gepubliceerd op 29 januari 2003
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 27 april 2001 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van particuliere opvangvoorzieningen
13 DECEMBER 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 27 april 2001 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van particuliere opvangvoorzieningen
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 3 mei 1989, 23 februari 1994, 24 juni 1997,15 juli 1997, 7 juli 1998 en 9 maart 2001, inzonderheid op artikel 4bis ;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 27 april 2001 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van particuliere voorzieningen;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van Kind en Gezin, gegeven op 10 juli 2002;
Gelet op het akkoord van de Minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 6 december 2002;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wetten van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het noodzakelijk is om de werkingssituatie van de zelfstandige opvangsector structureel en onmiddellijk te verbeteren, zodat het kinderopvangaanbod kan worden geconsolideerd en bestendigd;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 april 2001 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van particuliere voorzieningen wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° K&G : de instelling Kind en Gezin, opgericht bij decreet van 29 mei 1984 houdende de oprichting van de instelling Kind en Gezin;2° de mini-crèche en het zelfstandig kinderdagverblijf: de opvangvoorziening zoals gedefinieerd in artikel 1, 7° en artikel 1, 8°, van het besluit van 22 november 2002 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen;3° de zelfstandige onthaalouder : de persoon zoals gedefinieerd in artikel 1, 6°, van het besluit van 22 november 2002 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen;4° het attest van toezicht : het attest bedoeld in artikel 17, § 1, van het voornoemde besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997;5° de minister : de minister bevoegd voor de bijstand aan personen.»
Art. 2.Artikel 2 van het hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 2.De zelfstandige onthaalouder, de minicrèche en het zelfstandig kinderdagverblijf, in het bezit van een attest van toezicht, komen in aanmerking voor het ontvangen van een financiële tegemoetkoming als een vergoeding voor de kosten die aangegaan zijn om een kind met een specifieke zorgbehoefte inclusief op te vangen, conform de door de minister vastgelegde bepalingen. »
Art. 3.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 3.De mini-crèche of het zelfstandig kinderdagverblijf komt in aanmerking voor het ontvangen van een vergoeding voor de specifieke kosten die aangegaan zijn voor de verdere kwalitatieve uitbouw van de opvang, conform de bepalingen van dit besluit. »
Art. 4.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 4.Om een kostenvergoeding te kunnen ontvangen, moet de mini-crèche of het zelfstandig kinderdagverblijf beschikken over een attest van toezicht. »
Art. 5.Artikel van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 5.Om een kostenvergoeding te kunnen ontvangen, moet de mini-crèche of het zelfstandig kinderdagverblijf de dienstverlening openstellen voor alle kinderen. »
Art. 6.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 6.Om de kostenvergoeding te kunnen ontvangen, moet de voorziening een mini-crèche zijn of als zelfstandig kinderdagverblijf uitsluitend buitenschoolse opvang aanbieden. »
Art. 7.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 7.Met betrekking tot het personeel gelden de volgende voorwaarden : 1° De mini-crèche met een capaciteit van 8 tot en met 14 plaatsen voorziet minstens in één personeelslid dat werkt als zelfstandige of in dienstverband.2° De mini-crèche met een capaciteit van 15 plaatsen en meer voorziet in minstens twee personeelsleden die werken als zelfstandige of in dienstverband.3° Voor de mini-crèches of zelfstandige kinderdagverblijven die uitsluitend buitenschoolse opvang aanbieden, volstaat het dat één personeelslid werkt als zelfstandige of in dienstverband.»
Art. 8.In artikel 8, 9 en 14 van hetzelfde besluit wordt het woord « instelling » telkens vervangen door de woorden « mini-crèche of het zelfstandig kinderdagverblijf. »
Art. 9.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 10.§ 1. Om een kostenvergoeding te kunnen ontvangen, moet de mini-crèche minstens dagopvang aanbieden, eventueel aangevuld met buitenschoolse opvang, flexibele opvang, opvang van zieke kinderen of opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte. § 2. Mini-crèches of zelfstandige kinderdagverblijven die uitsluitend buitenschoolse opvang aanbieden kunnen ook een kostenvergoeding krijgen als hun aanbod geënt is op een positief advies van het lokaal overleg kinderopvang zoals gedefinieerd in het besluit van Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de algemene voorwaarden inzake het organiseren van buitenschoolse opvang. »
Art. 10.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 11.De kostenvergoeding en de verlenging ervan moeten worden aangevraagd bij K&G. »
Art. 11.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 12.§ 1. De aanvraag tot het verkrijgen van de kostenvergoeding gebeurt volgens de richtlijnen, opgesteld door K&G. § 2. De aanvraag tot verlenging van de kostenvergoeding gebeurt jaarlijks volgens de richtlijnen, opgesteld door K&G. »
Art. 12.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 13.§ 1. Uiterlijk negentig dagen na de ontvangst van de volledige aanvraag beslist K&G over de toekenning of de verlenging van de kostenvergoeding. § 2. K&G stelt de mini-crèche of het zelfstandig kinderdagverblijf schriftelijk in kennis van de genomen beslissing, uiterlijk dertig dagen na de beslissing. »
Art. 13.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 15.De kostenvergoeding bedraagt 371 euro per plaats op jaarbasis en is beperkt tot maximaal 8.162 euro per instelling op jaarbasis. »
Art. 14.In artikel 16 van hetzelfde besluit wordt § 2 opgeheven.
Art. 15.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 17.§ 1. In de eerste maand van elk kwartaal verleent K&G aan de mini-crèche of het zelfstandig kinderdagverblijf een voorschot van een vierde van het bedrag dat voor een kalenderjaar verschuldigd is. § 2. Indien de aanvangsdatum van de kostenvergoeding verschilt van de startdatum van een kwartaal, wordt voor het betreffende onvolledige kwartaal het kwartaalvoorschot verhoudingsgewijs berekend. »
Art. 16.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 18.§ 1. De kostenvergoeding wordt niet meer verleend als de mini-crèche of het zelfstandig kinderdagverblijf de activiteiten staakt of als deze niet meer voldoen aan de voorwaarden, opgesomd in hoofdstuk II van dit besluit. § 2. De kostenvergoeding die reeds betaald is op het moment dat de mini-crèche of het zelfstandig kinderdagverblijf de activiteiten staakt of als deze niet meer voldoet aan de voorwaarden, opgesomd in hoofdstuk II van dit besluit, wordt verhoudingsgewijs teruggevorderd. »
Art. 17.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 19.De kostenvergoeding is mogelijk binnen de perken van de begroting. »
Art. 18.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.
Art. 19.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 13 december 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, M. VOGELS