Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 13 februari 2015
gepubliceerd op 26 maart 2015

Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012

bron
vlaamse overheid
numac
2015035376
pub.
26/03/2015
prom.
13/02/2015
ELI
eli/besluit/2015/02/13/2015035376/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 FEBRUARI 2015. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2014;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2012 houdende uitvoering van het decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport;

Gelet op het advies van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, gegeven op 19 december 2014;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 november 2014;

Gelet op advies 56.941/3 van de Raad van State, gegeven op 21 januari 2015;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° adaptief model: een wiskundig model dat is ontworpen om ongewone longitudinale resultaten van elitesporters op te sporen.Het model berekent de waarschijnlijkheid dat waarden van markers in een profiel van een sporter afwijken van een normale fysiologische conditie; 2° atleet paspoort management eenheid, afgekort APME: een eenheid bestaande uit een persoon of personen, aangeduid door NADO Vlaanderen, en verantwoordelijk voor het administratief beheer van de biologische paspoorten die NADO Vlaanderen bijstaat met het oog op het intelligenter en doelgerichter maken van dopingcontroles.Verder staat de APME in contact met de expert, vermeld in artikel 50 en de commissie van experten, stelt ze een atleet biologisch documentatiepakket samen en keurt ze dat goed en rapporteert ze afwijkende paspoortresultaten; 3° atleet biologisch paspoort documentatiepakket, afgekort ABPDP: het materiaal dat het controlelaboratorium en de APME opleveren om een afwijkend paspoortresultaat te motiveren, zoals, maar niet uitsluitend, analysegegevens, opmerkingen van de commissie van experten, bewijs van onduidelijke factoren, alsook andere ondersteunende informatie die relevant kan zijn;4° chaperon: een official die opgeleid is en door een monsterafname-instantie gemachtigd is om specifieke taken uit te oefenen, waaronder een of meer van de volgende taken: a) de sporter op de hoogte brengen van diens selectie voor een monsterafname;b) de sporter vergezellen en observeren tot die bij het dopingcontrolestation aankomt;c) de sporter in het dopingcontrolestation vergezellen en/of observeren;d) getuige zijn van het afstaan van het monster en het verifiëren, voor zover hij daarvoor opgeleid is;5° commissie van experten: de door NADO Vlaanderen aangewezen experten die samen het biologisch paspoort moeten evalueren;6° controlearts: een official die opgeleid is en door de monsterafname-instantie gemachtigd is om de verantwoordelijkheden te dragen die aan controleartsen worden toevertrouwd;7° controlelaboratorium: een door WADA geaccrediteerd of goedgekeurd laboratorium voor het detecteren van verboden stoffen of methoden of markers uit de verboden lijst en, voor zover dat van toepassing is, het kwantificeren van een grenswaarde in urinemonsters en andere biologische matrixen in het kader van dopingbestrijding;8° controleopdracht: de aan de controlearts gegeven opdracht om een dopingtest uit te voeren;9° dopingcontrolestation: de locatie waar de monsterafnameprocedure plaatsvindt;10° dopingcontroleteam: een collectieve term voor gekwalificeerde officials die door de opdrachtgever gemachtigd zijn om tijdens de monsterafnameprocedure de nodige taken uit te voeren of te helpen uitvoeren;11° expert: een door NADO Vlaanderen aangewezen persoon met de nodige expertise voor de evaluatie van een biologisch paspoort;12° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de medisch verantwoorde sportbeoefening;13° monsterneming: de afname van het monster;14° monsterafname-instantie: de organisatie die verantwoordelijk is voor de afname van monsters zijnde hetzij de opdrachtgever zelf, hetzij een andere organisatie waaraan de opdrachtgever deze verantwoordelijkheid heeft gedelegeerd of uitbesteed op voorwaarde dat de opdrachtgever als laatste verantwoordelijk blijft voor de naleving van de toepasselijke vereisten;15° monsterafnameprocedure: alle opeenvolgende activiteiten waarbij de sporter rechtstreeks betrokken is vanaf het moment waarop hij op de hoogte is gebracht van zijn verplichting om een monster af te staan tot het moment waarop hij het dopingcontrolestation verlaat nadat hij zijn monster heeft afgestaan;16° onaangekondigde dopingtest: een dopingtest die plaatsvindt zonder voorafgaande waarschuwing aan de sporter en waarbij de sporter continu onder visueel toezicht blijft van iemand van het dopingcontroleteam vanaf het moment van de kennisgeving tot en met het moment waarop hij het monster afstaat;17° opdrachtgever: de organisatie die tot een bepaalde monsterneming opdracht heeft gegeven, hetzij a) een antidopingorganisatie of b) een andere organisatie die dopingtests uitvoert krachtens de bevoegdheid en in overeenstemming met de regels van de antidopingorganisatie, bijvoorbeeld een federatie die bij een internationale federatie is aangesloten;18° rapport van een mislukte poging: een gedetailleerd rapport van een mislukte poging om een monster af te nemen bij een sporter die deel uitmaakt van de nationale doelgroep, met vermelding van de datum van de poging, de bezochte locatie, de exacte aankomst- en vertrektijden op de locatie, de maatregelen die ter plaatse zijn genomen om de sporter te vinden met inbegrip van de gegevens van elk contact dat met derden is gelegd, en alle andere relevante gegevens over de poging;19° tijdslot: de dagelijkse aaneengesloten periode van zestig minuten, vermeld in artikel 21, § 1, eerste lid, 9°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012;20° verblijfsgegevensinbreuk: een geregistreerd aangifteverzuim of een geregistreerde gemiste dopingtest;21° verblijfsgegevensverplichtingen: de verplichtingen met betrekking tot verblijfsgegevens waaraan een elitesporter moet voldoen met toepassing van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en dit besluit;22° verzuim van naleving: een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 3° of 5°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012. Ook definities uit de Code die niet letterlijk zijn opgenomen in dit besluit of het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, zijn toepasselijk. HOOFDSTUK 2. - Preventie van dopingpraktijken

Art. 2.NADO Vlaanderen en de federaties moeten: 1° voor sporters en begeleiders informatie- en vormingsactiviteiten uitwerken die gericht zijn op het aanreiken van actuele en accurate informatie over: a) de verboden stoffen en methoden;b) de dopingpraktijken;c) de dopingtestprocedures;d) de rechten en verantwoordelijkheden van sporters en begeleiders ten aanzien van dopingbestrijding, vermeld in artikel 14/1 en 14/2 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012;e) de medische, ethische, tuchtrechtelijke en sociale gevolgen van dopingpraktijken;f) de TTN;g) de risico's van het gebruik van voedingssupplementen;h) de rechten met betrekking tot de verwerking en bescherming van persoonsgegevens in het kader van de dopingbestrijding en de uitoefeningsmodaliteiten van die rechten.2° voor elitesporters, ter aanvulling van de activiteiten, vermeld in punt 1°, informatie- en vormingsactiviteiten uitwerken over de toepasselijke verplichtingen met betrekking tot verblijfsgegevens;3° passende gedragscodes, goede praktijken en ethische normen voor de bestrijding van doping in de sport uitwerken en invoeren conform het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en dit besluit;4° onderling samenwerken om informatie, expertise en ervaringen uit te wisselen met betrekking tot de realisatie van onderzoeken naar en doeltreffende programma's ter bestrijding van doping.De federatie stelt met het oog op die samenwerking een verantwoordelijke aan als contactpunt voor NADO Vlaanderen.

De federaties met elitesporters die verblijfsgegevens moeten indienen, moeten NADO Vlaanderen helpen met het verzamelen van de verblijfsgegevens van deze elitesporters, met inbegrip van het voorzien van een bijzondere bepaling daarvoor in hun regels.

Art. 3.De federatie brengt NADO Vlaanderen op de hoogte van alle statutaire, reglementaire en contractuele bepalingen, vermeld in artikel 5 en 11, 23/2, 24 en 25 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, alsook van de initiatieven die de sportverenigingen hebben genomen ter uitvoering van artikel 2 van dit besluit. Elke wijziging of aanvulling van de voormelde bepalingen wordt ook onmiddellijk aan NADO Vlaanderen meegedeeld.

De minister kan bijkomstige bepalingen over de verslaggeving, vermeld in artikel 5 en 11 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, vaststellen.

Art. 4.Conform artikel 12, 3°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 moet de sportvereniging de volgende gegevens registreren van alle sporters die deelnemen aan de door haar georganiseerde wedstrijden: 1° de voor- en achternaam;2° de geboortedatum en het geslacht;3° de contactgegevens van de sporter, met inbegrip van in voorkomend geval zijn gsm-nummer en e-mailadres, alsook elke wijziging ervan;4° de sportvereniging waarbij de sporter is aangesloten; De minister kan ter zake bijkomstige bepalingen vaststellen.

Art. 5.Met het oog op de uitvoering van de taken die bij het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en bij dit besluit opgelegd zijn aan NADO Vlaanderen en de Vlaamse Regering, zijn de federaties verplicht om, zodra ze er van op de hoogte zijn, aan NADO Vlaanderen elke wijziging van de volgende gegevens mee te delen over elitesporters die bij hen aangesloten zijn: 1° de voor- en achternaam;2° de geboortedatum en het geslacht;3° de contactgegevens van de elitesporter, met inbegrip van in voorkomend geval zijn gsm-nummer en e-mailadres, alsook elke wijziging ervan;4° de sportvereniging waarbij de elitesporter is aangesloten;5° de sportdiscipline. De minister kan ter zake bijkomstige bepalingen vaststellen.

Art. 6.De sportvereniging ziet toe op de naleving van elke uitsluiting of voorlopige schorsing van sporters of begeleiders, waarvan ze op de hoogte wordt gebracht of waarvan ze op de hoogte is. HOOFDSTUK 3. - Verboden lijst en TTN Afdeling 1. - Verboden lijst

Art. 7.De minister stelt de verboden lijst vast. Afdeling 2. - Oprichting, opdracht, samenstelling en vergoeding van de

TTN-commissie

Art. 8.§ 1. Een TTN-commissie met minstens zes leden wordt opgericht.

Die commissie is overeenkomstig art. 10 § 6, eerste lid van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 bevoegd voor de behandeling van de TTN-aanvragen en erkenning van TTN's toegekend door een andere ADO dan NADO Vlaanderen.

De TTN-commissie beslist elektronisch, bij meerderheid van stemmen van de leden. Het secretariaat van de TTN-commissie is gevestigd op het adres van NADO Vlaanderen. § 2. NADO Vlaanderen stelt de leden van de TTN-commissie aan volgens behoefte en wijst onder hen een voorzitter en een of meer plaatsvervangende voorzitters aan.

NADO Vlaanderen kan op verzoek van een lid een einde maken aan zijn mandaat of een lid van zijn opdracht ontheffen wegens tekortkomingen of wegens inbreuken op de waardigheid van de functie. § 3. Om aangesteld te kunnen worden als lid van de TTN-commissie moet de betrokkene voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° arts of master in de Geneeskunde zijn;2° houder zijn van een van de volgende diploma's: a) licentie in de Lichamelijke Opvoeding;b) master in de Lichamelijke Opvoeding en de Bewegingswetenschappen;c) bijzondere licentie in de Lichamelijke Opvoeding en de Sportgeneeskunde;d) licentie in de Sportgeneeskunde;e) getuigschrift van aanvullend onderwijs in de Sportgeneeskunde;f) master in de Sportgeneeskunde;3° een verklaring ondertekenen en aan NADO Vlaanderen bezorgen waarin de betrokkene er zich toe verbindt om: a) NADO Vlaanderen een geschreven verklaring te bezorgen, waarin ze hun persoonlijke en professionele banden met sporters, sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren meedelen;b) NADO Vlaanderen elk belangenconflict onmiddellijk te melden;4° met uitzondering van het geval waarbij de ontheffing op eigen aanvraag is gebeurd, niet het voorwerp geweest zijn van een ontheffing van zijn of haar opdracht binnen vijf jaar die voorafgaan aan het jaar waarop de aanvraag tot aanstelling betrekking heeft. § 4. De TTN-commissie kan zo nodig advies vragen aan externe specialisten, onder meer aan bijzondere specialisten in de zorg en behandeling van sporters met een handicap.

Voor de behandeling van een TTN-aanvraag door een sporter met een handicap heeft minstens één lid van de commissie bijzondere ervaring in de zorgverlening aan sporters met een handicap. § 5. Alle leden van de TTN-commissie, alsook het secretariaat en de externe specialisten behandelen de informatie die verkregen is in het kader van een TTN-aanvraag, met eerbiediging van het beroepsgeheim en van het vertrouwelijk karakter van die gegevens. § 6. Als een belangenconflict bij een lid van de commissie, dat voortkomt uit zijn activiteiten of functie, een onpartijdig oordeel onmogelijk maakt, mag het betrokken lid niet deelnemen aan de besluitneming in het dossier. Het lid brengt de voorzitter van de commissie of, als hij zelf de voorzitter is, de plaatsvervangende voorzitter of voorzitters op de hoogte van het belangenconflict en de onthouding van deelname aan de besluitneming. § 7. De meerderheid van de leden van de TTN-commissie mag geen controlearts zijn of operationele verantwoordelijkheid dragen binnen NADO Vlaanderen. § 8. De minister stelt de vergoedingen vast voor de leden van de TTN-commissie en voor de externe specialisten. Afdeling 3. - Aanvraag, toekenning en erkenning van een TTN

Art. 9.§ 1. Een sporter als vermeld in artikel 10, § 3, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, die conform artikel 10, § 1, van het voormelde decreet een TTN nodig heeft en onder de bevoegdheid van NADO Vlaanderen valt, moet die zo snel mogelijk, en in ieder geval minstens dertig dagen vóór hij hem nodig heeft, aanvragen, tenzij er sprake is van een uitzonderlijke of urgente situatie.

Elke TTN-aanvraag moet door de sporter worden ondertekend en via NADO Vlaanderen aan het secretariaat van de TTN-commissie bezorgd worden via fax, met de post of elektronisch met een formulier als vermeld in artikel 10, § 6, derde lid, van het voormelde decreet dat door de minister wordt vastgesteld en ter beschikking gesteld.

Bij het formulier, vermeld in het tweede lid, moeten de volgende twee zaken worden gevoegd: 1° een verklaring van een bevoegde en gekwalificeerde arts, waaruit blijkt dat de sporter de verboden stof of verboden methode in kwestie moet gebruiken om therapeutische redenen;2° een uitgebreide medische historiek, inclusief - indien mogelijk - documentatie van de arts die de oorspronkelijke diagnose heeft gesteld en de resultaten van alle onderzoeken, laboratoriumtests en beeldvormingsstudies die relevant zijn voor de aanvraag. De sporter moet een complete kopie bijhouden van het ondertekende TTN-aanvraagformulier en van alle stukken en gegevens die zijn ingediend ter ondersteuning van de aanvraag.

Een TTN-aanvraag zal door de TTN-commissie pas worden onderzocht na ontvangst van een correct ingevuld aanvraagformulier, vergezeld van alle relevante documenten. Onvolledige aanvragen worden met het oog op aanvulling en herindiening teruggestuurd naar de sporter.

De TTN-commissie kan de sporter of diens arts verzoeken om bijkomende informatie, onderzoeken of beeldvormingsstudies, of andere informatie die het noodzakelijk acht om de aanvraag van de sporter te kunnen evalueren. De TTN-commissie kan ook de hulp inroepen van andere medische of wetenschappelijke experts naargelang ze dat aangewezen acht.

Alle kosten die de sporter maakt om zijn TTN-aanvraag op te stellen en aan te vullen zoals vereist door de TTN-commissie, zijn ten laste van de sporter. § 2. Een volledig bevonden aanvraag wordt door het secretariaat van de TTN-commissie op elektronische wijze aan twee leden en aan de voorzitter of plaatsvervangende voorzitter van de TTN-commissie bezorgd.

De TTN-commissie moet zo snel mogelijk en, tenzij uitzonderlijke omstandigheden van toepassing zijn, binnen maximaal 21 dagen na ontvangst van een volledige aanvraag, beslissen of het de aanvraag al dan niet verleent. Als een TTN-aanvraag binnen een redelijke termijn die voorafgaat aan een evenement is ingediend, moet de TTN-commissie alle nodige inspanningen doen om zijn beslissing vóór de start van het evenement bekend te maken.

De beslissing van de TTN-commissie moet schriftelijk aan de sporter worden meegedeeld met het formulier, vermeld in artikel 10, § 6, derde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, dat wordt vastgesteld door NADO Vlaanderen.

De beslissing om een TTN te verlenen moet de dosis, frequentie, methode en duur vermelden voor de toediening van de verboden stof of verboden methode in kwestie waarvoor de TTN-commissie toestemming verleent, met vermelding van de klinische omstandigheden alsook eventuele voorwaarden die aan de houder van de TTN zijn opgelegd.

Een TTN zal voorafgaand aan de vervaldatum door NADO Vlaanderen worden ingetrokken als de sporter niet meteen voldoet aan eventuele vereisten of voorwaarden die zijn opgelegd door de TTN-commissie. Anderzijds kan een TTN ook worden herroepen na herziening door het WADA of na een beroepsprocedure.

Als een TTN wordt toegekend, waarschuwt NADO Vlaanderen de sporter dat die alleen geldt op nationaal niveau en niet geldig zal zijn als de sporter een elitesporter van internationaal niveau wordt of deelneemt aan internationale evenementen, tenzij de TTN erkend wordt door de internationale federatie of de organisator van het grote evenement. § 3. De TTN-commissie kan een kennisgeving publiceren dat ze automatisch TTN's erkent die krachtens artikel 4.4 van de Code zijn toegekend door bepaalde gespecificeerde ADO's, gemeld conform artikel 5.4 van de Internationale TTN-Standaard en bijgevolg beschikbaar zijn voor herziening door het WADA. Bij gebrek aan een automatische erkenning als vermeld in het eerste lid, moet de sporter die een door een andere ADO dan NADO Vlaanderen toegekende TTN wenst te gebruiken, bij de TTN-commissie een aanvraag tot erkenning indienen. De TTN-commissie erkent de TTN's die conform artikel 12 en 13 van dit besluit zijn toegekend door een andere ADO dan NADO Vlaanderen. De aanvraag van een erkenning verloopt volgens de procedure, vermeld in paragraaf 1 en 2. Afdeling 4. - Beroepsmogelijkheden

Art. 10.Als de sporter, vermeld in artikel 9, § 1 of § 3, tweede lid, de weigering, vermeld in artikel 9, § 2 of de weigering tot erkenning van een door een andere ADO verleende TTN, vermeld in artikel 9, § 3, betwist, kan hij overeenkomstig artikel 10, § 6, eerste lid van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving, op gemotiveerde wijze een heroverweging vragen aan de TTN-commissie, die daarover beslist in een volledig andere samenstelling.

Als de TTN-commissie de beslissing over een elitesporter van nationaal niveau herziet en een TTN toekent aan een elitesporter van nationaal niveau, kan deze beslissing door WADA aangevochten worden bij het TAS. Bij gebrek aan een beslissing van de TTN-commissie als vermeld in artikel 9, § 2, binnen de termijn van dertig dagen kan de betrokken sporter, overeenkomstig artikel 10, § 6, eerste lid Antidopingdecreet van 25 mei 2012, binnen veertien dagen na de laatste dag van de voormelde termijn van dertig dagen, een heroverweging vragen aan de TTN-commissie, die daarover beslist in een volledig andere samenstelling.

De procedure, vermeld in artikel 9, is van overeenkomstige toepassing op het verzoek tot heroverweging.

Art. 11.Na het uitoefenen van zijn recht tot het aanvragen van een heroverweging, kan de elitesporter van nationaal niveau overeenkomstig artikel 4.4 van de Code schriftelijk beroep aantekenen bij het WADA tegen: 1° de weigering, vermeld in artikel 9, § 2;2° het gebrek aan een beslissing van de TTN-commissie binnen dertig dagen na de ontvangst van de volledig bevonden aanvraag, vermeld in artikel 9. Het WADA kan de toekenning of weigering van de TTN of het gebrek aan beslissing herzien. Als het WADA de toekenning of weigering van een TTN herziet, kan de betrokken sporter of NADO Vlaanderen, beroep aantekenen bij het TAS overeenkomstig de voor het TAS geldende procedureregels. Als het WADA de beslissing tot weigering van een TTN niet herziet, kan de betrokken sporter beroep aantekenen bij het TAS overeenkomstig de voor het TAS geldende procedureregels. Afdeling 5. - Beoordeling van de therapeutische noodzaak

Art. 12.Een TTN voor het gebruik van een verboden stof of methode wordt alleen verleend voor een specifieke duur en als al de volgende criteria vervuld zijn: 1° de gezondheid van de sporter wordt in belangrijke mate geschaad als het gebruik van de verboden stof of verboden methode wordt geweerd tijdens de behandeling van een acute of chronische medische aandoening;2° het therapeutisch gebruik van de verboden stof of verboden methode levert naar alle waarschijnlijkheid geen bijkomende verbetering van de prestaties op, buiten wat kan worden verwacht bij het herstel van de normale gezondheidstoestand als gevolg van de behandeling van de acute of chronische medische aandoening;3° er is geen redelijk therapeutisch alternatief voor het gebruik van de verboden stof of verboden methode;4° de noodzaak van het gebruik van de verboden stof of verboden methode is geheel noch gedeeltelijk het gevolg van eerder gebruik, zonder TTN, van een stof of methode die op het ogenblik van het gebruik verboden was.

Art. 13.Een TTN kan niet worden verleend met terugwerkende kracht behalve in een van de volgende gevallen: 1° medische urgentie of verzorging van acute medische situaties;2° uitzonderlijke omstandigheden, waardoor er onvoldoende tijd of gelegenheid is om een TTN-aanvraag in te dienen of om het resultaat van de TTN-aanvraag af te wachten voorafgaand aan de dopingtest;3° als een breedtesporter op het ogenblik van de monsterneming melding maakt van het gebruik van de desbetreffende verboden stof of verboden methode aan de controlearts die het noteert op het dopingcontroleformulier;4° als het WADA en de TTN-commissie van oordeel zijn dat de toekenning van een retroactieve TTN aangewezen is. HOOFDSTUK 4. - Controleartsen, chaperons, controlelaboratoria en experten

Art. 14.Iedere persoon die aangewezen wil worden als controlearts, expert of chaperon, richt daarvoor een gemotiveerd verzoek aan de monsterafname-instantie.

De monsterafname-instantie staat in voor het ontwikkelen van de nodige kwalificaties en het verstrekken van de opleiding van controleartsen en chaperons die door haar aangewezen worden conform bijlage H van de Internationale Standaard voor Dopingtests en Onderzoeken.

Om als controlearts aangewezen te kunnen worden door NADO Vlaanderen, moet de betrokkene erkend zijn overeenkomstig artikel 15 van dit besluit of erkend zijn door de NADO van de Franse Gemeenschap, Duitstalige Gemeenschap of Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Om als chaperon aangewezen te kunnen worden door NADO Vlaanderen, moet de betrokkene voldoen aan de voorwaarden van artikel 16 van dit besluit of erkend zijn door de NADO van de Franse Gemeenschap, Duitstalige Gemeenschap of Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Het legitimatiebewijs, vermeld in artikel 19, § 4, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, wordt door NADO Vlaanderen uitgereikt aan de door haar aangewezen controleartsen en chaperons.

Iedere persoon die erkend wil worden als controlearts, richt daarvoor een gemotiveerd verzoek aan NADO Vlaanderen. Bij dit verzoek worden de nodige bewijsstukken gevoegd om aan te tonen dat aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, is voldaan.

De minister verleent de erkenning als controlearts afhankelijk van de behoeften. De erkenning is twee jaar geldig, tenzij ze voor de vervaldatum wordt ingetrokken.

Controleartsen die door andere monsterafname-instanties dan NADO Vlaanderen worden aangesteld, worden geacht erkend te zijn.

Elk WADA-geaccrediteerd en door WADA goedgekeurd laboratorium kan aangewezen worden als controlelaboratorium.

Art. 15.§ 1. Om als controlearts door de minister erkend te kunnen worden, moet de betrokkene: 1° aan de twee volgende cumulatieve voorwaarden voldoen: a) arts of master in de Geneeskunde zijn of over een gelijkwaardig diploma beschikken;b) houder zijn van een van de volgende diploma's of gelijkwaardige diploma's: 1) licentie in de Lichamelijke Opvoeding;2) master in de Lichamelijke Opvoeding en de Bewegingswetenschappen;3) bijzondere licentie in de Lichamelijke Opvoeding en de Sportgeneeskunde;4) licentie in de Sportgeneeskunde;5) getuigschrift van aanvullend onderwijs in de Sportgeneeskunde;6) master in de Sportgeneeskunde;2° een door NADO Vlaanderen georganiseerde of als gelijkwaardig erkende theoretische en praktische opleiding volgen waarbij de volledige procedures van alle soorten van controleactiviteiten waarvoor de erkenning zal gelden, aan bod komen, en daarvan een of meer theoretische of praktische proeven op minstens voldoende wijze afleggen;3° minstens eenmaal als waarnemer een dopingtest hebben bijgewoond en vervolgens op minstens voldoende wijze een dopingtest hebben uitgevoerd onder rechtstreeks toezicht en verantwoordelijkheid van een controlearts die een ADO heeft aangewezen.Het toezicht houden bij de monsterafname hoort hier niet bij; 4° een verklaring ondertekenen en aan NADO Vlaanderen bezorgen waarin hij zich ertoe verbindt om: a) NADO Vlaanderen altijd schriftelijk of elektronisch al zijn persoonlijke en professionele banden met sporters, sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren mee te delen;b) NADO Vlaanderen elk belangenconflict onmiddellijk te melden en zich te onthouden van het aanvaarden van controleopdrachten op sporters met wie hij een persoonlijke band heeft en zich te onthouden van controleopdrachten bij sportverenigingen waar hij een professionele band mee heeft;c) zich bij het uitoefenen van zijn taak als controlearts passend te gedragen;d) alle gegevens die hij in het kader van zijn taak als controlearts ontvangt, strikt vertrouwelijk te behandelen;5° met uitzondering van het geval waarbij de intrekking van zijn erkenning op eigen aanvraag is gebeurd, niet het voorwerp geweest zijn van een intrekking van zijn erkenning als controlearts binnen vijf jaar die voorafgaan aan het jaar waarop de aanvraag tot erkenning betrekking heeft. § 2. Om de erkenning als controlearts te kunnen behouden of te hernieuwen moet de betrokkene: 1° jaarlijks deelnemen aan ten minste een vormingsactiviteit die door of op initiatief van NADO Vlaanderen is georganiseerd of als gelijkwaardig is erkend, en slagen voor een of meer theoretische of praktische proeven;2° elke wijziging in de banden, vermeld in paragraaf 1, 4°, a), binnen dertig dagen na de wijziging schriftelijk aan NADO Vlaanderen meedelen;3° de verklaring, vermeld in paragraaf 1, 4°, naleven;4° de erkenningsvoorwaarden, instructies van NADO Vlaanderen en alle bepalingen van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en dit besluit naleven.

Art. 16.Om als chaperon door NADO Vlaanderen aangewezen te kunnen worden, moet de betrokkene erkend zijn door de NADO van de Franse Gemeenschap, Duitstalige Gemeenschap of Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of aan de volgende voorwaarden voldoen: Voor de aanstelling als chaperon: 1° meerderjarig zijn;2° een door NADO Vlaanderen georganiseerde of als gelijkwaardig erkende theoretische en praktische opleiding volgen waarbij de volledige procedures van alle soorten van controleactiviteiten waarvoor de accreditatie zal gelden, aan bod komen, en daarvan een of meer theoretische of praktische proeven op minstens voldoende wijze afleggen;3° een verklaring ondertekenen en aan NADO Vlaanderen bezorgen waarin hij zich ertoe verbindt om: a) NADO Vlaanderen altijd schriftelijk of elektronisch al zijn persoonlijke en professionele banden met sporters, sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren mee te delen;b) NADO Vlaanderen elk belangenconflict onmiddellijk te melden en zich te onthouden van het aanvaarden van opdrachten om op te treden als chaperon bij sporters met wie hij een persoonlijke band heeft en zich te onthouden van opdrachten bij sportverenigingen waar hij een professionele band mee heeft;c) zich bij het uitoefenen van zijn taak als chaperon passend te gedragen;d) alle gegevens die hij in kader van zijn taak als chaperon ontvangt strikt vertrouwelijk te behandelen;4° met uitzondering van het geval waarbij de intrekking op eigen aanvraag is gebeurd, niet het voorwerp geweest zijn van een intrekking van zijn accreditatie binnen vijf jaar die voorafgaan aan het jaar waarop de aanvraag tot accreditatie betrekking heeft. Na de aanstelling als chaperon moet de betrokkene: 1° jaarlijks deelnemen aan ten minste een vormingsactiviteit die door of op initiatief van NADO Vlaanderen is georganiseerd of als gelijkwaardig is erkend, en slagen voor een of meer theoretische of praktische proeven;2° elke wijziging in de banden, vermeld in paragraaf 1, 3°, a), binnen dertig dagen schriftelijk of elektronisch aan NADO Vlaanderen meedelen;3° de verklaring, vermeld in paragraaf 1, 3°, naleven;4° de voorwaarden in dit artikel, instructies van de controlearts en alle andere toepasselijke bepalingen van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en dit besluit naleven.

Art. 17.In afwijking van artikel 15 en 16 kunnen de personeelsleden van NADO Vlaanderen die een rechtstreekse verantwoordelijkheid dragen op het vlak van de preventie en bestrijding van doping in de sport, en die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 15 en 16, met uitzondering van de proeven, vermeld in artikel 15 en 16, erkend worden als controlearts en een legitimatiebewijs verkrijgen als controlearts of chaperon.

Art. 18.Om als expert aangewezen te kunnen worden, moet de betrokkene: 1° aan de volgende voorwaarden voldoen: a) voor de aanduiding als expert inzake de bloedmodulekennis hebben van klinische hematologie, sportgeneeskunde of inspanningsfysiologie;b) voor de aanduiding als expert inzake de steroïdenmodule: kennis hebben van labo-analyse, steroïdendoping of endocrinologie;2° zich ertoe verbinden om: a) NADO Vlaanderen altijd schriftelijk of elektronisch al zijn persoonlijke en professionele banden met sporters, sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren mee te delen;b) NADO Vlaanderen elk belangenconflict onmiddellijk te melden;c) zich bij het uitoefenen van zijn taak als expert passend te gedragen;d) alle gegevens die hij ontvangt in het kader van zijn taak als expert, strikt vertrouwelijk te behandelen.

Art. 19.De besluiten over de erkenning van controleartsen worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 20.De minister stelt de vergoedingen vast voor de prestaties en onkosten van de controleartsen, controlelaboratoria, de chaperons en de experten. HOOFDSTUK 5. - Dopingcontroles Afdeling 1. - De monsterneming

Onderafdeling 1. - Voorbereiding van de monsterneming

Art. 21.In dit artikel wordt verstaan onder analyseopdracht: de opdracht aan het controlelaboratorium om de bij een dopingtest afgenomen monsters te analyseren.

De opdrachtgever die een dopingcontrole wil uitvoeren, formuleert daarvoor een controleopdracht aan de controlearts of, als de opdrachtgever niet de monsterafname-instantie is, aan de monsterafname-instantie. De analyseopdracht, die bestemd is voor het controlelaboratorium, wordt als bijlage bij de controleopdracht gevoegd.

Voor zover redelijkerwijs mogelijk, moeten dopingcontroles worden gecoördineerd via ADAMS of een ander door het WADA goedgekeurd systeem om de efficiëntie van de gezamenlijke dopingcontroles te optimaliseren en onnodige herhaling van dopingcontroles te vermijden.

De opdrachtgever bepaalt welke gegevens de controleopdracht en de analyseopdracht bevatten.

De controlearts of de chaperon kan niet optreden voor een controleopdracht waarbij de controleopdracht zou kunnen worden beïnvloed door een persoonlijke betrokkenheid of door banden met de sporter, de sportvereniging of sportactiviteit in kwestie.

Art. 22.§ 1. De aangewezen controlearts organiseert en ziet toe op het goede verloop van de dopingcontrole en de monsterneming.

De monsterafname-instantie wijst, afhankelijk van de behoeften, de chaperons aan die de controlearts zullen bijstaan bij de dopingcontrole en de monsterneming. § 2. De controlearts of chaperon die de dopingcontrole uitvoert, legitimeert zich zo nodig aan de hand van zijn legitimatiebewijs, dat daarvoor wordt uitgereikt door de monsterafname-instantie.

De controlearts moet over de officiële documenten beschikken die hem door de opdrachtgever werden bezorgd en waaruit blijkt dat hij en zijn chaperons bevoegd zijn om monsters af te nemen bij de sporters. De controlearts moet ook een bijkomend identificatiebewijs kunnen voorleggen met daarop zijn naam en foto alsook de vervaldatum van het identificatiebewijs. § 3. De controlearts kan een of meer taken die hem zijn toegewezen, delegeren aan een aangewezen chaperon, met uitzondering van de organisatie en het toezicht op het goede verloop van de dopingcontrole en de monsterneming.

Art. 23.Voor een monsterneming binnen wedstrijdverband moet de controlearts bij de monsterneming rekening houden met het normale verloop van de wedstrijd.

Voor een monsterneming buiten wedstrijdverband kan de controlearts beslissen om, als de sporter weigert om de monsterneming te laten uitvoeren in de woning van de sporter, in een redelijke nabijheid, een andere geschikte plaats voor de controle aan te wijzen waarnaar de betrokken sporter zich, onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht van de controlearts of chaperon die hem bijstaat, moet begeven.

Onderafdeling 2. - Aanwijzing en oproep van de sporters voor monsterneming

Art. 24.Zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid voor de controlearts om voorafgaand te overleggen met de afgevaardigde van de sportvereniging of met de organisator van de wedstrijd in kwestie, wijst de controlearts volgens zijn controleopdracht de sporters aan die zich voor een monsterneming moeten aanbieden.

Bij een vermoeden van dopingpraktijken kan de controlearts op eigen initiatief een of meer sporters aanvullend aanwijzen voor een monsterneming.

Art. 25.De sporter moet als eerste op de hoogte gebracht worden dat hij is geselecteerd voor een monsterneming, tenzij voorafgaand contact met een derde is vereist aangezien het een minderjarige sporter of een sporter met een handicap betreft en bijstand van deze derde nodig is om de sporter te helpen identificeren of de sporter te informeren over het feit dat hij een monster moet afstaan.

De opdrachtgever of, in geval van NADO Vlaanderen, de minister, kan vanwege het specifieke karakter van bepaalde wedstrijden andere werkwijzen van oproeping bepalen.

Als het eerste contact is gelegd, moet de persoon die de sporter oproept, hem de volgende informatie meedelen: 1° de verplichting om een monster af te staan;2° de bevoegdheid waaronder de dopingcontrole plaatsvindt;3° het type monsterneming en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij de monsterneming;4° de rechten van de sporter, met inbegrip van het recht om: a) zich te laten bijstaan door een persoon van zijn keuze en een tolk, als dat nodig en mogelijk is;b) bijkomende informatie te vragen over de procedure van de dopingcontrole;c) wegens de redenen, vermeld in artikel 27, uitstel te vragen voor de aanmelding in het dopingcontrolestation;d) voor een minderjarige sporter of voor een sporter met een handicap, wijzigingen in de monsterafnameprocedure te vragen overeenkomstig artikel 27;e) informatie te vragen over de mogelijke gevolgen van een verzuim van naleving van de procedures van de dopingcontrole;5° de plichten van de sporter, waaronder de plicht om: a) onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht van de controlearts of chaperon te blijven, vanaf het moment van de kennisgeving dat hij een dopingcontrole moet ondergaan tot de voltooiing van de monsterneming, tenzij, de controle niet onaangekondigd is;b) een monster met een voor analyse geschikte dichtheid te verstrekken;c) een officieel identificatiebewijs met foto voor te leggen;d) te voldoen aan de monsterafnameprocedures;e) zich onmiddellijk aan te melden in het dopingcontrolestation voor een monsterneming, behalve als hij een geldige reden tot uitstel heeft als vermeld in artikel 27;6° de locatie van het dopingcontrolestation;7° dat het voorafgaand consumeren van voedsel en drank op risico van de sporter is en dat buitensporige rehydratatie in elk geval vermeden moet worden;8° dat het verboden is om te urineren voor het monster afgestaan wordt, en dat aan de controlearts en de chaperons de eerst uitgescheiden urine moet worden verschaft sinds de oproep tot de dopingcontrole. In het derde lid, 5°, b), wordt verstaan onder voor analyse geschikte dichtheid: de dichtheid gemeten op 1,005 of hoger met een refractometer, of op 1,010 of hoger met teststaafjes.

Art. 26.§ 1. Wanneer contact is opgenomen, moet de controlearts of chaperon al de volgende handelingen stellen: 1° vanaf het ogenblik van dit contact tot het ogenblik waarop de sporter het dopingcontrolestation na zijn monsterafnameprocedure verlaat, de sporter te allen tijde onder toezicht houden;2° zich identificeren tegenover de sporter;3° de identiteit van de sporter bevestigen aan de hand van een officieel identificatiebewijs met foto. § 2. De controlearts of chaperon laat de sporter het oproepingsformulier ondertekenen, waarmee de sporter aantoont dat hij de kennisgeving, vermeld in artikel 25, derde lid, erkent en aanvaardt. De sporter en de kennisgevende controlearts of chaperon ondertekenen het oproepingsformulier. Het wordt tegen ontvangstbewijs overhandigd aan de sporter.

Als de sporter weigert de oproeping te tekenen of de kennisgeving, vermeld in artikel 25, derde lid, omzeilt, moet de persoon die de sporter oproept, indien mogelijk, de sporter informeren over de gevolgen van een weigering. De controlearts zal de opdrachtgever daarvan op de hoogte brengen in een gedetailleerd verslag.

Art. 27.§ 1. De sporter meldt zich onmiddellijk na de oproeping aan in het dopingcontrolestation.

De controlearts of chaperon kan, op verzoek van de sporter, toestaan dat de sporter zich niet onmiddellijk in het dopingcontrolestation aanbiedt of het dopingcontrolestation tijdelijk verlaat na erkenning of aanvaarding van de oproeping, op voorwaarde dat de sporter onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht blijft van de controlearts of een chaperon en voor een van de volgende activiteiten: 1° deelname aan een uitreikingsceremonie;2° vervullen van mediaverplichtingen;3° deelname aan verdere wedstrijden;4° uitvoeren van een warm-down;5° krijgen van de nodige medische verzorging;6° opsporen van een persoon die de minderjarige sporter of sporter met een handicap bijstaat, of van een tolk;7° verkrijgen van een officieel identificatiebewijs met foto;8° bij een dopingcontrole buiten wedstrijdverband, afwerken van een trainingssessie;9° andere redelijke omstandigheden zoals bepaald door de controlearts, met inachtneming van eventuele instructies van de opdrachtgever. § 2. De controlearts of chaperon moet alle redenen voor het uitstellen van de aanmelding bij het dopingcontrolestation en/of voor het verlaten van het dopingcontrolestation waarvoor verder onderzoek door de opdrachtgever nodig kan zijn, documenteren. Elk verzuim van de sporter om onder permanent toezicht te blijven, moet ook worden geregistreerd.

Een controlearts of chaperon moet een verzoek tot uitstel van een sporter weigeren als de sporter tijdens dat uitstel niet onder permanent toezicht kan blijven.

Als de sporter de aanmelding bij het dopingcontrolestation om enige andere reden dan een van de redenen, vermeld in paragraaf 1, uitstelt, maar toch nog vóór het vertrek van de controlearts aankomt, is het aan de controlearts om te beslissen of hij dit al dan niet als een mogelijk verzuim van naleving behandelt. Indien enigszins mogelijk, moet de controlearts de monsterafname voortzetten en de details van het uitstel van de sporter om zich bij het dopingcontrolestation te melden, documenteren.

Als een controlearts of chaperon ook maar iets opmerkt dat de monsterafname zou kunnen compromitteren, moet de controlearts de omstandigheden ervan melden en documenteren. Als de controlearts dit gepast acht, moet hij overwegen of het gepast is om een bijkomend monster bij de sporter af te nemen.

Art. 28.De controlearts of een chaperon brengen de opdrachtgever met een gedetailleerd verslag op de hoogte van ieder mogelijk verzuim van naleving die ze in het kader van de oproep van de sporter voor de monsterneming vaststellen.

Een verzuim van naleving kan bestaan uit: 1° het niet beschikken over een officieel identificatiebewijs met foto;2° het weigeren de oproeping te tekenen of het omzeilen van de kennisgeving, vermeld in artikel 25, derde lid;3° een uitstel van onmiddellijke aanmelding of het vroegtijdig verlaten van het dopingcontrolestation;4° een verzuim van de sporter om onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht van de controlearts of chaperon te blijven;5° andere omstandigheden die de monsterneming kunnen beïnvloeden. Onderafdeling 3. - De eigenlijke monsterneming

Art. 29.De controlearts moet gebruikmaken van een dopingcontrolestation dat op zijn minst de privacy, veiligheid en hygiëne van de sporter garandeert en dat uitsluitend als dopingcontrolestation wordt gebruikt voor de duur van de monsterafnameprocedure. De controlearts moet alle belangrijke afwijkingen van deze criteria registreren.

In het dopingcontrolestation of in een afzonderlijke ruimte ernaast is een toilet aanwezig, dat uitsluitend bruikbaar is voor de monsterafname, en een wachtruimte.

Art. 30.In de nabijheid, te beoordelen door de controlearts, van de plaats waar de wedstrijd plaatsvindt, houdt de organisator een afzonderlijke ruimte ter beschikking die aan de vereisten voldoet om als dopingcontrolestation te dienen.

De organisator zorgt voor voldoende ongeopende flessen niet-alcoholische drank om de sporter de mogelijkheid te geven om te hydrateren.

Bij afwezigheid van een door de organisator ter beschikking gestelde voldoende ingerichte ruimte bepaalt de controlearts de plaats van de monsterneming, in overeenstemming met de vereisten van privacy, hygiëne en veiligheid.

Art. 31.Zonder de identiteit, veiligheid en integriteit van het monster in het gedrang te brengen, zijn voor sporters met een handicap de volgende wijzigingen in de monsterafnameprocedure toegelaten: 1° het gebruik van door de controlearts aanvaard aangepast materiaal en door de controlearts aanvaarde aangepaste voorzieningen voor de monsterneming;2° na toelating van de sporter en de controlearts, bijstand bij de monsterneming door een persoon naar keuze van de sporter of door bevoegd personeel, voor de sporter met een intellectuele, fysieke of sensorische handicap;3° alle overige wijzigingen die de situatie naar het oordeel van de controlearts vereist. Sporters die een sonde of afvoersysteem gebruiken, zijn verplicht om alle resterende urine uit dergelijke systemen te verwijderen vooraleer een monster te verschaffen voor analyse. Waar mogelijk, moet een ongebruikte sonde of ongebruikt afvoersysteem gebruikt worden. Het is de verantwoordelijkheid van de sporter om hierover te beschikken.

Zonder de identiteit, veiligheid en integriteit van het monster in het gedrang te brengen, is de controlearts of chaperon verplicht de minderjarige in het bijzijn van een volwassene op te roepen voor de monsterneming en zijn voor minderjarige sporters de volgende wijzigingen in de monsterafnameprocedure toegelaten: 1° het recht op bijstand door een ouder, voogd of degene die de minderjarige onder zijn bewaring heeft, uitgezonderd tijdens het afscheiden van urine, behalve op verzoek van de minderjarige.De bedoeling is ervoor te zorgen dat de controlearts op een correcte manier toezicht houdt op het afstaan van het monster. Zelfs als de minderjarige bijstand van een vertegenwoordiger afwijst, moeten de controlearts en chaperon overwegen of een andere derde al dan niet aanwezig moet zijn tijdens de kennisgeving en monsterafname. Als de minderjarige zich niet op dat recht beroept, wordt dat in het dopingcontroleformulier opgenomen; 2° de locatie voor alle dopingcontroles buiten wedstrijdverband is bij voorkeur een locatie waar een volwassene waarschijnlijk aanwezig zal zijn, zoals een trainingslocatie;3° alle overige wijzigingen die de situatie naar het oordeel van de controlearts vereist.

Art. 32.De monsterafname-instantie moet criteria bepalen voor wie tijdens de monsterafnameprocedure naast de controlearts en chaperons aanwezig mag zijn. Deze criteria moeten minstens het volgende omvatten: 1° het recht van een sporter om zich tijdens de monsterafnameprocedure te laten vergezellen door een vertegenwoordiger en/of tolk, behalve als de sporter een urinemonster afstaat;2° het recht van een minderjarige sporter en het recht van de controlearts of chaperon die als getuige optreedt, om een vertegenwoordiger toezicht te laten houden op de controlearts of chaperon die als getuige optreedt wanneer de minderjarige sporter een urinemonster afstaat, maar zonder dat de vertegenwoordiger het afstaan van het monster rechtstreeks observeert, tenzij de minderjarige sporter daarom vraagt;3° het recht van een sporter met een handicap om vergezeld te worden van een vertegenwoordiger;4° een waarnemer van het WADA, voor zover dat van toepassing is krachtens het adviesprogramma voor evenementen.De waarnemer van het WADA zal het afstaan van een urinemonster niet rechtstreeks observeren.

Indien de monsterafname-instantie NADO Vlaanderen is, hebben alleen de bovenstaande personen, en bijkomende personen, toegelaten door de controlearts het recht om aanwezig te zijn bij de monsterafnameprocedure.

Art. 33.De controlearts en chaperons mogen alleen gebruikmaken van monsterafnamemateriaal dat op zijn minst aan al de volgende voorwaarden voldoet: 1° het omvat een uniek nummeringssysteem voor alle flesjes, houders, buisjes of andere items die worden gebruikt om het monster te verzegelen;2° het heeft een afsluitsysteem waarmee niet geknoeid kan worden;3° het verzekert dat de identiteit van de sporter niet van het materiaal zelf kan worden afgeleid;4° het verzekert dat al het materiaal proper en verzegeld is vóór het door de sporter wordt gebruikt.

Art. 34.De handelingen die vereist zijn voor de monsterneming, worden door de sporter verricht, tenzij de sporter toestemming geeft aan de controlearts om die handelingen uit te voeren. Dat laatste wordt in voorkomend geval op het dopingcontroleformulier genoteerd.

Art. 35.§ 1. De afname van urinemonsters verloopt volgens de volgende procedure: 1° de sporter kiest een verzegelde opvangbeker uit een groep van dergelijke bekers, opent die, vergewist zich ervan dat hij leeg en proper is, en vult hem met minstens negentig milliliter urine onder het visuele toezicht van een lid van het dopingcontroleteam, dat van hetzelfde geslacht is;2° de sporter kiest een analysekit uit een groep verzegelde kits, die bestaat uit twee flesjes met hetzelfde codenummer, gevolgd door de letter "A" voor het eerste flesje, en de letter "B", voor het tweede flesje.Hij opent die en kijkt na of de flesjes leeg en proper zijn.

Hij giet ten minste dertig milliliter urine in flesje B, en ten minste zestig milliliter urine in het flesje A. Hij behoudt enkele urinedruppels in de opvangbeker. Hij sluit beide flesjes hermetisch, en kijkt na of er geen lekken zijn; 3° de controlearts meet de soortelijke dichtheid van de urine die in de opvangbeker overblijft.Als uit het lezen blijkt dat het monster niet de soortelijke dichtheid heeft die voor de analyse in een controlelaboratorium noodzakelijk is, moet de controlearts een nieuwe urinemonsterneming eisen. De procedure, vermeld in punt 1° en 2°, wordt gevolgd voor de nieuwe monsterneming; 4° de controlearts kijkt na of het codenummer dat op de sluitdoppen en op flesje A en B vermeld is, hetzelfde is.Het codenummer wordt op het dopingcontroleformulier geschreven. De sporter kijkt na of het codenummer dat vermeld is op de sluitdoppen en op flesje A en B, hetzelfde is als het codenummer dat op het dopingcontroleformulier vermeld is; 5° de controlearts verwijdert, voor de ogen van de sporter, de overblijvende urine die niet voor het controlelaboratorium bestemd is. § 2. Als de sporter minder dan negentig milliliter urine aflevert, brengt de controlearts de sporter op de hoogte van de plicht om een bijkomend monster af te leveren tot het minimumvolume van negentig milliliter is bereikt.

De controlearts laat de sporter materiaal voor de gedeeltelijke monsterneming en een monsternemingskit kiezen. De sporter controleert of al het materiaal goed verzegeld is en niet vatbaar is voor vervalsing. Als dat niet het geval is, kiest hij ander materiaal. Na controle van alle codenummers die vermeld worden op het dopingcontroleformulier, wordt de urine in het flesje A gegoten en tijdelijk verzegeld op de wijze die de controlearts vraagt. Het flesje A wordt door de controlearts bewaard.

Bij een onaangekondigde dopingcontrole blijft de sporter onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht van een lid van het dopingcontroleteam terwijl hij wacht om een bijkomend monster af te staan.

Als de sporter in staat is om een bijkomend monster af te staan, wordt de procedure voor de monsterneming van urine herhaald en beëindigd als een toereikend volume is afgestaan.

Art. 36.De afname van bloedmonsters verloopt volgens de volgende procedure: 1° voor hij overgaat tot de bloedafname, zorgt de controlearts ervoor dat de sporter zich minstens tien minuten in een comfortabele positie kan bevinden;2° de controlearts laat de sporter de opvangbuisjes en monsternemingskits kiezen die nodig zijn voor de monsterneming.De sporter kan die kiezen uit een aantal goed verpakte opvangbuisjes en monsternemingskits die hem aangeboden worden. De sporter kijkt na of de gekozen opvangbuisjes en kits goed verpakt zijn. Als de sporter niet tevreden is met het gekozen materiaal, kan hij ander materiaal uitkiezen; 3° het materiaal voor de afname van het bloedmonster bestaat uit: a) één of meer opvangbuisjes die bestemd zijn voor de monsterneming;b) één of meer monsternemingskits waarin elk opvangbuisje apart verzegeld kan worden;4° de codenummers op het materiaal worden gecontroleerd en worden genoteerd op het dopingcontroleformulier.Als de nummers niet overeenstemmen, kan de sporter ander materiaal kiezen; 5° de huid wordt door de controlearts gereinigd met een steriel ontsmettingsdoekje op de plaats waar de bloedafname gedaan zal worden. Voor de bloedafname wordt een plaats op het lichaam gekozen waar ze geen nadelig gevolg kan hebben voor de sporter en zijn prestatie. De controlearts moet het bloedmonster uit een oppervlakkige ader in het opvangbuisje laten lopen. Voor zover nodig zal een knelband aangelegd worden voor de bloedafname. De knelband wordt in voorkomend geval onmiddellijk verwijderd na de aderpunctie; 6° de controlearts neemt de nodige hoeveelheid bloed van de sporter af, zorgt ervoor dat de flesjes voldoende gevuld zijn en keert, nadat de bloedtoevoer in de flesjes stopt, de buisjes zachtjes drie keer om;7° als de hoeveelheid bloed die tijdens de eerste poging bij de sporter kan worden afgenomen, niet volstaat, moet de controlearts de procedure herhalen.Er mogen maximaal drie pogingen worden ondernomen.

Als alle pogingen mislukken, moet de controlearts de bloedafnameprocedure beëindigen en de reden daarvan noteren op het dopingcontroleformulier; 8° de controlearts brengt een pleister aan op de plaats van de punctie;9° als het monster verdere behandeling ter plaatse vereist, zoals centrifugering, moet de sporter toezicht blijven houden op het monster tot het in een veilige verzegelde kit is gestoken;10° de opvangbuisjes worden in de daarvoor bestemde monsternemingskits verzegeld.

Art. 37.§ 1. Bij elke monsterneming worden de bevindingen vastgelegd in een dopingcontroleformulier, volgens het model dat wordt vastgesteld door de opdrachtgever.

In geval van twijfel over de oorsprong of de authenticiteit van het monster moet aan de sporter worden gevraagd om een bijkomend monster te verstrekken. Weigert de sporter een bijkomend monster te verstrekken, dan moet de controlearts de omstandigheden van de weigering gedetailleerd documenteren.

De controlearts moet de sporter de mogelijkheid bieden om eventuele opmerkingen die hij heeft over het verloop van de monsterafnameprocedure, te documenteren. § 2. Tijdens de monsterafnameprocedure moet, indien van toepassing, op zijn minst de volgende informatie worden geregistreerd: 1° datum, tijdstip en of het een aangekondigde of onaangekondigde dopingcontrole betreft;2° tijdstip van aankomst bij het dopingcontrolestation;3° datum en tijdstip waarop de monsterafnameprocedure werd beëindigd;4° de naam van de sporter;5° de geboortedatum van de sporter;6° het geslacht van de sporter;7° het thuisadres, e-mailadres en telefoonnummer van de sporter;8° de sport en sportdiscipline die de sporter beoefent;9° de naam van de coach en de dokter van de sporter;10° het codenummer van het monster;11° het type monster;12° of de test binnen of buiten wedstrijdverband plaatsvindt;13° de naam en handtekening van de controlearts en chaperon die als getuige optreedt;14° indien van toepassing, de naam en handtekening van de chaperon die door de monsterafname-instantie gemachtigd is om een bloedmonster af te nemen;15° vereiste informatie voor het controlelaboratorium over het monster;16° medicatie en voedingssupplementen die binnen een voorafgaande periode van zeven dagen werden ingenomen en, wanneer het gaat om een bloedmonster, bloedtransfusies uitgevoerd binnen een voorafgaande periode van drie maanden, volgens de verklaringen van de sporter;17° eventuele onregelmatigheden in de procedures;18° opmerkingen van de sporter betreffende het verloop van de monsterafnameprocedure, zoals verklaard door de sporter;19° toestemming van de sporter om gegevens van de monsterafname te verwerken;20° al dan niet toestemming van de sporter om het monster of de monsters te gebruiken voor onderzoeksdoeleinden;21° indien van toepassing, de naam en handtekening van de persoon die de sporter bijstaat als voorzien in artikel 31;22° de naam en handtekening van de sporter;23° de naam en handtekening van de controlearts en chaperon;24° de naam van de opdrachtgever;25° de naam van de monsterafname-instantie;26° de naam van de instantie bevoegd voor resultatenbeheer. Bij bloedafnames voor het opstellen van een biologisch paspoort moet ook de in artikel 57 vermelde informatie worden geregistreerd. § 3. Aan het eind van de monsterafnameprocedure moeten de sporter en de controlearts de nodige documenten ondertekenen om aan te geven dat ze ervan overtuigd zijn dat de documenten de gegevens over de monsterafnameprocedure van de sporter accuraat weergeven, inclusief de opmerkingen die de sporter eventueel heeft geformuleerd. De eventuele vertegenwoordiger van de sporter en de sporter moeten deze documenten allebei ondertekenen als de sporter minderjarig is. Andere aanwezige personen die een formele rol hebben gespeeld tijdens de monsterafnameprocedure bij de sporter kunnen de documenten ondertekenen als getuigen van de procedure.

De controlearts moet de sporter een kopie bezorgen van de documenten betreffende de monsterafnameprocedure die door de sporter werden ondertekend. § 4. Elke gedrag van de sporter of van personen die met de sporter omgaan of elke onregelmatigheid die de monsterneming zou kunnen compromitteren, moet door de controlearts in detail worden beschreven in een schriftelijk rapport, en wordt aan de opdrachtgever bezorgd. § 5. De controlearts moet ervoor zorgen dat de afgenomen monsters en bijbehorende documenten zo worden opgeslagen dat de integriteit, identiteit en veiligheid ervan verzekerd zijn voor ze het dopingcontrolestation verlaten.

Art. 38.In dit artikel wordt verstaan onder beheersketen: de opeenvolging van individuen of organisaties die verantwoordelijk zijn voor het beheer van een monster vanaf het moment dat het monster wordt afgestaan tot het moment waarop het monster voor analyse bij het controlelaboratorium wordt afgeleverd.

Wanneer het monster het dopingcontrolestation verlaat, moet iedere overdracht van de bewaring van het monster tussen personen worden gedocumenteerd in een formulier vastgelegd door de opdrachtgever, tot het monster zijn voorziene bestemming bereikt.

De monsters moeten zo worden vervoerd dat de kans op degradatie van het monster ten gevolge van vertragingen en extreme temperaturen tot een minimum beperkt wordt. Bloedmonsters moeten vervoerd worden bij een temperatuur tussen 2° en 12° Celsius.

Documentatie die de sporter identificeert, mag niet samen met de monsters of documentatie worden verstuurd naar het controlelaboratorium.

De monsterafname-instantie moet ervoor zorgen dat de beheersketen gedetailleerd wordt gedocumenteerd en dat, waar nodig, instructies voor het type analyse dat moet worden uitgevoerd worden verstrekt aan het daarvoor belaste controlelaboratorium. Verder moet de opdrachtgever aan het controlelaboratorium de nodige informatie verstrekken met het oog op de rapportage van de resultaten en statistische doeleinden als vermeld in artikel 37, § 2, 3°, 6°, 8°, 10°, 11°, 12°, 15°, 16°, 24°, 25° en 26°.

De controlearts moet alle relevante documentatie betreffende de monsterafnameprocedure naar de monsterafname-instantie sturen via de vervoersmethode die door de monsterafname-instantie werd goedgekeurd, zodra dat uitvoerbaar is na het doorlopen van de monsterafnameprocedure.

Als de monsters met de bijbehorende documentatie of de documentatie betreffende de monsterafnameprocedure niet op hun respectieve voorziene bestemmingen aankomen, of als de integriteit of identiteit van een monster tijdens het vervoer gecompromitteerd is, moet de monsterafname-instantie de beheersketen controleren, en overwegen of de monsters al dan niet ongeldig moeten worden verklaard.

Documentatie betreffende een monsterafnameprocedure of een overtreding van de antidopingregels moet door de monsterafname-instantie worden bewaard gedurende de periode gespecificeerd in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 39.De monsters die bij een sporter worden afgenomen, zijn de eigendom van de opdrachtgever.

De opdrachtgever kan op verzoek het eigendomsrecht van de monsters overdragen naar de instantie voor resultatenbeheer of naar een andere antidopingorganisatie. Afdeling 2. - De analyse

Art. 40.§ 1. Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 mogen monsters uitsluitend worden geanalyseerd in controlelaboratoria. De keuze van het controlelaboratorium komt toe aan de opdrachtgever.

Andere dopingpraktijken kunnen worden aangetoond met analyseresultaten van andere laboratoria. § 2. De controlelaboratoria moeten de monsters analyseren en verslag uitbrengen over de resultaten conform de Internationale Standaard voor Laboratoria. Om effectieve dopingcontroles te garanderen, moeten in het technisch document, vermeld in artikel 15, § 1, vierde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, monsteranalysemenu's worden opgenomen die gebaseerd zijn op risicobeoordelingen en die geschikt zijn voor bepaalde sporten en sportdisciplines, en moeten de controlelaboratoria de monsters analyseren in overeenstemming met die menu's, met uitzondering van het volgende: 1° antidopingorganisaties kunnen verlangen dat controlelaboratoria hun monsters analyseren op basis van uitgebreidere menu's dan die welke in het technische document zijn beschreven;2° antidopingorganisaties kunnen verlangen dat laboratoria hun monsters analyseren op basis van minder uitgebreide menu's dan die welke in het technische document zijn beschreven, maar alleen als ze het WADA ervan hebben overtuigd dat, gezien de bijzondere omstandigheden van hun land of de sport, minder uitgebreide analyses passend zouden zijn;3° zoals bepaald in de Internationale Standaard voor Laboratoria, kunnen controlelaboratoria op eigen initiatief en kosten monsters analyseren op verboden stoffen of verboden methoden die niet opgenomen zijn in het monsteranalysemenu dat in het technisch document is beschreven of dat door de opdrachtgever is gespecificeerd.De resultaten van een dergelijke analyse moeten worden gerapporteerd en hebben dezelfde geldigheid en gevolgen als elk ander analyseresultaat. § 3. Elk monster kan worden onderworpen aan verdere analyse door de antidopingorganisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer, op elk moment voordat de analyseresultaten van zowel monster A als monster B - of het resultaat van monster A als wordt afgezien van de analyse van monster B of als monster B niet wordt geanalyseerd - door de antidopingorganisatie aan de sporter zijn meegedeeld als de vermeende grondslag voor vervolging wegens een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.

Een monster kan uitsluitend op aanwijzing van de antidopingorganisatie die de monsterneming heeft georganiseerd en gecoördineerd of op verzoek van het WADA worden bewaard en op ieder moment worden onderworpen aan verdere analyses voor de toepassing van artikel 15, § 1, tweede lid, van het voormelde decreet De verdere analyse van monsters moet gebeuren in overeenstemming met de voorschriften van de Internationale Standaard voor Laboratoria en de Internationale Standaard voor Dopingtests en -Onderzoeken. HOOFDSTUK 6. - Onderzoeken Afdeling 1. - Algemeen

Art. 41.§ 1. NADO Vlaanderen moet de nodige beleidslijnen en procedures invoeren om te verzekeren dat de conform artikel 15, § 1, zesde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 ontvangen antidopinginformatie op een veilige en vertrouwelijke manier wordt verwerkt, dat informatiebronnen worden beschermd, dat het risico op lekken of ongewilde bekendmaking correct wordt aangepakt en dat informatie die met hen wordt gedeeld door ordehandhavingsdiensten, andere relevante instanties en/of andere derden uitsluitend voor legitieme antidopingdoelstellingen wordt verwerkt, gebruikt en bekendgemaakt.

NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat ze alle antidopinginformatie na ontvangst kan beoordelen op relevantie, betrouwbaarheid en accuraatheid, rekening houdend met de aard van de bron en met de omstandigheden waarin de informatie werd ontvangen.

Alle antidopinginformatie die door NADO Vlaanderen wordt ontvangen, moet geordend en geanalyseerd worden zodat patronen, trends en verbanden kunnen worden vastgesteld waarmee NADO Vlaanderen een doeltreffend antidopingbeleid kan opstellen en, als de informatie betrekking heeft op een specifieke zaak, kan bepalen of er al dan niet een redelijk vermoeden bestaat dat de antidopingregels dermate zijn overtreden dat verder onderzoek gerechtvaardigd is. § 2. Antidopinginformatie moet worden gebruikt ter ondersteuning van de opmaak, bijwerking of herziening van het spreidingsplan voor dopingtests en om te bepalen wanneer doelgerichte dopingtests moeten worden georganiseerd, en om specifieke informatiebestanden op te maken waarnaar verwezen kan worden bij onderzoeken van mogelijke dopingpraktijken. § 3. NADO Vlaanderen moet ook beleidslijnen en procedures uitwerken en invoeren voor het delen van informatie, waar van toepassing, en in overeenstemming met de geldende wetgeving, met andere antidopingorganisaties en ordehandhavingsdiensten en andere relevante regelgevende of tuchtinstanties, bijvoorbeeld als uit de informatie zou blijken dat mogelijk een misdrijf is gepleegd of dat een regelgeving of andere gedragsregel is overtreden. Afdeling 2. - Onderzoek van atypische resultaten en afwijkende

paspoortresultaten

Art. 42.NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat ze atypische resultaten en afwijkende paspoortresultaten die voortvloeien uit dopingtests die door haar werden uitgevoerd, op vertrouwelijke en doeltreffende wijze kan onderzoeken, in overeenstemming met de vereisten van artikel 7.4 en 7.5 van de Code, alsook van de Internationale Standaard voor Laboratoria.

NADO Vlaanderen moet het WADA op verzoek de nodige informatie verstrekken over de omstandigheden van afwijkende analyseresultaten, atypische resultaten en andere mogelijke overtredingen van de antidopingregels, zoals onder meer: 1° het wedstrijdniveau van de sporter in kwestie;2° welke eventuele verblijfsgegevens de sporter in kwestie heeft verstrekt, en of die informatie al dan niet werd gebruikt om hem te lokaliseren voor de monsterafname die heeft geleid tot de bewuste afwijkende analyseresultaten of atypische resultaten;3° het tijdstip waarop het betreffende monster is afgenomen vergeleken met de trainings- en wedstrijdschema's van de sporter;en 4° andere profielgegevens zoals bepaald door het WADA. Afdeling 3. - Onderzoek van andere mogelijke overtredingen van

antidopingregels

Art. 43.§ 1. NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat ze op vertrouwelijke en doeltreffende wijze enige andere analytische of niet-analytische informatie kan onderzoeken die aangeeft dat er een redelijk vermoeden bestaat dat een antidopingregel is overtreden.

Als een poging tot monsterafname bij een sporter informatie oplevert waaruit zou blijken dat de sporter na de nodige kennisgeving de monsterafname tracht te ontwijken of weigert of verzuimt een monster af te staan of dat hij mogelijk knoeit of tracht te knoeien met de dopingcontrole, dan moet dit worden onderzocht als een mogelijk verzuim van naleving. § 2. Als een redelijk vermoeden bestaat dat een antidopingregel is overtreden, moet NADO Vlaanderen aan het WADA melden dat ze een onderzoek start in overeenstemming met artikel 7.6 of artikel 7.7 van de Code, naargelang van toepassing. Daarna moet NADO Vlaanderen het WADA op verzoek op de hoogte houden van de status en de resultaten van het onderzoek.

NADO Vlaanderen moet alle relevante informatie en documentatie zo snel mogelijk verzamelen en registreren, zodat die informatie en documentatie kunnen worden omgezet tot toelaatbaar en betrouwbaar bewijs voor de mogelijke overtreding van de antidopingregels en/of om verdere onderzoekpistes te identificeren die kunnen leiden tot dergelijk bewijs.

NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat de onderzoeken te allen tijde eerlijk, objectief en onpartijdig worden gevoerd. Het verloop van de onderzoeken, de beoordeling van de informatie en bewijzen die in de loop van het onderzoek worden geïdentificeerd en het resultaat van het onderzoek moeten volledig worden gedocumenteerd.

Onderzoeken moeten altijd onbevooroordeeld worden gevoerd en mogen niet slechts één resultaat nastreven, zoals het instellen van een procedure tegen een sporter of een andere persoon in het kader van een overtreding van een antidopingregel.

NADO Vlaanderen moet in elk stadium van het onderzoek openstaan voor alle mogelijke resultaten en bereid zijn die te overwegen, en niet alleen op zoek gaan naar mogelijk bewijs dat wijst op een zaak, maar ook naar eventueel bewijs dat er geen zaak is. § 3. NADO Vlaanderen moet bij het voeren van het onderzoek gebruikmaken van alle onderzoeksmiddelen die redelijkerwijs beschikbaar zijn. Daarbij kan ze onder andere informatie en hulp krijgen van ordehandhavingsdiensten en andere relevante instanties als vermeld in artikel 15, § 1, zesde lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012. NADO Vlaanderen moet echter ook ten volle gebruikmaken van alle onderzoeksmiddelen waarover ze zelf beschikt, waaronder het programma rond het biologisch paspoort voor sporters, de onderzoeksvolmachten die haar zijn verleend krachtens artikel 15 van het voormelde decreet en het recht om een periode van uitsluiting die is opgelegd aan een sporter of begeleider op te schorten in ruil voor diens substantiële hulp in overeenstemming met artikel 10.6.1 van de Code. § 4. Sporters en begeleiders zijn overeenkomstig artikel 14/1 en 14/2 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 verplicht mee te werken aan onderzoeken die worden gevoerd door NADO Vlaanderen. Als hun gedrag ondermijnend werkt voor de onderzoeksprocedure, zal NADO Vlaanderen een procedure tegen hen starten in het kader van een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 5°, van het voormelde decreet.

Art. 44.NADO Vlaanderen en, in geval van elitesporters en begeleiders, de vervolgende instantie voor het tuchtorgaan voor elitesporters en begeleiders, moeten krachtdadig en onverwijld tot een beslissing komen bij de vraag of al dan niet een procedure moet worden opgestart tegen de sporter of begeleider waarvan wordt aangenomen dat hij de antidopingregels heeft overtreden.

Als NADO Vlaanderen of de vervolgende instantie, vermeld in het eerste lid, op basis van de resultaten van het onderzoek van NADO Vlaanderen concludeert dat er geen procedure moet worden gestart tegen de sporter of begeleider waarvan wordt aangenomen dat hij de antidopingregels heeft overtreden: 1° moet ze het WADA alsook de internationale federatie en NADO van de sporter of begeleider schriftelijk op de hoogte brengen van die beslissing, met de nodige motivering;2° moet ze alle andere informatie over het onderzoek verstrekken die redelijkerwijs kan worden vereist door het WADA en/of de internationale federatie en/of NADO om te bepalen of zij al dan niet in beroep gaan tegen die beslissing;3° moet NADO Vlaanderen in ieder geval overwegen of de informatie die werd verkregen en de lessen die zijn geleerd tijdens het onderzoek moeten worden gebruikt voor de opmaak van haar spreidingsplan voor dopingtests en de planning van doelgerichte dopingtests, en of die moeten worden gedeeld met andere instanties conform artikel 41, § 3, van dit besluit. HOOFDSTUK 7. - Opvolging van dopingcontroles en onderzoeken door NADO Vlaanderen Afdeling 1. - Opvolging van een mogelijke dopingpraktijk

als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012

Art. 45.§ 1. Als de analyse van een in opdracht van NADO Vlaanderen verzameld A-monster leidt tot een afwijkend analyseresultaat, beoordeelt NADO Vlaanderen of 1° een toepasselijke TTN is of zal worden verleend zoals bepaald in de Internationale Standaard voor Toestemmingen wegens Therapeutische Noodzaak, of 2° er sprake is van een kennelijke afwijking van de Internationale Standaard voor Dopingtests en -Onderzoeken of de Internationale Standaard voor Laboratoria die de oorzaak is van het afwijkende analyseresultaat. Als de beoordeling niet uitwijst dat er sprake is van een TTN of een recht daarop, of van een afwijking die het afwijkende analyseresultaat heeft veroorzaakt, brengt NADO Vlaanderen de betrokken sporter aan de hand van de gegevens die hij heeft opgegeven in het dopingcontroleformulier, met een aangetekende brief op de hoogte van: 1° het afwijkende analyseresultaat;2° de overtreden antidopingregel;3° het recht van de sporter om binnen vier dagen na de ontvangst van de kennisgeving op zijn kosten de analyse van het B-monster te vragen, en van het feit dat de sporter geacht wordt af te zien van de analyse van het B-monster als dat verzoek uitblijft;4° de vastgestelde datum, het tijdstip en de plaats van de analyse van het B-monster als de sporter of NADO Vlaanderen beslist om die analyse aan te vragen;5° de mogelijkheid van de sporter of de persoon die de sporter bijstaat, om aanwezig te zijn bij de opening van het B-monster en de analyse ervan als die analyse binnen de vastgelegde termijn is aangevraagd;6° het recht van de sporter om, op zijn kosten, kopieën te vragen van het laboratoriumdocumentatiepakket over het A- en B-monster;7° indien toepasselijk, de mogelijkheid dat hem een voorlopige schorsing zal worden opgelegd, de mogelijkheid tot het aanvragen van een voorlopige hoorzitting alvorens hem eventueel deze schorsing wordt opgelegd en, als geen voorlopige schorsing wordt opgelegd, de mogelijkheid om een voorlopige schorsing te aanvaarden in afwachting van de beslechting van zijn zaak ten gronde. In het geval, vermeld in het tweede lid, brengt NADO Vlaanderen, naast de sporter, ook de federatie, de NADO van de woonplaats en de NADO van de plaats waar de sporter zijn licentie verkregen heeft, de internationale sportfederatie, en het WADA schriftelijk op de hoogte van de naam van de sporter, het land, de sport en de discipline binnen de sport, het competitieniveau van de sporter, of, in voorkomend geval, de dopingtest binnen of buiten competitie werd uitgevoerd, de datum van de monsterneming, het analyseresultaat, de geschonden rechtsregel en andere nuttige informatie over de mogelijke dopingpraktijk.

Als NADO Vlaanderen beslist om het afwijkende analyseresultaat niet als een dopingpraktijk te beschouwen, brengt ze de sporter, de NADO van de woonplaats en licentie van de sporter, de internationale sportfederatie, het IOC of IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen en het WADA op de hoogte van die beslissing. Al deze partijen kunnen tegen de beslissing, of het gebrek aan een beslissing binnen een redelijke termijn, beroep aantekenen bij het TAS. Als NADO Vlaanderen beslist om een afwijkend analyseresultaat als een dopingpraktijk te beschouwen, moeten de organisaties, vermeld in het vierde lid, regelmatig op de hoogte gehouden worden van het verdere verloop van de procedure.

Alvorens een sporter in kennis te stellen van een vermeende dopingovertreding, moet NADO Vlaanderen ADAMS raadplegen en contact opnemen met het WADA en andere relevante ADO's om te bepalen of die sporter in het verleden al een dopingovertreding heeft begaan. § 2. Als de analyse van een in opdracht van NADO Vlaanderen verzameld A-monster leidt tot een atypisch analyseresultaat, beoordeelt NADO Vlaanderen of: 1° een toepasselijke TTN is of zal worden verleend zoals bepaald in de Internationale Standaard voor Toestemmingen wegens Therapeutische Noodzaak, of 2° er sprake is van een kennelijke afwijking van de Internationale Standaard voor Dopingtests en -Onderzoeken of de Internationale Standaard voor Laboratoria die de oorzaak is van het afwijkend analyseresultaat. Als die beoordeling niet uitwijst dat er sprake is van een toepasselijke TTN of een afwijking die het atypische analyseresultaat heeft veroorzaakt, moet NADO Vlaanderen het vereiste onderzoek verrichten. Het vereiste onderzoek is afhankelijk van de situatie. Als in het verleden is vastgesteld dat een sporter van nature een verhoogde testosteron/epitestosteron-verhouding heeft, volstaat het om te onderzoeken of het atypische resultaat consistent is met die vroegere verhouding. In andere gevallen kan NADO Vlaanderen het controlelaboratorium de opdracht geven om de oorsprong van de verboden stof te bepalen. Nadat het onderzoek is afgerond, moeten de sporter en de organisaties, vermeld in paragraaf 1, ervan in kennis worden gesteld of het atypische analyseresultaat al dan niet als een afwijkend analyseresultaat zal worden beschouwd. Als NADO Vlaanderen van oordeel is dat er sprake is van een afwijkend analyseresultaat, is wat de opvolging betreft paragraaf 1 van toepassing.

NADO Vlaanderen zal het atypische analyseresultaat niet bekendmaken zolang ze haar onderzoek niet heeft afgerond en beslist heeft of ze het atypische analyseresultaat als een afwijkend analyseresultaat zal beschouwen, tenzij in een van de volgende gevallen: 1° als NADO Vlaanderen beslist dat monster B moet worden geanalyseerd vóór de afronding van haar onderzoek van het atypische analyseresultaat, kan NADO Vlaanderen de analyse van monster B uitvoeren na de sporter daarvan in kennis te hebben gesteld, waarbij die kennisgeving een beschrijving van het atypische analyseresultaat en de informatie, vermeld in artikel 45, § 1, tweede lid, 4° tot en met 6°, moet bevatten;2° als NADO Vlaanderen het verzoek krijgt, hetzij van de organisator van een belangrijk evenement kort vóór een van haar internationale evenementen, hetzij van een sportvereniging die verantwoordelijk is voor het halen van een nakende deadline voor de selectie van teamleden voor een internationaal evenement, om bekend te maken of een sporter die op een lijst van de organisator van het belangrijke evenement of een lijst van de sportorganisatie staat een atypisch resultaat heeft, moet NADO Vlaanderen elke dergelijke sporter bekendmaken, nadat ze eerst de sporter zelf in kennis heeft gesteld van het atypische analyseresultaat.

Art. 46.§ 1. Als de sporter wil gebruikmaken van zijn recht tot analyse van het B-monster, verwittigt de sporter NADO Vlaanderen daarvan schriftelijk of elektronisch binnen vier dagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in artikel 45, § 1. In die kennisgeving deelt de sporter ook mee of hij zich door een door hem gekozen advocaat, arts of deskundige wil laten bijstaan. Die advocaat, arts of deskundige, alsook de sporter zelf en een afgevaardigde van NADO Vlaanderen, het BOIC, de federatie en internationale sportfederatie van de sporter en een vertaler hebben het recht om de analyse van het B-monster bij te wonen.

De analyse van het B-monster vindt ook plaats als de sporter of eventueel zijn advocaat, arts of een persoon die hij gekozen heeft om hem als deskundige bij te staan, niet zijn komen opdagen op het tijdstip dat vastgesteld is voor de analyse of niet beschikbaar zijn op de door het controlelaboratorium in alle redelijkheid voorgestelde alternatieve data. In dit laatste geval zal een door het controlelaboratorium aangestelde onafhankelijke getuige controleren of niet gefraudeerd werd met het B-monster en of de identificatienummers overeenkomen met de documenten. § 2. NADO Vlaanderen brengt, zo snel mogelijk na de ontvangst van de beslissing van de betrokken sporter, het controlelaboratorium op de hoogte van de aanvraag om tot de analyse van het B-monster over te gaan.

De kosten van de analyse van het B-monster op verzoek van de sporter zijn volledig voor hem. Als de analyse negatief is, zijn de kosten voor NADO Vlaanderen.

Op verzoek van de betrokken sporter of de opdrachtgever wordt het laboratoriumdocumentatiepakket aan de verzoeker bezorgd. De kosten daarvoor worden gedragen door de verzoeker.

De sporter of eventueel zijn advocaat, zijn arts of iemand die hij gekozen heeft om hem als deskundige bij te staan, zal, als hij aanwezig is bij de analyse van het B-monster, het codenummer verifiëren en een attest ondertekenen dat het codenummer van het monster en de beschrijving van de verpakking bevat. Afdeling 2. - Opvolging van een mogelijke andere dopingpraktijk dan de

dopingpraktijken, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012

Art. 47.NADO Vlaanderen staat in voor het eventuele verdere onderzoek naar een mogelijke andere dopingpraktijk dan de dopingpraktijken, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.

Als NADO Vlaanderen vaststelt dat er een mogelijk verzuim van naleving is geweest, moet ze de sporter of andere partij onmiddellijk met een aangetekende brief op de hoogte brengen van de mogelijke gevolgen en van het feit dat het mogelijke verzuim van naleving zal worden onderzocht.

Zodra NADO Vlaanderen ervan overtuigd is dat een dopingovertreding is begaan, moet ze de sporter of begeleider onverwijld met een aangetekende brief in kennis stellen van de overtreden antidopingregel, de grondslag van de overtreding en, als dit voorzien is in de toepasselijke regelgeving, de mogelijkheid dat hem een voorlopige schorsing zal worden opgelegd, de mogelijkheid tot het aanvragen van een voorlopige hoorzitting voor hem eventueel deze schorsing wordt opgelegd en, als geen voorlopige schorsing wordt opgelegd of is voorzien, de mogelijkheid om een voorlopige schorsing te aanvaarden in afwachting van de beslechting van zijn zaak ten gronde.

Alvorens een sporter of begeleider in kennis te stellen van een vermeende dopingovertreding, moet NADO Vlaanderen ADAMS raadplegen en contact opnemen met het WADA en andere relevante ADO's om te bepalen of die sporter of begeleider in het verleden al een dopingovertreding heeft begaan.

Naast de sporter of begeleider stelt NADO Vlaanderen tegelijk ook de federatie, de NADO van de woonplaats en de NADO van de plaats waar de betrokkene zijn licentie heeft verkregen, de internationale sportfederatie en het WADA op de hoogte van de naam van de sporter of begeleider, de overtreden antidopingregel en de grondslag van de overtreding.

De organisaties, vermeld in het vijfde lid, moeten door NADO Vlaanderen regelmatig op de hoogte gehouden worden van het verdere verloop van de procedure.

Als NADO Vlaanderen beslist om het onderzoek af te sluiten zonder een dopingovertreding te weerhouden, brengt ze de sporter, de NADO van de woonplaats en licentie van de sporter, de internationale sportfederatie, het IOC of IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen en het WADA op de hoogte van die beslissing. Al deze partijen kunnen tegen de beslissing, of het gebrek aan een beslissing binnen een redelijke termijn, beroep aantekenen bij het TAS. HOOFDSTUK 8. - Biologisch paspoort Afdeling 1. - Algemeen

Art. 48.De bloedmodule van het biologisch paspoort kan door NADO Vlaanderen worden opgesteld voor die elitesporters die een sportdiscipline beoefenen waarvoor de bevoegde internationale sportfederatie het biologisch paspoort hanteert.

De steroïdenmodule van het biologisch paspoort wordt opgesteld voor elke sporter die verplicht wordt een urinemonster af te staan.

Het biologisch paspoort kan voor de onderworpen elitesporters gebruikt worden om 1° doelgerichte dopingcontroles uit te voeren;2° een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, vast te stellen. Inzake breedtesporters kan de steroïdenmodule enkel gebruikt worden om te oordelen of er al dan niet een bijkomende analyse moet uitgevoerd worden op het urinemonster en of de breedtesporter aan bijkomende monsternames moet onderworpen worden.

Art. 49.Er wordt een atleet paspoort managementeenheid, afgekort APME, aangeduid door NADO Vlaanderen.

De verwerking van de persoonsgegevens door de APME gebeurt onder het toezicht van een arts.

Art. 50.De APME geeft aan de hand van het adaptief model na elke monsterneming een score aan het profiel van de sporter. Het profiel van een sporter is atypisch als het adaptieve model een score van 99 of hoger aangeeft.

In geval van een atypisch steroïden- of bloedprofiel deelt de APME dat mee aan NADO Vlaanderen, die, ingeval het een elitesporter betreft, een expert aanwijst die voor de module relevant is, om het desbetreffende geanonimiseerde biologisch paspoort te onderzoeken en te beoordelen.

Als het bloedprofiel gebaseerd is op een unieke bloedwaarde, en deze bloedwaarde als atypisch wordt beschouwd door het adaptief model, kan NADO Vlaanderen bijkomende monsternemingen doen voor ze het atypische profiel doorstuurt naar de expert, vermeld in het tweede lid. De APME zal het meest geschikte tijdstip voor de bijkomende monsterneming suggereren.

Als het steroïdenprofiel gebaseerd is op een unieke steroïdenwaarde, en deze steroïdenwaarde als atypisch wordt beschouwd door het adaptieve model kan een bijkomende analyse uitgevoerd worden op het monster. Als de bijkomende analyse negatief is, kan NADO Vlaanderen, ingeval het om een elitesporter gaat, bijkomende monsternemingen doen voor ze het atypische profiel doorstuurt naar een expert voor de steroïdenmodule. De APME zal het meest geschikte tijdstip voor de bijkomende monsterneming suggereren. Als de bijkomende analyse negatief is, kan NADO Vlaanderen, ingeval het om een breedtesporter gaat, bijkomende monsternemingen doen, maar kan ze het atypische profiel niet bezorgen aan een expert.

Als de betrokken expert van oordeel is dat het profiel normaal is, wordt geen verder gevolg gegeven aan het atypische profiel.

Als de betrokken expert van oordeel is dat het profiel verdacht is, deelt de expert dat mee aan de APME die NADO Vlaanderen gericht testen zal aanbevelen of andere aanbevelingen zal doen.

Als de betrokken expert van oordeel is dat het profiel op een pathologische toestand wijst, brengt de expert NADO Vlaanderen daarvan op de hoogte via de APME en brengt NADO Vlaanderen vervolgens de elitesporter daarvan op de hoogte.

Als de betrokken expert van oordeel is dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het profiel het resultaat is van een normale fysiologische of pathologische toestand, en waarschijnlijk het resultaat is van het gebruik van een verboden stof of methode, wordt het biologisch paspoort door de APME bezorgd aan twee bijkomende experten die relevant zijn voor de module, die de APME aanwijst en die samen met de eerste expert de commissie van experten vormen.

De commissie van experten werkt in onderling overleg. Ze werkt samen met de APME en kan via de APME aan NADO Vlaanderen bijkomende gegevens vragen, zoals aanvullende medische gegevens, gegevens over sportpraktijken of trainingsgegevens van de elitesporter. Ze kan ook deskundigen raadplegen en bijkomende informatie opvragen bij ADO of bij laboratoria over elk monster in het profiel.

De identiteit van de elitesporter is in deze stand van de procedure niet bekend bij de commissie van experten.

Als de commissie van experten unaniem van oordeel is dat er sprake kan zijn van een afwijkend paspoortresultaat, worden de bepalingen, vermeld in artikel 51 tot en met 54, toegepast. In de overige gevallen kan de commissie van experten aan de APME bijkomende informatie of expertise vragen of aan NADO Vlaanderen aanvullende dopingcontroles aanbevelen.

Art. 51.§ 1. Als de commissie van experten unaniem van oordeel is dat er sprake kan zijn van een afwijkend paspoortresultaat, stelt de APME, in voorkomend geval in overleg met de commissie van experten, het ABPDP samen dat minstens de volgende gegevens bevat: 1° het geslacht en de leeftijd van de elitesporter, de sport en de discipline;2° de biologische data en het verkregen resultaat op basis van het adaptieve model;3° de aard van de monsterneming, het nummer van het monster en het interne laboratoriumnummer;4° eventuele wedstrijdinformatie;5° de documenten die melding maken van de personen die verantwoordelijk zijn voor de relevante monsters vanaf het moment van de monsterneming tot het moment waarop het monster ter analyse wordt ontvangen;6° informatie van de dopingcontroleformulieren voor elk monster dat afgenomen is gedurende de periode, bepaald door de APME en de experten. § 2. Voor de bloedmodule is de volgende bijkomende informatie vereist: 1° informatie over eventuele hoogteverblijven van de elitesporter binnen de periode, bepaald door het commissie van experten;2° de temperatuuromstandigheden bij het transport van de monsters in kwestie;3° de relevante laboratoriumdocumentatie, met inbegrip van de bloedresultaten, de grafieken van het adaptieve model en de interne en externe kwaliteitscontroles;4° informatie over eventuele bloedtransfusies of significant bloedverlies van de elitesporter in de voorafgaande drie maanden;5° scatter grams;6° interne en externe kwaliteitscontroles. § 3. Voor de steroïdenmodule is de volgende bijkomende informatie vereist: 1° de pH;2° de soortelijke dichtheid;3° de laboratoriumdocumentatie, met inbegrip van de screening en van bevestigde waarden van steroïdenconcentraties en ratio's, als dat van toepassing is;4° de IRMS-resultaten, als dat van toepassing is;5° de indicaties van ethanolgebruik: concentraties van ethanol en ethanolmetabolieten in de urine;6° de indicaties van bacteriële activiteiten;7° de indicaties van genomen medicatie, verklaard of gedetecteerd, die het steroïdenprofiel kan beïnvloeden.

Art. 52.§ 1. De commissie van experten ontvangt het ABPDP en stelt in onderling overleg een nieuwe beoordeling op. § 2. Als de commissie van experten op basis van het ABPDP unaniem van oordeel blijft dat er sprake kan zijn van een afwijkend paspoortresultaat, wordt dat op gemotiveerde wijze ter kennis gebracht aan NADO Vlaanderen.

NADO Vlaanderen brengt de elitesporter en het WADA vervolgens met een aangetekende brief op de hoogte van: 1° het gemotiveerde oordeel van de betrokken commissie van experten dat er sprake kan zijn van een afwijkend paspoortresultaat;2° het ABPDP;3° de mogelijkheid voor de elitesporter om binnen de door NADO Vlaanderen bepaalde termijn een verklaring af te leggen over de resultaten van het biologisch paspoort en, in voorkomend geval, bijkomende informatie te verschaffen.

Art. 53.De commissie van experten beoordeelt, in overleg met NADO Vlaanderen en de APME, de verklaring en informatie die ze in voorkomend geval heeft ontvangen van de elitesporter, en stelt een definitieve gemotiveerde beoordeling op. Het onderzoek blijft anoniem, hoewel de opgevraagde specifieke informatie mogelijks kan leiden tot de identificatie van de sporter. Dit zal de geldigheid van de procedure niet beïnvloeden.

Als de commissie van experten unaniem van oordeel blijft, op basis van dezelfde gegevens in het biologisch paspoort, dat ze tot dezelfde conclusie komt als de eerste expert, namelijk dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het profiel het resultaat is van een normale fysiologische of pathologische toestand, en waarschijnlijk het resultaat is van het gebruik van een verboden stof of methode, brengt de APME NADO Vlaanderen ervan op de hoogte dat er sprake is van een afwijkend paspoortresultaat. NADO Vlaanderen brengt vervolgens de elitesporter, de betrokken antidopingorganisaties en de bevoegde disciplinaire organen op de hoogte van de definitieve gemotiveerde beslissing.

Als de commissie van experten niet tot een unaniem oordeel kan komen op basis van de beschikbare informatie, kan ze bijkomend onderzoek of controles aanbevelen.

Art. 54.Als aan de elitesporter een uitsluiting wordt opgelegd op grond van de beoordeling van het biologisch paspoort, wordt na afloop van de uitsluiting het biologisch paspoort opnieuw ingesteld om de anonimiteit te garanderen van potentiële toekomstige paspoortprocedures. In de overige gevallen blijft het biologisch paspoort doorlopen, behalve als de elitesporter uitgesloten is door het gebruik van verboden stoffen of methoden die zijn biologisch paspoort beïnvloedden. Het biologisch paspoort wordt dan opnieuw ingesteld vanaf het tijdstip waarop de disciplinaire maatregel aanvangt. Afdeling 2. - Bloedmodule van het biologisch paspoort

Art. 55.De bloedmodule van het biologisch paspoort kan door NADO Vlaanderen worden opgesteld voor de elitesporters die een sportdiscipline beoefenen waarvoor de bevoegde internationale federatie de bloedmodule van het biologisch paspoort hanteert.

Zonder afbreuk te doen aan deze afdeling wordt de monsterneming voor de bloedmodule van het biologisch paspoort conform artikel 36 en 37 uitgevoerd.

De monsterneming voor de bloedmodule van het biologisch paspoort wordt minstens twee uur na het beëindigen van de training of wedstrijd uitgevoerd en nadat de elitesporter minstens tien minuten zittend in rust heeft kunnen doorbrengen na de oproep voor de monsterneming.

Art. 56.De volgende markers moeten minstens in de bloedmodule van het biologisch paspoort worden opgenomen: 1° hematocriet;2° hemoglobine;3° aantal rode bloedcellen;4° aantal en percentage reticulocyten;5° gemiddeld volume rode bloedcellen;6° gemiddelde hemoglobinemassa per rode bloedcel;7° hemoglobine, gedeeld door hematocriet.

Art. 57.Het dopingcontroleformulier bevat bij een monsterneming voor de bloedmodule van het biologisch paspoort ook de volgende elementen: 1° de bevestiging dat de monsterneming niet binnen twee uur na een training of wedstrijd plaatsvond;2° de informatie of de sporter al dan niet bloedverlies of bloedtransfusies heeft ondergaan, en het geschatte volume ervan, in een periode van drie maanden voorafgaand aan de monsterneming;3° de informatie of de sporter enige vorm van hoogtesimulatie heeft gebruikt in de twee weken voorafgaand aan de monsterneming en zo ja, zo veel mogelijk informatie over het type toestel en de manier waarop het werd gebruikt;4° de informatie of de sporter op een hoogte van meer dan 1500 meter is verbleven in de twee weken voorafgaand aan de monsterneming en zo ja, of bij twijfel, de naam en de locatie van de verblijfplaats en de duur van het verblijf, alsook de geschatte hoogte;5° of het monster onmiddellijk na ten minste drie opeenvolgende dagen van een intensieve uithoudingswedstrijd is afgenomen 6° eventuele extreme milieu-omstandigheden waaraan de sporter blootgesteld werd gedurende laatste twee uren voor de monsterneming, inclusief sessies in een kunstmatige warmte, zoals een sauna.

Art. 58.Het bloedmonster wordt na de monsterneming koel maar niet diepgevroren getransporteerd naar het controlelaboratorium waarbij een temperatuurlogger de temperaturen tijdens het transport registreert.

Het bloedmonster wordt geanalyseerd in het controlelaboratorium binnen 48 uur na de monsterneming.

De resultaten van het bloedmonster worden via ADAMS gerapporteerd aan NADO Vlaanderen, de betrokken internationale federatie, het WADA en de APME. Afdeling 3. - Steroïdenmodule van het biologisch paspoort

Art. 59.De monsterneming voor de steroïdenmodule van het biologisch paspoort wordt conform artikel 35 en 37 uitgevoerd. HOOFDSTUK 9. - Verblijfsgegevensverplichtingen Afdeling 1. - Categorieën van sportdisciplines

Art. 60.De sportdisciplines A, B en C, vermeld in artikel 20, § 1, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, zijn de volgende: 1° lijst A: a) atletiek - alle langeafstandslopen (3 000 m en meer);b) triatlon;c) duatlon;d) veldrijden;e) wielrennen (alle olympische disciplines);f) biatlon;g) skiën - langlaufen en noordse combinatie;2° lijst B: a) atletiek - alles behalve langeafstandslopen (3000 m en meer);b) badminton;c) boksen;d) gewichtheffen;e) gymnastiek;f) judo;g) kano;h) moderne vijfkamp;i) roeien;j) schermen;k) taekwondo;l) tafeltennis;m) tennis;n) beachvolley;o) zwemmen, behalve synchroonzwemmen en schoonspringen;p) worstelen;q) zeilen;r) alpineskiën, freestyleskiën en snowboarden;s) bobslee;t) skeleton;u) rodelen;v) schaatsen;3° lijst C: a) basketbal;b) handbal;c) hockey;d) voetbal;e) volleybal;f) waterpolo;g) ijshockey;h) rugby. Afdeling 2. - Ontstaan en einde van de verblijfsgegevensverplichtingen

Art. 61.NADO Vlaanderen die een sporter aan verblijfsgegevensverplichtingen wil onderwerpen, zal die sporter, met kopie aan de betrokken sportverenigingen, met een aangetekende brief op zijn woonplaats informeren over het volgende: 1° dat hij is opgenomen in de nationale doelgroep en in welke categorie;2° dat hij tegen de door NADO Vlaanderen opgegeven datum moet voldoen aan de verblijfsgegevensverplichtingen die op hem van toepassing zijn;3° de omvang van de verblijfsgegevensverplichtingen;4° de mogelijke gevolgen van een verblijfsgegevensinbreuk.

Art. 62.§ 1. De sporter kan zijn onderworpenheid aan verblijfsgegevensverplichtingen betwisten door binnen veertien dagen na de kennisgeving ervan met een aangetekende brief een verzoek tot heroverweging te richten aan NADO Vlaanderen, waarin hij de redenen uiteenzet op grond waarvan hij de onderworpenheid aan verblijfsgegevensverplichtingen betwist. NADO Vlaanderen neemt deze argumenten mee in zijn beslissing over het verzoek tot heroverweging.

Na verloop van die termijn kan de sporter zijn onderworpenheid aan verblijfsgegevensverplichtingen alleen betwisten als er nieuwe elementen zijn met betrekking tot zijn statuut van elitesporter of elitesporter met verblijfsgegevensverplichtingen. § 2. De verblijfsgegevensverplichtingen eindigen vanaf de datum, opgegeven in de aangetekende brief, waarbij NADO Vlaanderen het einde van de verblijfsgegevensverplichtingen meedeelt aan de sporter of de dag dat NADO Vlaanderen van de sporter een schriftelijk bericht ontvangt dat hij stopt met competitiesport. § 3. Als een elitesporter is opgenomen in een geregistreerde doelgroep van NADO Vlaanderen en een internationale federatie, of in de nationale doelgroep van NADO Vlaanderen en de doelgroep van een andere NADO, moet NADO Vlaanderen met de andere partij overeenkomen wie van hen de verblijfsgegevens zal beheren en de andere toegang zal geven tot de verblijfsgegevens. Elke partij moet de sporter op de hoogte brengen dat hij deel uitmaakt van hun doelgroep. Alvorens daartoe over te gaan, moeten ze echter onderling afspreken bij welke organisatie de sporter zijn verblijfsgegevens moet indienen. Verder moet iedere kennisgeving die naar de sporter wordt verzonden, vermelden dat hij zijn verblijfsgegevens alleen moet indienen bij die desbetreffende antidopingorganisatie, die de bewuste informatie dan zal delen met de andere, en met alle andere antidopingorganisaties die bevoegd zijn om dopingtests af te nemen bij de sporter. Aan een sporter mag niet worden gevraagd om zijn verblijfsgegevens bij meer dan één antidopingorganisatie in te dienen. § 4. NADO Vlaanderen moet ervoor zorgen dat de ingediende verblijfsgegevens alleen toegankelijk zijn voor: 1° gemachtigde personen die uitsluitend handelen in opdracht van hun internationale federatie of NADO op een need-to-know-basis;2° het WADA;3° andere ADO's die bevoegd zijn om dopingtests uit te voeren bij de sporter. Afdeling 3. - Omvang van de verblijfsgegevensverplichtingen

Art. 63.§ 1. Een sporter die is opgenomen in de nationale doelgroep, moet aan al de volgende voorwaarden voldoen: 1° een volledig postadres verschaffen waar correspondentie voor de sporter naartoe kan gestuurd worden om hem formeel in kennis te stellen;2° conform zijn categorie, de verblijfsgegevens, vermeld in artikel 22 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, verstrekken;3° zich conform artikel 22 van het voormelde decreet, beschikbaar houden voor een of meer dopingtests. § 2. Het is de verantwoordelijkheid van de sporter om te verzekeren dat hij alle vereiste informatie correct en voldoende gedetailleerd vermeldt in zijn verblijfsgegevens, zodat iedere antidopingorganisatie de sporter indien gewenst op elke dag tijdens het kwartaal kan lokaliseren met het oog op dopingtests, en dat op de tijdstippen en locaties die door de sporter zijn opgegeven in zijn verblijfsgegevens voor die dag.

Art. 64.§ 1. De verblijfsgegevens moeten door de onderworpen sporters voor de eerste dag van elk kwartaal, respectievelijk 1 januari, 1 april, 1 juli, 1 oktober, ingediend zijn.

Als de betrokken sporter nog niet exact weet waar hij zal verblijven in het eerstvolgende kwartaal, moet hij de best mogelijke informatie indienen over waar hij zich op de betrokken tijdstippen denkt te zullen bevinden, en moet hij die informatie actualiseren zodra hij over meer gegevens beschikt. Als door omstandigheden zijn opgegeven verblijfsgegevens niet langer correct zijn, moet hij die zo snel mogelijk actualiseren, zodat de controlearts hem kan vinden. § 2. Een sporter die is opgenomen in de nationale doelgroep, is verplicht er zorg voor te dragen en is ervoor verantwoordelijk dat zijn verblijfsgegevens altijd nauwkeurig, correct, volledig en actueel zijn, zodat een controlearts onaangekondigd: 1° de locatie waar de sporter zich bevindt, kan vinden;2° zich toegang kan verschaffen tot die locatie;3° de sporter op die locatie kan vinden. § 3. Gedurende het tijdslot moet de elitesporter van categorie A onmiddellijk beschikbaar zijn voor een dopingtest. Als de betrokken sporter gedurende het opgegeven tijdslot niet te vinden of beschikbaar is voor een onaangekondigde dopingtest, kan dat aanleiding geven tot de vaststelling van een gemiste dopingtest. Als de betrokken sporter tijdens het opgegeven tijdslot wordt getest, moet hij bij de controlearts blijven tot de monsterneming is voltooid, zelfs als het vermelde tijdsbestek van 60 minuten daarbij wordt overschreden.

Als de betrokken sporter gedurende het opgegeven tijdslot niet onmiddellijk te vinden of niet onmiddellijk beschikbaar is voor een onaangekondigde dopingtest, kan dat aanleiding geven tot het onderzoeken of er sprake is van een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 3° of 5°, van het voormelde decreet.

Als de betrokken sporter vijf minuten voor het verstrijken van het opgegeven tijdslot niet gevonden is, mag de controlearts de sporter bellen. Als de sporter antwoordt en ter plaatse of in de onmiddellijke nabijheid is, kan hij een gemiste test nog vermijden door zich nog voor het verstrijken van het tijdslot beschikbaar te stellen voor een dopingtest. Dergelijke gevallen moeten echter altijd gerapporteerd worden en de controlearts moet nota maken van elke feit dat erop kan wijzen dat er manipulatie van het bloed of urine kan gebeurd zijn tussen het telefoontje en de monsterneming.

Als de sporter de oproep beantwoordt en zich niet op de gespecifieerde locatie of in de buurt ervan bevindt, en bijgevolg niet beschikbaar is voor de dopingtest binnen het tijdslot, moet de controlearts een rapport van mislukte poging opstellen.

Het niet telefoneren van de sporter kan geen reden zijn om de gemiste test niet te registreren. § 4. De elitesporter van categorie A kan in beginsel op elk moment voor het tijdslot aanvangt, het tijdslot aanpassen. Afdeling 4. - Niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen

door een elitesporter van categorie A Onderafdeling 1. - Algemeen

Art. 65.§ 1. Ten laste van een elitesporter van categorie A die zijn verblijfsgegevensverplichtingen niet nakomt, kan een aangifteverzuim of gemiste dopingtest als vermeld in artikel 21, § 1, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, worden geregistreerd. § 2. Conform artikel 3, eerste lid, 4°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 en artikel 75 van dit besluit kunnen aangifteverzuimen en gemiste dopingtests aanleiding geven tot de vaststelling van een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 4°, van het voormelde decreet.

Elke verblijfsgegevensinbreuk die overeenkomstig de voorschriften die op de elitesporter van toepassing zijn, door een bevoegde ADO vastgesteld wordt, wordt daarbij in aanmerking genomen om te bepalen of er drie verblijfsgegevensinbreuken zijn in een aaneengesloten periode van twaalf maanden. § 3. De mogelijke aangifteverzuimen en gemiste dopingtests die ten laste van elitesporters categorie A door NADO Vlaanderen worden vastgesteld of aan NADO Vlaanderen worden meegedeeld, worden conform onderafdeling 4 en 5 geregistreerd, tenzij een andere ADO zijn verblijfsgegevens beheert. In dit laatste geval wordt het rapport van de mislukte poging door NADO Vlaanderen voor afhandeling bezorgd aan de ADO die de verblijfsgegevens van de sporter beheert.

Onderafdeling 2. - Mogelijk aangifteverzuim

Art. 66.Er is sprake van een mogelijk aangifteverzuim als voor een elitesporter van categorie A: 1° geen verblijfsgegevens zijn ingediend;2° de verblijfsgegevens niet tijdig zijn ingediend;3° de ingediende verblijfsgegevens niet correct zijn, volledig of voldoende nauwkeurig om de sporter te kunnen vinden voor een onaangekondigde dopingtest. Om een mogelijk aangifteverzuim te kunnen vaststellen, moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: 1° de sporter is tijdig voorafgaand aan het mogelijke aangifteverzuim op de hoogte gebracht conform artikel 61;2° er is een rapport van een mislukte poging opgesteld als vermeld in het derde lid;3° in geval van een tweede of een derde mogelijk aangifteverzuim gedurende hetzelfde kwartaal moet de sporter vooraf op de hoogte gebracht zijn van het vorige mogelijke aangifteverzuim en heeft hij het niet gecorrigeerd binnen de opgegeven termijn.Die termijn bedraagt niet minder dan 24 uur na de eerste kennisgeving, vermeld in artikel 68, van het vorige mogelijke aangifteverzuim, en eindigt niet later dan het einde van de maand waarin de sporter de eerste kennisgeving, vermeld in artikel 68, heeft ontvangen; 4° er is op zijn minst sprake van nalatigheid.Nalatigheid wordt vermoed als is voldaan aan de bepalingen, vermeld in het eerste lid, en een mogelijk aangifteverzuim is vastgesteld. Dat vermoeden kan worden weerlegd als de sporter aantoont dat van zijn kant geen sprake is geweest van nalatigheid die heeft bijgedragen aan het aangifteverzuim of die het aangifteverzuim heeft veroorzaakt.

Van elk mogelijk aangifteverzuim wordt door de controlearts een rapport van een mislukte poging opgesteld. Een mogelijk aangifteverzuim kan vastgesteld worden op basis van de ingediende verblijfsgegevens, inclusief deze met betrekking tot het tijdslot, of door een poging tot onaangekondigde dopingtest buiten het tijdslot.

Onderafdeling 3. - Mogelijk gemiste dopingtest

Art. 67.§ 1. Er is sprake van een mogelijk gemiste dopingtest als de controlearts tijdens het tijdslot bij de elitesporter van categorie A een onaangekondigde dopingtest wil uitvoeren, en die sporter tijdens het tijdslot niet te vinden of niet beschikbaar is op de door hem aangegeven locatie. § 2. Om een mogelijk gemiste dopingtest bij een sporter te kunnen vaststellen, moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: 1° de sporter is tijdig voorafgaand aan de mogelijk gemiste dopingtest geïnformeerd conform artikel 61;2° een controlearts heeft conform paragraaf 3 een rapport opgemaakt van een mislukte poging;3° de controlearts is gedurende het opgegeven tijdslot op de opgegeven locatie gebleven.Gedurende die tijd deed hij wat in de gegeven omstandigheden redelijk is om de sporter te vinden, waarbij in acht moet worden genomen dat de dopingtest zonder enige vorm van vooraankondiging moet plaatsvinden; 4° in geval van een mogelijk tweede of derde gemiste dopingtest gedurende hetzelfde kwartaal moet de sporter conform artikel 71 de eerste kennisgeving over zijn voorgaande mogelijk gemiste dopingtest ontvangen hebben;5° bij het niet te vinden of beschikbaar zijn van de sporter in het tijdslot is op zijn minst sprake van nalatigheid.Nalatigheid wordt vermoed als is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in punt 1° tot en met 4°. Dat vermoeden kan alleen worden weerlegd als de sporter aantoont dat van zijn kant geen sprake is geweest van nalatigheid die heeft bijgedragen aan dan wel de oorzaak is geweest van: a) de omstandigheid dat hij niet vindbaar of beschikbaar was voor een dopingtest in het tijdslot;b) het niet-tijdig, onvolledig en incorrect actualiseren van de verblijfsgegevens met betrekking tot het tijdslot. § 3. Van elke mogelijk gemiste dopingtest wordt door de controlearts een rapport van een mislukte poging opgesteld.

Als een sporter bij aankomst van de controlearts op de opgegeven locatie tijdens het tijdslot niet onmiddellijk te vinden of beschikbaar is, maar wel later tijdens het tijdslot, voert de controlearts de dopingtest uit en stelt hij geen rapport van een mogelijk gemiste dopingtest op. Hij rapporteert de gebeurtenissen wel aan NADO Vlaanderen in het licht van een mogelijk onderzoek of er met betrekking tot de sporter sprake is van een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 3° of 5°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.

De omstandigheid dat een sporter die niet te vinden of beschikbaar is geweest voor een dopingtest gedurende het tijdslot, eerder of later op dezelfde dag wel een dopingtest heeft ondergaan, heeft geen gevolg voor de rapportage van een mogelijk gemiste dopingtest tijdens het tijdslot. § 4. Als de sporter gedurende het tijdslot een dopingtest ondergaat, moet hij op de betreffende locatie blijven tot de dopingtest helemaal is afgerond, ook als de dopingtest voortduurt na afloop van het tijdslot. § 5. De controlearts moet bij het uitvoeren van een dopingtest tijdens het tijdslot altijd uitgaan van de meeste actuele informatie over het tijdslot. Als de sporter niet te vinden is voor een dopingtest tijdens het tijdslot, maar de sporter tijdig zijn informatie over het tijdslot heeft aangepast, is er geen sprake van een mogelijk gemiste dopingtest.

Onderafdeling 4. - Registratie van een aangifteverzuim

Art. 68.Als een controlearts een rapport van een mislukte poging heeft opgesteld en NADO Vlaanderen van oordeel is dat de voorwaarden, vermeld in artikel 66, vervuld zijn, brengt NADO Vlaanderen de sporter binnen veertien dagen na de dag waarop de vaststelling heeft plaatsgevonden, met een aangetekende brief op de hoogte van het volgende: 1° er werd een mogelijk aangifteverzuim vastgesteld;2° het mogelijke aangifteverzuim wordt geregistreerd, tenzij de sporter NADO Vlaanderen ervan overtuigt dat er geen sprake is van een mogelijk aangifteverzuim;3° de termijn waarin de sporter het mogelijke aangifteverzuim kan betwisten, is veertien dagen na de ontvangst van de aangetekende kennisgeving van het mogelijke aangifteverzuim;4° de gevolgen voor de sporter van de registratie van een aangifteverzuim;5° mogelijk eerder geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken van de sporter in de aaneengesloten periode van twaalf maanden, als die bekend zijn bij NADO Vlaanderen.

Art. 69.§ 1. De sporter kan het mogelijke aangifteverzuim betwisten door binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in artikel 68, schriftelijk of elektronisch bezwaar aan te tekenen bij NADO Vlaanderen. § 2. Als de sporter het mogelijke aangifteverzuim tijdig betwist, controleert NADO Vlaanderen of aan alle voorwaarden, vermeld in artikel 66, is voldaan.

Als NADO Vlaanderen vervolgens oordeelt dat er geen mogelijk aangifteverzuim is begaan, deelt NADO Vlaanderen dat binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, mee aan de sporter en aan de partijen die conform artikel 76 het recht hebben beroep in te stellen tegen die beslissing. § 3. Als de sporter het mogelijke aangifteverzuim niet of niet tijdig betwist, of als NADO Vlaanderen ondanks de betwisting van de sporter oordeelt dat er sprake is van een mogelijk aangifteverzuim, bevestigt NADO Vlaanderen de sporter dat een aangifteverzuim zal worden geregistreerd.

NADO Vlaanderen brengt de sporter met een aangetekende brief op de hoogte van die bevestiging, hetzij binnen veertien dagen nadat de termijn, vermeld in paragraaf 1, is verlopen, hetzij binnen veertien dagen vanaf de dag dat NADO Vlaanderen heeft geoordeeld dat er inderdaad sprake is van een mogelijk aangifteverzuim. Als de sporter het mogelijk aangifteverzuim tijdig betwistte, licht dezelfde brief de sporter ook in over zijn recht om binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving schriftelijk of elektronisch een administratieve herziening van die bevestiging aan te vragen bij NADO Vlaanderen.

Art. 70.§ 1. Als de sporter in het geval, vermeld in artikel 69, § 3, tijdig een verzoek indient om een administratieve herziening, zal die herziening worden uitgevoerd door een of meer door NADO Vlaanderen aangewezen personen, die niet betrokken waren bij de eerdere besluitvorming over het mogelijke aangifteverzuim. § 2. De administratieve herziening: 1° vindt plaats op basis van schriftelijke stukken, zonder dat een hoorzitting wordt gehouden;2° bestaat uit de beoordeling of is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 66;3° leidt uiterlijk binnen veertien dagen na de ontvangst van het verzoek van de sporter tot een besluit dat het mogelijke aangifteverzuim vervalt of gehandhaafd blijft. § 3. Als de administratieve herziening leidt tot het besluit dat het mogelijke aangifteverzuim vervalt, brengt NADO Vlaanderen de sporter daarvan schriftelijk op de hoogte binnen zeven dagen nadat de beslissing is genomen. NADO Vlaanderen stuurt die kennisgeving ook naar de partijen die conform artikel 76 het recht hebben beroep aan te tekenen tegen de beslissing. § 4. Als de sporter de administratieve herziening niet of niet tijdig aanvraagt, dan wel de administratieve herziening bevestigt dat er sprake is van een mogelijk aangifteverzuim, ontvangt de sporter van NADO Vlaanderen de bevestiging dat een aangifteverzuim is geregistreerd.

NADO Vlaanderen zal vervolgens het WADA, alsook de internationale federatie en de ADO die het aangifteverzuim heeft onthuld, inlichten over het geregistreerde aangifteverzuim en de datum waarop het is vastgesteld. Die kennisgeving bevat ook informatie over andere verblijfsgegevensinbreuken die de sporter begaan heeft in de aaneengesloten periode van twaalf maanden, vermeld in artikel 65, § 2, tweede lid, als die bekend zijn bij NADO Vlaanderen.

Onderafdeling 5. - Registratie van een gemiste dopingtest

Art. 71.Als een controlearts een rapport van een mislukte poging heeft opgemaakt en NADO Vlaanderen van oordeel is dat de voorwaarden, vermeld in artikel 67, vervuld zijn, brengt NADO Vlaanderen de betrokken elitesporter daarvan op de hoogte met een aangetekende brief binnen veertien dagen na de dag waarop de vaststelling heeft plaatsgevonden. De schriftelijke kennisgeving vermeldt het volgende: 1° er werd een mogelijk gemiste dopingtest vastgesteld;2° de mogelijk gemiste dopingtest wordt geregistreerd, tenzij de sporter NADO Vlaanderen ervan overtuigt dat er geen sprake is van een mogelijk gemiste dopingtest;3° de termijn waarin de sporter de mogelijk gemiste dopingtest kan betwisten, namelijk veertien dagen na de ontvangst van de aangetekende kennisgeving van de mogelijk gemiste dopingtest;4° de gevolgen voor de sporter van de registratie van een gemiste dopingtest;5° mogelijk eerder geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken van de sporter in de aaneengesloten periode van twaalf maanden, als die bekend zijn bij NADO Vlaanderen.

Art. 72.§ 1. De sporter kan de mogelijk gemiste dopingtest betwisten door binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in artikel 71 schriftelijk of elektronisch bezwaar aan te tekenen bij NADO Vlaanderen. § 2. Als de sporter de mogelijk gemiste dopingtest tijdig betwist, controleert NADO Vlaanderen of aan alle voorwaarden, vermeld in artikel 67, is voldaan.

Als NADO Vlaanderen vervolgens oordeelt dat er geen sprake is van een mogelijk gemiste dopingtest, deelt NADO Vlaanderen dat binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, mee aan de sporter en aan de partijen die conform artikel 76 het recht hebben beroep aan te tekenen tegen die beslissing. § 3. Als de sporter de mogelijk gemiste dopingtest niet of niet tijdig betwist, of als NADO Vlaanderen ondanks de betwisting van de sporter oordeelt dat er sprake is van een mogelijk gemiste dopingtest, bevestigt NADO Vlaanderen aan de sporter dat een gemiste dopingtest zal worden geregistreerd.

NADO Vlaanderen brengt de sporter met een aangetekende brief op de hoogte van die bevestiging, hetzij binnen veertien dagen nadat de termijn, vermeld in paragraaf 1, is verlopen, hetzij binnen veertien dagen vanaf de dag dat NADO Vlaanderen heeft geoordeeld dat er inderdaad sprake is van een mogelijk gemiste dopingtest. Als de sporter de mogelijk gemiste dopingtest tijdig betwistte, licht dezelfde brief de sporter ook in over zijn recht om binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving een administratieve herziening van de bevestiging aan te vragen bij NADO Vlaanderen.

Art. 73.§ 1. Als de sporter in het geval, vermeld in artikel 72, § 3, tijdig een verzoek tot administratieve herziening indient, zal die herziening worden uitgevoerd door een of meer door NADO Vlaanderen aangewezen personen, die niet betrokken waren bij de eerdere besluitvorming over de mogelijk gemiste dopingtest. § 2. De administratieve herziening: 1° vindt plaats op basis van schriftelijke stukken waarover de betrokkenen overleg hebben gepleegd, zonder dat een hoorzitting wordt gehouden;2° bestaat uit de beoordeling of is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 67;3° leidt uiterlijk binnen veertien dagen na de ontvangst van het verzoek van de sporter tot een besluit dat de mogelijk gemiste dopingtest vervalt of gehandhaafd blijft. § 3. Als de administratieve herziening leidt tot het besluit dat de mogelijk gemiste dopingtest vervalt, brengt NADO Vlaanderen de sporter daarvan schriftelijk op de hoogte binnen zeven dagen nadat de beslissing is genomen. NADO Vlaanderen stuurt die kennisgeving ook naar de partijen die conform artikel 76 het recht hebben beroep aan te tekenen tegen de beslissing. § 4. Als de sporter de administratieve herziening niet of niet tijdig aanvraagt, dan wel de administratieve herziening bevestigt dat er sprake is van een mogelijk gemiste dopingtest, ontvangt de sporter van de ADO de bevestiging dat een gemiste dopingtest is geregistreerd.

NADO Vlaanderen zal vervolgens het WADA, de internationale federatie en de ADO die de gemiste dopingtest heeft onthuld, inlichten over de geregistreerde gemiste dopingtest en de datum waarop die is vastgesteld. Die kennisgeving bevat ook informatie over andere verblijfsgegevensinbreuken die de sporter begaan heeft in de aaneengesloten periode van twaalf maanden, vermeld in artikel 65, § 2, tweede lid, als die bekend zijn bij NADO Vlaanderen.

Onderafdeling 6. - Gevolgen van geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken

Art. 74.§ 1. De drie verblijfsgegevensinbreuken vermeld in artikel 3, eerste lid, 4° van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 kunnen bestaan uit drie aangifteverzuimen, drie gemiste dopingtests of een combinatie van de twee, zolang in totaal sprake is van drie verblijfsgegevensinbreuken.

De dopingpraktijk wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de dag waarop de derde geregistreerde verblijfsgegevensinbreuk wordt geacht te hebben plaatsgevonden. § 2. Het vaststellen van verblijfsgegevensinbreuken is niet gebonden aan een bepaalde ADO. Elke verblijfsgegevensinbreuk die vastgesteld wordt door een bevoegde ADO, wordt in aanmerking genomen om te bepalen of er drie verblijfsgegevensinbreuken zijn in een aaneengesloten periode van twaalf maanden. § 3. De aaneengesloten periode van twaalf maanden vangt aan op de datum waarop met betrekking tot een sporter de eerste verblijfsgegevensinbreuk geacht wordt te hebben plaatsgevonden.

Als een aangifteverzuim wordt geregistreerd, wordt dat geacht te hebben plaatsgevonden op de eerste dag van het kwartaal waarvoor de verblijfsgegevensverplichtingen waren bedoeld. Bij een volgend aangifteverzuim in hetzelfde kwartaal wordt het aangifteverzuim geacht te hebben plaatsgevonden op het moment dat de termijn om het vorige aangifteverzuim te corrigeren, vermeld in artikel 66, tweede lid, 3°, verstrijkt.

Als een gemiste dopingtest wordt geregistreerd, wordt die geacht te hebben plaatsgevonden op de dag waarop de onsuccesvolle poging tot dopingtest gedurende het tijdslot heeft plaatsgevonden. § 4. Als een sporter binnen de aaneengesloten periode van twaalf maanden slechts één geregistreerde verblijfsgegevensinbreuk heeft begaan, vervalt die na het verstrijken van die periode.

Als een sporter binnen de aaneengesloten periode van twaalf maanden twee geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken begaat, vervalt na het verstrijken van de periode van twaalf maanden de minst recent geregistreerde verblijfsgegevensinbreuk. De meest recent geregistreerde verblijfsgegevensinbreuk blijft van kracht. De datum waarop die wordt geacht te hebben plaatsgevonden, is de aanvangsdatum van de volgende aaneengesloten periode van twaalf maanden. § 5. De periodes waarin een sporter niet als elitesporter van categorie A onderworpen is aan verblijfsgegevensverplichtingen, worden niet meegenomen in de berekening van de aaneengesloten periode van twaalf maanden. In dergelijke gevallen worden geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken die zijn vastgesteld voorafgaand aan het niet langer van toepassing zijn van de verblijfsgegevensverplichting, gecombineerd met geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken die zijn vastgesteld nadat de verblijfsgegevensverplichting weer van toepassing is geworden. § 6. Noch de aaneengesloten periode van twaalf maanden, noch een verblijfsgegevensinbreuk die in die periode heeft plaatsgevonden, wordt beïnvloed door een of meer dopingtests die op latere momenten gedurende de aaneengesloten periode van twaalf maanden succesvol uitgevoerd zijn bij de betreffende sporters.

Onderafdeling 7. - Disciplinaire behandeling van geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken

Art. 75.Zodra ten aanzien van een sporter sprake is van drie geregistreerde verblijfsgegevensinbreuken in een aaneengesloten periode van twaalf maanden, maakt de ADO die de verblijfsgegevens beheert op het moment van de derde inbreuk, bij de bevoegde disciplinaire organen melding van een mogelijke dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 4°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, met het verzoek voor de disciplinaire afhandeling ervan te zorgen. Tegelijk brengt de ADO de sporter, de internationale sportfederatie en het WADA op de hoogte van haar gemotiveerde beslissing, de vermoedelijke dopingpraktijk, de geschonden rechtsregel, de naam van de sporter, het land, de sport, de discipline binnen de sport en het competitieniveau van de sporter.

Onderafdeling 8. - Beroep

Art. 76.Overeenkomstig artikel 13.2 van de Code hebben de volgende partijen het recht bij het TAS beroep in te stellen tegen de besluiten dat er geen sprake is van een mogelijk aangifteverzuim of mogelijk gemiste dopingtest, vermeld in artikel 69, § 2, tweede lid, artikel 70, § 3, artikel 72, § 2, tweede lid, en artikel 73, § 3: 1° de bevoegde internationale sportfederatie;2° het WADA 3° de ADO die de verblijfsgegevensinbreuk heeft vastgesteld. De termijn voor het instellen van beroep komt overeen met de termijn die is opgenomen in het tuchtreglement van de sportvereniging.

Hetzelfde geldt voor het moment van de aanvang van de beroepstermijn. Afdeling 5. - Niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen

door een elitesporter van categorie B

Art. 77.Er is sprake van een mogelijke niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter categorie B als een controlearts een van de volgende gevallen vaststelt: 1° er zijn geen verblijfsgegevens ingediend;2° de verblijfsgegevens zijn niet tijdig ingediend;3° de ingediende verblijfsgegevens zijn niet correct, volledig of voldoende nauwkeurig om de sporter te kunnen vinden voor een onaangekondigde dopingtest. Om een niet-nakoming als vermeld in artikel 21, § 2, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, te kunnen vaststellen, moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: 1° er is conform het derde lid een rapport opgesteld van een mislukte poging;2° de sporter is tijdig en voorafgaand aan de mislukte poging conform artikel 61 van dit besluit geïnformeerd;3° er is op zijn minst sprake van nalatigheid.Nalatigheid wordt vermoed als is voldaan aan de bepalingen, vermeld in artikel 61 van dit besluit, en een mogelijke niet-nakoming is vastgesteld. Dat vermoeden kan worden weerlegd als de sporter aantoont dat van zijn kant geen sprake is geweest van nalatigheid die heeft bijgedragen aan de mislukte poging of die de mislukte poging heeft veroorzaakt.

Van elke mogelijke niet-nakoming van verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter van categorie B wordt door de controlearts een rapport van een mislukte poging opgesteld. Een mogelijke niet-nakoming kan vastgesteld worden op basis van de opgegeven verblijfsgegevens of op basis van een poging tot onaangekondigde dopingtest.

Art. 78.§ 1. Als een controlearts een rapport van een mislukte poging heeft opgesteld, en NADO Vlaanderen van oordeel is dat de voorwaarden, vermeld in artikel 77, tweede lid, vervuld zijn, informeert NADO Vlaanderen de sporter daarover met een aangetekende brief binnen veertien dagen na de dag waarop de vaststelling heeft plaatsgevonden. § 2. De schriftelijke kennisgeving vermeldt het volgende: 1° er werd een mogelijke niet-nakoming van verblijfsgegevensverplichtingen vastgesteld;2° de termijn waarin de sporter dat kan betwisten, namelijk veertien dagen na de ontvangst van de schriftelijke kennisgeving;3° de bepalingen, vermeld in artikel 21, § 2, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012. § 3. De sporter kan de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, betwisten door binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, schriftelijk of elektronisch bezwaar aan te tekenen bij NADO Vlaanderen. § 4. Als de sporter de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, tijdig betwist, controleert NADO Vlaanderen of aan alle voorwaarden, vermeld in artikel 77, voldaan is. Aan de sporter wordt binnen veertien dagen na de ontvangst van het bezwaar, vermeld in paragraaf 3, schriftelijk meegedeeld of NADO Vlaanderen van oordeel is dat hij inderdaad zijn verblijfsgegevensverplichtingen niet is nagekomen. § 5. Als de sporter de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, niet of niet tijdig betwist, of als NADO Vlaanderen in antwoord op de betwisting door de sporter oordeelt dat de sporter zijn verblijfsgegevensverplichtingen niet is nagekomen, zal NADO Vlaanderen de sporter een aangetekende waarschuwing bezorgen, waarbij hem wordt meegedeeld dat hij bij een tweede niet-nakoming van zijn verblijfsgegevensverplichtingen binnen twaalf maanden verplicht zal worden om dezelfde verblijfsgegevensverplichtingen na te komen als een elitesporter van categorie A. § 6. Als de elitesporter van de categorie B zijn verblijfsgegevensverplichtingen een tweede keer binnen twaalf maanden niet nakomt, deelt NADO Vlaanderen hem met een aangetekende brief mee dat hij gedurende een termijn van zes maanden dezelfde verblijfsgegevensverplichtingen in acht moet nemen als een elitesporter van categorie A. De termijn van zes maanden kan door NADO Vlaanderen worden verlengd met telkens zes maanden, voor iedere gemiste dopingtest of aangifteverzuim dat voor de betrokken sporter wordt geregistreerd tijdens de eerste periode van zes maanden.

De periode van twaalf maanden vangt aan op de datum waarop voor de betrokken sporter de eerste niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen werd vastgesteld. Afdeling 6. - Niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen

door een elitesporter van categorie C

Art. 79.Er is sprake van een mogelijke niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter categorie C als een controlearts vaststelt dat: 1° er geen verblijfsgegevens werden ingediend;2° de verblijfsgegevens niet tijdig werden ingediend;3° de ingediende verblijfsgegevens niet correct, volledig of voldoende nauwkeurig zijn om de sporter te kunnen vinden voor een onaangekondigde dopingtest. Om een niet-nakoming als vermeld in artikel 21, § 3, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, te kunnen vaststellen, moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: 1° er is conform het derde lid een rapport opgesteld van een mislukte poging;2° de sporter is tijdig en voorafgaand aan de mislukte poging conofrm artikel 61 van dit besluit geïnformeerd;3° er is op zijn minst sprake van nalatigheid.Nalatigheid wordt vermoed als is voldaan aan de bepalingen, vermeld in artikel 61 van dit besluit, en een mislukte poging is vastgesteld. Dat vermoeden kan worden weerlegd als de sporter of ploegverantwoordelijke aantoont dat geen sprake is geweest van nalatigheid die heeft bijgedragen aan de mislukte poging of die de mislukte poging heeft veroorzaakt.

Van elke mogelijke niet-nakoming van verblijfsgegevensverplichtingen door een elitesporter van categorie C wordt door de controlearts een rapport van een mislukte poging opgesteld. Een mogelijke niet-nakoming kan vastgesteld worden op basis van de ingediende verblijfsgegevens of op basis van een poging tot onaangekondigde dopingtest.

Als een ploegverantwoordelijke is aangesteld, bezorgt NADO Vlaanderen hem een kopie van elk schrijven dat onder deze afdeling aan de sporter is gericht.

Art. 80.§ 1. Als een controlearts een rapport van mislukte poging heeft opgesteld als vermeld in artikel 79, en NADO Vlaanderen van oordeel is dat de voorwaarden, vermeld in artikel 79, tweede lid, vervuld zijn, brengt NADO Vlaanderen de sporter daarvan met een aangetekende brief op de hoogte binnen veertien dagen na de dag waarop de vaststelling heeft plaatsgevonden. § 2. De schriftelijke kennisgeving vermeldt het volgende: 1° er werd een mogelijke niet-nakoming van verblijfsgegevensverplichtingen vastgesteld;2° de termijn waarin de sporter de niet-nakoming kan betwisten, namelijk veertien dagen na de ontvangst van de schriftelijke kennisgeving;3° de bepalingen, vermeld in artikel 21, § 3, tweede lid, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012. § 3. De sporter kan de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, betwisten door binnen veertien dagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 2, met een aangetekende brief bezwaar aan te tekenen bij NADO Vlaanderen. § 4. Als de sporter de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, tijdig betwist, moet NADO Vlaanderen controleren of aan alle voorwaarden, vermeld in artikel 79, tweede lid, voldaan is. Aan de sporter wordt binnen veertien dagen na de ontvangst van het schriftelijke bezwaar, vermeld in paragraaf 3, schriftelijk meegedeeld of NADO Vlaanderen van oordeel is dat de sporter inderdaad zijn verblijfsgegevensverplichtingen niet is nagekomen. § 5. Als de sporter de vaststelling, vermeld in paragraaf 1, niet of niet tijdig betwist, of als NADO Vlaanderen in antwoord op de betwisting oordeelt dat de verblijfsgegevensverplichtingen niet zijn nagekomen, zal NADO Vlaanderen de sporter een aangetekende waarschuwing bezorgen, waarbij hem wordt meegedeeld dat hij bij een tweede niet-nakoming van zijn verblijfsgegevensverplichtingen binnen twaalf maanden verplicht zal worden om dezelfde verblijfsgegevensverplichtingen na te komen als een elitesporter van categorie A of B. § 6. Als verblijfsgegevensverplichtingen van een elitesporter van categorie C een tweede keer binnen twaalf maanden niet correct zijn nagekomen, deelt NADO Vlaanderen de elitesporter categorie C met een aangetekende brief mee dat hij gedurende een verlengbare periode van zes maanden dezelfde verblijfsgegevensverplichtingen in acht moet nemen als een elitesporter van categorie A. In afwijking daarvan kan NADO Vlaanderen op basis van specifieke omstandigheden aangereikt door de betrokken sporter, beslissen dat de betrokken sporter niet dezelfde verblijfsgegevensverplichtingen in acht moet nemen als een elitesporter van categorie A maar wel die van een elitesporter van categorie B. De periode van twaalf maanden vangt aan op de datum waarop voor de betrokken sporter de eerste niet-nakoming van de verblijfsgegevensverplichtingen werd vastgesteld. HOOFDSTUK 1 0. - Disciplinaire maatregelen Afdeling 1. - Opstart van de disciplinaire procedure

Art. 81.NADO Vlaanderen opent een disciplinair dossier zodra ze het bestaan vermoedt van een mogelijke dopingpraktijk van een sporter of begeleider met woonplaats in het Nederlands taalgebied of aangesloten bij een sportvereniging gevestigd in het Nederlands taalgebied of gepleegd in het Nederlands taalgebied.

Elk dossier wordt opgevolgd door NADO Vlaanderen.

Elk dossier bevat, zo mogelijk en in voorkomend geval: 1° een omschrijving van de reden die aanleiding heeft gegeven tot het openen van het dossier;2° de vermelding van de datum van de opening van het dossier;3° een inventaris van de stukken, met vermelding van de datum van opname in het dossier;4° de identiteit van de vermoedelijke overtreder;5° een afschrift van alle andere stukken die nuttig kunnen zijn voor de behandeling van het dossier. In geval van een vermoedelijke dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, vastgesteld na een controle in opdracht van NADO Vlaanderen, bevat elk dossier, zo mogelijk en in voorkomend geval, de volgende gegevens: 1° geboortedatum en adres van de sporter;2° voornaam, achternaam en adres van de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige sporter;3° voornaam en achternaam van degene die de sporter vergezeld heeft tijdens de dopingtest;4° naam en adres van de sportvereniging waarbij de sporter is aangesloten of van de organisator van de sportactiviteit waaraan hij deelnam;5° aard, datum en plaats van de controle;6° voornaam, achternaam en adres van de advocaat of arts van de sporter;7° de controleopdracht waarbij de controlearts belast werd met de uitvoering van een dopingtest;8° het aanplakbiljet bij de sportactiviteit waarbij de oproep voor dopingtest wordt gedaan met een aanplakbiljet;9° het dopingcontroleformulier;10° de analysecertificaten en laboratoriumdocumentatiepakketten van de controlelaboratoria;11° een afschrift van alle andere stukken die nuttig kunnen zijn voor de behandeling van het dossier.

Art. 82.Zodra NADO Vlaanderen het dossier als volledig beschouwt, wordt het verstuurd naar het bevoegde disciplinaire orgaan.

Art. 83.Als een sporter of begeleider zich uit de sport terugtrekt, behoudt het bevoegde disciplinaire orgaan de bevoegdheid om op basis van een overtreding vastgesteld op een tijdstip dat de sporter of begeleider zich nog niet uit de sport teruggetrokken had, de disciplinaire procedure op te starten, te voeren en af te ronden. Afdeling 2. - Disciplinaire organen voor niet-elitesporters

Art. 84.De volgende personen komen niet in aanmerking om de functie van voorzitter of lid van de disciplinaire commissie of van de disciplinaire raad uit te oefenen: 1° de controleartsen, de chaperons en de experts;2° de personen die werken voor een controlelaboratorium, en de personeelsleden van NADO Vlaanderen;3° de parketmagistraten;4° de leden van de gemeenschaps- of gewestparlementen of van de federale wetgevende macht;5° de leden van de TTN-commissie.

Art. 85.Leden of plaatsvervangende leden van de disciplinaire commissie en van de disciplinaire raad moeten deskundig, onafhankelijk en onpartijdig zijn.

Jaarlijks bezorgen ze aan NADO Vlaanderen een geschreven verklaring waarin ze hun professionele en persoonlijke banden met sporters, sportverenigingen en wedstrijdorganisatoren meedelen.

Bij een mogelijk belangenconflict moeten ze zich laten vervangen.

Het secretariaat van de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad wordt waargenomen door NADO Vlaanderen.

Art. 86.Voor de toepassing van artikel 28 en 29 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 wordt een master in de Geneeskunde gelijkgesteld met een arts.

Art. 87.Voor de benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van de disciplinaire commissie en van de disciplinaire raad, die magistraat zijn, kan het advies van het Ministerie van Justitie worden ingewonnen.

Art. 88.De minister legt de vergoedingen voor de voorzitter, de leden, de plaatsvervangende voorzitter en de plaatsvervangende leden van de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad vast. Afdeling 3. - Disciplinaire sancties voor niet-elitesporters

Art. 89.In het geval, vermeld in artikel 42, § 6, 1°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, kan NADO Vlaanderen, voorafgaand aan een beslissing in laatste instantie of voor het verstrijken van de periode waarin beroep kan worden aangetekend, een deel van de uitsluitingsperiode opschorten in individuele gevallen waarin de sporter NADO Vlaanderen, een gerechtelijke instantie of een professioneel tuchtorgaan substantiële hulp heeft geboden die ertoe leidt dat NADO Vlaanderen een dopingovertreding door een andere persoon ontdekt of vaststelt, of waardoor een gerechtelijk orgaan of tuchtorgaan een strafbaar feit of een dopingpraktijk van een andere sporter of begeleider ontdekt of vervolgt. Na een beslissing in laatste instantie of het verstrijken van de periode waarin beroep kan worden aangetekend, kan NADO Vlaanderen alleen een deel van de anderszins toepasselijke uitsluitingsperiode opschorten met de goedkeuring van het WADA en de toepasselijke internationale federatie.

In hoeverre de anderszins toepasselijke uitsluitingsperiode kan worden opgeschort, hangt af van de ernst van de dopingovertreding die de sporter heeft begaan, en van het belang van de substantiële hulp die de sporter heeft geboden in de strijd tegen doping in de sport. Niet meer dan driekwart van de anderszins toepasselijke uitsluitingsperiode kan worden opgeschort. Als de anderszins toepasselijke uitsluitingsperiode levenslang is, mag de volgens dit artikel niet-opgeschorte periode nooit minder dan acht jaar bedragen. Als de sporter in gebreke blijft om mee te werken en volledige en geloofwaardige substantiële hulp te bieden op basis waarvan NADO Vlaanderen een periode van uitsluiting heeft opgeschort, zal NADO Vlaanderen de oorspronkelijke periode van uitsluiting opnieuw van toepassing verklaren. Tegen elke beslissing van NADO Vlaanderen om de opgeschorte uitsluitingsperiode al dan niet opnieuw in te voeren, kan de sporter, de sportvereniging, de NADO van de woonplaats van de sporter, de internationale sportfederatie, het IOC of IPC als de beslissing een effect kan hebben met betrekking tot de volgende Olympische of Paralympische Spelen, en WADA in beroep gaan bij het TAS. WADA kan, op vraag van de sporter of NADO Vlaanderen, na een beslissing in laatste aanleg of het verstrijken van de beroepstermijn, een passende opschorting bevelen van de opgelegde periode van uitsluiting of geldboete om substantiële hulp aan een ADO te bevorderen. Als de sporter in gebreke blijft om de substantiële hulp te bieden op basis waarvan WADA een periode van uitsluiting heeft opgeschort, zal WADA de oorspronkelijke periode van uitsluiting opnieuw van toepassing verklaren. Tegen elke beslissing van WADA om een opschorting te bevelen of de opgeschorte uitsluitingsperiode al dan niet opnieuw in te voeren, kan de sporter, de sportvereniging, de NADO van de woonplaats van de sporter, de internationale sportfederatie en het IOC of IPC als de beslissing een effect kan hebben met betrekking tot de volgende Olympische of Paralympische Spelen, in beroep gaan bij het TAS. Als NADO Vlaanderen eender welk deel van de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode opschort, moet het een schriftelijke rechtvaardiging voor haar beslissing bezorgen aan iedere ADO die het recht heeft om tegen de beslissing beroep aan te tekenen, zoals hierboven bepaald.

In uitzonderlijke gevallen kan WADA in het belang van de dopingbestrijding NADO Vlaanderen de toestemming geven om de aard van de substantiële hulp geheim te houden.

Art. 90.§ 1. Behalve in de gevallen, vermeld in paragraaf 2 en 3, gaat de uitsluitingsperiode, vermeld in artikel 41, § 1, van het decreet, in op de dag van de definitieve tuchtrechtelijke uitspraak die een uitsluiting oplegt of, als afstand is gedaan van een hoorzitting of als er geen hoorzitting is, op de dag waarop de uitsluiting wordt aanvaard of anderszins wordt opgelegd. § 2. Als de hoorzittingsprocedure of andere aspecten van de dopingcontrole aanzienlijke vertraging hebben opgelopen die niet aan de sporter te wijten is, kan het orgaan dat de sanctie oplegt de uitsluitingsperiode op een vroegere datum laten ingaan en wel ten vroegste op de datum van de monsterneming of de laatste datum waarop een andere dopingovertreding plaatsvond. Alle tijdens de uitsluitingsperiode behaalde wedstrijdresultaten, inclusief die welke zijn behaald tijdens de periode van uitsluiting met terugwerkende kracht, worden gediskwalificeerd. § 3. Als de sporter de dopingovertreding onmiddellijk, namelijk in ieder geval voordat hij weer aan een wedstrijd deelneemt, bekent nadat NADO Vlaanderen hem of haar met de dopingovertreding heeft geconfronteerd, kan de uitsluitingsperiode ten vroegste aanvangen op de datum van de monsterneming of de laatste datum waarop een andere dopingovertreding plaatsvond. In elk geval moet, als dit artikel wordt toegepast, de sporter minstens de helft van de uitsluitingsperiode uitzitten, beginnend vanaf de datum waarop hij de oplegging van een sanctie aanvaardt, de datum van de tuchtrechtelijke uitspraak die een sanctie oplegt of de datum waarop de sanctie anderszins wordt opgelegd. Dit artikel geldt niet als de uitsluitingsperiode al is verkort met toepassing van artikel 42, § 6, 3°, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012. § 4. Als een voorlopige schorsing wordt opgelegd en door de sporter wordt nageleefd, wordt de periode van voorlopige schorsing afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de sporter kan worden opgelegd. Als een uitsluitingsperiode wordt uitgezeten overeenkomstig een beslissing waartegen later beroep wordt aangetekend, wordt die uitsluitingsperiode afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk in beroep aan de sporter kan worden opgelegd.

Als een sporter vrijwillig en schriftelijk een voorlopige schorsing aanvaardt na de mededeling van NADO Vlaanderen dat hij daarvoor de mogelijkheid heeft en als hij daarna afziet van wedstrijddeelname, wordt die periode van vrijwillige voorlopige schorsing afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de sporter kan worden opgelegd. Een kopie van de vrijwillige aanvaarding van een voorlopige schorsing door de sporter moet onmiddellijk worden bezorgd aan alle partijen die het recht hebben om in kennis te worden gesteld van een vermeende dopingovertreding.

De periode vóór de ingangsdatum van een voorlopige schorsing of een vrijwillige voorlopige schorsing wordt nooit afgetrokken van een uitsluitingsperiode, ongeacht of de sporter ervoor heeft geopteerd om niet deel te nemen aan wedstrijden of door zijn team werd geschorst. HOOFDSTUK 1 1. - Handhaving

Art. 91.§ 1. NADO Vlaanderen wijst de personeelsleden aan die moeten toezien op de naleving van de opgelegde disciplinaire maatregelen. § 2. Conform artikel 44, § 2, eerste zin van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 nemen de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, hun bevindingen op in een verslag. Een afschrift van het verslag wordt bezorgd aan de sportvereniging en eventueel aan de betrokken sporter.

Als het betrokken personeelslid vaststelt dat een sporter of begeleider het opgelegde verbod niet naleeft, bezorgt het personeelslid een afschrift van het verslag aan het bevoegde disciplinaire orgaan. HOOFDSTUK 1 2. - Bewaartermijnen van persoonsgegevens

Art. 92.De persoonsgegevens, vermeld in artikel 48, § 2, van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, worden bewaard met toepassing van de bewaartermijnen uit de tabel, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden uiterlijk verwijderd op het einde van het trimester dat volgt op het einde van de aangegeven bewaartermijn, namelijk op 31 maart, 30 juni, 30 september of 31 december.

Tijdens de duur van een disciplinaire procedure worden de bewaartermijnen verlengd voor de persoonsgegevens die betrokken zijn in die procedure. HOOFDSTUK 1 3. - Budgettaire bepalingen

Art. 93.Binnen de begrotingskredieten kan de minister, overeenkomstig artikel 49 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 maatregelen nemen om: 1° in fondsen te voorzien om een testprogramma voor alle sporten te ondersteunen of sportverenigingen en antidopingorganisaties bij te staan om dopingtests te financieren, door directe subsidies of beurzen, of door de erkenning van de kosten van dergelijke controles bij het vaststellen van de algemene subsidies of beurzen die toegekend zullen worden aan die organisaties;2° in fondsen te voorzien ter financiering of ondersteuning van het WADA en ter financiering van het "Fonds voor de Uitbanning van het Dopinggebruik in de Sport" als vermeld in artikel 17 van de internationale conventie tegen het dopinggebruik in de sport, opgemaakt in Parijs op 19 oktober 2005 in het kader van de UNESCO;3° in fondsen te voorzien ter ondersteuning of financiering van het wetenschappelijk onderzoek over dopinggebruik en de effecten ervan;4° stappen te zetten om sportgerelateerde financiële steun aan individuele sporters of begeleiders die geschorst of uitgesloten zijn als gevolg van een overtreding van een antidopingregel, te onthouden tijdens de duur van hun schorsing of uitsluiting;5° iedere sportvereniging of antidopingorganisatie die niet in overeenstemming is met de Code en de Internationale Standaarden of met een of meer bepalingen van dit voormelde Antidopingdecreet van 25 mei 2012 of met een of meer van de maatregelen die genomen zijn op grond van dit Antidopingdecreet van 25 mei 2012, te onthouden van bepaalde of alle financiële of andere sportgerelateerde steun. De ondersteuning of financiering, vermeld in het eerste lid, 3°, kan worden verleend als daarvoor bij NADO Vlaanderen een aanvraag met een onderzoeksvoorstel wordt ingediend, en NADO Vlaanderen de minister advies heeft verleend.

De minister kan de nodige maatregelen treffen ter uitvoering van deze bepaling.

Art. 94.De bedragen, vermeld in het Antidopingdecreet van 25 mei 2012, volgen de ontwikkeling van het gezondheidsindexcijfer zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ` s lands concurrentievermogen. De bedragen worden jaarlijks aangepast volgens de volgende formule: gezondheidsindex x (op 1 januari)/gezondheidsindex x-1 (op 1 januari). HOOFDSTUK 1 4. - Slotbepalingen

Art. 95.Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2012 houdende uitvoering van het decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2014, wordt opgeheven.

Art. 96.§ 1. De besluiten, genomen ter uitvoering van het besluit van 19 oktober 2012 houdende uitvoering van het decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport, blijven van kracht totdat hun geldigheidsduur verstreken is of totdat ze opgeheven worden.

De erkenningen van controleartsen genomen ter uitvoering van het besluit van 19 oktober 2012 houdende uitvoering van het decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport, blijven van kracht totdat hun huidig lopende geldigheidsduur verstreken is of totdat ze ingetrokken worden.

Sporters die door NADO Vlaanderen onder toepassing van het besluit van 19 oktober 2012 houdende uitvoering van het decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport verplicht werden verblijfsgegevens in te dienen, blijven verplicht de verblijfsgegevens behorend tot hun categorie in te dienen, tot tegenbericht van NADO Vlaanderen. § 2. De disciplinaire afhandeling van feiten die aanleiding geven tot de vaststelling van dopingpraktijken die gepleegd of vastgesteld zijn voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijft onderworpen aan de disciplinaire bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.

De periode gedurende welke voorgaande dopingpraktijken in rekening kunnen worden gebracht als meervoudige overtredingen, is tien jaar, tenzij ze al verjaard zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Om de uitsluitingsperiode te bepalen van een tweede dopingpraktijk, waarbij de sanctie voor de eerste dopingpraktijk gebaseerd was op de disciplinaire sanctieregeling die van toepassing was voor de inwerkingtreding van dit besluit, moet uitgegaan worden van de uitsluitingsperiode die opgelegd zou zijn voor de eerste dopingpraktijk onder de disciplinaire sanctieregeling die in werking treedt bij dit besluit.

Elk geregistreerd aangifteverzuim dat of elke geregistreerde gemiste test die plaatsvond voor de inwerkingtreding van dit besluit, vervalt na twaalf maanden.

Art. 97.In dit besluit wordt verstaan onder dagen: kalenderdagen.

Als een termijn in beginsel verstrijkt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, wordt die termijn verlengd en verstrijkt hij pas op de eerstvolgende werkdag.

De zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen worden niet als werkdag beschouwd.

Art. 98.De volgende regelgevende teksten treden in werking op 31 maart 2015: 1° het decreet van 19 december 2014 houdende aanpassing van het antidopingdecreet van 25 mei 2012 aan de Code 2015;2° dit besluit.

Art. 99.De Vlaamse minister, bevoegd voor de medisch verantwoorde sportbeoefening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 februari 2015.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Geert BOURGEOIS De Vlaamse minister voor Werk, Economie, Innovatie en Sport, Philippe MUYTERS

Bijlage. - Bewaartermijnen als vermeld in artikel 92

module

gegevens

bewaartermijnen

* 1 - Elitesporter

De hierna vermelde bewaartermijnen beginnen te lopen vanaf het ogenblik dat de sporter niet langer deel uitmaakt van de groep die is onderworpen aan de dopingtests van de ADO:

voor- en achternaam geboortedatum sport/discipline geslacht

onbeperkt onbeperkt onbeperkt onbeperkt

telefoon- of gsm-nummer elektronisch adres domicilieadres

10 jaar 10 jaar 10 jaar

* 2 - Verblijfsgegevens (behalve voor het programma van het biologisch paspoort van de sporter)

De hierna vermelde bewaartermijnen beginnen te lopen vanaf de datum waarop de gegevens betrekking hebben.

verblijfsgegevens aangifteverzuim gemiste dopingtest

18 maanden 18 maanden 18 maanden

* 3 - TTN


formulier van toekenning van TTN

10 jaar vanaf de datum van de goedkeuring van de TTN

medische informatie die als bewijs dient voor de TTN informatie van de TTN die niet werd vermeld : (i) op het formulier van toekenning/weigering; of (ii) in de medische informatie die als bewijs dient voor de TTN

18 maanden vanaf het einde van de geldigheid van de TTN 18 maanden vanaf het einde van de geldigheid van de TTN

* 4 - Dopingtests

De hierna vermelde bewaartermijnen beginnen te lopen vanaf de datum waarop het document is gecreëerd / vanaf de eerste indicatie van een afwijkend analyseresultaat, atypisch analyseresultaat, dopingpraktijk of monsterneming. 18 maanden als er geen indicatie is van een dopingpraktijk / 10 jaar als er een indicatie is van een mogelijke dopingpraktijk of als het monster wordt opgeslagen voor mogelijke bijkomende controle of in het kader van een paspoortprogramma.

informatie met betrekking tot de controleopdracht

18 maanden/10 jaar

dopingcontroleformulier beheersketenformulier

18 maanden/10 jaar 18 maanden/10 jaar

* 5 - Monsters

Onbeperkt als de monsters anoniem zijn en bewaard worden voor wetenschappelijke doeleinden. In geval van een afwijkend analyseresultaat, of als het monster niet meer anoniem is, is de maximumbewaartermijn tien jaar.

A-monster

onbeperkt/10 jaar

B-monster

onbeperkt/10 jaar

* 6 - Controleresultaten/ Beheer van de analyseresultaten (formulieren/ documentatie)

De hierna vermelde bewaartermijnen beginnen te lopen vanaf het opstellen van de documenten die als bewijs dienen.

negatieve analyseresultaten

10 jaar

afwijkend analyseresultaat

10 jaar

atypisch analyseresultaat

10 jaar

* 7 - Disciplinaire beslissingen


disciplinaire beslissingen

voorlopige schorsingen en disciplinaire sancties

onbeperkt

relevante documenten/dossiers die als bewijs dienen

onbeperkt

* 8 - Biologisch paspoort van de sporter


analyseresultaten

analyseresultaten

10 jaar vanaf de datum van het verkrijgen van de analyseresultaten

verblijfsgegevens

verblijfsgegevens

10 jaar vanaf de datum waarop de verblijfsgegevens betrekking hebben


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 houdende uitvoering van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012.

Brussel, 13 februari 2015.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Geert BOURGEOIS De Vlaamse minister voor Werk, Economie, Innovatie en Sport, Philippe MUYTERS

^