gepubliceerd op 09 september 1997
Besluit van de Vlaamse regering houdende regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen
24 JUNI 1997. Besluit van de Vlaamse regering houdende regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, inzonderheid op arti-kel 7, gewijzigd bij het decreet van 24 juni 1997;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 14 januari 1997;
Gelet op het advies van de Raad van Beheer van Kind en Gezin, gegeven op 4 december 1996;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het vastleggen van de modaliteiten met betrekking tot de melding, het toezicht en het toegangsrecht dringend noodzakelijk is voor het creëren van de nodige rechtszekerheid voor de particuliere opvangvoorzieningen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Kind en Gezin : de instelling van openbaar nut opgericht door het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin;2° Kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen : de voorzieningen bepaald in artikel 4 en volgende en artikel 16 en volgende van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen;3° Centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning : de voorzieningen zoals bepaald in artikel 3 en volgende van het besluit van de Vlaamse regering van 6 april 1995 houdende de erkenning en de subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;4° Centra voor integrale gezinszorg : de voorzieningen zoals bepaald in artikel 3 en volgende van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1994 houdende de erkenning en subsidiëring van de centra voor integrale gezinszorg;5° Initiatieven voor buitenschoolse opvang : de voorzieningen zoals bepaald in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van initiatieven voor buitenschoolse opvang;6° Particulier opvanggezin : de persoon of personen die op bestendige wijze zorg(en)t voor de gelijktijdige opvang van maximum zeven kinderen beneden de twaalf jaar, eigen kinderen beneden zes jaar meegerekend en waarvan maximum vijf kinderen beneden zes jaar tegelijk aanwezig zijn, eigen kinderen beneden zes meegerekend;7° Particuliere opvanginstelling : één of meerdere personen, een vereniging of een instantie die op bestendige wijze zorg(en)t voor de gelijktijdige opvang van minstens zes kinderen beneden zes jaar, eigen kinderen beneden zes jaar meegerekend, al dan niet gekoppeld aan de opvang van kinderen tussen zes en twaalf jaar; of één of meerdere personen, een vereniging of een instantie die op bestendige wijze zorg(en)t voor de gelijktijdige opvang van minstens acht kinderen tussen drie en twaalf jaar, eigen kinderen beneden zes jaar meegerekend, al dan niet gekoppeld aan de opvang van kinderen jonger dan drie jaar; 8° Meldingsplicht : de verplichting tot melding van opvang op bestendige wijze zoals bedoeld in artikel 7 van het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, gewijzigd bij het decreet van 24 juni 1997;9° Opvang op bestendige wijze : de gewone, geregeld georganiseerde en niet-occasionele opvang buitenshuis van kinderen beneden twaalf jaar tijdens de gehele of een gedeelte van de dag en/of de nacht en/of tijdens het gehele of een gedeelte van het weekend;10° Vlaamse minister : de Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen. HOOFDSTUK II - Meldingsplicht en meldingsprocedure
Art. 2.De meldingsplicht geldt zowel voor natuurlijke personen als voor rechtspersonen en feitelijke verenigingen. Zij geldt ook voor publiekrechtelijke rechtspersonen.
Art. 3.§ 1. Het verstrekken van onderwijs door onderwijsinstellingen, opvang in het kader van het decreet van 27 juni 1985 inzake bijzondere jeugdbijstand, in de voorzieningen erkend of gesubsidieerd via het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, opgericht door het decreet van 27 juni 1990, opvang in het kader van het decreet van 22 januari 1975 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk en van het decreet van 9 juni 1993 houdende subsidiëring van gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid, en opvang in ziekenhuizen, wordt niet beschouwd als opvang zoals bepaald in artikel 1, 9°. § 2. Het opvangaanbod binnen het kader van de school, zoals bepaald in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de algemene voorwaarden inzake het organiseren van buitenschoolse opvang valt onder de meldingsplicht.
Art. 4.§ 1. Worden van de meldingsplicht vrijgesteld : 1° de door Kind en Gezin erkende kinderdagverblijven, diensten voor opvanggezinnen en initiatieven voor buitenschoolse opvang;2° de door Kind en Gezin erkende centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;3° de door de Vlaamse minister erkende centra voor integrale gezinszorg;4° de in het kader van de wet van 5 mei 1971 opgerichte kinderdagverblijven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; § 2. Een lijst van de in § 1, 3° en 4° vermelde voorzieningen wordt jaarlijks door de respectievelijke bevoegde overheid aan Kind en Gezin bezorgd. De lijst bevat alle identificaties van de instellingen, alsmede alle door Kind en Gezin nodig geachte informatie over de opgevangen kinderen.
Art. 5.De natuurlijke personen, feitelijke verenigingen en rechtspersonen die niet vallen onder de toepassing van artikel 3, § 1 en artikel 4, § 1 worden beschouwd als particulier opvanggezin of particuliere opvanginstelling.
Art. 6.De melding gebeurt bij aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs aan Kind en Gezin met opgave van de volgende gegevens : 1° bij opvang door een natuurlijke persoon : de naam, voornaam, leeftijd, opleiding, vorming, en adres van de persoon;2° bij opvang door een private rechtspersoon of vereniging : de benaming, de verantwoordelijke persoon, de rechtsvorm, de zetel van de rechtspersoon voor wie de melding wordt gedaan alsook de naam en de hoedanigheid van de personen die de melding ondertekenen en de kwalificaties van de personeelsmedewerkers;3° bij opvang door een publiekrechtelijk rechtspersoon : de naam en zetel van de bevoegde overheid, de naam en de hoedanigheid van de tot melding gemachtigde ambtenaar, de kwalificaties van de personeelsmedewerkers; Alle in het eerste lid,1°, 2° en 3° voornoemde personen dienen daarenboven de volgende gegevens mee te delen : 1° het adres waar de opvang zal plaatsvinden;2° de aard van de opvang;3° het aantal en de leeftijd van de opgevangen kinderen.
Art. 7.§ 1. Zodra Kind en Gezin de melding ontvangen en volledig bevonden heeft, stuurt het aan het particuliere opvanggezin of de particuliere opvanginstelling van wie de melding uitgaat, een bericht waarbij bevestigd wordt dat aan de meldingsplicht werd voldaan. § 2. De in § 1 voornoemde meldingsbevestiging mag door het particuliere opvanggezin of de particuliere opvanginstellling niet worden aangewend als zijnde een attest van toezicht - zoals bepaald in artikel 17, § 1 van dit besluit - of een erkenning - zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen - door Kind en Gezin. § 3. Eenieder die gemeld heeft aan Kind en Gezin is er ook toe gehouden elke stopzetting van zijn activiteit aan deze instelling mee te delen. HOOFDSTUK III - Niet-melding
Art. 8.Als Kind en Gezin een niet-gemelde opvangactiviteit vaststelt, wordt aan de betrokkenen de gelegenheid gegeven zich binnen een redelijke termijn in orde te stellen. Wanneer dit niet gebeurt deelt Kind en Gezin dat mee aan het plaatselijk gemeentebestuur en aan de bevoegde gerechtelijke instanties.
Art. 9.Het gemeentebestuur brengt Kind en Gezin onverwijld op de hoogte van al zijn vaststellingen met betrekking tot de niet-gemelde opvang.
Art. 10.Kind en Gezin waarschuwt - zo mogelijk en zo nodig - alle ouders van de kinderen in de niet-gemelde opvang van de onreglementaire toestand waarin het particuliere opvanggezin of de particuliere opvanginstelling zich bevindt, en van de door Kind en Gezin ondernomen acties.
Art. 11.Kind en Gezin informeert, op hun vraag, belanghebbende derden of een opvangactiviteit al of niet werd gemeld. HOOFDSTUK IV - Gevolgen bij melding
Art. 12.§ 1. Eenieder die aan de meldingsplicht heeft voldaan, aanvaardt de toegang van de daartoe aangewezen personeelsleden van Kind en Gezin in de plaats of op het adres waar de opvang plaatsvindt. § 2. Het niet voldoen aan de verplichting bepaald in § 1 wordt aanzien als niet-melding.
Art. 13.Het bezoek door personeelsleden van Kind en Gezin vindt plaats tijdens de opvangmomenten, en geldt voor alle plaatsen of ruimten die voor de opvang bestemd kunnen zijn of ermee in verband staan en heeft uitsluitend betrekking op de opvangfunctie die de voorziening vervult.
Art. 14.Kind en Gezin brengt het particuliere opvanggezin of de particuliere opvanginstelling onverwijld en schriftelijk op de hoogte van de bevindingen van het bezoek.
Art. 15.Kind en Gezin heeft het recht ook de ouders op de hoogte te brengen van zijn bevindingen, als de instelling van oordeel is dat de opvangsituatie voor de kinderen niet aanvaardbaar is. Kind en Gezin expliciteert en motiveert zijn houding ten aanzien van de ouders.
Art. 16.In de situatie van artikel 15 kan Kind en Gezin eveneens het gemeentebestuur zijn bevindingen meedelen. HOOFDSTUK V - Attest van toezicht
Art. 17.§ 1. Onder attest van toezicht wordt verstaan : een document waarin Kind en Gezin attesteert dat de opvang zoals bepaald in artikel 1, 9° aan minimale voorwaarden inzake kwaliteit beantwoordt. § 2. De minimale voorwaarden inzake kwaliteit zoals vermeld in §1 worden door de Vlaamse minister vastgelegd.
Art. 18.Eenieder die een gemelde opvang biedt die aan de minimale voorwaarden voldoet zoals vermeld in artikel 17, § 1 en § 2, ontvangt van Kind en Gezin een attest van toezicht.
Art. 19.§ 1. Het particuliere opvanggezin of de particuliere opvanginstelling verzoekt schriftelijk aan Kind en Gezin om het attest van toezicht, verstrekt daartoe aan Kind en Gezin alle nodige en gevraagde informatie, en geeft aan de ambtenaren van Kind en Gezin toegangsmogelijkheid tot al de ruimten waar kinderen kunnen verblijven, of met kinderopvang in verband staan. § 2. De Vlaamse minister bepaalt de modaliteiten en de procedure voor de toekenning en de intrekking van het attest van toezicht.
Art. 20.Het in artikel 17, § 1 vermelde attest van toezicht mag door het particuliere opvanggezin of de particuliere opvanginstelling - op straffe van intrekking van het attest - niet worden aangewend als zijnde een erkenning door Kind en Gezin. HOOFDSTUK VI - Slotbepalingen
Art. 21.De ouders van de opgevangen, of eventueel tot de opvang geweigerde, kinderen van gemelde particuliere opvanggezinnen, of particuliere opvanginstellingen, of van die met attest van toezicht, kunnen te allen tijd een klacht indienen bij de ombudsdienst van Kind en Gezin. Deze mogelijkheid wordt door het particuliere opvanggezin of door de particuliere opvanginstelling schriftelijk meegedeeld aan de ouders voor of bij het begin van de opvangperiode.
Art. 22.Het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van jonge kinderen wordt opgeheven.
Art. 23.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1997.
Art. 24.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 24 juni 1997.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS