kopie naar de administratie Waterwegen en Zeewezen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, en de beheerder van de haven waar de aanvrager een vrijstelling wil bekomen.

De administratie Waterwegen en Zeewezen en de beheerder van de haven geven binnen twintig kalenderdagen na ontvangst van het dossier een advies aan OVAM. OVAM neemt een beslissing binnen vijfenveertig kalenderdagen na ontvangst van het dossier en stuurt deze beslissing door naar de aanvrager, de beheerder van de haven en de administratie Waterwegen en Zeewezen.

Afdeling VI. - Invoer en uitvoer van afvalstoffen Art. 5.6.1. Deze onderafdeling is van toepassing op de invoer en de uitvoer van afvalstoffen voorzover de afvalstoffen onderworpen zijn aan de bepalingen van Verordening (EEG) 259/93 van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, hierna Verordening te noemen.

Art. 5.6.2. De communicatie tussen de kennisgever, de ontvanger, de verwerker en de OVAM, voorgeschreven door deze Verordening, moet gebeuren per post, per fax, of door uitwisseling van gestructureerde berichten langs elektronische weg tussen computers.

Art. 5.6.3. § 1. Voor kennisgevingen die betrekking hebben op de uitvoer van afvalstoffen, moet de kennisgever de originele kennisgeving, met minstens twee afschriften ervan naar de OVAM zenden.

Als er doorvoerlanden zijn, moet er voor elk doorvoerland een exemplaar worden toegevoegd. § 2. Overeenkomstig artikel 3, achtste lid, artikel 6, achtste lid, en artikel 15, elfde lid, van de Verordening zendt de OVAM de kennisgevingen die betrekking hebben op de uitvoer van afvalstoffen zelf aan de bevoegde autoriteit van bestemming, met een afschrift aan de ontvanger en de bevoegde autoriteiten van doorvoer, tenzij de OVAM, als bedoeld in artikel 3, achtste lid van de Verordening, zelf onmiddellijke bezwaren heeft tegen de overbrenging op grond van artikel 4, derde lid, van de Verordening.

Art. 5.6.4. § 1. Het bedrag van de administratieve kosten, verbonden aan de uitvoering van de kennisgevings- en toezichtprocedure, bedoeld in artikel 33, § 3, van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, wordt als volgt vastgesteld : 1° 25 euro voor elk begeleidend document dat bij de OVAM is aangevraagd in het kader van de Verordening.Dit bedrag wordt verhoogd tot 125 euro als het document gebruikt wordt in het kader van de algemene kennisgevingsprocedure, bedoeld in artikel 28 van de Verordening; 2° voor elk overbrengings- controleformulier van afvalstoffen naar het Vlaamse Gewest : a) 5 euro voor afvalstoffen, bestemd voor nuttige toepassing;b) 12,50 euro voor afvalstoffen, bestemd voor verwijdering. § 2. De bedragen worden, vrij van alle bankonkosten, vóór de afgifte van de bedoelde documenten en formulieren overgemaakt op rekeningnummer 435-4508921-53 van de OVAM in Mechelen, met de volgende vermelding : 1° voor het bedrag onder 1 : »Kennisgeving Verordening » met vermelding van het aantal begeleidende documenten 2° voor het bedrag onder 2 : het nummer van het begeleidende document alsmede het aantal transporten. De documenten en formulieren kunnen ook rechtstreeks afgehaald worden bij de OVAM, op voorwaarde van directe betaling.

Art. 5.6.5 § 1. De kennisgever, in geval van uitvoer van afvalstoffen uit het Vlaamse Gewest, stelt een bankgarantie ten gunste van de OVAM, of sluit een verzekering af, voor de dekking van de kosten van het vervoer en van de verwijdering of nuttige toepassing, overeenkomstig artikel 27 van de Verordening. § 2. De OVAM stelt het bedrag van de bankgarantie of van het te verzekeren risico vast, op basis van de volgende parameters : 1° de aard van de over te brengen afvalstoffen;2° de gemiddelde hoeveelheid van de over te brengen afvalstoffen per transport;3° de acceptatievoorwaarden van de ontvanger;4° de kostprijs voor de verwijdering of de nuttige toepassing van deze afvalstoffen;5° de kosten, verbonden aan de terugzending van de afvalstoffen naar het rechtsgebied van de staat van verzending. § 3. De bankgarantie kan na akkoord van de OVAM gelicht worden als voldaan is aan de voorwaarden, bepaald in artikel 27, tweede lid, van de Verordening. Dit akkoord wordt verleend binnen een week na ontvangst van de in deze laatste bepaling bedoelde documenten.

HOOFDSTUK VI. - Registreren en rapporteren van afvalstoffengegevens Afdeling I. - Algemene bepalingen A. Codering Art. 6.1.1. § 1. De Vlaamse minister bepaalt de vorm en de inhoud van de aggregatie van de lijst uit bijlage 1.2.1.B die als opvraaglijst van toepassing is in deze afdeling. § 2. De identificatie van actoren binnen dit hoofdstuk gebeurt aan de hand van een identificatienummer dat door de OVAM is toegekend. De identificatienummers worden door de OVAM beschikbaar gesteld.

B. Databank Art. 6.1.2. § 1. De databank voor afvalstoffen bevat de gegevens die in het kader van dit hoofdstuk ingezameld worden. § 2. De databank bevat basisgegevens die onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in verband met openbaarheid van bestuur en openbaarheid van milieugegevens, enkel toegankelijk zijn voor de ambtenaren, belast met de uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk, en gevalideerde informatie die geschikt is voor actieve en passieve openbaarmaking, onder meer in het kader van de milieudatabank zoals opgericht bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1992 houdende de regeling van de samenwerking tussen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de milieu-parastatalen inzake de oprichting en de organisatie van een milieudatabank.

C. Rapportering Art. 6.1.3. Tenzij het anders bepaald is in dit hoofdstuk, zijn de volgende actoren ertoe gehouden afvalstoffengegevens te verschaffen op eenvoudig verzoek van de OVAM : 1° de overbrengers van afvalstoffen;2° de inrichtingen voor het verwerken van afvalstoffen;3° de producenten van bedrijfsafvalstoffen;4° de gemeenten en de verenigingen van gemeenten, belast met het afvalstoffenbeheer. Afdeling II. - Registers van afvalstoffengegevens Art. 6.2.1. § 1. De producent van bedrijfsafvalstoffen houdt een afvalstoffenregister bij dat de volgende gegevens met betrekking tot de geproduceerde afvalstoffen bevat : 1° de hoeveelheid afvalstoffen in liter of kg; 2° de aard en de samenstelling van de afvalstoffen met vermelding van de code uit de opvraaglijst conform artikel 6.1.1, § 1; 3° de verwerkings- of toepassingswijze van de afvalstoffen : storten, verbranden, recyclage, voorbehandeling voorafgaand aan storten, verbranden, recyclage, of aanwending als secundaire grondstof conform hoofdstuk IV;4° indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de overbrenger en vervoerder van de afvalstoffen;5° naam, adres en identificatienummer van de ontvanger van de afvalstoffen, tenzij de afvalstoffen aangewend worden als secundaire grondstof maar onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in 6°; 6° indien behandeld zuiveringsslib gebruikt wordt als meststof of bodemverbeterend middel, de behandelingswijze zoals bepaald in bijlage 4.2.1.C, de namen en adressen van de ontvangers van het behandelde zuiveringsslib en de plaatsen van gebruik. § 2. Voormeld afvalstoffenregister wordt ten minste elke maand aangevuld met de meest recente gegevens. § 3. Als afvalstoffenregister kan een verzameling van identificatieformulieren overeenkomstig artikel 5.1.1.4 gebruikt worden, aangevuld met de gegevens uit § 1 over de afvalbewegingen waarvoor conform artikel. 5.1.1.5 4. geen identificatieformulier vereist is of die niet overgebracht werden.

Art. 6.2.2. § 1. De overbrenger van afvalstoffen houdt een afvalstoffenregister bij dat de volgende gegevens bevat : 1° de datum van de overbrenging;2° naam en adres van de producent van de afvalstoffen;3° de hoeveelheid afvalstoffen in liter of kg; 4° de aard en samenstelling van de afvalstoffen met vermelding van de code uit bijlage 1.2.1.B; 5° indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de vervoerder;6° de verwerkings- of toepassingswijze van de afvalstoffen : storten, verbranden, recycling, voorbehandeling voorafgaand aan storten, verbranden, recycling of aanwending als secundaire grondstof conform hoofdstuk IV;7° naam, adres en identificatienummer van de ontvanger van de afvalstoffen, tenzij de afvalstoffen aangewend worden als secundaire grondstof. § 2. Voormeld afvalstoffenregister wordt ten minste elke werkdag of na elke overbrenging aangevuld met de meest recente gegevens. § 3. Als afvalstoffenregister kan een verzameling van identificatieformulieren overeenkomstig artikel 5.1.1.4 gebruikt worden.

Art. 6.2.3. § 1. De gemeentelijke overheid of de vereniging van gemeenten, belast met het afvalstoffenbeheer, houdt een afvalstoffenregister bij dat per gemeente de volgende gegevens met betrekking tot de door haar of in opdracht van haar ingezamelde afvalstoffen bevat : 1° de hoeveelheid afvalstoffen in liter of kg; 2° de aard en de samenstelling van de afvalstoffen met vermelding van de code uit de opvraaglijst conform artikel 6.1.1, § 1; 3° indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de overbrenger en vervoerder van de afvalstoffen;4° de verwerkings- of toepassingswijze van de afvalstoffen : storten, verbranden, recycling, voorbehandeling voorafgaand aan storten, verbranden, recycling, of aanwending als secundaire grondstof conform hoofdstuk IV;5° naam, adres en identificatienummer van de ontvanger van de afvalstoffen, tenzij de afvalstoffen aangewend worden als secundaire grondstof. § 2. Voormeld afvalstoffenregister wordt ten minste elke maand aangevuld met de meest recente gegevens. § 3. Als afvalstoffenregister kan een verzameling van identificatieformulieren overeenkomstig artikel 5.1.1.4 gebruikt worden.

Art. 6.2.4. § 1. De verwerker van afvalstoffen houdt een afvalstoffenregister bij dat de volgende gegevens met betrekking tot de door hem verwerkte afvalstoffen bevat : 1° datum en uur van de aanvoer van de te verwerken afvalstoffen;2° de hoeveelheid aangevoerde afvalstoffen in liter of kg; 3° de aard en de samenstelling van de afvalstoffen met vermelding van de code uit bijlage 1.2.1.B; 4° naam, adres, met inbegrip van het land, en indien van toepassing, identificatienummer van de producent van de afvalstoffen;5° indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de overbrenger en vervoerder van de afvalstoffen;6° de verwerkings- of toepassingswijze van de afvalstoffen : storten, verbranden, recycling, voorbehandeling voorafgaand aan storten, verbranden, recycling, of indien van toepassing bij invoer vanuit een ander land of gewest, de aanwending als secundaire grondstof conform hoofdstuk IV;7° indien van toepassing, de aanduiding dat de aangevoerde afvalstoffen geweigerd werden met de reden van weigering;8° in geval van storten, het nummer van het stortvak;9° in geval van opslag, de lokalisatie van de opslag in de inrichting;10° opmerkingen omtrent de afvalstof en de aanvoer, de ondervonden moeilijkheden en storingen, waarnemingen, metingen en andere inlichtingen betreffende de uitbating van de inrichting. § 2. Voormeld afvalstoffenregister wordt ten minste elke werkdag of na elke invoer aangevuld met de meest recente gegevens.

Art. 6.2.5. De registers, opgemaakt conform artikel 6.2.1, 6.2.2, 6.2.3 en 6.2.4, worden gedurende vijf jaar door de registerplichtige actor bijgehouden.

Afdeling III. - Gegevens over afvalstoffenproductie Onderafdeling I. - Bedrijfsafvalstoffen Art. 6.3.1.1. § 1. De OVAM maakt jaarlijks op basis van statistische criteria een selectie van producenten van bedrijfsafvalstoffen met het oog op het verzamelen van afvalstoffengegevens. § 2. De OVAM publiceert de lijst van de selectie uit § 1 op haar webstek en schrijft de betrokkenen individueel aan, beide uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de rapporteringsplicht van toepassing is. § 3. De OVAM publiceert samen met de lijst op haar webstek de statistische verantwoording voor de samenstelling ervan.

Art. 6.3.1.2. § 1. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen uit afdeling 4.1.8 van titel II van het Vlarem, zijn de producenten van bedrijfsafvalstoffen, die opgenomen zijn in de selectie, bepaald in artikel 6.3.1.1, § 1, evenals de producenten van bedrijfsafvalstoffen die in de lijst van hinderlijke inrichtingen in bijlage 1 van titel I van het Vlarem zijn opgenomen met het merkteken X in kolom 4, voorzover ze niet zijn opgenomen met het merkteken J in kolom 7, ertoe verplicht een bedrijfsafvalstoffenjaarrapport te bezorgen. § 2. De bedrijven, bepaald overeenkomstig § 1, bezorgen jaarlijks vóór 15 maart aan de OVAM een bedrijfsafvalstoffenjaarrapport per exploitatiezetel over de in het vorige kalenderjaar geproduceerde afvalstoffen. § 3. Het bedrijfsafvalstoffenjaarrapport heeft betrekking op alle bedrijfsafvalstoffen, met uitzondering van de met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen die door of in opdracht van de gemeente werden ingezameld of opgehaald.

Art. 6.3.1.3. § 1. Dit bedrijfsafvalstoffenjaarrapport wordt schriftelijk of elektronisch bezorgd en bevat jaartotalen uit het afvalstoffenregister, vermeld in artikel 6.2.1, § 1. § 2. Voor bedrijfsafvalstoffen die in aard, samenstelling, verwerkingswijze, overbrenger of verwerker verschillen, moeten afzonderlijke totalen worden ingevuld. § 3. De OVAM bepaalt de vorm waarin het bedrijfsafvalstoffenjaarrapport wordt opgemaakt en bezorgd, met inbegrip van de technische specificaties voor het elektronisch indienen van het rapport.

Onderafdeling II. - Huishoudelijke afvalstoffen Art. 6.3.2.1. § 1. De gemeentelijke overheden bezorgen jaarlijks vóór 1 april aan de OVAM een jaarrapport over de in het vorige kalenderjaar door hen of in hun opdracht ingezamelde afvalstoffen. § 2. Het jaarrapport heeft betrekking op alle afvalstoffen, met inbegrip van de met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen die door of in opdracht van de gemeente werden ingezameld of opgehaald.

Art. 6.3.2.2. § 1. Dit jaarrapport wordt schriftelijk of elektronisch bezorgd en bevat jaartotalen uit het afvalstoffenregister, vermeld in artikel 6.2.3, § 1. § 2. Voor afvalstoffen die in aard, samenstelling of inzameling of verwerking verschillen, moeten afzonderlijke totalen worden ingevuld. § 3. De OVAM bepaalt de vorm waarin het jaarrapport wordt opgemaakt en bezorgd, met inbegrip van de technische specificaties voor het elektronisch indienen van het rapport.

Afdeling IV. - Gegevens over het overbrengen van afvalstoffen Art. 6.4.1. De overbrengers van afvalstoffen bezorgen jaarlijks voor 15 maart aan de OVAM een jaarrapport over de in het vorige kalenderjaar door hen overgebrachte afvalstoffen.

Art. 6.4.2. § 1. Dit jaarrapport wordt schriftelijk of elektronisch bezorgd en bevat jaartotalen uit het afvalstoffenregister vermeld in artikel 6.2.2, § 1. § 2. Voor afvalstoffen die in aard, samenstelling of inzameling of verwerking verschillen, moeten afzonderlijke totalen worden ingevuld. § 3. De OVAM bepaalt de vorm waarin het jaarrapport wordt opgemaakt en bezorgd, met inbegrip van de technische specificaties voor het elektronisch indienen van het rapport.

Afdeling V. - Gegevens over invoer van afval Art. 6.5.1. De verwerker van afvalstoffen die afvalstoffen invoert in Vlaanderen uit een ander land of gewest, bezorgt jaarlijks vóór 15 maart aan de OVAM een jaarrapport over de in het vorige kalenderjaar door hem ingevoerde afvalstoffen.

Art. 6.5.2. § 1. Dit jaarrapport wordt schriftelijk of elektronisch bezorgd en bevat jaartotalen uit het afvalstoffenregister vermeld in artikel 6.2.4, § 2. § 2. Voor afvalstoffen die in aard, samenstelling of inzameling of verwerking verschillen, moeten afzonderlijke totalen worden ingevuld. § 3. De OVAM bepaalt de vorm waarin het jaarrapport wordt opgemaakt en bezorgd, met inbegrip van de technische specificaties voor het elektronisch indienen van het rapport.

HOOFDSTUK VII. - Monsterneming en analyse van afvalstoffen Afdeling I. - Erkenning van laboratoria Onderafdeling I. - Toepassingsgebied Art. 7.1.1.1. § 1. Voor het uitvoeren van de volgende analyses is een erkenning als laboratorium voor afvalstoffenanalyse vereist : 1° analyses op afvalstoffen ter uitvoering van titel I en titel II van het VLAREM;2° analyses op afvalstoffen ter uitvoering van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen. § 2. Voor de analyse van monsters in het kader van bodemonderzoeken ter uitvoering van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering komen enkel de laboratoria in aanmerking die erkend zijn voor het analysepakket bodem.

Art. 7.1.1.2. § 1. Voor de volgende analysepakketten kan een erkenning aangevraagd worden : 1.1. aanvaardingscriteria voor afvalstoffen op stortplaatsen : anorganische parameters; 1.2. aanvaardingscriteria voor afvalstoffen op stortplaatsen : organische parameters; 1.3. aanvaardingscriteria voor afvalstoffen op stortplaatsen : asbest; 2. bodems; 3.1. secundaire grondstoffen : anorganische parameters algemeen; 3.2. secundaire grondstoffen : anorganische parameters specifiek; 3.3. secundaire grondstoffen : organische parameters algemeen; 4.1 gevaarlijke afvalstoffen : anorganische parameters; 4.2 gevaarlijke afvalstoffen : organische parameters; 5. compost; 6.1. afgewerkte olie : anorganische parameters; 6.2. afgewerkte olie : organische parameters; 7. eindproducten bij de verwerking van dierlijk afval;8. specifieke parameters op verbrandingsresiduen. § 2. De Vlaamse minister bepaalt de parameters van de analysepakketten.

Onderafdeling II. - Aanvraagprocedure erkenning en beoordelingsverslag Art. 7.1.2.1. Voor alle analysepakketten worden door de VITO minstens eenmaal per jaar stalen bereid die gebruikt worden in het kader van erkenningsaanvragen of voor de kwaliteitscontrole van erkende laboratoria.

Art. 7.1.2.2. De aanvraag tot erkenning wordt aangetekend naar de OVAM gestuurd. De aanvraag tot erkenning bevat de volgende gegevens en documenten die in het Nederlands zijn opgesteld : 1° de naam, voornaam, hoedanigheid en het adres van de aanvrager als het om een natuurlijke persoon gaat.Een afschrift van de oprichtingsakte van de vennootschap of van de statuten van de vereniging alsook de naam, voornaam, hoedanigheid en het adres van de personen die met het beheer van het laboratorium belast zijn, als het om een rechtspersoon gaat; 2° de volledige lijst met personeelsleden die werken in het laboratorium met vermelding van de naam, voornaam, kwalificaties en functies en de instanties waar die kwalificaties werden verkregen;3° adres en de volledige beschrijving van de laboratoriumruimten met de opsomming van de daar aanwezige wetenschappelijke apparatuur;4° een beschrijving van de wetenschappelijke literatuur, documentatie en normmethoden, die voorhanden zijn;5° het kwaliteitshandboek en een verslag over de toepassing van de ISO 17025; 6° de aanduiding van de analysepakketten waarvoor een erkenning wordt aangevraagd zoals vermeld in artikel 7.1.1.2, § 1; 7° een schriftelijke overeenkomst met een erkend laboratorium voor zover de aanvrager geen volledig analysepakket ontleedt.Maximaal 10 % van de parameters van een analysepakket mag worden uitbesteed aan een laboratorium dat erkend is voor de analyse van de betreffende parameters en dat die analyses zelf uitvoert; 8° de verklaring van de personen die met het beheer van het laboratorium belast zijn om de volledige medewerking te verlenen bij controle van het laboratorium door de ambtenaren van de OVAM of door de personeelsleden van de VITO die aangewezen zijn door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu.9° de personen die met het beheer van het laboratorium belast zijn, moeten een getuigschrift voorleggen waaruit blijkt dat ze de laatste vijf jaar geen effectieve strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen voor een overtreding van de milieuwetgeving. Art. 7.1.2.3. § 1. De OVAM en de VITO, via de OVAM, mogen, als ze dat nuttig achten, van de aanvrager eisen dat hij andere aanvullende documenten en informatie in het kader van de erkenning ter beschikking stelt. § 2. Als de gegevens vermeld in artikel 7.1.2.2 onvolledig zijn, stelt de OVAM de aanvrager daarvan in kennis met een aangetekende brief binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag. De aanvrager stuurt de aanvullingen aangetekend naar de OVAM. Als er na 30 kalenderdagen geen aanvullende informatie wordt gevraagd, wordt de aanvraag verondersteld ontvankelijk en volledig te zijn.

Art. 7.1.2.4. § 1. De OVAM stuurt de gegevens, vermeld in artikel 7.1.2.2, 2°, 3°, 4°, 5° en 6° naar de VITO. De OVAM geeft aan de VITO de opdracht om, bij de eerstvolgende staalbereiding, zoals opgenomen in artikel. 7.1.2.1, monsters aan de aanvrager te bezorgen. De aanvrager voert in het kader van de erkenningsaanvraag voor een analysepakket kosteloos erkenningsanalyses uit op de stalen van de VITO. § 2. Als tijdens het plaatsbezoek door de personeelsleden van de OVAM of de VITO vastgesteld wordt dat de actuele toestand inzake 2°, 3°, 4° en 5° van artikel. 7.1.2.2, niet in overeenstemming is met de meegedeelde gegevens, wordt de aanvrager verzocht de aanvullende gegevens aangetekend naar de VITO en de OVAM te sturen. § 3. De aanvrager stuurt de analyseresultaten aangetekend naar de OVAM en de VITO. § 4. Nadat de VITO alle resultaten van de analysepakketten heeft ontvangen en in voorkomend geval de aanvullende gegevens, vermeld onder 2°, 3°, 4°en 5° van artikel 7.1.2.2, stelt de VITO het beoordelingsverslag op. In het beoordelingsverslag worden de analyseresultaten, het opleidingsniveau van het personeel, de laboratoriumuitrusting en het kwaliteitssysteem besproken. De VITO stuurt het beoordelingsverslag naar de OVAM. Onderafdeling III. - Beslissingsprocedure Art. 7.1.3.1. § 1. Op basis van de beoordeling stelt de OVAM binnen 4 maanden nadat de aanvraag ontvankelijk en volledig werd bevonden een van de volgende besluiten op : 1° een besluit houdende erkenning voor een periode van maximaal vijf jaar.Een erkenning kan voor een kortere periode worden toegekend op voorwaarde van voldoende motivering; 2° een besluit houdende een niet-erkenning. § 2. De OVAM kan enkel afwijken van de beoordeling op basis van een uitgebreide motivatie. § 3. De erkenning wordt verleend voor volledige analysepakketten. Als parameters worden uitbesteed aan een erkend laboratorium zoals bepaald in artikel 7.1.2.2 worden in het erkenningsbesluit die parameters als zodanig vermeld.

Art. 7.1.3.2. § 1. De beslissing over de erkenningsaanvraag wordt genomen door de leidend ambtenaar van de OVAM. § 2. De OVAM verzendt met een aangetekende brief de beslissing over de erkenningsaanvraag naar de aanvrager. § 3. De beslissing over de erkenningsaanvraag wordt opgenomen in het register van de erkende laboratoria dat ter inzage ligt bij de OVAM, en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Onderafdeling IV. - Algemene verplichtingen die voortvloeien uit de erkenning Art. 7.1.4.1. § 1. Elke wijziging die wordt aangebracht aan de gegevens vermeld in artikel 7.1.2.2., 1° en 7° of in het adres van het laboratorium wordt onmiddellijk met een aangetekende brief medegedeeld aan de OVAM. § 2. De OVAM beslist eventueel in samenspraak met de VITO of al dan niet een nieuwe erkenningsaanvraag moet worden ingediend.

De OVAM stelt de aanvrager op de hoogte van haar beslissing. § 3. Bij een nieuwe erkenningsaanvraag moeten slechts de gegevens en documenten, opgenomen in artikel 7.1.2.2, aangetekend naar de OVAM worden gestuurd voorzover ze nog niet aan de OVAM werden meegedeeld.

Voor de reeds meegedeelde informatie verwijst de aanvrager naar de betreffende briefwisseling.

Art. 7.1.4.2. De laboratoria moeten voldoen aan volgende werkingscriteria : 1° het laboratorium neemt verplicht deel aan een door de OVAM georganiseerde externe controle op de kwaliteit van analyses en verleent hieraan zijn medewerking.Die externe controle kan er onder meer in bestaan deel te nemen aan het maken van vergelijkingen tussen de laboratoria, proefmonsters te analyseren en gebruik te maken van standaarden of referentiemateriaal; 2° het laboratorium stelt elk jaar een verslag op.Dat jaarverslag bevat een statistisch overzicht van de geleverde prestaties en wordt naar de OVAM gestuurd uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op dat waarop het betrekking heeft. De Vlaamse minister kan nadere regels opstellen in verband met de vorm en inhoud van dit verslag; 3° bij de analyseverrichtingen wordt de voorkeur gegeven aan referentiemethoden, genormaliseerde methoden, methoden opgenomen in het Compendium voor Monsterneming en Analyse, zoals bedoeld in artikel 7.3.1 van dit besluit, en methoden die gepubliceerd worden door de in die materie onderlegde instellingen of laboratoria; 4° als het laboratorium andere analysemethoden wil gebruiken dan de methoden, toegepast in de erkenningsprocedure, moet het de gelijkwaardigheid aantonen.In samenspraak met de VITO wordt de procedure voor gelijkwaardigheid vastgelegd. De VITO beslist of de analysemethoden al dan niet gelijkwaardig zijn. De OVAM deelt de beslissing met een aangetekende brief aan het laboratorium mee. In de hoedanigheid van erkend laboratorium mag het laboratorium zij enkel de analysemethoden gebruiken zoals toegepast in de erkenningsprocedure en die waarvoor de VITO beslist heeft dat ze gelijkwaardig zijn; 5° als het laboratorium analyses uitvoert waarvoor het niet erkend is, of als het analyses laat uitvoeren in een ander daartoe erkend laboratorium, moet de niet-erkenning of de uitbesteding voor de analyses in kwestie expliciet in het analyseverslag vermeld worden. Onderafdeling V. - Procedure uitbreiding, verlenging en opheffing erkenning Art. 7.1.5.1. § 1. Het verzoek om uitbreiding of verlenging van de erkenning wordt beschouwd als een nieuwe erkenningsaanvraag.

De gegevens en documenten, zoals vermeld in artikel. 7.1.2.2, worden aangetekend naar de OVAM gestuurd voorzover ze nog niet aan de OVAM werden meegedeeld. Voor de reeds meegedeelde informatie verwijst de aanvrager naar de betreffende briefwisseling. § 2. Het verzoek om verlenging van de erkenning moet worden ingediend uiterlijk een jaar voor het verstrijken van de erkenning. In voorkomend geval en bij positieve beslissing door de leidend ambtenaar van de OVAM sluit de begindatum van de erkenning aan bij de einddatum van de erkenning. § 3. In het kader van een vraag tot uitbreiding van de erkenning wordt de erkenning voor de nieuwe analysepakketten verleend voor de resterende termijn van de bestaande erkenning.

Art. 7.1.5.2. § 1. De OVAM kan de erkenning die aan een laboratorium verleend is, schorsen, of geheel of gedeeltelijk opheffen als : 1° bij controles foutieve resultaten worden vastgesteld in de analyses, verricht op verzoek van opdrachtgevers of bij specifieke controles van de OVAM; 2° niet meer voldaan is aan de criteria van artikel 7.1.4.1 en 7.1.4.2; 3° het laboratorium in zijn hoedanigheid van erkend laboratorium analyses uitvoert waarvoor het niet erkend is en dat niet expliciet in het analyseverslag vermeldt. § 2. De OVAM betekent met een aangetekende brief de beslissing aan de houder van de erkenning. § 3. Vanaf de ontvangst van de beslissing beschikt de houder van de erkenning over 30 kalenderdagen om zijn verweermiddelen aangetekend aan de OVAM te sturen. § 4. De OVAM maakt de schorsing, de volledige of gedeeltelijke opheffing ongedaan of bij ontstentenis van een verweerschrift heft de OVAM de erkenning geheel of gedeeltelijk op binnen 90 kalenderdagen na de beslissing. De OVAM betekent de beslissing met een aangetekende brief aan de houder van de erkenning binnen 14 kalenderdagen na de uitspraak.

Art. 7.1.5.3. § 1. De geschorste, volledig of gedeeltelijk opgeheven erkenning wordt opgenomen in het register van de erkende laboratoria dat ter inzage ligt bij de OVAM, en wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. § 2. De aanvrager kan op zijn vroegst vier maanden nadat de erkenning werd opgeheven of na de beslissing houdende niet-erkenning een nieuwe erkenningsaanvraag voor de parameterpaketten in kwestie indienen.

Afdeling II. - Monsternemingen Art. 7.2.1. De gouverneur van de provincie, de burgemeester en de ambtenaren, belast met het toezicht overeenkomstig de bepalingen van het hoofdstuk IX van dit besluit, kunnen de in deze afdeling bedoelde monsters nemen.

Art. 7.2.2. De monsternemingen gebeuren volgens de voorschriften, bepaald in artikel 62, § 5 van titel I van het Vlarem.

Afdeling III. - Compendium voor Monsterneming en Analyse Art. 7.3.1. De analyses op afvalstoffen en bodem gebeuren overeeenkomstig de methoden opgenomen in het Compendium voor Monsterneming en Analyse, afgekort CMA. Het Compendium voor Monsterneming en Analyse is een bundel van aanbevolen of verplichte monsternemings- en analysemethoden, opgesteld door de VITO in opdracht van de OVAM. Deze bundel wordt goedgekeurd bij ministerieel besluit en bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

HOOFDSTUK VIII. - Milieuheffingen Art. 8.1. § 1. De door de leidend ambtenaar van de OVAM aangestelde ambtenaren en personeelsleden van de OVAM zijn belast, voor rekening van het Vlaamse Gewest, met de inning en de invordering van de milieuheffingen.

Een door de leidend ambtenaar van de OVAM aangestelde ambtenaar van de OVAM is tevens bevoegd voor het treffen van dadingen, het kwijtschelden of verminderen van de administratieve geldboete en het verlenen van uitstel van betaling, conform de bepalingen in artikel 47octies van het Afvalstoffendecreet. § 2. De leidend ambtenaar van de OVAM wordt gemachtigd tot : 1° het viseren, het uitvoerbaar verklaren en het eensluidend verklaren van het dwangbevel bedoeld in artikel 47 en volgende van het Afvalstoffendecreet;2° het verzoeken om hypothecaire inschrijving, bedoeld in artikel 47 en volgende van het Afvalstoffendecreet. Bij afwezigheid wordt hij voor de in dit artikel genoemde taken vervangen door een ambtenaar die door hem is aangewezen.

Art. 8.2. § 1. De aangifte, bedoeld in artikel 47 en volgende van het Afvalstoffendecreet moet gebeuren uiterlijk de twintigste van de eerste maand na ieder kalenderkwartaal, op een aangifteformulier waarvan het model bepaald wordt door de Vlaamse minister en waarvan de nodige exemplaren door de OVAM ter beschikking worden gesteld.

Het voorschot op de heffing voor het vierde kwartaal van elk jaar wordt uiterlijk op 20 november aangegeven door middel van een bijzonder aangifteformulier waarvan het model bepaald wordt door de Vlaamse minister en waarvan de nodige exemplaren door de OVAM ter beschikking worden gesteld. § 2. De milieuheffing voor de eerste drie kwartalen wordt betaald voor de tiende van de tweede maand na ieder kalenderkwartaal door storting of overschrijving van het verschuldigde bedrag op de financiële rekening, vermeld op het bijzonder aangifteformulier.

Het voorschot op de milieuheffing voor het vierde kwartaal wordt betaald voor de tiende van de maand december, door storting of overschrijving van het verschuldigde bedrag op de financiële rekening, vermeld op het bijzonder aangifteformulier.

Het eventuele saldo van de milieuheffing voor het vierde kwartaal wordt betaald voor de tiende van de maand februari van het volgende jaar door storting of overschrijving van het verschuldigde bedrag op de financiële rekening, vermeld op het aangifteformulier.

Art. 8.3. § 1. De beroepen, bedoeld in artikel 47quinquies, § 1 van het Afvalstoffendecreet, moeten ingesteld worden bij de Vlaamse minister. § 2. De adviescommissie bedoeld in artikel 47quinquies, § 2 van het Afvalstoffendecreet bestaat uit : 1° een voorzitter, aangesteld in onderling overleg tussen de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de Vlaamse minister;2° twee ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, aangesteld door de Vlaamse minister bevoegd voor de financiën;3° twee ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, aangesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën. § 3. De adviescommissie hoort de OVAM of de heffingsplichtige op eigen verzoek of op verzoek van de OVAM en de heffingsplichtige. § 4 De Vlaamse minister kan nadere bepalingen uitwerken.

HOOFDSTUK IX. - Toezicht Art. 9.1. § 1. Behoudens de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie, houden de volgende personen, ieder wat hem betreft, toezicht op : 1° de met toepassing van artikel 29 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning aangestelde ambtenaren van de afdeling Milieu-inspectie van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur, voor : a) de aangelegenheden die geregeld zijn in het Afvalstoffendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met uitzondering van de bepalingen van hoofdstuk IX van het Afvalstoffendecreet;b) Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap;2° de door de leidend ambtenaar van de OVAM aangestelde ambtenaren en contractuele personeelsleden van de OVAM, voor : a) de aangelegenheden die geregeld zijn in het Afvalstoffendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met uitzondering van de vergunningsplichtige en meldingsplichtige handelingen, bedoeld in artikel 14, § 1 en § 6, van het Afvalstoffendecreet;b) Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap;3° de met toepassing van artikel 29 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning aangestelde ambtenaren van de afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, voor de onderafdeling III "Medisch afval" van dit besluit;4° de met toepassing van artikel 29 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning door de gemeente aangewezen agenten van de lokale politie en technische ambtenaren, voor : a) artikel 12 van het Afvalstoffendecreet;b) Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap;5° de door de Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken, aangewezen ambtenaren van de administratie Wegeninfrastructuur en Verkeer en van de administratie Waterwegeninfrastructuur en Zeewezen, voor artikel 12 van het Afvalstoffendecreet in zoverre dit betrekking heeft op de openbare wegen, de waterwegen en de havens en hun respectieve aanhorigheden;6° de vastbenoemde ambtenaren van het bosbeheer van de afdeling Bos en Groen van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, die beëdigd zijn overeenkomstig artikel 11 van de wet van 19 december 1854 houdende het boswetboek, voor wat betreft artikel 12 van het afvalstoffendecreet.7° de vastbenoemde ambtenaren van de afdeling Water van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer met toezichthoudende bevoegdheid overeenkomstig het ministerieel besluit van 17 oktober 1970 houdende aanwijzing van de ambtenaren van het Rijk, van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en van de Provincie, die het recht hebben de overtredingen, bedoeldin artikel 20 en 23 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen op te sporen en door middel van processen-verbaal vast te stellen, voor artikel 12 van het Afvalstoffendecreet;8° de vastbenoemde ambtenaren van de afdeling Natuur van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer met toezichthoudende bevoegdheid overeenkomstig artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 2 oktober 1991 tot aanwijzing van ambtenaren van de Vlaamse regering die overtredingen van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud en van ter uitvoering genomen besluiten opsporen en vaststellen, voor artikel 12 van het Afvalstoffendecreet;9° de met toepassing van artikel 35 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen aangestelde ambtenaren van de Vlaamse Landmaatschappij, voor de aanwending van afvalstoffen als secundaire grondstoffen, als meststof, als bodemverbeterend middel of als bodem. § 2. De in § 1, 1° en 3° tot 9° bedoelde ambtenaren en agenten stellen de OVAM onverwijld in kennis van de door hen vastgestelde overtredingen van het Afvalstoffendecreet, de bepalingen van dit besluit en Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993 betreffende het toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap.

Art. 9.2. De in artikel 9.1 genoemde personen oefenen de bevoegdheden uit die hen zijn toegekend door of krachtens het Afvalstoffendecreet, zijn uitvoeringsbesluiten, Verordening 259/93/EEG. Art. 9.3. De toezichthoudende ambtenaren en contractuele personeelsleden maken zich bekend door een legitimatiebewijs ondertekend door de leidend ambtenaar van OVAM, respectievelijk door de leidend ambtenaar van hun administratie of de burgemeester.

HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen Afdeling I. - Wijzigingsbepalingen Art. 10.1.1. In artikel 62 van titel I van het Vlarem wordt § 5 vervangen door wat volgt : « § 5. De technische controle op de scheikundige samenstelling van afvalstoffen omvat het nemen van monsters, in twee exemplaren, met inachtneming van de volgende regels : 1° de hoeveelheid afvalstoffen wordt bepaald door de noodwendigheden van de verrichtingen die in het laboratorium moeten worden uitgevoerd. De toezichthoudend ambtenaar, zoals bepaald in hoofdstuk IX van het Vlarea, kan de nodige technische middelen om de monsterneming uit te voeren kosteloos opvorderen van de bezitter van de afvalstoffen; 2° elk van de monsters wordt verzameld volgens het geval in recipiënten, zakken of omslagen;de monsters worden ingepakt en verzegeld met de stempel van de toezichthoudend ambtenaar, zoals bepaald in hoofdstuk IX van het Vlarea, die de monstername uitvoert om elke vervanging, verwijdering of bijvoeging van welkdanige materie te vermijden; 3° de buitenverpakking van elk monster omvat de volgende aanduidingen : a) een volgnummer;b) de aard van de genomen afvalstoffen;c) de datum van monsterneming;d) de handtekening van de toezichthoudend ambtenaar, zoals bepaald in hoofdstuk IX van het Vlarea, die tot de monsterneming is overgegaan;4° de toezichthoudend ambtenaar, zoals bepaald in hoofdstuk IX van het Vlarea, die tot de monsterneming is overgegaan, nodigt de bezitter van de afvalstof mondeling uit een willekeurig merkteken aan te brengen op het buitengedeelte van de verpakking van de twee exemplaren van het monster;hij overhandigt een exemplaar van het monster aan de bezitter van de afvalstof en maakt nadien een proces-verbaal, naar het in bijlage 13 bij dit besluit gevoegd model, op waarbij de uitvoering van de monsterneming vastgesteld wordt; 5° de toezichthoudende ambtenaar, zoals bepaald in hoofdstuk IX van het Vlarea, die tot de monsterneming is overgegaan, bezorgt het tweede exemplaar van het genomen monster voor analyse aan een daartoe erkend laboratorium;hij bepaalt onder welke fysische of chemische voorwaarden de monsters bewaard moeten worden in afwachting van een eventuele analyse om wijzigingen in de samenstelling van het monster zo veel mogelijk te vermijden; 6° indien uit het analyseverslag een overtreding blijkt wordt hiervan een proces-verbaal opgemaakt dat tesamen met het analyseverslag wordt toegezonden aan d e Procureur des Konings.» Art. 10.1.2. In artikel 62 van titel I van het Vlarem wordt § 8 vervangen door wat volgt : « § 8. Voor de analyse van monsters van afvalstoffen zijn als laboratoria erkend : 1° de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek;2° de laboratoria, erkend met toepassing van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen.» Art. 10.1.3. In artikel 1.3.1.1, § 2, van titel II van Vlarem wordt 5° vervangen door wat volgt : « 5° de laboratoria erkend met toepassing van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen zijn binnen de perken van hun erkenning voor de toepassing van dit reglement erkend in de disciplines afval en bodem.

Art. 10.1.4. In artikel 4.1.8.3, § 1, 2° van titel II van het Vlarem worden de woorden « betreffende onder meer de aard, oorsprong, samenstelling, hoeveelheid, bestemming en wijze van nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen » vervangen door de woorden « conform artikel 6.3.1.3 van het Vlaams reglement inzake afvalbeheer en Bvoorkoming (Vlarea) » Art. 10.1.5. In artikel 5.2.2.4.2 van titel II van het Vlarem wordt een § 6 ingevoegd, die luidt als volgt : « § 6. De verwerking van voertuigbanden moet zo gebeuren dat de banden worden gesorteerd naar de volgende categorieën : 1° die welke in aanmerking komen voor rechtstreeks hergebruik als tweedehands;2° die welke in aanmerking komen voor loopvlakvernieuwing;3° die welke noch in aanmerking komen voor rechtstreeks hergebruik als tweedehands, noch voor loopvlakvernieuwing ». Art. 10.1.6. In artikel 5.2.2.5.2 van titel II van het Vlarem worden een § 8 en 9 ingevoegd, die luiden als volgt : « § 8. De verwerking van niet-herbruikbare afgedankte elektrische of elektronische apparatuur moet op de volgende wijze gebeuren : 1° de apparaten worden ontdaan van de verschillende schadelijke onderdelen, inzonderheid die welke gevaarlijke stoffen of componenten bevatten;2° minstens de volgende onderdelen worden selectief gedemonteerd en ingezameld voor recyclage of verwijdering in een daartoe vergunde inrichting : a) PCB/PCT-houdende condensatoren;b) onderdelen die kwik bevatten;c) batterijen;d) beeldschermen : kathodestraalbuizen en LCD-schermen, groter dan 100 cm2;e) gasontladingslampen;f) tonercartridges en tonercassettes;g) asbesthoudende onderdelen;h) alle vloeistoffen. § 9. De verwerking van afgedankte apparatuur en recipiënten die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten, moet op de volgende wijze gebeuren : 1° apparaten en recipiënten die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten, worden ontdaan van die stoffen;2° de ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen worden gescheiden opgeslagen;3° het isolatiemateriaal dat ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevat, wordt door middel van een gesloten ontgassingssysteem ontdaan van die stoffen in een daartoe vergunde inrichting.» Art. 10.1.7. In artikel 5.2.2.6.2 van titel II van het Vlarem wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. In een inrichting voor het opslaan en behandelen van voertuigwrakken kunnen, voor zover uitdrukkelijk vermeld in de milieuvergunning, gedepollueerde en niet-gedepollueerde voertuigwrakken en onderdelen ervan worden opgeslagen en behandeld en volgende afvalstoffen afkomstig van behandeling van de voertuigwrakken tijdelijk worden opgeslagen : -vloeistoffen, inzonderheid koelmiddelen voor airconditioning, remvloeistof, motor-, transmissie- en aandrijfolie, hydraulische olie, brandstoffen, koelvloeistof, ruitensproeier-vloeistof; - metalen onderdelen; - motoroliefilters; - gastanks; - loodstartbatterijen; - pyrotechnische delen van airbags/gordels; - katalysatoren; - voertuigbanden; - glas; - grote kunststofonderdelen, zoals bumpers, instrumentenborden en vloeistoftanks. » Art. 10.1.8. In artikel 5.2.2.6.2 van titel II van het Vlarem wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. In een inrichting voor het opslaan en behandelen van voertuigwrakken kunnen, voor zover uitdrukkelijk vermeld in de milieuvergunning, onder meer volgende behandelingen gebeuren : - het aftappen van vloeistoffen; - het demonteren van onderdelen; - het vernietigen, met inbegrip van het indrukken » Art. 10.1.11. In artikel 5.2.2.6.2 van titel II van het Vlarem wordt een § 6 ingevoegd, die luidt als volgt : « § 6. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van artikel 5.2.1.2 vermeldt het register het chassisnummer van de aangevoerde en afgevoerde voertuigwrakken, met uitzondering van de door de erkende centra vernietigde afgedankte voertuigen. De datum van de laatste technische keuring van de aangevoerde voertuigwrakken wordt vermeld, voorzover het keuringsbewijs het wrak vergezelt. » Art. 10.1.10. Artikel 5.2.2.6.3 van titel II van het Vlarem wordt vevangen door wat volgt : « § 1. Overeenkomstig de algemeen geldende voorwaarden voor inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen, worden de plaatsen op het terrein waar voor het milieu schadelijke vloeistoffen op de bodem kunnen lekken, uitgerust met een vloeistofdichte vloer met een lekdicht afwateringssysteem dat voorzien is van een koolwaterstofafscheider en slibvangput, zodanig dat gelekte vloeistoffen noch de bodem, noch het grond- of oppervlaktewater kunnen verontreinigen. Deze bepalingen gelden inzonderheid voor volgende plaatsen : 1° de stelplaatsen voor lekkende voertuigwrakken;2° de plaatsen waar niet-gedepollueerde voertuigwrakken worden opgeslagen of gedepollueerd;3° de plaatsen waar gedepollueerde voertuigwrakken worden opgeslagen;4° de opslagplaatsen voor batterijen en vloeistofhoudende recipiënten of onderdelen;5° de plaatsen waar voertuigen of onderdelen worden gereinigd;6° de plaatsen waar voertuigwrakken worden vernietigd, met inbegrip van indrukken;7° andere plaatsen bepaald in de milieuvergunning. § 2. Niet-gedepollueerde wrakken mogen niet worden gestapeld en worden zodanig geplaatst dat nog aanwezige vloeistoffen niet uit het wrak kunnen lekken. § 3. Het stapelen van gedepollueerde voertuigwrakken kan enkel gebeuren voor zover het in de milieuvergunning is toegelaten en mits naleving van de daarvoor opgelegde bijzondere voorwaarden. De stapelhoogte mag, tenzij anders bepaald in de milieuvergunning, niet meer dan 3 m bedragen. Het gebruik van stapelrekken wordt geregeld in de bijzondere vergunningsvoorwaarden. » Art. 10.1.11. In artikel 5.2.2.6.4 van titel II van het Vlarem wordt § 1 vervangen door wat volgt : « Art.5.2.2.6.4. § 1. De procesafhandeling in de daartoe specifiek bestemde en ingerichte ruimten, die duidelijk van elkaar gescheiden zijn, verloopt als volgt : 1° inzameling van de voertuigwrakken;2° tijdelijke opslag van de niet-gedepollueerde voertuigwrakken;3° tijdelijke opslag van de gedepollueerde voertuigwrakken;4° opslag van vloeistoffen en andere materialen;5° opslag van onderdelen;6° opslag van afval;7° verwerking en verdere opslag. Het verwerkingsproces moet zodanig georganiseerd zijn dat de voor het milieu gevaarlijke stoffen zo snel mogelijk verwerkt worden. » Art. 10.1.12. In artikel 5.2.2.6.4 van titel II van het Vlarem wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De demontage, het vernietigen met inbegrip van het indrukken en elke andere behandeling van voertuigwrakken wordt steeds voorafgegaan door een depollutie van het wrak, met uitzondering van opslagplaatsen van maximaal 5 voertuigwrakken behorend bij uitsluitend werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaaamheden), en op voorwaarde dat de gedemonteerde onderdelen rechtstreeks worden ingezet bij de herstelling.

De materialen en onderdelen van het wrak worden zodanig verwerkt dat de shredderresidu's optimaal nuttig toegepast kunnen worden en geenszins als gevaarlijke afvalstof verwerkt of verwijderd worden.

De depollutie bestaat uit het verplicht ontdoen of gescheiden inzamelen van alle vloeistoffen, tenzij ze nodig zijn voor het hergebruik van de onderdelen in kwestie, en van polluerende of schadelijke bestanddelen in het voertuigwrak zodra het ingeleverd wordt, voorafgaand aan elke verdere behandeling, en meer bepaald : 1° aftappen en afzonderlijk opslaan van de vloeistoffen;2° aftappen van de koelmiddelen voor airconditioning met een gesloten systeem;3° leegmaken van de remvloeistoftank;4° aftappen van de motorolie, transmissieolie en de aandrijfolie; 5 °demonteren van de motoroliefilter; 6° leegmaken van de brandstoftank door gebruik te maken van rechtstreekse afzuiging in de tank of van een spatvrij leegloopsysteem;7° aftappen van het differentieel en eventueel van het verdeeldrijfwerk;8° aftappen van de olie van de stuurinrichting of stuurbekrachtiging;9° aftappen van hydraulische oliën uit wielophangingssystemen;10° aftappen van koelvloeistof;11° aftappen van ruitensproeiervloeistof;12° demonteren van eventuele gastanks;13° demonteren van de loodstartbatterijen;14° onschadelijk maken van pyrotechnische delen van airbags/gordels;15° demonteren van katalysatoren en andere gevaarlijke onderdelen. Het aftappen van de vloeistoffen gebeurt zo grondig mogelijk.

Onderdelen die belangrijke hoeveelheden vloeistof bevatten, die moeilijk afgetapt kunnen worden en waarbij bij het demonteren vloeistof kan weglekken, worden zo veel mogelijk van het wrak gedemonteerd. Na het aftappen worden de aftappluggen weer aangebracht. » Art. 10.1.13. In artikel 5.2.2.6.4 van titel II van het Vlarem wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in § 2 worden lekkende voertuigwrakken onmiddellijk ontdaan van de betreffende nog aanwezige vloeistoffen. » Art. 10.1.14. In artikel 5.2.2.6.4 van titel II van het Vlarem wordt § 4 vervangen door wat volgt : « § 4. De demontage of ontmanteling bestaat uit het ontdoen van het voertuigwrak van zo mogelijk nuttig toe te passen onderdelen, met inbegrip van vervangingsonderdelen met het oog op hergebruik.

Volgende materialen en onderdelen worden gedemonteerd en selectief ingezameld met het oog op recycling : 1° katalysatoren;2° metalen onderdelen die koper, aluminium en magnesium bevatten, indien deze metalen na shredding niet zodanig worden gescheiden dat ze als materialen kunnen teruggewonnen worden;3° banden en grote kunststofonderdelen zoals bumpers, instrumentenbord, vloeistoftanks, indien deze materialen na shredding niet zodanig worden gescheiden dat ze als materialen kunnen teruggewonnen worden;4° glas. De onderdelen van afgedankte voertuigen dienen als volgt verwerkt : 1° herbruikbare onderdelen worden hergebruikt, rekening houdend met de eisen inzake veiligheid;meer bepaald dient een eventueel verbod van de constructeur op het in de handel brengen van de veiligheidsonderdelen van het ingeleverde afgedankte voertuig te worden geëerbiedigd. 2° niet-herbruikbare onderdelen worden zoveel mogelijk nuttig toegepast waarbij, voorzover daartegen geen milieubezwaren bestaan de voorkeur wordt gegeven aan recycling.» Art. 10.1.15. In artikel 5.2.2.6.4 van titel II van het Vlarem wordt § 5 geschrapt en wordt § 6 hernummerd tot § 5.

Art. 10.1.16. In artikel 5.12.0.2, § 2, 5°, van titel II van het Vlarem worden de woorden « het hoofdstuk 4.8 » vervangen door de woorden »de bepalingen van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (Vlarea) met betrekking tot PCB's ».

Art. 10.1.17. In artikel 48, 10° en 11° van het Vlarebo worden de cijfers « 4.1.1.3 » en « 4.1.1.4 » vervangen door respectievelijk « 1.1.1, § 2, 43° » en « 1.1.1, § 2, 47° ».

Art. 10.1.18. In artikel 55 van het Vlarebo worden de verwijzingen naar artikel 4.2.2.1 en 4.2.2.2,§ 1,§ 1, § 2, eerste lid, en § 3 van Vlarea vervangen door de woorden « onderafdeling 4.2.2 van het Vlarea ».

Art. 10.1.19. In artikel 2, 3, 10 en 11 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor PCB-houdende apparaten en de daarin aanwezige PCB's worden de woorden « artikel 2.7.0.2 § 1 van Vlarem II » vervangen door de woorden « artikel 5.5.8.1. § 1, van Vlarea ».

Art. 10.1.20. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 4.8.0.1, 1° » vervangen door de woorden « artikel 5.5.8.4, § 1, 1°, van Vlarea ».

Art. 10.1.21. In artikel 5, § 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « zowel » en de woorden « voor de toepassing van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de Milieuvergunning," opgeheven;

Art. 10.1.22. In artikel 8, § 1 van hetzelfde besluit worden de woorden « afdeling 1.2.2 van Vlarem II » vervangen door de woorden « artikel 5.5.8.10 van Vlarea ».

Art. 10.1.23. Artikel 5.2.1.7, § 2 van titel II van het Vlarem wordt vervangen door wat volgt : « § 2. Het verdunnen van afvalstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 5.2.2.2 van Vlarea, is verboden. » Afdeling II. - Opheffingsbepalingen Artikel 10.2.1. De volgende regelingen en bepalingen worden opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 1990 houdende nadere regelen betreffende de milieuheffingen op vaste afvalstoffen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 17 december 1997 en 17 november 2000;2° het besluit van de Vlaamse regering van 27 april 1994 betreffende de aanwijzing van de ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen en de uitvoeringsbesluiten ervan, wat inzonderheid de openbare wegen, de waterwegen en de havens en hun respectieve aanhorigheden betreft;3° het besluit van de Vlaamse regering van 14 september 1994 houdende aanwijzing van de categorieën van ambtenaren van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, belast met het toezicht op de naleving van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen en de uitvoeringsbesluiten ervan, inzonderheid wat de bossen en aanverwante grondoppervlakten, de onbevaarbare waterlopen en de natuurreservaten betreft; 4° rubriek 17.5 in bijlage I van titel I van het Vlarem, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 januari 1999; 5° het hoofdstuk « Definities pcb's en pct's (hoofdstukken 2.7. en 4.8) » in artikel 1.1.2 van titel II van Vlarem, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 maart 1998; 6° de definities « verdunnen », « bewerkt voertuigwrak », « lekkend voertuigwrak » en « stapelen van voertuigwrakken » in artikel 1.1.2 van titel II van het Vlarem, onder « definities afvalstoffenverwerking - Algemeen »; 7° hoofdstuk 2.7 van titel II van het Vlarem, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 maart 1998; 8° hoofdstuk 4.8 van titel II van het Vlarem, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 maart 1998; 9° artikel 5.2.1.2, § 4, van titel II van het Vlarem, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001; 10° artikel 5.43.1.2 van titel II van het Vlarem, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 maart 1998; 11° het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming- en beheer, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 9 februari 1999, 22 december 1999, 28 april 2000, 9 februari 2001, 1 februari 2002, 22 februari 2002 en 14 maart 2003, en de bijlagen bij dit besluit; 12° de afdeling 5.2.5 van titel II van het Vlarem, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse regering van 26 juni 1996.

Art. 10.2.2. In alle wetteksten waarin verwezen wordt naar het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer moet dit gelezen worden als een verwijzing naar dit besluit.

Art. 10.2.3. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van dit besluit blijven de besluiten die genomen werden ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer en het besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 1990 houdende nadere regelen betreffende de milieuheffingen op vaste afvalstoffen van kracht totdat zij uitdrukkelijk worden opgeheven of totdat hun geldigheidsduur verstrijkt.

Afdeling III. - Overgangsbepalingen Onderafdeling I. - Overgangsbepalingen met betrekking tot de aanvaardingslicht Art. 10.3.1.1. De bepalingen van hoofdstuk III zijn niet van toepassing op de milieubeleidsovereenkomsten die zijn afgesloten vóór datum van inwerkingtreding van dit besluit, voor zover ze strenger gaan dan deze milieubeleidsovereenkomsten.

Onderafdeling II. - Overgangsbepalingen met betrekking tot erkende ophalers van afvalstoffen Art. 10.3.2.1. § 1. Alle erkenningen, verleend met toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 1 februari 1995 houdende nadere regels betreffende de erkenning van ophalers en de registratie van vervoerders van afvalstoffen worden beschouwd als erkenning van overbrenger van afvalstoffen en worden automatisch in het register van de overbrengers van afvalstoffen opgenomen, voor de termijn, vastgesteld in het erkenningsbesluit.

De erkende overbrenger wordt daarvan door de OVAM op de hoogte gebracht. De voorwaarden opgenomen in de erkenningen worden vervangen door de voorwaarden opgenomen in dit besluit. De afvalcodes opgenomen in de erkenningen worden vervangen door de overeenstemmende afvalcodes uit bijlage 1.2.1.B van dit besluit. § 2. Alle erkenningen voor het ophalen van afvalstoffen verleend overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en - beheer, worden beschouwd als erkenning van overbrenger van afvalstoffen en worden automatisch in het register van de overbrengers van afvalstoffen opgenomen, voor de termijn, vastgesteld in het erkenningsbesluit.

De erkende overbrenger wordt daarvan door de OVAM op de hoogte gebracht. De voorwaarden, opgenomen in de erkenningen, worden vervangen door de voorwaarden, opgenomen in dit besluit. De afvalcodes, opgenomen in de erkenningen, worden vervangen door de overeenstemmende afvalcodes uit bijlage 1.2.1.B van dit besluit. De erkende overbrenger moet binnen een termijn van zes maanden na publicatie van dit besluit een bewijs van de verzekeraar voorleggen aan de OVAM waarin wordt aangetoond dat de verzekering voldoet aan de voorwaarden uit artikel 5.1.1.3. § 3. Alle registraties voor het vervoeren van afvalstoffen, verleend overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en - beheer, worden automatisch in het register van de vervoerders van afvalstoffen opgenomen, voor de termijn vastgesteld in de registratie. § 4. Alle aanvragen tot erkenning of registratie, ingediend overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en - beheer, worden afgehandeld overeenkomstig de procedure die van toepassing was op het ogenblik van de aanvraag.

Onderafdeling III. - Overgangsbepalingen met betrekking tot de stort- en verbrandingsverboden Artikel 10.3.3.1. De in artikel 5.4.1 en artikel 5.4.2 bepaalde stort- en verbrandingsverboden vervangen de stort- en verbrandingsverboden, bepaald in artikel 5.2.4 en 5.2.5 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en beheer, vanaf de eerste van de zevende maand na de publicatie van dit besluit.

Artikel 10.3.3.2. De afwijkingen, verleend op de stort- en verbrandingsverboden, zoals bepaald in artikel 5.4.1 en artikel 5.4.2 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en beheer, blijven geldig voor de afvalstoffen en voor de termijn dat ze werden verleend.

Onderafdeling IV. - Overgangsbepalingen met betrekking tot erkende laboratoria Art. 10.3.4.1. § 1. De erkenningen als laboratorium, verleend overeenkomstig het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen en zijn uitvoeringsbesluiten voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig voor de termijn waarvoor ze werden verleend en uiterlijk tot 2 jaar na de inwerkingtreding van dit besluit. § 2. Artikel 7.1.4.1 en 7.1.4.2 van dit besluit zijn van toepassing op de overeenkomstig § 1 erkende laboratoria vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. Voor de toepassing van ISO 17025 en het beschikken over een kwaliteitshandboek geldt een overgangsperiode van 2 jaar vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

Afdeling IV. - Inwerkingtredingsbepalingen Art. 10.4.1. De bepalingen van dit besluit, tenzij anders bepaald in dit besluit, treden in werking de eerste van de tweede maand die volgt op de datum van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, behalve de bepalingen van hoofdstuk IV en de bijbehorende bijlagen 4.1, 4.2.1, 4.2.2, en 4.3, voorzover ze betrekking hebben op het gebruik van gevaarlijke afvalstoffen als secundaire grondstof, die in werking treden de eerste van de zevende maand die volgt op de datum van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

De aanvullende normeringen voor bagger- en ruimingsspecie, zoals vermeld in artikel 4.2.3.1, treden in werking 6 maanden na het publiceren van dit besluit.

Art. 10.4.2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking L. SANNEN

Bijlagen ontwerp-Vlarea Bijlage 1.2.1 Bijlage 1.2.1.A CATEGORIE"N AFVALSTOFFEN (bijlage I bij de EU-richtlijn 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen zoals gewijzigd bij de EU-richtlijn 91/156/EEG van 18 maart 1991) Q1 - productie- of consumptieresiduen die niet hierna nader zijn gespecificeerd;

Q2 - productie die niet aan de normen voldoen;

Q3 - productie waarvan de ge- of verbruiksdatum is verstreken;

Q4 - stoffen die per ongeluk zijn geloosd, weggelekt, en dergelijke; hieronder vallen ook stoffen en materialen die als gevolg van dergelijke incidenten zijn verontreinigd;

Q5 - stoffen die zijn besmet of verontreinigd als gevolg van vooraf geplande activiteiten, zoals residuen van schoonmaakwerkzaamheden, verpakkingsmateriaal, houders, enz.;

Q6 - onbruikbaar materiaal, zoals lege batterijen, uitgewerkte katalysatoren, enz.;

Q7 - stoffen die onbruikbaar zijn geworden, zoals verontreinigde zuren, verontreinigde oplosmiddelen, uitgewerkte hardingszouten, enz.;

Q8 - bij industriële procédés ontstane residuen, zoals slakken, distillatieresiduen, enz.;

Q9 - residuen van afvalzuivering, zoals slib afkomstig van gaswassing, stof afkomstig van luchtfilters, gebruikte filters, enz.;

Q10 - residuen van de fabricage/bewerking van producten, zoals bij het draaien of frezen overgebleven residuen, enz.;

Q11 - bij winning en bewerking van grondstoffen overgebleven residuen, zoals residuen van mijnbouw of oliewinning, enz.;

Q12 - verontreinigde stoffen, zoals met PCB's verontreinigde olie, enz.;

Q13 - alle materialen, stoffen of producten waarvan het gebruik van rechtswege is verboden;

Q14 - producten die door de houder niet of niet meer bruikbaar zijn, zoals artikelen die zijn afgedankt door landbouw, huishoudens, kantoren, winkels, bedrijven, enz.;

Q15 - verontreinigde materialen, stoffen of producten die afkomstig zijn van bodemsaneringsactiviteiten;

Q16 - alle stoffen, materialen of producten die niet onder de hierboven vermelde categorieën vallen.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 1.2.1.B AFVALSTOFFENLIJST INLEIDING 1. De verschillende soorten afvalstoffen in de lijst worden volledig gedefinieerd door de code van zes cijfers voor de afvalstoffen en de code van twee en vier cijfers boven de hoofdstukken.Dit houdt in dat een afvalstof als volgt in de lijst kan worden opgezocht : A. Zoek de herkomst van de afvalstof op in de hoofdstukken 01 tot en met 12 of 17 tot en met 20 en bepaal de bijbehorende code van zes cijfers voor de afvalstof (met uitzondering van de codes in deze hoofdstukken die op 99 eindigen). Op te merken valt dat de activiteiten in een specifieke installatie onder verschillende hoofdstukken kunnen vallen. Zo zijn de afvalstoffen van een autofabriek afhankelijk van de processtap te vinden in hoofdstuk 12 (afval van de machinale bewerking en oppervlaktebehandeling van metalen), hoofdstuk 11 (anorganisch metaalhoudend afval van de behandeling en coating van metalen) en hoofdstuk 08 (afval van het gebruik van coatings). NB : gescheiden ingezameld verpakkingsafval (met inbegrip van mengsels van verschillende verpakkingsmaterialen) wordt ingedeeld onder 15 01, niet 20 01.

B. Als er in de hoofdstukken 01 tot en met 12 of 17 tot en met 20 geen geschikte afvalcode kan worden gevonden, moet er in de hoofdstukken 13, 14 en 15 worden gezocht om de code van de afvalstof te bepalen.

C. Als geen van deze afvalcodes van toepassing is, moet de bepaling van de afvalcode aan de hand van hoofdstuk 16 gebeuren.

D. Als de afvalstof ook niet in hoofdstuk 16 onder te brengen is, moet de code "99" (niet elders genoemd afval) worden gebruikt in het deel van de lijst dat overeenkomt met de bij de eerste stap bepaalde activiteit.. 2. In de zin van de afvalstoffenlijst wordt onder "gevaarlijke stof" verstaan : elke stof die overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG, zoals gewijzigd, als gevaarlijk is of zal worden ingedeeld;onder "zwaar metaal" wordt verstaan : elke verbinding van antimoon, arseen, cadmium, chroom(VI), koper, lood, kwik, nikkel, seleen, telluur, thallium en tin, alsook deze metalen in metallische vorm, voor zover deze als gevaarlijke stof zijn ingedeeld. 3. Als een afvalstof door een algemene of specifieke verwijzing naar gevaarlijke stoffen als gevaarlijk wordt aangeduid, is de afvalstof alleen gevaarlijk als deze stoffen in zodanig hoge concentraties (dit wil zeggen gewichtspercenten) aanwezig zijn dat de afvalstof een of meer van de in artikel 2.4.1 §2 vermelde eigenschappen bezit. Wat de punten H3 tot en met H8, H10 en H11 betreft, zijn de grenswaarden vermeld in artikel 2.4.1 §2 tweede lid van toepassing. Voor de kenmerken H1, H2, H9 en H12 tot en met H14 bevat artikel 2.4.1 §2 momenteel geen specificaties. 4. Overeenkomstig de preambule van Richtlijn 1999/45/EG, waar wordt gesteld dat voor legeringen een nadere evaluatie noodzakelijk is omdat het misschien niet mogelijk is de precieze eigenschappen daarvan vast te stellen door gebruik te maken van de beschikbare conventionele methoden, is het bepaalde in artikel 2.4.1 §2 tweede lid niet van toepassing op zuivere (niet met gevaarlijke stoffen verontreinigde) metaallegeringen. Dit blijft het geval in afwachting van de uitvoering van de verdere werkzaamheden waartoe de Commissie en de lidstaten zich met het oog op een specifieke indelingsmethode voor legeringen hebben verbonden. De indeling van de afvalstoffen die in de onderhavige lijst uitdrukkelijk worden genoemd, blijft ongewijzigd. 5. De nummering van de lijst vertoont lacunes die dienen om verwarring met oudere versies van deze lijst te vermijden;enkel die nummers die exact dezelfde betekenis dragen in de huidige en in oudere versies hebben een nummering die ook in de oudere versies gebruikt werd. Alle nieuw opgenomen afvalstoffen, of afvalstoffen die ten opzichte van de oudere versie een gewijzigde omschrijving hebben gekregen verwierven een nummering die niet in de oudere versies voorkomt. Nummeringen uit oudere versies waaraan een omschrijving was verbonden die in de huidige versie niet meer exact terugkomt, werden geweerd.

HOOFDSTUKKEN VAN DE AFVALSTOFFENLIJST 01 Afval van exploratie, mijnbouw, exploitatie van steengroeven en de fysische en chemische bewerking van mineralen 02 Afval van landbouw, tuinbouw, aquacultuur, bosbouw, jacht en visserij en de voedingsbereiding en -verwerking 03 Afval van de houtverwerking en de productie van panelen en meubelen alsmede pulp, papier en karton 04 Afval van de leer-, bont- en textielindustrie 05 Afval van olieraffinage, aardgaszuivering en de pyrolytische behandeling van kool 06 Afval van anorganische chemische processen 07 Afval van organische chemische processen 08 Afval van bereiding, formulering, levering en gebruik (BFLG) van coatings (verf, lak en email), lijm, kit en drukinkt 09 Afval van de fotografische industrie 10 Afval van thermische processen 11 Afval van de chemische oppervlaktebehandeling en coating van metalen en andere materialen; non-ferro-hydrometallurgie 12 Afval van de machinale bewerking en de fysische en mechanische oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen 13 Olieafval en afval van vloeibare brandstoffen (exclusief spijsolie, 05 en 12) 14 Afval van organische oplosmiddelen, koelmiddelen en drijfgassen (exclusief 07 en 08) 15 Verpakkingsafval; absorbentia, poetsdoeken, filtermateriaal en beschermende kleding (niet elders genoemd) 16 Niet elders in de lijst genoemd afval 17 Bouw- en sloopafval (inclusief afgegraven grond van verontreinigde locaties) 18 Afval van de gezondheidszorg bij mens of dier en/of verwant onderzoek (exclusief keuken- en restaurantafval dat niet rechtstreeks van de gezondheidszorg afkomstig is) 19 Afval van installaties voor afvalbeheer, off-site waterzuiveringsinstallaties en de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik 20 Stedelijk afval (huishoudelijk afval en soortgelijk bedrijfsafval, industrieel afval en afval van instellingen), inclusief gescheiden ingezamelde fracties AFVALSTOFFENLIJST 01AFVAL VAN EXPLORATIE, MIJNBOUW, EXPLOITATIE VAN STEENGROEVEN EN DE FYSISCHE EN CHEMISCHE BEWERKING VAN MINERALEN 01 01afval van de winning van mineralen 01 01 01 afval van de winning van metaalhoudende mineralen 01 01 02 afval van de winning van niet-metaalhoudende mineralen 01 03 afval van de fysische en chemische verwerking van metaalhoudende mineralen 01 03 04* zuurvormende tailings verkregen bij de verwerking van sulfide-erts 01 03 05* andere tailings die gevaarlijke stoffen bevatten 01 03 06 niet onder 01 03 04 en 01 03 05 vallende tailings 01 03 07* ander afval van de fysische en chemische verwerking van metaalhoudende mineralen dat gevaarlijke stoffen bevat 01 03 08 niet onder 01 03 07 vallend stof- en poederachtig afval 01 03 09 niet onder 01 03 07 vallend slib van de aluminiumproductie 01 03 99 niet elders genoemd afval 01 04 afval van de fysische en chemische verwerking van niet-metaalhoudende mineralen 01 04 07* afval van de fysische en chemische verwerking van niet-metaalhoudende mineralen dat gevaarlijke stoffen bevat 01 04 08 niet onder 01 04 07 vallend grind- en rotsafval 01 04 09 zand- en kleiafval 01 04 10 niet onder 01 04 07 vallend stof- en poederachtig afval 01 04 11 niet onder 01 04 07 vallend afval van de kali- en steenzoutverwerking 01 04 12 niet onder 01 04 07 en 01 04 11 vallende schilfers en ander afval van het wassen en schoonmaken van mineralen 01 04 13 niet onder 01 04 07 vallend afval van het hakken en zagen van steen 01 04 99 niet elders genoemd afval 01 05 boorgruis en overig boorafval 01 05 04 zoetwaterboorgruis en -afval 01 05 05* oliehoudend boorgruis en -afval 01 05 06* boorgruis en ander boorafval dat gevaarlijke stoffen bevat 01 05 07 niet onder 01 05 05 en 01 05 06 vallend bariethoudend boorgruis en -afval 01 05 08 niet onder 01 05 05 en 01 05 06 vallend chloridehoudend boorgruis en -afval 01 05 99 niet elders genoemd afval 02AFVAL VAN LANDBOUW, TUINBOUW, AQUACULTUUR, BOSBOUW, JACHT EN VISSERIJ EN DE VOEDINGSBEREIDING EN -VERWERKING 02 01 afval van landbouw, tuinbouw, aquacultuur, bosbouw, jacht en visserij 02 01 01 slib van wassen en schoonmaken 02 01 02 afval van dierlijke weefsels 02 01 03 afval van plantaardige weefsels 02 01 04 kunststofafval (exclusief verpakkingen) 02 01 06 dierlijke feces, urine en mest (inclusief gebruikt stro), afvalwater, gescheiden ingezameld en elders verwerkt 02 01 07 afval van de bosbouw 02 01 08* agrochemisch afval dat gevaarlijke stoffen bevat 02 01 09 niet onder 02 01 08 vallend agrochemisch afval 02 01 10 metaalafval 02 01 99 niet elders genoemd afval 02 02 afval van de bereiding en verwerking van vlees, vis en ander voedsel van dierlijke oorsprong 02 02 01 slib van wassen en schoonmaken 02 02 02 afval van dierlijke weefsels 02 02 03 voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal 02 02 04 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 02 02 99 niet elders genoemd afval 02 03 afval van de bereiding en verwerking van fruit, groente, granen, spijsolie, cacao, koffie, thee en tabak, de productie van conserven, de productie van gist en gistextract en de bereiding en fermentatie van melasse 02 03 01 slib van wassen, schoonmaken, pellen, centrifugeren en scheiden 02 03 02 afval van conserveermiddelen 02 03 03 afval van oplosmiddelenextractie 02 03 04 voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal 02 03 05 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 02 03 99 niet elders genoemd afval 02 04 afval van de suikerverwerking 02 04 01 grond van het schoonmaken en wassen van bieten 02 04 02 afgekeurd calciumcarbonaat (= schuimaarde) 02 04 03 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 02 04 99 niet elders genoemd afval 02 05 afval van de zuivelindustrie 02 05 01 voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal 02 05 02 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 02 05 99 niet elders genoemd afval 02 06 afval van bakkerijen en de banketbakkersindustrie 02 06 01 voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal 02 06 02 afval van conserveermiddelen 02 06 03 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 02 06 99 niet elders genoemd afval 02 07 afval van de productie van alcoholische en niet-alcoholische dranken (exclusief koffie, thee en cacao) 02 07 01 afval van wassen, schoonmaken en mechanische bewerking van de grondstoffen 02 07 02 afval van de destillatie van alcoholische dranken 02 07 03 afval van chemische behandeling 02 07 04 voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal 02 07 05 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 02 07 99 niet elders genoemd afval 03AFVAL VAN DE HOUTVERWERKING EN DE PRODUCTIE VAN PANELEN EN MEUBELEN ALSMEDE PULP, PAPIER EN KARTON 03 01 afval van de houtverwerking en de productie van panelen en meubelen 03 01 01 schors- en kurkafval 03 01 04* zaagsel, schaafsel, spaanders, hout, spaanplaat en fineer die gevaarlijke stoffen bevatten 03 01 05 niet onder 03 01 04 vallend zaagsel, schaafsel, spaanders, hout, spaanplaat en fineer 03 01 99 niet elders genoemd afval 03 02 houtverduurzamingsafval 03 02 01* niet-gehalogeneerde organische houtverduurzamingsmiddelen 03 02 02* organochloor-houtverduurzamingsmiddelen 03 02 03* organometaal-houtverduurzamingsmiddelen 03 02 04* anorganische houtverduurzamingsmiddelen 03 02 05* andere houtverduurzamingsmiddelen die gevaarlijke stoffen bevatten 03 02 99 niet elders genoemde houtverduurzamingsmiddelen 03 03 afval van de productie en verwerking van pulp, papier en karton 03 03 01 schors- en houtafval 03 03 02 "green liquor"-slib (afkomstig van de terugwinning van de kookvloeistof) 03 03 05 ontinktingsslib van papierrecycling 03 03 07 mechanisch afgescheiden rejects afkomstig van de verpulping van papier- en kartonafval 03 03 08 afval van het scheiden van voor recycling bestemd papier en karton 03 03 09 kalkneerslagafval 03 03 10 onbruikbare vezels en door mechanische afscheiding verkregen vezel-, vulstof- en coatingslib 03 03 11 niet onder 03 03 10 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 03 03 99 niet elders genoemd afval 04AFVAL VAN DE LEER-, BONT- EN TEXTIELINDUSTRIE 04 01 afval van de leer- en bontindustrie 04 01 01 schraapafval 04 01 02 loogafval 04 01 03* ontvettingsafval dat oplosmiddelen bevat zonder vloeibare fase 04 01 04 chroomhoudende looivloeistof 04 01 05 chroomvrije looivloeistof 04 01 06 chroomhoudend slib, met name van afvalwaterbehandeling ter plaatse 04 01 07 chroomvrij slib, met name van afvalwaterbehandeling ter plaatse 04 01 08 chroomhoudend gelooid leerafval (snij-afval, polijststof) 04 01 09 afval van bewerking en afwerking 04 01 99 niet elders genoemd afval 04 02 afval van de textielindustrie 04 02 09 afval van composietmaterialen (geïmpregneerde textiel, elastomeren, plastomeren) 04 02 10 organisch afval van natuurlijke producten (bv. vet en was) 04 02 14* afval van afwerking dat organische oplosmiddelen bevat 04 02 15 niet onder 04 02 14 vallend afval van afwerking 04 02 16* kleurstoffen en pigmenten die gevaarlijke stoffen bevatten 04 02 17 niet onder 04 02 16 vallende kleurstoffen en pigmenten 04 02 19* slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat 04 02 20 niet onder 04 02 19 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 04 02 21 afval van onverwerkte textielvezels 04 02 22 afval van verwerkte textielvezels 04 02 99 niet elders genoemd afval 05AFVAL VAN OLIERAFFINAGE, AARDGASZUIVERING EN DE PYROLYTISCHE BEHANDELING VAN KOOL 05 01 afval van olieraffinage 05 01 02* ontzoutingsslib 05 01 03* tankbodemslib 05 01 04* zuur alkylslib 05 01 05* gemorste olie 05 01 06* olieachtig slib afkomstig van onderhoudswerkzaamheden aan installaties of apparaten 05 01 07* zuurteer 05 01 08* overige teer 05 01 09* slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat 05 01 10 niet onder 05 01 09 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 05 01 11* afval van brandstofzuivering met behulp van basen 05 01 12* olie die zuren bevat 05 01 13 ketelvoedingwaterslib 05 01 14 afval van koeltorens 05 01 15* afgewerkte bleekaarde 05 01 16 zwavelhoudend afval van de ontzwaveling van petroleum 05 01 17 bitumen 05 01 99 niet elders genoemd afval 05 06 afval van de pyrolytische behandeling van kool 05 06 01* zuurteer 05 06 03* overige teer 05 06 04 afval van koeltorens 05 06 99 niet elders genoemd afval 05 07 afval van aardgaszuivering en -transport 05 07 01* kwikhoudend afval 05 07 02 zwavelhoudend afval 05 07 99 niet elders genoemd afval 06AFVAL VAN ANORGANISCHE CHEMISCHE PROCESSEN 06 01 afval van bereiding, formulering, levering en gebruik (BFLG) van zuren 06 01 01* zwavelzuur en zwaveligzuur 06 01 02* zoutzuur 06 01 03* waterstoffluoride 06 01 04* fosfor- en fosforigzuur 06 01 05* salpeter- en salpeterigzuur 06 01 06* overige zuren 06 01 99 niet elders genoemd afval 06 02 afval van BFLG van basen 06 02 01* calciumhydroxide 06 02 03* ammoniumhydroxide 06 02 04* natrium- en kaliumhydroxide 06 02 05* overige basen 06 02 99 niet elders genoemd afval 06 03 afval van BFLG van zouten en hun oplossingen en metaaloxiden 06 03 11* vaste zouten en oplossingen die cyanide bevatten 06 03 13* vaste zouten en oplossingen die zware metalen bevatten 06 03 14 niet onder 06 03 11 en 06 03 13 vallende vaste zouten en oplossingen 06 03 15* metaaloxiden die zware metalen bevatten 06 03 16 niet onder 06 03 15 vallende metaaloxiden 06 03 99 niet elders genoemd afval 06 04 niet onder 06 03 vallend metaalhoudend afval 06 04 03* arseenhoudend afval 06 04 04* kwikhoudend afval 06 04 05* afval dat andere zware metalen bevat 06 04 99 niet elders genoemd afval 06 05 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 06 05 02* slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat 06 05 03 niet onder 06 05 02 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 06 06 afval van BFLG van zwavelverbindingen, chemische processen met zwavel en ontzwavelingsprocessen 06 06 02* afval dat gevaarlijke sulfiden bevat 06 06 03 niet onder 06 06 02 vallend afval dat sulfiden bevat 06 06 99 niet elders genoemd afval 06 07 afval van BFLG van halogenen en chemische processen met halogenen 06 07 01* asbesthoudend afval van elektrolyse 06 07 02* actieve kool van de chloorbereiding 06 07 03* bariumsulfaatslib dat kwik bevat 06 07 04* oplossingen en zuren, bv. contactzuur 06 07 99 niet elders genoemd afval 06 08 afval van BFLG van silicium en siliciumderivaten 06 08 02* afval dat gevaarlijke chloorsilanen bevat 06 08 99 niet elders genoemd afval 06 09 afval van BFLG van fosforverbindingen en chemische processen met fosfor 06 09 02 fosforhoudende slakken 06 09 03* calciumhoudend reactieafval dat gevaarlijke stoffen bevat of daarmee is verontreinigd 06 09 04 niet onder 06 09 03 vallend calciumhoudend reactieafval 06 09 99 niet elders genoemd afval 06 10 afval van BFLG van stikstofverbindingen, chemische processen met stikstof en kunstmestbereiding 06 10 02* afval dat gevaarlijke stoffen bevat 06 10 99 niet elders genoemd afval 06 11 afval van de bereiding van anorganische pigmenten en opacificeermiddelen 06 11 01 calciumhoudend reactieafval van de productie van titaandioxide 06 11 99 niet elders genoemd afval 06 13 afval van niet elders genoemde anorganische chemische processen 06 13 01* anorganische gewasbeschermingsmiddelen, houtverduurzamingsmiddelen en andere biociden 06 13 02* afgewerkte actieve kool (exclusief 06 07 02) 06 13 03 actief kool 06 13 04* afval van asbestverwerking 06 13 05* roet 06 13 99 niet elders genoemd afval 07AFVAL VAN ORGANISCHE CHEMISCHE PROCESSEN 07 01 afval van bereiding, formulering, levering en gebruik (BFLG) van organische basischemicaliën 07 01 01* waterige wasvloeistoffen en moederlogen 07 01 03* gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 01 04* overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 01 07* gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen 07 01 08* overige destillatieresiduen en reactieresiduen 07 01 09* gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 01 10* overige filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 01 11* slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat 07 01 12 niet onder 07 01 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 07 01 99 niet elders genoemd afval 07 02 afval van BFLG van kunststoffen, synthetische rubber en kunstvezels 07 02 01* waterige wasvloeistoffen en moederlogen 07 02 03* gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 02 04* overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 02 07* gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen 07 02 08* overige destillatieresiduen en reactieresiduen 07 02 09* gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 02 10* overige filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 02 11* slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat 07 02 12 niet onder 07 02 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 07 02 13 kunststofafval 07 02 14* afval van additieven die gevaarlijke stoffen bevatten 07 02 15 afval van niet onder 07 02 14 bedoelde additieven 07 02 16* afval dat gevaarlijke siliconen bevat 07 02 17 afval dat andere siliconen bevat dan die vermeld bij 07 02 16 07 02 99 niet elders genoemd afval 07 03 afval van BFLG van organische kleurstoffen en pigmenten (exclusief 06 11) 07 03 01* waterige wasvloeistoffen en moederlogen 07 03 03* gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 03 04* overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 03 07* gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen 07 03 08* overige destillatieresiduen en reactieresiduen 07 03 09* gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 03 10* overige filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 03 11* slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat 07 03 12 niet onder 07 03 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 07 03 99 niet elders genoemd afval 07 04 afval van BFLG van organische gewasbeschermingsmiddelen (exclusief 02 01 08 en 02 01 09), houtverduurzamingsmiddelen (exclusief 03 02) en andere biociden 07 04 01* waterige wasvloeistoffen en moederlogen 07 04 03* gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 04 04* overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 04 07* gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen 07 04 08* overige destillatieresiduen en reactieresiduen 07 04 09* gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 04 10* overige filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 04 11* slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat 07 04 12 niet onder 07 04 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 07 04 13* vaste afvalstoffen die gevaarlijke stoffen bevatten 07 04 99 niet elders genoemd afval 07 05 afval van BFLG van farmaceutische producten 07 05 01* waterige wasvloeistoffen en moederlogen 07 05 03* gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 05 04* overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 05 07* gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen 07 05 08* overige destillatieresiduen en reactieresiduen 07 05 09* gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 05 10* overige filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 05 11* slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat 07 05 12 niet onder 07 05 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 07 05 13* vaste afvalstoffen die gevaarlijke stoffen bevatten 07 05 14 niet onder 07 05 13 vallende vaste afvalstoffen 07 05 99 niet elders genoemd afval 07 06 afval van BFLG van vetten, smeermiddelen, zepen, detergenten, desinfecterende middelen en cosmetische producten 07 06 01* waterige wasvloeistoffen en moederlogen 07 06 03* gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 06 04* overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 06 07* gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen 07 06 08* overige destillatieresiduen en reactieresiduen 07 06 09* gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 06 10* overige filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 06 11* slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat 07 06 12 niet onder 07 06 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 07 06 99 niet elders genoemd afval 07 07 afval van BFLG van fijnchemicaliën en niet elders genoemde chemische producten 07 07 01* waterige wasvloeistoffen en moederlogen 07 07 03* gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 07 04* overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen 07 07 07* gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen 07 07 08* overige destillatieresiduen en reactieresiduen 07 07 09* gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 07 10* overige filterkoek en afgewerkte absorbentia 07 07 11* slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat 07 07 12 niet onder 07 07 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 07 07 99 niet elders genoemd afval 08AFVAL VAN BEREIDING, FORMULERING, LEVERING EN GEBRUIK (BFLG) VAN COATINGS (VERF, LAK EN EMAIL), LIJM, KIT EN DRUKINKT 08 01 afval van BFLG en verwijdering van verf en lak 08 01 11* afval van verf en lak dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat 08 01 12 niet onder 08 01 11 vallend afval van verf en lak 08 01 13* slib van verf of lak dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat 08 01 14 niet onder 08 01 13 vallend slib van verf of lak 08 01 15* waterig slib dat verf of lak met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat 08 01 16 niet onder 08 01 15 vallend waterig slib dat verf of lak bevat 08 01 17* afval van verf- en lakverwijdering dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat 08 01 18 niet onder 08 01 17 vallend afval van verf- en lakverwijdering 08 01 19* waterige suspensies die verf of lak met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevatten 08 01 20 niet onder 08 01 19 vallende waterige suspensies die verf of lak bevatten 08 01 21* afval van verf- of lakverwijderaar 08 01 99 niet elders genoemd afval 08 02 afval van BFLG van andere coatings (inclusief keramisch materiaal) 08 02 01 afval-coatingpoeder 08 02 02 waterig slib dat keramisch materiaal bevat 08 02 03 waterige suspensies die keramisch materiaal bevatten 08 02 99 niet elders genoemd afval 08 03 afval van BFLG van drukinkt 08 03 07 waterig slib dat inkt bevat 08 03 08 waterig vloeibaar afval dat inkt bevat 08 03 12* inktafval dat gevaarlijke stoffen bevat 08 03 13 niet onder 08 03 12 vallend inktafval 08 03 14* inktslib dat gevaarlijke stoffen bevat 08 03 15 niet onder 08 03 14 vallend inktslib 08 03 16* afval van etsoplossingen 08 03 17* tonerafval dat gevaarlijke stoffen bevat 08 03 18 niet onder 08 03 17 vallend tonerafval 08 03 19* dispersieolie 08 03 99 niet elders genoemd afval 08 04 afval van BFLG van lijm en kit (inclusief vochtwerende producten) 08 04 09* afval van lijm en kit dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat 08 04 10 niet onder 08 04 09 vallend afval van lijm en kit 08 04 11* slib van lijm en kit dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat 08 04 12 niet onder 08 04 11 vallend slib van lijm en kit 08 04 13* waterig slib dat lijm of kit met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat 08 04 14 niet onder 08 04 13 vallend waterig slib dat lijm of kit bevat 08 04 15* waterig vloeibaar afval dat lijm of kit met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat 08 04 16 niet onder 08 04 15 vallend waterig vloeibaar afval dat lijm of kit bevat 08 04 17* harsolie 08 04 99 niet elders genoemd afval 08 05 niet elders in 08 genoemd afval 08 05 01* isocyanaatafval 09AFVAL VAN DE FOTOGRAFISCHE INDUSTRIE 09 01 afval van de fotografische industrie 09 01 01* ontwikkelvloeistof en activatoroplossing op basis van water 09 01 02* ontwikkelvloeistof voor offsetplaten op basis van water 09 01 03* ontwikkelvloeistof op basis van oplosmiddelen 09 01 04* fixeervloeistof 09 01 05* bleek- en bleekfixeervloeistof 09 01 06* zilverhoudend afval van ter plaatse behandeld fotografisch afval 09 01 07 fotografische film en papier die zilver of zilververbindingen bevatten 09 01 08 fotografische film en papier zonder zilver of zilververbindingen 09 01 10 wegwerpcamera's zonder batterijen 09 01 11* wegwerpcamera's met onder 16 06 01, 16 06 02 of 16 06 03 vermelde batterijen 09 01 12 niet onder 09 01 11 vallende wegwerpcamera's met batterijen 09 01 13* niet onder 09 01 06 vallend waterig vloeibaar afval van ter plaatse uitgevoerde terugwinning van zilver 09 01 99 niet elders genoemd afval 10AFVAL VAN THERMISCHE PROCESSEN 10 01 afval van elektriciteitscentrales en andere verbrandingsinstallaties (exclusief 19) 10 01 01 bodemas, slakken en ketelstof (exclusief het onder 10 01 04 vallende ketelstof) 10 01 02 koolvliegas 10 01 03 vliegas van turf en onbehandeld hout 10 01 04* olievliegas en -ketelstof 10 01 05 calciumhoudend reactieafval van rookgasontzwaveling in vaste vorm 10 01 07 calciumhoudend reactieafval van rookgasontzwaveling in slibvorm 10 01 09* zwavelzuur 10 01 13* vliegas van als brandstof gebruikte geëmulgeerde koolwaterstoffen 10 01 14* bij bijstoken vrijkomende bodemas, slakken en ketelstof die gevaarlijke stoffen bevatten 10 01 15 niet onder 10 01 14 vallende bij bijstoken vrijkomende bodemas, slakken en ketelstof 10 01 16* bij bijstoken vrijkomende vliegas die gevaarlijke stoffen bevat 10 01 17 niet onder 10 01 16 vallende bij bijstoken vrijkomende vliegas 10 01 18* afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat 10 01 19 niet onder 10 01 05, 10 01 07 en 10 01 18 vallend afval van gasreiniging 10 01 20* slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat 10 01 21 niet onder 10 01 20 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 10 01 22* waterig slib van ketelreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat 10 01 23 niet onder 10 01 22 vallend waterig slib van ketelreiniging 10 01 24 wervelbedzand 10 01 25 afval van de opslag en toebereiding van brandstof voor kolengestookte elektriciteitscentrales 10 01 26 afval van koelwaterzuivering 10 01 99 niet elders genoemd afval 10 02 afval van de ijzer- en staalindustrie 10 02 01 afval van de verwerking van slakken 10 02 02 onverwerkte slakken 10 02 07* vast afval van gaszuivering dat gevaarlijke stoffen bevat 10 02 08 niet onder 10 02 07 vallend vast afval van gaszuivering 10 02 10 walshuid 10 02 11* oliehoudend afval van koelwaterzuivering 10 02 12 niet onder 10 02 11 vallend afval van koelwaterzuivering 10 02 13* bij gaszuivering verkregen slib en filterkoek die gevaarlijke stoffen bevatten 10 02 14 niet onder 10 02 13 vallende bij gaszuivering verkregen slib en filterkoek 10 02 15 overig(e) slib en filterkoek 10 02 99 niet elders genoemd afval 10 03 afval van thermische processen in de aluminiummetallurgie 10 03 02 anodeafval 10 03 04* slakken van primaire productie 10 03 05 aluminiumoxideafval 10 03 08* zoutslakken van secundaire productie 10 03 09* black drosses van secundaire productie 10 03 15* skimmings die brandbaar zijn of waaruit bij contact met water gevaarlijke hoeveelheden brandbare gassen vrijkomen 10 03 16 niet onder 10 03 15 vallende skimmings 10 03 17* teerhoudend afval van de anodefabricage 10 03 18 niet onder 10 03 17 vallend koolstofhoudend afval van de anodefabricage 10 03 19* rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat 10 03 20 niet onder 10 03 19 vallend rookgasstof 10 03 21* overige deeltjes en stof (inclusief kogelmolenstof) die gevaarlijke stoffen bevatten 10 03 22 overige, niet onder 10 03 21 vallende deeltjes en stof (inclusief kogelmolenstof) 10 03 23* vast afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat 10 03 24 niet onder 10 03 23 vallend vast afval van gasreiniging 10 03 25* bij met gasreiniging vrijkomende slib en filterkoek die gevaarlijke stoffen bevatten 10 03 26 niet onder 10 03 25 vallende bij gasreiniging vrijkomende slib en filterkoek 10 03 27* oliehoudend afval van koelwaterzuivering 10 03 28 niet onder 10 03 27 vallend afval van koelwaterzuivering 10 03 29* afval van de behandeling van zoutslakken en black drosses dat gevaarlijke stoffen bevat 10 03 30 niet onder 10 03 29 vallend afval van de behandeling van zoutslakken en black drosses 10 03 99 niet elders genoemd afval 10 04 afval van thermische processen in de loodmetallurgie 10 04 01* slakken van primaire en secundaire productie 10 04 02* dross en skimmings van primaire en secundaire productie 10 04 03* calciumarsenaat 10 04 04* rookgasstof 10 04 05* overige deeltjes en stof 10 04 06* vast afval van gasreiniging 10 04 07* slib en filterkoek van gasreiniging 10 04 09* oliehoudend afval van koelwaterzuivering 10 04 10 niet onder 10 04 09 vallend afval van koelwaterzuivering 10 04 99 niet elders genoemd afval 10 05 afval van thermische processen in de zinkmetallurgie 10 05 01 slakken van primaire en secundaire productie 10 05 03* rookgasstof 10 05 04 overige deeltjes en stof 10 05 05* vast afval van gasreiniging 10 05 06* slib en filterkoek van gasreiniging 10 05 08* oliehoudend afval van koelwaterzuivering 10 05 09 niet onder 10 05 08 vallend afval van koelwaterzuivering 10 05 10* dross en skimmings die brandbaar zijn of waaruit bij contact met water gevaarlijke hoeveelheden brandbare gassen vrijkomen 10 05 11 niet onder 10 05 10 vallende dross en skimmings 10 05 99 niet elders genoemd afval 10 06 afval van thermische processen in de kopermetallurgie 10 06 01 slakken van primaire en secundaire productie 10 06 02 dross en skimmings van primaire en secundaire productie 10 06 03* rookgasstof 10 06 04 overige deeltjes en stof 10 06 06* vast afval van gasreiniging 10 06 07* slib en filterkoek van gasreiniging 10 06 09* oliehoudend afval van koelwaterzuivering 10 06 10 niet onder 10 06 09 vallend afval van koelwaterzuivering 10 06 99 niet elders genoemd afval 10 07 afval van thermische processen in de zilver-, goud- en platinametallurgie 10 07 01 slakken van primaire en secundaire productie 10 07 02 dross en skimmings van primaire en secundaire productie 10 07 03 vast afval van gasreiniging 10 07 04 overige deeltjes en stof 10 07 05 slib en filterkoek van gasreiniging 10 07 07* oliehoudend afval van koelwaterzuivering 10 07 08 niet onder 10 07 07 vallend afval van koelwaterzuivering 10 07 99 niet elders genoemd afval 10 08 afval van thermische processen in de overige non-ferrometallurgie 10 08 04 deeltjes en stof 10 08 08* zoutslakken van primaire en secundaire productie 10 08 09 overige slakken 10 08 10* dross en skimmings die brandbaar zijn of waaruit bij contact met water gevaarlijke hoeveelheden brandbare gassen vrijkomen 10 08 11 niet onder 10 08 10 vallende dross en skimmings 10 08 12* teerhoudend afval van de anodefabricage 10 08 13 niet onder 10 08 12 vallend koolstofhoudend afval van de anodefabricage 10 08 14 anodeafval 10 08 15* rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat 10 08 16 niet onder 10 08 15 vallend rookgasstof 10 08 17* slib en filterkoek van rookgasreiniging die gevaarlijke stoffen bevatten 10 08 18 niet onder 10 08 17 vallende slib en filterkoek van rookgasreiniging 10 08 19* oliehoudend afval van koelwaterzuivering 10 08 20 niet onder 10 08 19 vallend afval van koelwaterzuivering 10 08 99 niet elders genoemd afval 10 09 afval van ijzergieten 10 09 03 ovenslak 10 09 05* gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en niet voor gieten zijn gebruikt 10 09 06 niet onder 10 09 05 vallende gietkernen en -vormen die niet voor gieten zijn gebruikt 10 09 07* gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en voor gieten zijn gebruikt 10 09 08 niet onder 10 09 07 vallende gietkernen en -vormen die voor gieten zijn gebruikt 10 09 09* rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat 10 09 10 niet onder 10 09 09 vallend rookgasstof 10 09 11* andere deeltjes die gevaarlijke stoffen bevatten 10 09 12 niet onder 10 09 11 vallende deeltjes 10 09 13* bindmiddelafval dat gevaarlijke stoffen bevat 10 09 14 niet onder 10 09 13 vallend bindmiddelafval 10 09 15* afval van scheurindicatorstoffen dat gevaarlijke stoffen bevat 10 09 16 niet onder 10 09 15 vallend afval van scheurindicatorstoffen 10 09 99 niet elders genoemd afval 10 10 afval van het gieten van non-ferrometalen 10 10 03 ovenslak 10 10 05* gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en niet voor gieten zijn gebruikt 10 10 06 niet onder 10 10 05 vallende gietkernen en -vormen die niet voor gieten zijn gebruikt 10 10 07* gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en voor gieten zijn gebruikt 10 10 08 niet onder 10 10 07 vallende gietkernen en -vormen die voor gieten zijn gebruikt 10 10 09* rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat 10 10 10 niet onder 10 10 09 vallend rookgasstof 10 10 11* andere deeltjes die gevaarlijke stoffen bevatten 10 10 12 niet onder 10 10 11 vallende deeltjes 10 10 13* bindmiddelafval dat gevaarlijke stoffen bevat 10 10 14 niet onder 10 10 13 vallend bindmiddelafval 10 10 15* afval van scheurindicatorstoffen dat gevaarlijke stoffen bevat 10 10 16 niet onder 10 10 15 vallend afval van scheurindicatorstoffen 10 10 99 niet elders genoemd afval 10 11 afval van de fabricage van glas en glasproducten 10 11 03 afval van glasvezelmateriaal 10 11 05 deeltjes en stof 10 11 09* afval van het mengsel vóór thermische behandeling dat gevaarlijke stoffen bevat 10 11 10 niet onder 10 11 09 vallend afval van het mengsel vóór thermische behandeling 10 11 11* glasafval in de vorm van kleine glasdeeltjes en glaspoeder die zware metalen bevatten (bv. van kathodestraalbuizen) 10 11 12 niet onder 10 11 11 vallend glasafval 10 11 13* slib van het polijsten en slijpen van glas dat gevaarlijke stoffen bevat 10 11 14 niet onder 10 11 13 vallend slib van het polijsten en slijpen van glas 10 11 15* vast afval van rookgasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat 10 11 16 niet onder 10 11 15 vallend vast afval van rookgasreiniging 10 11 17* slib en filterkoek van rookgasreiniging die gevaarlijke stoffen bevatten 10 11 18 niet onder 10 11 17 vallende slib en filterkoek van rookgasreiniging 10 11 19* vast afval van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat 10 11 20 niet onder 10 11 19 vallend vast afval van afvalwaterbehandeling ter plaatse 10 11 99 niet elders genoemd afval 10 12 afval van de fabricage van keramische producten, stenen, tegels en bouwmaterialen 10 12 01 afval van het mengsel vóór thermische behandeling 10 12 03 deeltjes en stof 10 12 05 slib en filterkoek van gasreiniging 10 12 06 afgedankte vormen 10 12 08 afval van keramische producten, stenen, tegels en bouwmaterialen (na thermische behandeling) 10 12 09* vast afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat 10 12 10 niet onder 10 12 09 vallend vast afval van gasreiniging 10 12 11* glazuurafval dat zware metalen bevat 10 12 12 niet onder 10 12 11 vallend glazuurafval 10 12 13 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 10 12 99 niet elders genoemd afval 10 13 afval van de fabricage van cement, (ongebluste) kalk en pleistermortel en producten die hiervan zijn gemaakt10 13 01 afval van het mengsel voor thermische verwerking 10 13 04 afval van het branden en blussen van kalk 10 13 06 deeltjes en stof (exclusief 10 13 12 en 10 13 13) 10 13 07 slib en filterkoek van gasreiniging 10 13 09* afval van de fabricage van asbestcement dat asbest bevat 10 13 10 niet onder 10 13 09 vallend afval van de fabricage van asbestcement 10 13 11 niet onder 10 13 09 en 10 13 10 vallend afval van cementhoudende composietmaterialen 10 13 12* vast afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat 10 13 13 niet onder 10 13 12 vallend vast afval van gasreiniging 10 13 14 betonafval en betonslib 10 13 99 niet elders genoemd afval 10 14 afval van crematoria 10 14 01* afval van gasreiniging dat kwik bevat 11AFVAL VAN DE CHEMISCHE OPPERVLAKTEBEHANDELING EN COATING VAN METALEN EN ANDERE MATERIALEN; NON-FERROHYDROMETALLURGIE 11 01 afval van de chemische oppervlaktebehandeling en coating van metalen en andere materialen (bijvoorbeeld galvanische processen, verzinken, beitsen, etsen, fosfaatbehandeling, alkalisch ontvetten, anodisatie) 11 01 05* beitszuren 11 01 06* niet elders genoemde zuren 11 01 07* basen gebruikt voor beitsen 11 01 08* slib van fosfaatbehandeling 11 01 09* slib en filterkoek die gevaarlijke stoffen bevatten 11 01 10 niet onder 11 01 09 vallende slib en filterkoek 11 01 11* waterige spoelvloeistoffen die gevaarlijke stoffen bevatten 11 01 12 niet onder 11 01 11 vallende waterige spoelvloeistoffen 11 01 13* afval van ontvetting dat gevaarlijke stoffen bevat 11 01 14 niet onder 11 01 13 vallend afval van ontvetting 11 01 15* eluaat en slib van membraansystemen of ionenwisselaars die gevaarlijke stoffen bevatten 11 01 16* verzadigde of afgewerkte ionenwisselaarharsen 11 01 98* overig afval dat gevaarlijke stoffen bevat 11 01 99 niet elders genoemd afval 11 02 afval van non-ferrohydrometallurgische processen 11 02 02* slib van de zink-hydrometallurgie (inclusief jarosiet en goethiet) 11 02 03 afval van de productie van anoden voor waterige elektrolyseprocessen 11 02 05* afval van koperhydrometallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat 11 02 06 niet onder 11 02 05 vallend afval van koperhydrometallurgische processen 11 02 07* overig afval dat gevaarlijke stoffen bevat 11 02 99 niet elders genoemd afval 11 03 slib en vaste stoffen van temperingsprocessen 11 03 01* cyanidehoudend afval 11 03 02* overig afval 11 05 afval van thermische galvanisatieprocessen 11 05 01 hardzink 11 05 02 zinkas 11 05 03* vast afval van gasreiniging 11 05 04* fluxbad afval 11 05 99 niet elders genoemd afval 12AFVAL VAN DE MACHINALE BEWERKING EN DE FYSISCHE EN MECHANISCHE OPPERVLAKTEBEHANDELING VAN METALEN EN KUNSTSTOFFEN 12 01 afval van de machinale bewerking en de fysische en mechanische oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen 12 01 01 ferrometaalvijlsel en -krullen 12 01 02 ferrometaalstof en -deeltjes 12 01 03 non-ferrometaalvijlsel en -krullen 12 01 04 non-ferrometaalstof en -deeltjes 12 01 05 kunststofschaafsel en -krullen 12 01 06* halogeenhoudende minerale machineolie (exclusief emulsies en oplossingen) 12 01 07* halogeenvrije minerale machineolie (exclusief emulsies en oplossingen) 12 01 08* halogeenhoudende emulsies en oplossingen voor machinale bewerking 12 01 09* halogeenvrije emulsies en oplossingen voor machinale bewerking 12 01 10* synthetische machineolie 12 01 12* afgewerkte wassen en vetten 12 01 13 lasafval 12 01 14* slib van machinale bewerking dat gevaarlijke stoffen bevat 12 01 15 niet onder 12 01 14 vallend slib van machinale bewerking 12 01 16* afval van gritstralen dat gevaarlijke stoffen bevat 12 01 17 niet onder 12 01 16 vallend afval van gritstralen 12 01 18* oliehoudend metaalslib (slib van slijpen, wetten en leppen) 12 01 19* biologisch gemakkelijk afbreekbare machineolie 12 01 20* afgewerkt slijpgereedschap en slijpmateriaal die gevaarlijke stoffen bevatten 12 01 21 niet onder 12 01 20 vallend afgewerkt slijpgereedschap en slijpmateriaal 12 01 99 niet elders genoemd afval 12 03 afval van water- en stoomontvetting (exclusief 11) 12 03 01* waterige wasvloeistoffen 12 03 02* afval van stoomontvetting 13OLIEAFVAL EN AFVAL VAN VLOEIBARE BRANDSTOFFEN (exclusief spijsolie en onder de hoofdstukken 05, 12 en 19 vallende oliën) 13 01 afval van hydraulische olie 13 01 01* hydraulische olie die PCB's (1) bevat 13 01 04* gechloreerde emulsies 13 01 05* niet-gechloreerde emulsies 13 01 09* gechloreerde minerale hydraulische olie 13 01 10* niet-gechloreerde minerale hydraulische olie 13 01 11* synthetische hydraulische olie 13 01 12* biologisch gemakkelijk afbreekbare hydraulische olie 13 01 13* overige hydraulische olie 13 02 afval van motor-, transmissie- en smeerolie 13 02 04* gechloreerde minerale motor-, transmissie- en smeerolie 13 02 05* niet-gechloreerde minerale motor-, transmissie- en smeerolie 13 02 06* synthetische motor-, transmissie- en smeerolie 13 02 07* biologisch gemakkelijk afbreekbare motor-, transmissie- en smeerolie 13 02 08* overige motor-, transmissie- en smeerolie 13 03 afval van olie voor isolatie en warmteoverdracht 13 03 01* olie voor isolatie en warmteoverdracht die PCB's bevat 13 03 06* niet onder 13 03 01 vallende gechloreerde minerale olie voor isolatie en warmteoverdracht 13 03 07* niet-gechloreerde minerale olie voor isolatie en warmteoverdracht 13 03 08* synthetische olie voor isolatie en warmteoverdracht 13 03 09* biologisch gemakkelijk afbreekbare olie voor isolatie en warmteoverdracht 13 03 10* overige olie voor isolatie en warmteoverdracht 13 04 bilge olie 13 04 01* bilge olie van de binnenvaart 13 04 02* bilge olie uit de kadeafvoer 13 04 03* bilge olie van de overige scheepvaart 13 05 inhoud van olie/waterscheiders 13 05 01* vaste stoffen uit zandvangers en olie/waterscheiders 13 05 02* slib uit olie/waterscheiders 13 05 03* opvangerslib 13 05 06* olie uit olie/waterscheiders 13 05 07* met olie verontreinigd water uit olie/waterscheiders 13 05 08* afvalmengsels uit zandvangers en olie/waterscheiders 13 07 afval van vloeibare brandstoffen 13 07 01* stookolie en dieselolie 13 07 02* benzine 13 07 03* overige brandstoffen (inclusief mengsels) 13 0 niet elders genoemd olieafval 13 08 01* ontzoutingsslib en -emulsies 13 08 02* overige emulsies 13 08 99* niet elders genoemd afval 14AFVAL VAN ORGANISCHE OPLOSMIDDELEN, KOELMIDDELEN EN DRIJFGASSEN (exclusief 07 en 08) 14 06 afval van organische oplosmiddelen, koelmiddelen en drijfgassen voor schuim/aërosolen 14 06 01* chloorfluorkoolwaterstoffen, HCFK's, HFK's 14 06 02* overige gehalogeneerde oplosmiddelen en mengsels van oplosmiddelen 14 06 03* overige oplosmiddelen en mengsels van oplosmiddelen 14 06 04* slib of vast afval dat gehalogeneerde oplosmiddelen bevat 14 06 05* slib of vast afval dat andere oplosmiddelen bevat 15VERPAKKINGSAFVAL; ABSORBENTIA, POETSDOEKEN, FILTERMATERIAAL EN BESCHERMENDE KLEDING (NIET ELDERS GENOEMD) 15 01 verpakking (inclusief gescheiden ingezameld stedelijk verpakkingsafval) 15 01 01 papieren en kartonnen verpakking 15 01 02 kunststofverpakking 15 01 03 houten verpakking 15 01 04 metalen verpakking 15 01 05 composietverpakking 15 01 06 gemengde verpakking 15 01 07 glazen verpakking 15 01 09 textielen verpakking 15 01 10* verpakking die resten van gevaarlijke stoffen bevat of daarmee is verontreinigd 15 01 11* metalen verpakking die een gevaarlijke vaste poreuze matrix (bijvoorbeeld asbest) bevat, inclusief lege drukhouders 15 02 absorbentia, filtermateriaal, poetsdoeken en beschermende kleding 15 02 02* absorbentia, filtermateriaal (inclusief niet elders genoemde oliefilters), poetsdoeken en beschermende kleding die met gevaarlijke stoffen zijn verontreinigd 15 02 03 niet onder 15 02 02 vallende absorbentia, filtermateriaal, poetsdoeken en beschermende kleding 16NIET ELDERS IN DE LIJST GENOEMD AFVAL 16 01 afgedankte voertuigen van verschillende soorten vervoer (met inbegrip van niet voor de weg bestemde machines) en afval van de sloop van afgedankte voertuigen en het onderhoud van voertuigen (exclusief 13, 14, 16 06 en 16 08) 16 01 03 afgedankte banden 16 01 04* afgedankte voertuigen 16 01 06 afgedankte voertuigen die noch vloeistoffen, noch andere gevaarlijke onderdelen bevatten 16 01 07* oliefilters 16 01 08* onderdelen die kwik bevatten 16 01 09* onderdelen die PCB's bevatten 16 01 10* explosieve onderdelen (bv. air bags) 16 01 11* remblokken die asbest bevatten 16 01 12 niet onder 16 01 11 vallende remblokken 16 01 13* remvloeistoffen 16 01 14* antivriesvloeistoffen die gevaarlijke stoffen bevatten 16 01 15 niet onder 16 01 14 vallende antivriesvloeistoffen 16 01 16 tanks voor vloeibaar gas 16 01 17 ferrometalen 16 01 18 non-ferrometalen 16 01 19 kunststoffen 16 01 20 glas 16 01 21* niet onder 16 01 07 tot en met 16 01 11 alsmede 16 01 13 en 16 01 14 vallende gevaarlijke onderdelen 16 01 22 niet elders genoemde onderdelen 16 01 99 niet elders genoemd afval 16 02 afval van elektrische en elektronische apparatuur 16 02 09* transformatoren en condensatoren die PCB's bevatten 16 02 10* niet onder 16 02 09 vallende afgedankte apparatuur die PCB's bevat of daarmee verontreinigd is 16 02 11* afgedankte apparatuur die chloorfluorkoolwaterstoffen, HCFK's en/of HFK's bevat 16 02 12* afgedankte apparatuur die vrije asbestvezels bevat 16 02 13* niet onder 16 02 09 tot en met 16 02 12 vallende afgedankte apparatuur die gevaarlijke onderdelen (2) bevat 16 02 14 niet onder 16 02 09 tot en met 16 02 13 vallende afgedankte apparatuur 16 02 15* uit afgedankte apparatuur verwijderde gevaarlijke onderdelen 16 02 16 niet onder 16 02 15 vallende uit afgedankte apparatuur verwijderde onderdelen 16 03 afgekeurde charges en ongebruikte producten 16 03 03* anorganisch afval dat gevaarlijke stoffen bevat 16 03 04 niet onder 16 03 03 vallend anorganisch afval 16 03 05* organisch afval dat gevaarlijke stoffen bevat 16 03 06 niet onder 16 03 05 vallend organisch afval 16 04 afval explosieven 16 04 01* afvalmunitie 16 04 02* vuurwerkafval 16 04 03* overig explosief afval 16 05 gassen in drukhouders en afgedankte chemicaliën 16 05 04* gassen in drukhouders (inclusief halonen) die gevaarlijke stoffen bevatten 16 05 05 niet onder 16 05 04 vallende gassen in drukhouders 16 05 06* labchemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten, inclusief mengsels van labchemicaliën 16 05 07* afgedankte anorganische chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten 16 05 08* afgedankte organische chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten 16 05 09 niet onder 16 05 06, 16 05 07 of 16 05 08 vallende afgedankte chemicaliën 16 06 batterijen en accu's 16 06 01* loodaccu's 16 06 02* NiCd-batterijen 16 06 03* kwikhoudende batterijen 16 06 04 alkalibatterijen (exclusief 16 06 03) 16 06 05 overige batterijen en accu's 16 06 06* gescheiden ingezamelde elektrolyt uit batterijen en accu's 16 07 afval van de reiniging van transport- en opslagtanks en vaten (exclusief 05 en 13) 16 07 08* afval dat olie bevat 16 07 09* afval dat andere gevaarlijke stoffen bevat 16 07 99 niet elders genoemd afval 16 08 afgewerkte katalysatoren 16 08 01 afgewerkte katalysatoren die goud, zilver, rhenium, rhodium, palladium, iridium of platina bevatten (exclusief 16 08 07) 16 08 02* afgewerkte katalysatoren die gevaarlijke overgangsmetalen (3) of gevaarlijke verbindingen van overgangsmetalen bevatten 16 08 03 niet elders genoemde afgewerkte katalysatoren die overgangsmetalen of verbindingen van overgangsmetalen bevatten 16 08 04 afgewerkte katalysatoren voor wervelbedkrakers (exclusief 16 08 07) 16 08 05* afgewerkte katalysatoren die fosforzuur bevatten 16 08 06* afgewerkte vloeistoffen die als katalysator zijn gebruikt 16 08 07* afgewerkte katalysatoren die met gevaarlijke stoffen zijn verontreinigd 16 09 oxiderende stoffen 16 09 01* permanganaten, bv.kaliumpermanganaat 16 09 02* chromaten, bv. kaliumchromaat, kalium- of natriumdichromaat 16 09 03* peroxiden, bv. waterstofperoxide 16 09 04* niet elders genoemde oxiderende stoffen 16 10 waterig vloeibaar afval dat bestemd is om elders te worden verwerkt 16 10 01* waterig vloeibaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat 16 10 02 niet onder 16 10 01 vallend waterig vloeibaar afval 16 10 03* waterige concentraten die gevaarlijke stoffen bevatten 16 10 04 niet onder 16 10 03 vallende waterige concentraten 16 11 ovenpuin 16 11 01* koolstofhoudend ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat 16 11 02 niet onder 16 11 01 vallend koolstofhoudend ovenpuin van metallurgische processen 16 11 03* overig ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat 16 11 04 overig, niet onder 16 11 03 vallend ovenpuin van metallurgische processen 16 11 05* ovenpuin van niet-metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat 16 11 06 niet onder 16 11 05 vallend ovenpuin van niet-metallurgische processen 17BOUW- EN SLOOPAFVAL (INCLUSIEF AFGEGRAVEN GROND VAN VERONTREINIGDE LOCATIES) 17 01 beton, stenen, tegels en keramische producten 17 01 01 beton 17 01 02 stenen 17 01 03 tegels en keramische producten 17 01 06* mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten, of afzonderlijke fracties daarvan, die gevaarlijke stoffen bevatten 17 01 07 niet onder 17 01 06 vallende mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten 17 02 hout, glas en kunststof 17 02 01 hout 17 02 02 glas 17 02 03 kunststof 17 02 04* glas, kunststof en hout die gevaarlijke stoffen bevatten of daarmee verontreinigd zijn 17 03 bitumineuze mengsels, koolteer en met teer behandelde producten 17 03 01* bitumineuze mengsels die koolteer bevatten 17 03 02 niet onder 17 03 01 vallende bitumineuze mengsels 17 03 03* koolteer en met teer behandelde producten 17 04 metaal (inclusief legeringen) 17 04 01 koper, brons en messing 17 04 02 aluminium 17 04 03 lood 17 04 04 zink 17 04 05 ijzer en staal 17 04 06 tin 17 04 07 gemengde metalen 17 04 09* metaalafval dat met gevaarlijke stoffen is verontreinigd 17 04 10* kabels die olie, koolteer of andere gevaarlijke stoffen bevatten 17 04 11 niet onder 17 04 10 vallende kabels 17 05 grond (inclusief uitgegraven bodem van verontreinigde locaties), stenen en baggerspecie 17 05 03* grond en stenen die gevaarlijke stoffen bevatten 17 05 04 niet onder 17 05 03 vallende grond en stenen 17 05 05* baggerspecie die gevaarlijke stoffen bevat 17 05 06 niet onder 17 05 05 vallende baggerspecie 17 05 07* spoorwegballast die gevaarlijke stoffen bevat 17 05 08 niet onder 17 05 07 vallende spoorwegballast 17 06 isolatiemateriaal en asbesthoudend bouwmateriaal 17 06 01* asbesthoudend isolatiemateriaal 17 06 03* overig isolatiemateriaal dat uit gevaarlijke stoffen bestaat of dergelijke stoffen bevat 17 06 04 niet onder 17 06 01 en 17 06 03 vallend isolatiemateriaal 17 06 05 asbesthoudend bouwmateriaal 17 08 gipshoudend bouwmateriaal 17 08 01* gipshoudend bouwmateriaal dat met gevaarlijke stoffen is verontreinigd 17 08 02 niet onder 17 08 01 vallend gipshoudend bouwmateriaal 17 09 overig bouw- en sloopafval 17 09 01* bouw- en sloopafval dat kwik bevat 17 09 02* bouw- en sloopafval dat PCB's bevat (bv. PCB-houdende kit, vloerbedekkingen waarin PCB-houdende hars is verwerkt, isolerende beglazing met PCB-houdende afdichting, PCB-houdende condensatoren) 17 09 03* overig bouw- en sloopafval (inclusief gemengd afval) dat gevaarlijke stoffen bevat 17 09 04 niet onder 17 09 01, 17 09 02 en 17 09 03 vallend gemengd bouw- en sloopafval 18AFVAL VAN DE GEZONDHEIDSZORG BIJ MENS OF DIER EN/OF VERWANT ONDERZOEK (exclusief keuken- en restaurantafval dat niet rechtstreeks van de gezondheidszorg afkomstig is) 18 01 afval van verloskundige zorg en de diagnose, behandeling of preventie van ziektes bij de mens 18 01 01 scherpe voorwerpen (exclusief 18 01 03) 18 01 02 lichaamsdelen en organen, inclusief bloedzakjes en geconserveerd bloed (exclusief 18 01 03) 18 01 03* afval waarvan de inzameling en verwijdering zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen 18 01 04 afval waarvan de inzameling en verwijdering niet zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen (bv. verband, gipsverband, linnengoed, wegwerpkleding, luiers) 18 01 06* chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten 18 01 07 niet onder 18 01 06 vallende chemicaliën 18 01 08* cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen 18 01 09 niet onder 18 01 08 vallende geneesmiddelen 18 01 10* amalgaamafval uit de tandheelkunde 18 02 afval van onderzoek en de diagnose, behandeling of preventie van ziektes bij dieren 18 02 01 scherpe voorwerpen (exclusief 18 02 02) 18 02 02* afval waarvan de inzameling en verwijdering zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen 18 02 03 afval waarvan de inzameling en verwijdering niet zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen 18 02 05* chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten 18 02 06 niet onder 18 02 05 vallende chemicaliën 18 02 07* cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen 18 02 08 niet onder 18 02 07 vallende geneesmiddelen 19AFVAL VAN INSTALLATIES VOOR AFVALBEHEER, OFF-SITE WATERZUIVERINGSINSTALLATIES EN DE BEREIDING VAN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMD WATER EN WATER VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK 19 01 afval van de verbranding of pyrolyse van afval 19 01 02 uit bodemas verwijderde ferromaterialen 19 01 05* filterkoek van gasreiniging 19 01 06* waterig vloeibaar afval van gasreiniging en ander waterig vloeibaar afval 19 01 07* vast afval van gasreiniging 19 01 10* afgewerkte actieve kool van rookgasreiniging 19 01 11* bodemas en slakken die gevaarlijke stoffen bevatten 19 01 12 niet onder 19 01 11 vallende bodemas en slakken 19 01 13* vliegas die gevaarlijke stoffen bevat 19 01 14 niet onder 19 01 13 vallende vliegas 19 01 15* ketelas die gevaarlijke stoffen bevat 19 01 16 niet onder 19 01 15 vallende ketelas 19 01 17* afval van pyrolyse dat gevaarlijke stoffen bevat 19 01 18 niet onder 19 01 17 vallend afval van pyrolyse 19 01 19 wervelbedzand 19 01 99 niet elders genoemd afval 19 02 afval van de fysisch-chemische behandeling van afval (inclusief verwijdering van chroom of cyanide of neutralisatie) 19 02 03 voorgemengd afval dat uitsluitend bestaat uit ongevaarlijke afvalstoffen 19 02 04* voorgemengd afval dat ten minste één gevaarlijke afvalstof bevat 19 02 05* slib van fysisch-chemische behandeling dat gevaarlijke stoffen bevat 19 02 06 niet onder 19 02 05 vallend slib van fysisch-chemische behandeling 19 02 07* door afscheiding verkregen oliën en concentraten 19 02 08* vloeibaar brandbaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat 19 02 09* vast brandbaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat 19 02 10 niet onder 19 02 08 en 19 02 09 vallend brandbaar afval 19 02 11* overig afval dat gevaarlijke stoffen bevat 19 02 99 niet elders genoemd afval 19 03 gestabiliseerd/verhard afval (4) 19 03 04* als gevaarlijk ingedeeld afval dat gedeeltelijk (5) gestabiliseerd is 19 03 05 niet onder 19 03 04 vallend gestabiliseerd afval 19 03 06* als gevaarlijk ingedeeld afval dat verhard is 19 03 07 niet onder 19 03 06 vallend verhard afval 19 04 verglaasd afval en afval van verglazen 19 04 01 verglaasd afval 19 04 02* vliegas en ander rookgasreinigingsafval 19 04 03* niet-verglaasde vaste fase 19 04 04 waterig vloeibaar afval van het ontlaten van verglaasd afval 19 05 afval van de aërobe behandeling van vast afval 19 05 01 niet-gecomposteerde fractie van huishoudelijk en soortgelijk afval 19 05 02 niet-gecomposteerde fractie van dierlijk en plantaardig afval 19 05 03 afgekeurde compost 19 05 99 niet elders genoemd afval 19 06 afval van de anaërobe behandeling van afval 19 06 03 vloeistof verkregen bij de anaërobe behandeling van stedelijk afval 19 06 04 digestaat van de anaërobe behandeling van stedelijk afval 19 06 05 vloeistof verkregen bij de anaërobe behandeling van dierlijk en plantaardig afval 19 06 06 digestaat van de anaërobe behandeling van dierlijk en plantaardig afval 19 06 99 niet elders genoemd afval 19 07 percolatiewater van stortplaatsen 19 07 02* percolatiewater van stortplaatsen dat gevaarlijke stoffen bevat 19 07 03 niet onder 19 07 02 vallend percolatiewater van stortplaatsen 19 08 niet elders genoemd afval van afvalwaterzuivering 19 08 01 roostergoed 19 08 02 afval van zandvang 19 08 05 slib van de behandeling van stedelijk afvalwater 19 08 06* verzadigde of afgewerkte ionenwisselaarharsen 19 08 07* oplossingen en slib van de regeneratie van ionenwisselaars 19 08 08* afval van membraansystemen dat zware metalen bevat 19 08 09* vet- en oliemengsels uit olie/waterscheiders die uitsluitend spijsolie en -vetten bevatten 19 08 10* niet onder 19 08 09 vallende vet- en oliemengsels uit olie/waterscheiders 19 08 11* slib van de biologische zuivering van industrieel afvalwater dat gevaarlijke stoffen bevat 19 08 12 niet onder 19 08 11 vallend slib van de biologische zuivering van industrieel afvalwater 19 08 13* slib van andere behandelingen van industrieel afvalwater dat gevaarlijke stoffen bevat 19 08 14 niet onder 19 08 13 vallend slib van andere behandelingen van industrieel afvalwater 19 08 99 niet elders genoemd afval 19 09 afval van de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik 19 09 01 vast afval van primaire filtratie en roostergoed 19 09 02 waterzuiveringsslib 19 09 03 onthardingsslib 19 09 04 afgewerkte actieve kool 19 09 05 verzadigde of afgewerkte ionenwisselaarharsen 19 09 06 oplossingen en slib van de regeneratie van ionenwisselaars 19 09 99 niet elders genoemd afval 19 10 afval van de shredding van metaalhoudend afval 19 10 01 ijzer- en staalafval 19 10 02 non-ferroafval 19 10 03* lichte fractie die en stof dat gevaarlijke stoffen bevat 19 10 04 niet onder 19 10 03 vallende lichte fracties en stof 19 10 05* andere fracties die gevaarlijk stoffen bevatten 19 10 06 andere, niet onder 19 10 05 vallende fracties 19 11 afval van de regeneratie van olie 19 11 01* afgewerkte bleekaarde 19 11 02* zuurteer 19 11 03* waterig vloeibaar afval 19 11 04* afval van brandstofzuivering met behulp van basen 19 11 05* slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat 19 11 06 niet onder 19 11 05 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse 19 11 07* afval van rookgasreiniging 19 11 99 niet elders genoemd afval 19 12 afval van niet elders genoemde mechanische afvalverwerking (bv. sorteren, breken, verdichten, palletiseren) 19 12 01 papier en karton 19 12 02 ferrometalen 19 12 03 non-ferrometalen 19 12 04 kunststoffen en rubber 19 12 05 glas 19 12 06* hout dat gevaarlijke stoffen bevat 19 12 07 niet onder 19 12 06 vallend hout 19 12 08 textiel 19 12 09 minerale stoffen (bv. zand, steen) 19 12 10 brandbaar afval (RDF) 19 12 11* overig afval (inclusief mengsels van materialen) van mechanische afvalverwerking dat gevaarlijke stoffen bevat 19 12 12 overig, niet onder 19 12 11 vallend afval (inclusief mengsels van materialen) van mechanische afvalverwerking 19 13 afval van bodem- en grondwatersanering 19 13 01* vast afval van bodemsanering dat gevaarlijke stoffen bevat 19 13 02 niet onder 19 13 01 vallend vast afval van bodemsanering 19 13 03* slib van bodemsanering dat gevaarlijke stoffen bevat 19 13 04 niet onder 19 13 03 vallend slib van bodemsanering 19 13 05* slib van grondwatersanering dat gevaarlijke stoffen bevat 19 13 06 niet onder 19 13 05 vallend slib van grondwatersanering 19 13 07* waterig vloeibaar afval en waterige concentraten van grondwatersanering die gevaarlijke stoffen bevatten 19 13 08 niet onder 19 13 07 vallend waterig vloeibaar afval en waterige concentraten van grondwatersanering 20STEDELIJK AFVAL (HUISHOUDELIJK AFVAL EN SOORTGELIJK BEDRIJFSAFVAL, INDUSTRIEEL AFVAL EN AFVAL VAN INSTELLINGEN) INCLUSIEF GESCHEIDEN INGEZAMELDE FRACTIES 20 01 gescheiden ingezamelde fracties (exclusief 15 01) 20 01 01 papier en karton 20 01 02 glas 20 01 08 biologisch afbreekbaar keuken- en kantineafval 20 01 10 kleding 20 01 11 textiel 20 01 13* oplosmiddelen 20 01 14* zuren 20 01 15* basisch afval 20 01 17* fotochemicaliën 20 01 19* pesticiden 20 01 21* tl-buizen en ander kwikhoudend afval 20 01 23* afgedankte apparatuur die chloorfluorkoolwaterstoffen bevat 20 01 25 spijsolie en -vetten 20 01 26* niet onder 20 01 25 vallende oliën en vetten 20 01 27* verf, inkt, lijm en hars die gevaarlijke stoffen bevatten 20 01 28 niet onder 20 01 27 vallende verf, inkt, lijm en hars 20 01 29* detergenten die gevaarlijke stoffen bevatten 20 01 30 niet onder 20 01 29 vallende detergenten 20 01 31* cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen 20 01 32 niet onder 20 01 31 vallende geneesmiddelen 20 01 33* onder 16 06 01, 16 06 02 of 16 06 03 vermelde batterijen en accu's alsmede ongesorteerde mengsels van batterijen en accu's die dergelijke batterijen en accu's bevatten 20 01 34 niet onder 20 01 33 vallende batterijen en accu's 20 01 35* niet onder 20 01 21 en 20 01 23 vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die gevaarlijke onderdelen (6) bevat 20 01 36 niet onder 20 01 21, 20 01 23 en 20 01 35 vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur 20 01 37* hout dat gevaarlijke stoffen bevat 20 01 38 niet onder 20 01 37 vallend hout 20 01 39 kunststoffen 20 01 40 metalen 20 01 41 afval van het vegen van schoorstenen 20 01 99 niet elders genoemde fracties 20 02 tuin- en plantsoenafval (inclusief afval van begraafplaatsen) 20 02 01 biologisch afbreekbaar afval 20 02 02 grond en stenen 20 02 03 overig niet biologisch afbreekbaar afval 20 03 overig stedelijk afval 20 03 01 gemengd stedelijk afval 20 03 02 marktafval 20 03 03 veegvuil 20 03 04 slib van septic tanks 20 03 06 afval van het reinigen van riolen 20 03 07 grofvuil 20 03 99 niet elders genoemd stedelijk afval _______ Nota's (1) In deze afvalstoffenlijst worden PCB's gedefinieerd als in Richtlijn 96/59/EG.(2) Gevaarlijke onderdelen van elektrische en elektronische apparatuur kunnen omvatten : onder 16 06 genoemde accu's en andere batterijen die als gevaarlijk zijn ingedeeld, kwikschakelaars, glas van kathodestraalbuizen en ander geactiveerd glas, enz (3) In deze rubriek wordt onder overgangsmetalen verstaan : scandium, vanadium, mangaan, kobalt, koper, yttrium, niobium, hafnium, wolfraam, titaan, chroom, ijzer, nikkel, zink, zirkonium, molybdeen en tantaal. Deze metalen en de verbindingen daarvan gelden als gevaarlijk als zij als gevaarlijke stoffen zijn ingedeeld. De indeling als gevaarlijke stoffen bepaalt welke van deze overgangsmetalen en verbindingen van overgangsmetalen gevaarlijk zijn. (4) Door stabilisatieprocessen veranderen de gevaarskenmerken van de bestanddelen van het afval en wordt gevaarlijk afval in ongevaarlijk afval omgezet.Door verhardingsprocessen verandert onder invloed van additieven alleen de fysische toestand van het afval (bv. van vloeibaar in vast) zonder dat de chemische eigenschappen van het afval veranderen. (5) Afval wordt als gedeeltelijk gestabiliseerd beschouwd als gevaarlijke bestanddelen die niet volledig in ongevaarlijke bestanddelen zijn omgezet, na het stabilisatieproces op korte, middellange of lange termijn in het milieu terecht kunnen komen.(6) Gevaarlijke onderdelen van elektrische en elektronische apparatuur kunnen omvatten : onder 16 06 genoemde accu's en andere batterijen die als gevaarlijk zijn ingedeeld, kwikschakelaars, glas van kathodestraalbuizen en ander geactiveerd glas, enz. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 4.1 LIJST VAN AFVALSTOFFEN DIE IN AANMERKING KOMEN VOOR GEBRUIK ALS SECUNDAIRE GRONDSTOFFEN Afdeling 1 Gebruik in of als meststof of bodemverbeterend middel Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Afdeling 2 Gebruik in of als bouwstof Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Afdeling 3 Gebruik als bodem Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Afdeling 4 Gebruik in of als diervoeder Alle afvalstoffen die voldoen aan de voorwaarden van de federale wetgeving betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding en rechtstreeks gebruikt worden in of als diervoeder worden van rechtswege aangeduid als secundaire grondstoffen, onverminderd de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 1995 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 4.2.1 VOORWAARDEN INZAKE SAMENSTELLING EN GEBRUIK ALS MESTSTOF OF BODEMVERBETEREND MIDDEL Bijlage 4.2.1.A SAMENSTELLINGSVOORWAARDEN MAXIMUM GEHALTEN AAN VERONTREINIGENDE STOFFEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (3) bepaling van de totaalconcentratie aan organische verontreinigingen volgens de methode opgenomen in deel 3 van het compendium voor monsterneming en analyse Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer. Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 4.2.1.B GEBRUIKSVOORWAARDEN MAXIMUM TOELAATBARE BODEMDOSERING Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 4.2.1.C SPECIFIEKE VOORWAARDEN VOOR GEBRUIK VAN BEHANDELD ZUIVERINGSSLIB ALS MESTSTOF OF BODEMVERBETEREND MIDDEL 1° BEHANDELD ZUIVERINGSSLIB Zuiveringsslib dient minstens één van volgende bewerkingen te hebben ondergaan om als behandeld zuiveringsslib te worden bestempeld : -mesofiele anaërobe vergisting onder volgende voorwaarden : temperatuur : 35°C; gemiddelde verblijftijd : 15 dagen; - vloeibare opslag bij omgevingstemperatuur als een batch, zonder toevoeging of onttrekking gedurende de opslagperiode van 3 maanden.

Het slib moet ten minste een factor 100 beperking voor Escherichia Coli bereiken; - aërobe stabilisatie (bij minimaal gehalte aan opgeloste zuurstof van meer dan 1 ppm) : ? simultaan, dit is binnen dezelfde bekkens als de afvalwaterzuivering zelf, bij een slibbelasting < of = 0,06 kg BOD/kg slib/dag of een volumebelasting < of = 0,25 kg BOD/m3/dag; ? afzonderlijk, dit is in een afzonderlijk hiervoor voorzien bekken, bij een hydraulische verblijftijd van 10 dagen; - toevoeging van kalk waarbij een homogeen mengsel van kalk en slib wordt bekomen. Het mengsel bereikt een pH > 12 onmiddellijk na het bekalken en behoudt de pH van minstens 12 gedurende 24 uur; - thermische droging die garandeert dat de temperatuur van de slibdeeltjes hoger is dan 80°C met een beperking van het watergehalte tot minder dan 10 %;

Andere behandelingstechnieken kunnen door de OVAM goedgekeurd worden, mits kan aangetoond worden dat het resultaat van de behandeling minstens gelijkwaardig is aan het resultaat van de hiervoor vermelde behandelingswijzen. De relevante procesparameters worden ten minste dagelijks gemeten en bij voorkeur continu indien praktisch mogelijk.

De meetgegevens zullen ter beschikking gehouden worden voor controle door de toezichthoudende ambtenaren. 2° BEMONSTERING BEHANDELD ZUIVERINGSSLIB Het zuiveringsslib moet worden bemonsterd na behandeling, maar vóór levering aan de gebruiker en moet representatief zijn voor het geproduceerde zuiveringsslib.3° ANALYSE BEHANDELD ZUIVERINGSSLIB Als algemene regel geldt dat behandeld zuiveringsslib ten minste om de zes maanden moet worden geanalyseerd.Als zich veranderingen in de kwaliteit van het behandelde afvalwater voordoen, wordt de frequentie van deze analyses verdubbeld.

Onverminderd de parameters opgesomd in bijlage 4.2.1.B moeten de volgende parameters worden geanalyseerd : - droge stof; - zuurtegraad; - organische stof; - stikstof; - difosforpentoxide.

De analyse gebeurt volgens methoden opgenomen in het compendium voor monsterneming en analyse. 4° BODEMBEMONSTERING De te analyseren representatieve monsters worden normaliter gemaakt door menging van ten minste 25 afzonderlijke bodemmonsters genomen uit een homogeen geëxploiteerde oppervlakte van ten hoogste 5 ha. De afzonderlijke monsters moeten worden genomen op een diepte van 25 cm, behalve indien de diepte van de ploeglaag geringer is, doch zonder dat de bemonsteringsdiepte in dat geval minder dan 10 cm bedraagt. 5° BODEMANALYSE Bodemmonsters van cultuurgronden worden geanalyseerd voor de zuurtegraad, difosforpentoxide en de parameters opgesomd in het VLAREBO.De analyse gebeurt volgens methoden opgenomen in het compendium voor monsterneming en analyse.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 4.2.1.D Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De maximumwaarden in de bodem waarop nog behandeld zuiveringsslib mag gebruikt worden is afhankelijk van de gemeten gehalten aan klei en organisch materiaal in representatieve stalen van de afvalstof. De omrekening van de maximumwaarden gebeurt op basis van onderstaande formule : OMREKENINGSFORMULE M (x,y) = M (10,2) + (x-10)* B + (y-2)* C waarbij : M maximumwaarde bij een kleigehalte van x % of 10 % en een gehalte organisch materiaal van y % of 2 %; x gehalte aan klei in het staal van de afvalstof; y gehalte aan organisch materiaal in het staal van de afvalstof;

M (10,2) maximumwaarde bij standaardbodem nl. met 10 % klei en 2 % organisch materiaal (cijferwaarde tabel bijlage 4.2.1.D);

B en C coëfficiënten die afhankelijk zijn van het metaal en in onderstaande tabel worden gegeven.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De voorgestelde formule mag enkel gehanteerd worden onder de volgende voorwaarden : -het gemeten gehalte aan klei ligt tussen 1 en 50 %; - het gemeten gehalte aan organisch materiaal ligt tussen 1 en 20 %.

Indien het gemeten gehalte aan klei lager ligt dan 1 %, dan dient te worden gerekend met een verondersteld gehalte van 1 %. Indien het gemeten gehalte aan klei hoger ligt dan 50 %, dan dient te worden gerekend met een verondersteld gehalte van 50 %.

Indien het gemeten gehalte aan organisch materiaal lager ligt dan 1 %, dan dient te worden gerekend met een verondersteld gehalte van 1 %.

Indien het gemeten gehalte aan organisch materiaal hoger ligt dan 20 %, dan dient te worden gerekend met een verondersteld gehalte van 20 %.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bjlage 4.2.2 VOORWAARDEN INZAKE SAMENSTELLING VOOR GEBRUIK IN OF ALS BOUWSTOF Bijlage 4.2.2.A VOORWAARDEN VOOR GEBRUIK IN OF ALS BOUWSTOF Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 4.2.2.B VOORWAARDEN VOOR GEBRUIK ALS NIET-VORMGEGEVEN BOUWSTOF Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 4.2.2.C IMMISSIEGRENSWAARDEN VOOR BODEM Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De immissie van de metalen in de bodem als gevolg van de emissie uit een niet-vormgegeven bouwstof, gemeten in de kolomproef, methode CMA 2/II/A.9.3, wordt berekend met de volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij : Invb : berekende immissie in de bodem als gevolg van het gebruik van een niet-vormgegeven bouwstof in de bodem in mg/m2bodem.100 j; db : soortelijk gewicht van de bouwstof (uitgedrukt in kg/m;);

EL/S=10 : cumulatieve uitloging van een bouwstof door percolatie tot L/S = 10, bepaald in het laboratorium volgens de kolomproef, methode CMA 2/II/A.9.3, uitgedrukt in mg/kg; a : correctie voor de uitloging van een bouwstof in het laboratorium en de uitloging in de praktijk in mg/kg, waarvan de waarde is af te lezen uit tabel 1; h : hoogte waarin de bouwstof in het werk wordt aangebracht; de hoogte van een toegepaste niet-vormgegeven bouwstof wordt bepaald voor elk deel van een werk waarin het materiaal op een éénvormige wijze wordt toegepast; de hoogte wordt bepaald loodrecht op het aardoppervlak; de hoogte wordt uitgedrukt in m, afgerond op twee decimalen na de komma en bedraagt minimaal 0,20 m; fext : factor voor extrapolatie van de uitloging van niet-vormgegeven bouwstoffen bij een kort durende laboratoriumproef naar de uitloging over 100 jaar;

De factor voor extrapolatie van de uitloging wordt bepaald met de volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij : e : grondgetal voor natuurlijke logaritme, zijnde 2,71828..; k : dimensieloze constante, die een maat is voor de snelheid van uitloging, waarvan de waarde is af te lezen uit de tabel 1;

Ni : neerslaghoeveelheid van 300 mm/jaar; t : 100 jaar; db : soortelijk gewicht van de bouwstof (uitgedrukt in kg/m3 ).

Tabel 1 : Overzicht van de a-waarden en ê-waarden voor metalen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bepaling van de emissie over een periode van 100 jaar voor parameters die een diffusiegecontroleerd uitlooggedrag vertonen Voor de metalen waarvoor met de diffusieproef en de beschikbaarheidsproef, methode CMA 2/II/A.9.2 en 2/II/A.9.3, een diffusiegecontroleerd uitlooggedrag wordt vastgesteld (zie onderdeel 8.3. en 8.4.), wordt de immissie als gevolg van uitloging uit het vormgegeven bouwmateriaal als volgt berekend : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij : Ivb : berekende emmissie als gevolg van het gebruik van een vormgegeven bouwstof, in mg/m2 bodem/100 jaar;

E64d : berekende uitloging over 64 dagen, in mg/m2 bouwstof, bepaald volgens de methode CMA 2/II/A.9.2;

Ftemp : factor voor het verschil in temperatuur bij bepaling van de uitloging van een bouwstof in het laboratorium en bij het gebruik van die bouwstof, die 0,7 bedraagt;

Fv : factor voor de extrapolatie van de uitloging van de bouwstof bij de laboratoriumproef (64 dagen) naar de uitloging over 100 jaar.

De factor Fv wordt bepaald met de formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij : d : dikte van het bouwmateriaal, gemeten loodrecht op het oppervlak van het materiaal dat door regen-, oppervlakte- of grondwater kan worden bevochtigd, uitgedrukt in m en afgerond op 2 decimalen na de komma en bedraagt minimaal 0,10 m;

De : effectieve diffusiecoëfficiënt van een metaal, in m2/s, bepaald volgens methode CMA 2/II/A.9.2, onderdeel 8.4.

De factor Fv wordt niet hoger vastgesteld dan : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld fbev : factor voor de bevochtigingsperiode bedraagt 0,1 voor de toepassingen waarbij enkel neerslagwater aanleiding geeft voor de uitloging en in alle andere gevallen 1.

Bepaling van de immissie over een periode van 100 jaar voor parameters die geen diffusiegecontroleerd uitlooggedrag vertonen Voor parameters waarvoor geen diffusiecoëfficiënt kon worden bepaald volgens onderdeel 8.3. van de methode CMA 2/II/A.9.2, wordt de immissie berekend met de volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij : Ivb : berekende immissie als gevolg van het gebruik van een vormgegeven bouwstof in mg/m2 bodem;

ET : berekende uitloging over T dagen, in mg/m2 bouwstof, bepaald volgens methode CMA 2/II/A.9.2, onderdeel 8.7, respectievelijk volgens methode CMA 2/II/A.9.2, bijlage C, bedoeld om in bijzondere gevallen de uitloging te kunnen bepalen; voor de metalen waarvoor in methode CMA 2/II/A.9.2, onderdeel 8.3, wordt verwezen naar onderdeel 8.7 van methode CMA 2/II/A.9.2 wordt ET gelijkgesteld aan 1T, bepaald volgens onderdeel 8.1 en 8.2.1 van methode CMA 2/II/A.9.2 (1T : de in de diffusieproef volgens cumulatief uitgeloogde hoeveelheid van een component over T dagen, in mg/m2 bouwstof); voor de metalen waarvan overeenkomstig methode CMA 2/II/A.9.2, onderdeel 8.3, wordt bepaald dat de uitloging afspoelingsbepaald is, wordt de ET gelijkgesteld aan ET, bepaald volgens bijlage C.2.2 van methode CMA 2/II/A.9.2;

Ftemp : factor voor het verschil in temperatuur bij bepaling van de uitloging van een bouwstof in het laboratorium en bij het gebruik van die bouwstof, die 0,7 bedraagt; fbev : factor voor de bevochtigingsperiode bedraagt 0,1 voor de toepassingen waarbij enkel neerslagwater aanleiding geeft voor de uitloging en in alle andere gevallen 1.

Bouwstoffen die worden gevormd door verharding van een mengsel van diverse grondstoffen en bindmiddelen, worden in de diffusieproef niet eerder dan 28 dagen na verharding onderzocht.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003 De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 4.3 STANDAARDFORMULIER VOOR HET AANVRAGEN VAN EEN GEBRUIKSCERTIFICAAT VOOR HET GEBRUIK VAN EEN AFVALSTOF ALS SECUNDAIRE GRONDSTOF De houder van de afvalstof wordt eraan herinnerd dat dit standaardformulier samen met de nodige bijlagen bij aangetekende brief moet verstuurd worden aan de OVAM. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage NIET LIMITATIEVE LIJST VAN DE PARAMETERS TER BEOORDELING VAN DE MILIEUKWALITEIT 1.METALEN (in mg/kg droge stof) chroom, nikkel, koper, zink, arseen, cadmium, kwik, lood, kobalt, molybdeen, antimoon, seleen, tin, barium, vanadium, thallium, beryllium 2. ANORGANISCHE VERBINDINGEN (in mg/kg droge stof) sulfaat, chloride, fluoride, vrij en niet-chlooroxideerbare cyanide, bromide en sulfiet 3.AROMATISCHE VERBINDINGEN (in µg/kg droge stof) - MAK : benzeen, ethylbenzeen, tolueen, xyleen, fenolen, styreen - PAK : antraceen, naftaleen, fenantreen, fluoranteen, chryseen, benzo(a)antraceen, benzo(a)pyreen, benzo(b)fluoranteen, benzo(k)fluoranteen, indeno(1,2,3cd)pyreen, benzo(ghi)peryleen 4. GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN (in ig/kg droge stof) - alifatische chloorkoolwaterstoffen (individueel) 1,2 dichloorethaan, dichloormethaan, trichloormethaan, trichlooretheen, vinylchloride, tetrachloormethaan, tetrachlooretheen, 1,1,1-trichloorethaan, 1,1,1-trichloorethaan, 1,1-dichloorethaan, cis+trans-1,2-dichloorethaan - chloorbenzenen (individueel) monochloorbenzeen, dichloorbenzeen (1), trichloorbenzeen (1), tetrachloorbenzeen (1), pentachloorbenzeen en hexachloorbenzeen - chloorfenolen (totaal) - PCB's (som 7 specifieke congeneren) - EOX 5.OVERIGE ORGANISCHE VERBINDINGEN (in ig/kg droge stof) - hexaan, heptaan, octaan, - minerale olie (totaal) (in mg/kg droge stof) (1) : elk isomeer afzonderlijk. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 5.1.1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 5.1.2.3 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Annex bij bijlage 5.1.2.3 met de codes uit bijlage 1.2.1.B voor de selectie van niet gevaarlijke afvalstoffen papier en karton : 03.03.08, 03.03.10, 15.01.01, 19.12.01, 20.01.01 (niet 09.01.07, 09.01.08) glas : 10.11.03, 10.11.09, 10.11.10, 10.11.11, 10.11.12, 16.01.20, 17.02.02, 19.12.05, 20.01.02 kunststoffen : 02.01.04, 07.02.13, 12.01.05, 15.01.02, 16.01.19, 17.02.03, 19.12.04, 20.01.39 bouw- en sloopafval : 17.01.01, 17.01.02, 17.01.03, 17.01.06, 17.01.07, 17.03.01, 17.03.02, 17.03.03, 17.05.04, 17.05.08, 17.06.04, 17.07.05, 17.08.02, 17.09.04 textiel : 04.02.09, 04.02.15, 04.02.21, 04.02.22, 15.01.09, 19.02.08, 20.01.11 hout : 03.01.01, 03.01.05, 03.03.01, 15.01.03, 17.02.01, 19.12.07, 20.01.38 bak-, braad- en frituuroliën en vetten : 20.01.25 voertuigbanden : 16.01.03 metalen, metaalschroot : 02.01.10, 12.01.01, 12.01.02, 12.01.03, 12.01.04, 15.01.04, 16.01.17, 16.01.18, 17.04.01, 17.04.02, 17.04.03, 17.04.04, 17.04.05, 17.04.06, 17.04.07, 17.04.11, 19.10.01, 19.10.02, 19.12.02, 19.12.03, 20.01.40 elektrische of elektronische toestellen of onderdelen : 16.02.14, 16.02.16, 20.01.36 huisvuil : 20.03.01 grofvuil : 20.03.07 gemeentevuil : 20.03.02, 20.03.03, 20.03.99 groenafval, tuinafval, GFT : 20.01.08, 20.02.01 Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 5.1.3.2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 5.5.3.2 Bijlage 5.5.3.2.A LIJST VAN HET MEDISCHE AFVAL 1. Risicohoudend medisch afval 1.1.Afval afkomstig van de geneeskundige behandeling van mensen en dieren besmet met een ziekte waarvan de wijze van overdracht niet gekend is, onder meer Lassa-, Ebola-, Marburgkoorts, genetisch gemodificeerde organismen, of waarvan de overdracht via afval mogelijk is, onder meer anthrax. 1.2. Afval van laboratoria dat viraal en/of bacterieel besmet is en dat niet onder verantwoordelijkheid van de houder werd geautoclaveerd. 1.3. Alle bloed en bloedderivaten. 1.4. Alle scherpe voorwerpen. 1.5. Cytostatica en alle afval van cytostatica-behandelingen. 1.6. Kunstnieren van patiënten besmet met één van de ziekten vermeld onder punt 1.1. 1.7. Anatomisch afval, pathologisch afval, orgaandelen of delen van ledematen die bij operatieve en obstetische ingrepen vrijkomen, met uitzondering van de organische delen bestemd voor transplantatie of recuperatie. 2. Niet-risicohoudend medisch afval 2.1. Verbanden, tissues, disposables, onderleggers, lakens met inbegrip van operatielakens, gebruikte al dan niet wegwerpoperatiekledij, -handschoenen, -schorten, -maskers, -mutsen, -onderleggers met inbegrip van deze met kleine hoeveelheden bloed en/of lichaamsvochten in geabsorbeerde toestand. 2.2. Lichaamsvochten met uitzondering van bloed en zijn derivaten. 2.3. Katheters. 2.4. Lege bloedzakken. 2.5. Sondes. 2.6. Spuiten zonder naald. 2.7. Lege infusen en infuusleidingen. 2.8. Gipsafval en afval van kunststofgipsen.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 5.5.3.2.B LOGO RISICOHOUDEND MEDISCH AFVAL Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 5.5.4.1 CERTIFICAAT VAN VERNIETIGING De verantwoordelijke zaakvoerder van het hierna genoemd erkend centrum verklaart hiermee dat hij het voertuig met de hierna vermelde identificatie volgens de geldende wettelijke milieuregels heeft verwerkt en vernietigd.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 5.5.5.1 Aanmeldingsformulier voor scheepsafval en ladingresiduen Aan te melden informatie voor het aandoen van de haven van YY (haven van bestemming als bedoeld in VLAREA, artikel 93°) Naam, roepnaam en, indien van toepassing, IMO-identificatienummer van het schip : Vlaggenstaat : Vermoedelijke aankomsttijd (ETA) : Vermoedelijke vertrektijd (ETD) : Vorige aanloophaven : Volgende aanloophaven : Vorige haven van afgifte van scheepsafval en afgiftedatum : Geeft u : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld afval van uw schip af bij havenontvangstvoorzieningen? Soort en hoeveelheid af te leveren en/of aan boord te houden scheepsafval en ladingresiduen, en percentage : Indien al het afval afgegeven wordt, de tweede kolom invullen, voor zover van toepassing.

Indien enig of geen afval afgegeven wordt, alle kolommen invullen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 5.5.5.2 Berekeningswijze bijdrage kostendekkingssysteem Onderstaande tabel geeft de relatie weer tussen scheepstype, tonnenmaat en verwachte afvalproductie.

De bijdrage zoals vermeld in het kostendekkingssysteem in artikel 5.5.19, § 2, 1°, wordt geïnd door de beheerder van de aanloophaven van het schip.

De bijdrage wordt berekend door de factor uit de tabel te vermenigvuldigen met een vast bedrag dat wordt vastgesteld op 500 euro.

De kosten verbonden aan de behandeling en verwijdering van scheepsafval worden additioneel betaald door het schip op basis van de feitelijk door het schip afgegeven soorten en hoeveelheden scheepsafval.

De bijdrage kan door de beheerder van de haven worden teruggestort indien werd aangetoond dat de scheepsafvalstoffen werden afgegeven conform de bepalingen van artikel 5.5.18.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld GBULK : general bulk carrier (stortgoedschip) GCONT : general container ship (containerschip) GCRGO : general cargo ship (stukgoedschip) GFRUIT : general fruit ship (fruitschip) GGAST : general gas tanker (gastanker) GOBO : general oil bulk ore ship (olie-stortgoed-erts-schip) GREST : general residue tanker (afvalstoffentanker) GRORO : general roll-on roll-off ship (roll-on roll-off-schip) VEHCA : vehicle carrier (autoschip) GTANK : general tanker (tanker) Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 7.1 ANALYSEPAKKETTEN WAARVOOR EEN SPECIFIEKE ERKENNING KAN AANGEVRAAGD WORDEN 1.1 AANVAARDBAARHEIDSCRITERIA VOOR AFVALSTOFFEN OP STORTPLAATSEN : ANORGANISCHE PARAMETERS Droogrest Asrest TOC Steekvastheid (afschuifspanning) op plastische en cohesieve afvalstoffen Uitloogproef DIN 38414-S4 met bepaling in eluaat van : - Droogrest - pH - Arseen - Lood - Cadmium - Chroom VI - Koper - Nikkel - Kwik - Zink - Fluoride - Ammoniumstikstof - Chloride - Cyanide (totaal) - Sulfaat - Nitriet 1.2 AANVAARDBAARHEIDSCRITERIA VOOR AFVALSTOFFEN OP STORTPLAATSEN : ORGANISCHE PARAMETERS Extraheerbare organohalogeenverbindingen (EOX) Oplosmiddelen (aspecifiek) Minerale olie Fenolen (fenolindex) in eluaat bekomen met uitloogproef DIN 38414-S4 1.3 AANVAARDBAARHEIDSCRITERIA VOOR AFVALSTOFFEN OP STORTPLAATSEN : ASBEST Asbest 2. BODEM Kleigehalte (1) Gehalte organisch materiaal (1) Metalen : arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel, zink, chroom VI (2) Cyaniden : vrije cyaniden, niet-chlooroxideerbare cyaniden (1) Monocyclische aromatische koolwaterstoffen : benzeen, tolueen, ethylbenzeen, som xylenen en styreen Alkanen (1) : hexaan, heptaan en octaan Chloorkoolwaterstoffen : 1,2-dichooretheen, 1,1-dichloorethaan, 1,2-dichloorethaan, 1,1,1-trichloorethaan, 1,1,2-trichloorethaan, dichloormethaan, tetrachloormethaan, tetrachlooretheen, trichloormethaan, trichlooretheen, vinylchloride, monochloorbenzeen, 1,2-dichloorbenzeen, 1,3-dichloorbenzeen, 1,4-dichloorbenzeen, som trichloorbenzenen, som tetrachloorbenzenen, pentachloorbenzeen en hexachloorbenzeen Polycyclische aromatische koolwaterstoffen : naftaleen, benzo(a)pyreen, fenantreen, fluoranteen, benzo(a)antraceen, chryseen, benzo(b)fluoranteen, benzo(k) fluoranteen, benzo(ghi)peryleen, indeno(1,2,3-cd)pyreen Minerale olie EOX (1) (1) enkel op bodem (2) enkel op grondwater 3.1 SECUNDAIRE GRONDSTOFFEN : ANORGANISCHE PARAMETERS ALGEMEEN Zuurtegraad Droge stof Organische stof Stikstof Difosforpentoxide Kleigehalte Metalen totaalconcentratie en uitloogbare fractie via kolomtest, methode CMA 2/II/A.9.1arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink 3.2 SECUNDAIRE GRONDSTOFFEN : ANORGANISCHE PARAMETERS SPECIFIEK Metalen uitloogbare fractie met maximale beschikbaarheidstest, methode CMA 2/II/A.9.3, en standtest, methode CMA 2/II/A.9.2arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink 3.3 SECUNDAIRE GRONDSTOFFEN : ORGANISCHE PARAMETERS ALGEMEEN Monocyclische aromatische koolwaterstoffen : benzeen, tolueen, ethylbenzeen, som xylenen en styreen Alkanen : hexaan, heptaan en octaan Chloorkoolwaterstoffen : 1,2-dichooretheen, 1,1-dichloorethaan, 1,2-dichloorethaan, 1,1,1-trichloorethaan, 1,1,2-trichloorethaan, dichloormethaan, tetrachloormethaan, tetrachlooretheen, trichloormethaan, trichlooretheen, vinylchloride, monochloorbenzeen, 1,2-dichloorbenzeen, 1,3-dichloorbenzeen, 1,4-dichloorbenzeen, som trichloorbenzenen, som tetrachloorbenzenen, pentachloorbenzeen en hexachloorbenzeen Polycyclische aromatische koolwaterstoffen : naftaleen, benzo(a)pyreen, fenantreen, fluoranteen, benzo(a)antraceen, chryseen, benzo(b)fluoranteen, benzo(k)fluoranteen, benzo(ghi)peryleen, indeno(1,2,3-cd)pyreen Minerale olie EOX 4.1 Gevaarlijke afvalstoffen : anorganische parameters Metalen : totaalconcentraties voor arseen, thallium, kwik, cadmium, beryllium Chlooroxideerbare cyaniden Fluoriden 4.2 GEVAARLIJKE AFVALSTOFFEN : ORGANISCHE PARAMETERS Elke groep is afzonderlijk aan te vragen Nitrillen met T of T+ (richtlijn 93/72/EG) Pesticiden : Organochloorpesticiden Organofosforpesticiden Chloorfenoxycarbonzuurtype herbiciden Triazinetype herbiciden Uronen en anilides Cancerogenen (categorie 1 en 2 van richtlijn 94/60/EG) Polychloorbifenylen (congeneerspecifiek) Chloorbenzenen Chloorfenolen 5. COMPOST pH Vocht Organische stof Totale stikstof Geleidbaarheid Zware metalen : lood, zink, nikkel, koper, chroom, cadmium, kwik Steentjes, groter dan 5 mm Graad van verontreiniging (glas, metaal, kunststoffen) groter dan 2 mm Kiemkrachtige zaden Fytotoxiciteit Rijpheidsgraad 6.1 AFGEWERKTE OLIE : ANORGANISCHE PARAMETERS Vlampunt Watergehalte Sediment Zwavelgehalte Metalen (totaalconcentratie) : cadmium, nikkel, lood, chroom, koper en vanadium 6.2 AFGEWERKTE OLIE : ORGANISCHE PARAMETERS Oplosmiddelen (aspecifiek) Polychloorbifenylen (congeneerspecifiek) Extraheerbare organische halogeenverbindingen (EOX) 7. EINDPRODUCTEN BIJ DE VERWERKING VAN DIERLIJK AFVAL Salmonella Enterobacteriaceae Clostridium perfringens 8.SPECIFIEKE VERBRANDINGSPARAMETERS Droge stof Gloeiverlies Calorische waarde Polychloorbifenylen (congeneerspecifiek) Chloriden Fluoriden Zwavel Metalen (totaalconcentratie) : cadmium, thallium, kwik, antimoon, arseen, lood, chroom, kobalt, koper, mangaan, nikkel, vanadium en tin Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 5 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

^