Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 11 december 2020
gepubliceerd op 08 januari 2021

Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19-crisis vanaf 1 oktober 2020

bron
vlaamse overheid
numac
2020044553
pub.
08/01/2021
prom.
11/12/2020
ELI
eli/besluit/2020/12/11/2020044553/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 DECEMBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19-crisis vanaf 1 oktober 2020


Rechtsgrond Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, artikel 60, artikel 143, gewijzigd bij het decreet van 15 februari 2019, artikel 145, artikel 148, artikel 150 en artikel 152 gewijzigd bij het decreet van 15 februari 2019; - het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, artikel 55 en 56, gewijzigd bij het decreet van 20 december 2019, en artikel 57.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - Er is geen advies gevraagd aan de Raad van State, met toepassing van artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Er is een dringende noodzakelijkheid ten gevolge van de slechte evolutie van de corona-pandemie in de woonzorgcentra, centra voor kortverblijf, centra voor dagverzorging en centra voor dagopvang. Deze voorzieningen bevinden zich in een tweede golf aan COVID-19- besmettingen zowel bij hun gebruikers, bewoners als het personeel wat hen opnieuw in een precaire situatie brengt op organisatorisch en financieel vlak. Tijdens deze tweede golf is er een grotere uitval aan personeel dan tijdens de eerste golf waardoor de continuïteit van zorg en dienstverlening in voorzieningen met een uitbraak in het gedrang komt. Het personeel krijgt te maken met strengere hygiënische voorschriften, het begeleiden van het bezoek, de implementatie van de COVID-19- richtlijnen, de organisatie van cohortzorg en de zorgintensifiëring omwille van de toegenomen medisch technische zorg.

Het is daarbij onontbeerlijk te weten welke financiële compensaties en personele maatregelen er worden getroffen ter ondersteuning van de sector. Het is bijgevolg hoogdringend om deze maatregelen dan ook effectief te bekrachtigen en kenbaar te maken. - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 10 december 2020.

Motivering Dit besluit is gebaseerd op volgende motieven: - De woonzorgcentra, centra voor kortverblijf, centra voor dagverzorging en centra voor dagopvang bevinden zich in een tweede golf aan COVID-19- besmettingen. We vermijden dat zij in een financieel precaire situatie komen gezien zij geconfronteerd worden met leegstand omwille van de gevolgen van de COVID-19 crisis. - Woonzorgcentra en centra voor kortverblijf moeten ook extra personeel voorzien gezien de aanzienlijke uitval van medewerkers, alsook het hogere werkvolume. Om de continuïteit van de zorg en dienstverlening te garanderen en de betaalbaarheid voor de bewoners en gebruikers onder controle te houden, worden extra personeelskosten gecompenseerd.

Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming; - het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers; - het besluit van de Vlaamse Regering van 13 maart 2020 tot het nemen van tijdelijke maatregelen om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan; - het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020 tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19 crisis.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: Titel 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 30 september 2020: de verminderde bezetting, vermeld in artikel 1° /2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020 tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19 crisis;2° aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021: de som van het resultaat van de formule voor elke maand in de periode in kwestie: ((het gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x aantal dagen in de maand in kwestie x referentiebezetting) - (aantal effectief aanwezige bewoners in de maand in kwestie));3° aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020: de som van het resultaat van de formule voor elke maand in de periode in kwestie: ((het gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x aantal dagen in de maand in kwestie x referentiebezetting) - (aantal effectief aanwezige bewoners in de maand in kwestie));4° aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021: de som van het resultaat van de formule voor elke maand in de periode in kwestie: ((het gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x aantal dagen in de maand in kwestie x referentiebezetting) - (aantal effectief aanwezige bewoners in de maand in kwestie));5° basistegemoetkoming voor zorg CDV: voor de berekening van de subsidie voor de maanden in het jaar 2020 de basistegemoetkoming voor zorg op 1 oktober 2020.Voor de berekening van de subsidie voor de maanden in het jaar 2021 de basistegemoetkoming voor zorg op 1 januari 2021; 6° gelijkgestelde uren: de niet-gepresteerde uren die gelijkgesteld worden met arbeidsuren, op voorwaarde dat ze aanleiding geven tot de betaling van een vergoeding door de voorziening (onder meer jaarlijkse vakantie, feestdagen, ziekteperiode gedekt door een gewaarborgd loon), met uitzondering van de dagen of uren disponibiliteit bij een openbaar bestuur;7° gemiddeld aantal gefactureerde uren per dag 2019: het gemiddelde aantal gefactureerde uren per dag in een centrum voor dagopvang dat berekend wordt op basis van de bezettingsgegevens 2019, die ingediend zijn met toepassing van artikel 2 van het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de dagverzorgingscentra, waarbij het totale aantal gefactureerde uren per centrum voor dagopvang voor het jaar 2019 wordt gedeeld door 250.Als er geen bezettingsgegevens 2019 zijn, wordt het gemiddeld aantal gefactureerde uren per dag bepaald op 18 uren; 8° gemiddelde dagbezetting 2019: de gemiddelde dagbezetting van het centrum voor dagverzorging die berekend wordt op basis van de bezettingsgegevens 2019, die ingediend zijn met toepassing van artikel 2 van het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de dagverzorgingscentra en van artikel 2 van het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de dagverzorgingscentra voor palliatieve verzorging.Als er geen bezettingsgegevens 2019 zijn, wordt de gemiddelde dagbezetting op tien gebruikers bepaald; 9° gepresteerde uren: de effectief gewerkte uren;10° gesloten dagen cohortzorg: de dagen tussen 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 waarop het centrum voor dagverzorging dienst deed als cohortafdeling en bijgevolg genoodzaakt was te sluiten als centrum voor dagverzorging.Het centrum voor dagverzorging geeft die dagen door via het e-loket van het agentschap; 11° gesloten dagen personeelsuitval: de dagen tussen 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 waarop het centrum voor dagverzorging genoodzaakt is om volledig te sluiten vanwege een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt, in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek is, waardoor de continuïteit van het centrum voor dagverzorging niet gewaarborgd kan worden.Het centrum voor dagverzorging geeft die dagen door via het e-loket van het agentschap; 12° individuele bezettingsgraad bijkomende erkenning: de individuele bezettingsgraad van het centrum voor dagverzorging in de referentieperiode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019, waarbij het aantal, met toepassing van artikel 456 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, meegedeelde gefactureerde dagen wordt gedeeld door het maximale aantal openingsdagen tijdens die referentieperiode op basis van het aantal openingsdagen per week, meegedeeld in de bezettingsgegevens 2018 die uiterlijk op 1 april 2019 ingediend zijn, met toepassing van het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de dagverzorgingscentra en het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de dagverzorgingscentra voor palliatieve verzorging, vermenigvuldigd met het gemiddelde individuele aantal erkende verblijfseenheden met bijkomende erkenning in de referentieperiode. Bij het ontbreken van bezettingsgegevens over de referentieperiode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019 wordt de individuele bezettingsgraad bijkomende erkenning bepaald op 0,8281. De individuele bezettingsgraad bedraagt maximaal 1; 13° individuele gemiddelde bezettingsgraad in de referentieperiode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018: het aantal gefactureerde ligdagen van rechthebbenden en niet-rechthebbenden tijdens de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018, zoals opgegeven in de elektronische vragenlijst, vermeld in artikel 452 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming voor de berekening van de basistegemoetkoming voor zorg gedeeld door het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden tijdens de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018, vermenigvuldigd met 365;14° individuele gemiddelde bezettingsgraad in de referentieperiode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019: het aantal gefactureerde ligdagen van rechthebbenden en niet-rechthebbenden tijdens de periode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019, zoals opgegeven in de elektronische vragenlijst, vermeld in artikel 452 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming voor de berekening van de basistegemoetkoming voor zorg gedeeld door het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden tijdens de periode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019, vermenigvuldigd met 365;15° individuele gemiddelde bezettingsgraad in de referentieperiode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019: het aantal gefactureerde ligdagen van rechthebbenden en niet-rechthebbenden tijdens de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019, zoals opgegeven in de elektronische vragenlijst, vermeld in artikel 452 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming voor de berekening van de basistegemoetkoming voor zorg gedeeld door het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden tijdens de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019, vermenigvuldigd met 184;16° nieuw woonzorgcentrum: het woonzorgcentrum zoals vermeld in artikel 1, 38° van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming voor de berekening van de basistegemoetkoming voor zorg;17° ondersteuningspersoneel: het personeel van de schoonmaakdienst, de logistieke dienst en de keuken, het personeel voor de begeleiding van wonen en leven, het personeel van de technische dienst en het onthaal, de medewerker ter ondersteuning van de bezoekersregeling en de medewerker die instaat voor de COVID-19-coördinatie, met uitzondering van de crisismanager, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 3 april 2020 tot subsidiëring voor tijdelijke managementondersteuning inzake crisisbeheer bij een COVID-19 uitbraak in residentiële voorzieningen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;18° tegemoetkoming in de reiskosten: het bedrag per verblijfsdag, per gebruiker per kilometer zoals bepaald in artikel 507, eerste lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;19° woonzorgcentrum: een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 1, 57° van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, al dan niet met bijbehorend centrum voor kortverblijf als vermeld in artikel 1, 10° van het hetzelfde besluit. Titel 2. - Maatregelen voor woonzorgcentra en centra voor kortverblijf HOOFDSTUK 1. - Financiële maatregelen Afdeling 1. - Continuïteitsborg

Art. 2.Een woonzorgcentrum dat op 1 oktober 2020 erkend is, kan in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 maandelijks in aanmerking komen voor een continuïteitsborg.

Art. 3.Om in aanmerking te komen voor de continuïteitsborg, vermeld in artikel 2, voor een bepaalde maand, deelt een woonzorgcentrum de noodzakelijke gegevens mee vóór de vijftiende van de maand die volgt op de maand in kwestie. De gegevens worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap.

Als de gegevens, vermeld in eerste lid, niet tijdig zijn meegedeeld, verliest de voorziening het recht op de continuïteitsborg voor de maand in kwestie.

De gegevens die via het e-loket van het agentschap worden meegedeeld, vermeld in het eerste lid, zijn: 1° het aantal effectief aanwezige bewoners: de som van het aantal effectief aanwezige bewoners voor elke dag van de maand in kwestie;2° het aantal tijdelijk afwezige bewoners: de som van het aantal tijdelijk afwezige bewoners voor elke dag van de maand in kwestie.

Art. 4.§ 1. De continuïteitsborg, vermeld in artikel 2, bestaat uit een component basistegemoetkoming voor zorg en een component dagprijs. § 2. De component basistegemoetkoming voor zorg wordt per maand als volgt berekend: 1° component basistegemoetkoming voor zorg: ((het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x aantal dagen in de maand in kwestie x referentiebezetting) - (aantal effectief aanwezige bewoners in de maand in kwestie) x basistegemoetkoming voor zorg);2° het bedrag wordt beperkt als volgt: (20% x het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x aantal dagen in de maand in kwestie x basistegemoetkoming voor zorg). § 3. De component dagprijs wordt per maand als volgt berekend: 1° component dagprijs: ((het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x aantal dagen in de maand in kwestie x referentiebezetting) - (aantal effectief aanwezige bewoners in de maand in kwestie + aantal tijdelijk afwezige bewoners) x dagprijs x 80%);2° het bedrag wordt beperkt als volgt: ((20% x het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x aantal dagen in de maand in kwestie) x dagprijs x 80%). § 4. Als het resultaat van de component basistegemoetkoming voor zorg of de component dagprijs negatief is, wordt het bedrag voor de component in kwestie voor de maand in kwestie herleid tot 0 euro. § 5. Voor de berekening van de component basistegemoetkoming voor zorg of de component dagprijs worden de elementen van de formule gedefinieerd als volgt: 1° basistegemoetkoming voor zorg: voor de maanden in het jaar 2020: de basistegemoetkoming voor zorg op 1 oktober 2020.Voor de maanden in het jaar 2021: de basistegemoetkoming voor zorg op 1 januari 2021; 2° dagprijs: de gewogen gemiddelde dagprijs op 1 mei 2020 die doorgegeven is in het kader van de dagprijsmeting 2020.Als de gewogen gemiddelde dagprijs hoger ligt dan de sectorale gemiddelde dagprijs van 60,06 euro, wordt een bovengrens van 72,07 euro gehanteerd. Als de informatie ontbreekt, wordt de dagprijs bepaald op de sectorale gemiddelde dagprijs van 60,06; 3° referentiebezetting: a) de gemiddelde waarde van de volgende waarden: 1) de individuele gemiddelde bezettingsgraad in de referentieperiode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018;2) de individuele gemiddelde bezettingsgraad in de referentieperiode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019;3) de individuele gemiddelde bezettingsgraad in de referentieperiode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019.b) Als een nieuw woonzorgcentrum voor het eerst is erkend in de referentieperiode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018, is de referentiebezetting gelijk aan de gemiddelde waarde van 3°, a), 2), en 3°, a), 3);c) Als een nieuw woonzorgcentrum voor het eerst is erkend in de referentieperiode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019, is de referentiebezetting gelijk aan de gemiddelde waarde van 3°, a), 3), en de sectorale gemiddelde bezettingsgraad van 0,9419;d) Als een nieuw woonzorgcentrum voor het eerst is erkend vanaf 1 juli 2019, is de referentiebezetting gelijk aan de sectorale gemiddelde bezettingsgraad van 0,9419;e) De referentiebezetting bedraagt maximum 1.

Art. 5.§ 1. De continuïteitsborg, vermeld in artikel 2, bestaat uit 80% recht en 20% voorschot. § 2. Het agentschap betaalt de continuïteitsborg, namelijk het 80% recht en het 20% voorschot, voor de maanden oktober tot en met december 2020 in één schijf uit vóór 15 februari 2021. § 3. Het agentschap betaalt de continuïteitsborg voor de maanden in het jaar 2021, vóór de vijftiende van de tweede maand van het kwartaal dat volgt op het kwartaal van de maand in kwestie. Het past daarbij de volgende modaliteiten toe: 1° het agentschap betaalt het 80% recht en het 20% voorschot in één schijf uit op voorwaarde dat in de maand in kwestie aan de medewerkers van het woonzorgcentrum geen tijdelijke werkloosheid is toegestaan, met uitzondering van: a) tijdelijke werkloosheid in geval van een quarantaineattest;b) tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de sluiting van een kinderdagverblijf, school of opvangcentrum voor gehandicapten;c) als de voorziening om aantoonbare redenen buiten haar wil om tijdelijke werkloosheid heeft moeten toestaan, kan de voorziening aan het agentschap een uitzondering vragen vóór de vijftiende van de maand die volgt op de maand in kwestie.Het agentschap kan de uitzondering toestaan of gemotiveerd weigeren.

Als de voorziening aan die voorwaarde voldoet, verklaart de voorziening elke maand, als ze de gegevens meedeelt, vermeld in artikel 3, op erewoord dat er geen tijdelijke werkloosheid is in de maand in kwestie, met uitzondering van tijdelijke werkloosheid om de redenen, vermeld in 1°, a), b) en c); 2° het agentschap betaalt 80% recht uit als niet voldaan is aan de voorwaarde vermeld in paragraaf 3, 1°.De voorziening verliest definitief het recht op het 20% voorschot.

Art. 6.§ 1. Het agentschap bepaalt vóór 30 september 2021 of het woonzorgcentrum, al dan niet gedeeltelijk, het recht behoudt op de som van de respectievelijke voorschotten, vermeld in artikel 5, § 1 tot en met § 3, voor de maanden in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021. § 2. Het agentschap kan het volledige of een gedeelte van het voorschot, vermeld in paragraaf 2, voor een bepaald kwartaal terugvorderen als de personeelsinzet in het kwartaal in kwestie is afgenomen.

Het agentschap past daarbij de volgende regels toe: 1° in juli 2021 vraagt het agentschap aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid het aantal vte op per vestigingseenheid (lokale eenheid) van de werknemers die aangegeven zijn met de sectorcode 604 in de multifunctionele aangifte sociale zekerheid van het tweede, derde en vierde kwartaal van 2019.De jobstudenten worden hierbij niet meegeteld in het aantal vte; 2° het aantal vte werknemers per vestigingseenheid, vermeld in 1°, koppelt het agentschap aan elk woonzorgcentrum;3° het agentschap bepaalt het aantal vte werknemers, vermeld in 2°, per bewoner door het aantal vte werknemers, vermeld in 2°, te delen door het gewogen gemiddelde erkende aantal woongelegenheden in het tweede, derde en vierde kwartaal 2019;4° in juli 2021 vraagt het agentschap aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid het aantal vte op per vestigingseenheid (lokale eenheid) van de werknemers die aangegeven zijn met de sectorcode 604 in de multifunctionele aangifte sociale zekerheid van het tweede, derde en vierde kwartaal 2020.De jobstudenten worden niet meegeteld in het aantal vte; 5° het agentschap koppelt het aantal vte werknemers per vestigingseenheid, vermeld in 4°, aan elk woonzorgcentrum;6° per woonzorgcentrum wordt het aantal vte werknemers, verkregen met toepassing van 5°, verminderd met: a.het aantal vte werknemers door het woonzorgcentrum meegedeeld via het e-loket voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021, met toepassing van artikel 13, als extra inzet van werknemers om het hoofd te bieden aan de COVID-19 crisis; b. het aantal vte werknemers door het woonzorgcentrum meegedeeld via het e-loket voor de periode van 1 april 2020 tot en met 30 september 2020, met toepassing van artikel 14/1, zesde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020 tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19 crisis;7° het agentschap bepaalt het aantal vte werknemers, vermeld in 6°, per bewoner door het aantal vte werknemers, vermeld in 6°, te delen door het gewogen gemiddelde erkende aantal woongelegenheden in het tweede, derde en vierde kwartaal 2020;8° als voldaan is aan de voorwaarde vermeld in artikel 5, paragraaf 3, 1°, behoudt het woonzorgcentrum het volledige voorschot, als het aantal vte werknemers per bewoner, vermeld in 7°, ten minste 90% van het aantal werknemers per bewoner, vermeld in 3°, bedraagt;9° als het resultaat onder 8° minder dan 90% bedraagt en als voldaan is aan de voorwaarde, vermeld in artikel 5, § 3, 1°, verliest het woonzorgcentra het voorschot, vermeld in artikel 5, § 1;10° het agentschap bezorgt de berekening en het resultaat in 8° en 9° aan het woonzorgcentrum;11° het agentschap vordert in voorkomend geval het voorschot, vermeld in artikel 5, § 1, terug. Als een woonzorgcentrum bewijst dat het zijn activiteit voortzet ondanks een fusie of een splitsing met een eventuele wijziging van het erkenningsnummer tot gevolg, worden het gewogen gemiddelde erkende aantal woongelegenheden en de vte, vermeld in het tweede lid, op de volgende wijze bepaald: 1° bij een fusie: het gewogen gemiddelde erkende aantal woongelegenheden in het tweede, derde en vierde kwartaal van 2019 en het laatst vastgestelde aantal vte vóór de datum van de fusie van de voorzieningen die samengaan, wordt samengeteld;2° bij een splitsing: het gewogen gemiddelde erkende aantal woongelegenheden in het tweede, derde en vierde kwartaal van 2019 en het laatst vastgestelde aantal vte vóór de datum van de splitsing van de voorziening die splitst, wordt in verhouding tot het aantal erkende woongelegenheden van elk van de gesplitste voorzieningen omgeslagen. § 3. Als het woonzorgcentrum, met toepassing van paragraaf 2, het voorschot verliest, omdat het resultaat, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 8°, lager is dan 90% maar hoger dan 85%, kan de voorziening aan het agentschap een uitzondering vragen binnen dertig dagen nadat de berekening, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 10°, gecommuniceerd is. Het agentschap kan alsnog het volledige voorschot, vermeld in artikel 5, § 1, toestaan als het woonzorgcentrum in een omvattend dossier kan aantonen dat er loonkosten zijn gemaakt die de volledige compensatie dekken en waarvoor het geen andere financiering heeft verkregen. § 4. Op het voldoende gemotiveerde verzoek van het woonzorgcentrum, kan de minister een afwijking toestaan op artikel 6, § 2, 9°. Afdeling 2. - Dagprijs bewoner

Art. 7.In afwijking van artikel 4 van bijlage 8 en artikel 16 en 19 van bijlage 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, in afwijking van artikel 4 van bijlage XI en artikel 14 en 15 van bijlage XII van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers kan er, bij een overlijden of een einde van de opnameovereenkomst, in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 geen dagprijs aan de bewoner of de vertegenwoordiger van de bewoner worden aangerekend voor de dagen waarop de woongelegenheid niet is bewoond tijdens de opzegtermijn doordat de opnameovereenkomst is beëindigd of tijdens de termijn waarover de nabestaanden beschikken om de kamer te ontruimen na het overlijden. Onterecht aangerekende bedragen worden aan de bewoner of de vertegenwoordiger van de bewoner terugbetaald.

Art. 8.In de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 zijn tijdelijke kortingen alleen toegestaan op de voorwaarde dat ze aan alle bewoners worden toegekend voor dezelfde duur. Dat is niet van toepassing voor de volgende tijdelijke kortingen: - tijdelijke kortingen wegens infrastructuurwerken voor bewoners die rechtstreeks geconfronteerd worden met de verbouwingswerken of lawaaihinder; - tijdelijke kortingen wegens afwezigheid van de bewoners; - tijdelijke korting omdat bewoners wegens COVID-19 samen op dezelfde kamer verblijven; - tijdelijke korting voor de overblijvende partner in een tweepersoonskamer als de partner overleden is.

Onder tijdelijke kortingen worden alle kortingen begrepen die niet voor de volledige duur van het verblijf worden toegekend.

Als het agentschap vaststelt dat er niet aan wordt voldaan, verliest het woonzorgcentrum de continuïteitsborg, vermeld in artikel 2, voor de hele periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021. Afdeling 3. - Opname van zelfredzame mantelzorgers

Art. 9.Tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 kunnen zelfredzame mantelzorgers worden opgenomen binnen de erkende capaciteit van het woonzorgcentrum.

Boek 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming is niet van toepassing voor de opname van zelfredzame mantelzorgers.

Aan de zelfredzame mantelzorger kunnen per dag, de dag van aanvang en vertrek inclusief, een hotelkost worden aangerekend die overeenstemt met maximaal 20% van de dagprijs van het kamertype waarin de zelfredzame mantelzorger verblijft.

De zelfredzame mantelzorger wordt niet meegeteld in het aantal effectief aanwezige bewoners of het aantal tijdelijk afwezige bewoners dat, met toepassing van artikel 3, § 2 moet worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap. Afdeling 4. - Overschrijden van de capaciteit per kwartaal

Art. 10.§ 1. In afwijking van artikel 529, § 1, eerste en tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming gelden de volgende bepalingen: 1° woonzorgcentra mogen in 2020 per kwartaal meer dagen factureren dan het maximale aantal dagen, rekening houdend met hun erkende capaciteit, zolang dat aantal dagen het maximale aantal dagen voor het volledige jaar 2020 niet overschrijdt;2° woonzorgcentra en centra voor kortverblijf mogen voor 2020 niet meer dagen factureren dan het maximale aantal dagen, rekening houdend met hun erkende capaciteit, verminderd met het totale aantal leegstandsdagen tijdens de periode van 13 maart 2020 tot en met 31 juli 2020, het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 30 september 2020 en het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020;3° woonzorgcentra, met uitzondering van de centra voor kortverblijf, mogen voor het eerste kwartaal van 2021 niet meer dagen factureren dan het maximale aantal dagen, rekening houdend met hun erkende capaciteit, verminderd met het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021;4° centra voor kortverblijf mogen in 2021 niet meer dagen factureren dan het maximale aantal dagen, rekening houdend met hun erkende capaciteit, verminderd met het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021. HOOFDSTUK 2. - Inzetten van extra medewerkers Afdeling 1. - Contractuitbreidingen of nieuwe aanwervingen van

bepaalde en onbepaalde duur

Art. 11.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren tijdens de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 die het gevolg zijn van contractuitbreidingen of van nieuwe aanwervingen van loontrekkend of statutair personeel die sinds 13 maart 2020 hebben plaatsgevonden.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde uren van de medewerkers vermeld in het eerste lid op voorwaarde dat er voor die gepresteerde uren geen enkele tegemoetkoming is in de loonkosten van de medewerkers via de bestaande reguliere financiering.

Art. 12.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 47,25 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren, vermeld in artikel 11, van de verpleegkundigen.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 32,56 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren, vermeld in artikel 11, van de zorgkundigen.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 37,85 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren, vermeld in artikel 11, van het reactiveringspersoneel.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 26,84 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren, vermeld in artikel 11, van het ondersteuningspersoneel.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 45,90 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren, vermeld in artikel 11 van een master in de psychologie die tewerkgesteld wordt in het kader van de impact van de pandemie op het welzijn van de bewoners en het personeel.

Art. 13.Om in aanmerking te komen voor de vergoeding, vermeld in artikel 12 deelt een woonzorgcentrum de noodzakelijke gegevens mee vóór de vijftiende van de maand die volgt op de maand in kwestie. De gegevens worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap.

Als de gegevens, vermeld in het eerste lid, niet tijdig zijn meegedeeld, verliest de voorziening het recht op de vergoeding voor de maand in kwestie.

De gegevens, vermeld in het eerste lid, zijn: 1° de naam van het personeelslid;2° het rijksregisternummer van het personeelslid;3° de functie van het personeelslid;4° de begindatum van de contractuitbreiding of van de nieuwe aanwerving;5° de gepresteerde en gelijkgestelde uren van het personeelslid tijdens de maand in kwestie. Het agentschap kan een kopie van de arbeidsovereenkomst of de statutaire tewerkstelling opvragen, en bewijsstukken van het aantal gepresteerde en gelijkgestelde uren vermeld in het derde lid, 5°. Het agentschap kan ook de nodige documenten opvragen waaruit blijkt dat het om gekwalificeerd zorgpersoneel gaat dat over de nodige erkenning registratie of het visum beschikt om het beroep te mogen uitoefenen. Afdeling 2. - Interimpersoneel en projectsourcing verpleegkundigen

Art. 14.§ 1. In afwijking van artikel 429 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming kunnen woonzorgcentra die te kampen hebben met een tekort aan zorgkundigen of reactiveringspersoneel, tijdens de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 beroep doen op de diensten van een interimonderneming die de bevoegde overheid erkend heeft.

Het agentschap kan een kopie van het contract dat werd gesloten met de interimonderneming opvragen, en een kopie van de facturen met het aantal uren vermeld dat de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, in de zorgvoorziening gepresteerd hebben. Het agentschap kan ook de nodige documenten opvragen waaruit blijkt dat het om gekwalificeerd zorgpersoneel gaat. § 2. Een zorgkundige of lid van het reactiveringspersoneel als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kan voor een gemiddelde van maximaal 38 uur per week in aanmerking worden genomen voor een financiering van de basistegemoetkoming voor zorg, vermeld in boek 3, deel 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming.

Art. 15.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde uren tijdens de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 van medewerkers die via de interimonderneming die de bevoegde overheid erkend heeft, in het woonzorgcentrum worden tewerkgesteld vanwege personeelsuitval ingevolge COVID-19 of ter versterking vanwege extra taken ingevolge COVID-19.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde uren tijdens de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 van verpleegkundig personeel dat via projectsourcing vanwege personeelsuitval ingevolge COVID-19 of ter versterking vanwege extra taken ingevolge COVID-19, wordt tewerkgesteld. Projectsourcing is het ter beschikking stellen van personeel met een specifieke specialisatie of expertise door een externe dienstverlener.

Art. 16.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 47,25 euro ontvangen voor de gepresteerde uren van verpleegkundigen als vermeld in artikel 15.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 32,56 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde uren van zorgkundigen als vermeld in artikel 15.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 37,85 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde uren van reactiveringspersoneel als vermeld in artikel 15.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 26,84 euro ontvangen voor de gepresteerde uren van ondersteuningspersoneel als vermeld in artikel 15.

Art. 17.Om in aanmerking te komen voor de vergoeding, vermeld in artikel 16, deelt een woonzorgcentrum de noodzakelijke gegevens mee vóór de vijftiende van de maand die volgt op de maand in kwestie. De gegevens worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap.

Als de gegevens, vermeld in het eerste lid, niet tijdig zijn meegedeeld, verliest de voorziening het recht op de vergoeding voor de maand in kwestie.

De gegevens, vermeld in het eerste lid, zijn: 1° de naam van de verpleegkundige, de zorgkundige, het reactiveringspersoneel, of het ondersteuningspersoneel;2° het rijksregisternummer van de persoon, vermeld in punt 1° ;3° de functie van de persoon, vermeld in punt 1° ;4° de interimonderneming of het projectsourcingbureau;5° de gepresteerde uren van de personen, vermeld in punt 1°, tijdens de maand in kwestie. Het agentschap kan een kopie van het contract dat werd gesloten met de interimonderneming of het projectsourcingbureau opvragen alsook een kopie van de facturen met het aantal gepresteerde uren vermeld in het derde lid, 5°. Het agentschap kan ook de nodige documenten opvragen waaruit blijkt dat het om gekwalificeerd zorgpersoneel gaat dat over de nodige erkenning registratie of het visum beschikt om het beroep te mogen uitoefenen. Afdeling 3. - Prestaties van jobstudenten

Art. 18.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren tijdens de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 van jobstudenten die met een arbeidsovereenkomst worden tewerkgesteld vanwege personeelsuitval ingevolge COVID-19 of ter versterking vanwege extra taken ingevolge COVID-19.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde uren tijdens de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 van jobstudenten die via interimonderneming die de bevoegde overheid erkend heeft, worden tewerkgesteld vanwege personeelsuitval ingevolge COVID-19 of ter versterking vanwege extra taken ingevolge COVID-19.

Art. 19.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 21,71 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren als vermeld in artikel 18, als de jobstudent is tewerkgesteld als zorgkundige.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 17,18 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde uren als vermeld in artikel 18, als de jobstudent is tewerkgesteld als ondersteuningspersoneel.

Art. 20.Om in aanmerking te komen voor de vergoeding, vermeld in artikel 19 deelt een woonzorgcentrum, de noodzakelijke gegevens mee vóór de vijftiende van de maand die volgt op de maand in kwestie. De gegevens worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap.

Als de gegevens, vermeld in het eerste lid, niet tijdig zijn meegedeeld, verliest de voorziening het recht op de vergoeding voor de maand in kwestie.

De gegevens, vermeld in het eerste lid, zijn: 1° de naam van de jobstudent;2° het rijksregisternummer van de jobstudent;3° de functie van de jobstudent;4° de begindatum van de aanwerving van de jobstudent;5° de gepresteerde en gelijkgestelde uren van de jobstudent tijdens de maand in kwestie. Het agentschap kan een kopie van de arbeidsovereenkomst of een kopie van het contract dat gesloten is met de interimonderneming opvragen, en bewijsstukken van het aantal gepresteerde en gelijkgestelde uren vermeld in het derde lid, 5°. Het agentschap kan ook de nodige documenten opvragen waaruit blijkt dat het om gekwalificeerd zorgpersoneel gaat dat over de nodige erkenning registratie of het visum beschikt om het beroep te mogen uitoefenen. Afdeling 4. - Prestaties van zelfstandigen, personeel in dienstverband

dat tewerkgesteld is bij een andere werkgever of personeel in dienstverband dat tewerkgesteld is bij dezelfde werkgever maar op een andere dienst

Art. 21.§ 1. Zelfstandig thuisverpleegkundigen, verpleegkundigen in dienstverband bij een andere werkgever en verpleegkundigen in dienstverband bij dezelfde werkgever die op een andere dienst zijn tewerkgesteld kunnen worden ingeschakeld in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf die kampen met personeelsuitval waardoor de verpleegkundige continuïteit in het gedrang komt of ter versterking vanwege extra taken ingevolge COVID-19.

Voor zelfstandig thuisverpleegkundigen gebeurt dat met een aannemingsovereenkomst of een ondernemingscontract waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.

Voor verpleegkundigen in dienstverband bij een andere werkgever gebeurt dat met een uitleningsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.

Voor verpleegkundigen in dienstverband bij dezelfde werkgever die op een andere dienst zijn tewerkgesteld, gebeurt dat met een addendum bij de arbeidsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week wordt bepaald. § 2. Zelfstandig zorgkundigen, zorgkundigen in dienstverband bij een andere werkgever en zorgkundigen in dienstverband bij dezelfde werkgever die op een andere dienst zijn tewerkgesteld, kunnen worden ingeschakeld in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf die kampen met personeelsuitval waardoor de continuïteit van de zorg en dienstverlening in het gedrang komt of ter versterking vanwege extra taken ingevolge COVID-19.

Voor zelfstandig zorgkundigen gebeurt dat met een aannemingsovereenkomst of een ondernemingscontract waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.

Voor zorgkundigen in dienstverband bij een andere werkgever gebeurt dat met een uitleningsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.

Voor zorgkundigen in dienstverband bij dezelfde werkgever die op een andere dienst zijn tewerkgesteld, gebeurt dat met een addendum bij de arbeidsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week wordt bepaald. § 3. Zelfstandig reactiveringspersoneel, reactiveringspersoneel in dienstverband bij een andere werkgever en reactiveringspersoneel in dienstverband bij dezelfde werkgever dat op een andere dienst is tewerkgesteld, kunnen worden ingeschakeld in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf die kampen met personeelsuitval waardoor de continuïteit van de zorg en dienstverlening in het gedrang komt of ter versterking vanwege extra taken ingevolge COVID-19.

Voor zelfstandig reactiveringspersoneel gebeurt dat met een aannemingsovereenkomst of een ondernemingscontract waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.

Voor reactiveringspersoneel in dienstverband bij een andere werkgever gebeurt dat met een uitleningsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.

Voor reactiveringspersoneel in dienstverband bij dezelfde werkgever die op een andere dienst zijn tewerkgesteld, gebeurt dat met een addendum bij de arbeidsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week wordt bepaald. § 4. Zelfstandigen, personeel in dienstverband bij een andere werkgever en personeel in dienstverband bij dezelfde werkgever dat op een andere dienst is tewerkgesteld, kunnen als ondersteuningspersoneel worden ingeschakeld in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf die kampen met personeelsuitval waardoor de continuïteit van de zorg en dienstverlening in het gedrang komt of ter versterking vanwege extra taken ingevolge COVID-19.

Voor zelfstandig ondersteuningspersoneel gebeurt dat met een aannemingsovereenkomst of een ondernemingscontract waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.

Voor ondersteuningspersoneel in dienstverband bij een andere werkgever gebeurt dat met een uitleningsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.

Voor ondersteuningspersoneel in dienstverband bij dezelfde werkgever dat op een andere dienst is tewerkgesteld, gebeurt dit met een addendum bij de arbeidsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week wordt bepaald. § 5. Een zelfstandige master in de psychologie of een master in de psychologie in dienstverband bij een andere werkgever kan in het woonzorgcentrum ingeschakeld worden in het kader van de impact van de pandemie op het welzijn van de bewoners en het personeel.

Voor een zelfstandige master in de psychologie gebeurt dat met een aannemingsovereenkomst of een ondernemingscontract waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.

Voor een master in de psychologie in dienstverband bij een andere werkgever gebeurt dat met een uitleningsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald. § 6. Een arts of een huisarts in opleiding kan tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 vrijwillig ingeschakeld worden ter ondersteuning van het zorgpersoneel en de coördinerend en raadgevend arts in het kader van de continuïteit van de zorg en dienstverlening vanwege een zware of zeer zware uitbraak van het COVID-19-virus. Die ondersteuning staat los van de behandeling in het kader van RIZIV- nomenclatuur die artsen of huisartsen in opleiding bieden aan hun patiënten in het woonzorgcentrum. De coördinerend en raadgevend arts komt hier niet voor in aanmerking.

Voor een zelfstandige arts of huisarts in opleiding gebeurt dat op basis van een overeenkomst waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.

Art. 22.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde uren van de medewerkers, vermeld in artikel 21, op voorwaarde dat er voor die gepresteerde uren geen enkele tegemoetkoming is in de loonkosten van de medewerkers via de bestaande reguliere financiering en op voorwaarde dat er geen enkele tegemoetkoming is in de loonkosten van de medewerkers via maatregelen in het kader van COVID-19. Deze tegemoetkomingen kunnen volledig of gedeeltelijk zijn.

Art. 23.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 47,25 euro ontvangen voor de gepresteerde uren van verpleegkundigen die tewerkgesteld zijn conform artikel 21, paragraaf 1 en die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 32,56 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde uren van zorgkundigen die tewerkgesteld zijn conform artikel 21, § 2, en die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 37,85 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde uren van reactiveringspersoneel dat tijdens de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 tewerkgesteld is conform artikel 21, § 3, en dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 26,84 euro ontvangen voor de gepresteerde uren van ondersteuningspersoneel dat tewerkgesteld is conform artikel 21, § 4, en dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 45,90 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde uren van een master in de psychologie die tewerkgesteld is conform artikel 21, § 5, en die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22.

Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 56,70 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde uren van een arts of een huisarts in opleiding die tewerkgesteld is conform artikel 21, § 6, en die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22.

Art. 24.Om in aanmerking te komen voor de vergoeding, vermeld in artikel 23 deelt een woonzorgcentrum de noodzakelijke gegevens mee vóór de vijftiende van de maand die volgt op de maand in kwestie. De gegevens worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap.

Als de gegevens, vermeld in het eerste lid, niet tijdig zijn meegedeeld, verliest de voorziening het recht op de vergoeding voor de maand in kwestie.

De gegevens, vermeld in het eerste lid, zijn: 1° de naam van de verpleegkundige, de zorgkundige, het reactiveringspersoneel, het ondersteuningspersoneel of de master in psychologie;2° het rijksregisternummer van de persoon, vermeld in punt 1° ;3° de functie van de persoon, vermeld in punt 1° ;4° het statuut van de persoon vermeld in punt 1°, de oorspronkelijke werkgever van de persoon vermeld in punt 1°, de dienst van waaruit de persoon vermeld in punt 1° tewerkgesteld wordt;5° de gepresteerde uren van de personen, vermeld in punt 1°, tijdens de maand in kwestie. Het agentschap kan een kopie van de aannemingsovereenkomst, het ondernemingscontract, de uitleningsovereenkomst of het addendum bij de arbeidsovereenkomst opvragen, en bewijsstukken van het aantal uren, vermeld in het derde lid, 5°. Het agentschap kan ook de nodige documenten opvragen waaruit blijkt dat het om gekwalificeerd zorgpersoneel gaat dat over de nodige erkenning registratie of het visum beschikt om het beroep te mogen uitoefenen. Afdeling 5. - Prestaties die opgegeven zijn via het e-loket en

waarvoor een vergoeding per uur wordt gevraagd mogen niet worden opgegeven in kader van de financiering via de basistegemoetkoming voor zorg in een woonzorgcentrum

Art. 25.Gepresteerde uren die het woonzorgcentrum meedeelt in het kader van artikel 13, 17, 20 en 24 komen niet in aanmerking voor een financiering via de basistegemoetkoming voor zorg, vermeld in boek 3, deel 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming. Afdeling 6. - Begrenzing en betaling van de vergoeding voor de inzet

van extra personeel

Art. 26.§ 1. Voor een woonzorgcentrum zonder zware of zeer zware uitbraak in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 geldt dat de som van de vergoedingen die worden verkregen met toepassing van artikel 12, artikel 16, artikel 19 en artikel 23 per kwartaal begrensd is tot 250 euro per erkende woongelegenheid op de laatste dag van het kwartaal in kwestie. § 2. Voor een woonzorgcentrum met een zware uitbraak in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 geldt dat 1° de som van de vergoedingen die worden verkregen met toepassing van artikel 12, tweede tot en met vijfde lid, artikel 16, tweede tot en met vierde lid, artikel 19 en artikel 23, tweede tot en met zesde lid, per kwartaal begrensd is tot 250 euro per erkende woongelegenheid op de laatste dag van het kwartaal in kwestie en dit voor het kwartaal waarin de zware uitbraak plaatsvond en het daaropvolgende kwartaal tot uiterlijk 31 maart 2021;2° de som van de vergoedingen die worden verkregen met toepassing van artikel 12, eerste lid, artikel 16, eerste lid, en artikel 23, eerste lid, per kwartaal begrensd is tot 250 euro per erkende woongelegenheid op de laatste dag van het kwartaal in kwestie en dit voor het kwartaal waarin de zware uitbraak plaatsvond en het daaropvolgende kwartaal tot uiterlijk 31 maart 2021. Een woonzorgcentrum met een zware uitbraak, vermeld in het eerste lid, wordt bepaald als volgt: een woonzorgcentrum, waarvoor in de registraties in het e-loket "verplichte melding aantal (mogelijke) COVID-19 patiënten (bewoners en personeel)" alle volgende voorwaarden vervuld zijn: 1° voor de dagen in het kwartaal in kwestie, is er minstens één dag waarop de waarde voor "(C2) Het totaal aantal bevestigde gevallen COVID-19 in uw voorziening op dit moment" hoger is dan 5;2° voor alle dagen in het kwartaal in kwestie, is het resultaat van de formule: ((C2) Het totaal aantal bevestigde gevallen COVID-19 in uw voorziening op dit moment/(A) reële bezetting (inclusief de bewoners die in het ziekenhuis zijn opgenomen)) kleiner dan 15%. § 3. Voor een woonzorgcentrum met een zeer zware uitbraak in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 geldt dat 1° de som van de vergoedingen die worden verkregen met toepassing van artikel 12, tweede tot en met vijfde lid, artikel 16, tweede tot en met vierde lid, artikel 19 en artikel 23, tweede tot en met zesde lid, per kwartaal begrensd is tot 250 euro per erkende woongelegenheid op de laatste dag van het kwartaal in kwestie en dit voor het kwartaal waarin de zeer zware uitbraak plaatsvond en het daaropvolgende kwartaal tot uiterlijk 31 maart 2021;2° de som van de vergoedingen die worden verkregen met toepassing van artikel 12, eerste lid, artikel 16, eerste lid, en artikel 23, eerste lid, per kwartaal begrensd is tot 500 euro per erkende woongelegenheid op de laatste dag van het kwartaal in kwestie en dit voor het kwartaal waarin de zeer zware uitbraak plaatsvond en het daaropvolgende kwartaal tot uiterlijk 31 maart 2021. Een woonzorgcentrum met een zeer zware uitbraak, vermeld in het eerste lid, wordt bepaald als volgt: een woonzorgcentrum, waarvoor in de registraties in het e-loket "verplichte melding aantal (mogelijke) COVID-19 patiënten (bewoners en personeel)" alle volgende voorwaarden vervuld zijn: 1° voor de dagen in het kwartaal in kwestie, is er minstens één dag waarop de waarde voor "(C2) Het totaal aantal bevestigde gevallen COVID-19 in uw voorziening op dit moment" hoger is dan 5;2° voor de dagen in het kwartaal in kwestie, is er minstens één dag waarbij het resultaat van de formule: ((C2) Het totaal aantal bevestigde gevallen COVID-19 in uw voorziening op dit moment/(A) reële bezetting (inclusief de bewoners die in het ziekenhuis zijn opgenomen)) gelijk of groter is dan 15%.

Art. 27.De vergoedingen, vermeld in titel 2, hoofdstuk 2, worden per kwartaal betaald vóór de vijftiende van de tweede maand van het kwartaal dat volgt op het kwartaal van de maand waarvoor de vergoedingen verschuldigd zijn." HOOFDSTUK 3. - Neutraliseren van sancties basistegemoetkoming voor zorg vanwege een personeelstekort

Art. 28.In afwijking van artikel 479 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming wordt, als er na toepassing van artikel 475, § 4 en § 5, en artikel 478 van dat besluit, nog altijd een tekort is aan personeel met een bepaalde kwalificatie geen vermindering bepaald voor de basistegemoetkoming voor zorg voor de factureringsperiode 2021 en 2022 op voorwaarde dat de voorziening erkend was op 31 maart 2021.

Art. 29.In afwijking van artikel 482 van hetzelfde besluit worden, voor een woonzorgcentrum dat uiterlijk op 31 maart 2021 erkend is, voor de factureringsperiode 2021 en 2022, een aantal bachelors in de verpleegkunde die de norm voor verpleegkundigen, vermeld in artikel 429 en 430 van dat besluit, opvullen, gefinancierd volgens de loonkosten van een bachelor in de verpleegkunde. Het aantal bachelors in de verpleegkunde dat op die wijze wordt gefinancierd, bedraagt maximaal 30% van de theoretische norm voor verpleegkundigen, vermeld in artikel 476 van dat besluit.

Art. 30.In afwijking van artikel 487 § 1 van hetzelfde besluit wordt voor een woonzorgcentrum dat uiterlijk op 31 maart 2021 erkend is, voor de factureringsperiode 2021 en 2022 een bijkomende tegemoetkoming bepaald als aanmoediging voor bijkomende zorginspanningen ongeacht of er een personeelstekort is als vermeld in artikel 479 of artikel 483, § 2 van dat besluit. Alle andere bepalingen van artikel 487 § 1 blijven van toepassing. HOOFDSTUK 4. - Jongdementie

Art. 31.In afwijking van artikel 534/4, § 1, van hetzelfde besluit wordt voor de bepaling van de subsidie voor de jaren 2020 en 2021 rekening gehouden met de hoogste van de bezettingsgraden van de jaren 2019, 2020 of 2021. HOOFDSTUK 5. - Infrastructuurforfait

Art. 32.In afwijking van artikel 4, § 1, eerste lid, 4° en 5°, van bijlage 14 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers zijn voor het jaar 2021 en het jaar 2022 de volgende definities van toepassing: 1° GSBG: de gemiddelde sectorale bezettingsgraad.Die wordt berekend als volgt: a) voor het jaar 2021: door de gefactureerde referentiedagen in de sector, vermeerderd met de ziekenhuisdagen in de sector, het aantal leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag, vermeld in artikel 1, 11° van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020 tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19 crisis, in de sector in de periode van 13 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 te delen door de erkende referentiecapaciteit in de sector, vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de referentieperiode in kwestie;b) voor het jaar 2022: door voor de woonzorgcentra de gefactureerde referentiedagen in de sector, vermeerderd met de ziekenhuisdagen in de sector, het aantal leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag, vermeld in artikel 1, 11° van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020 tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19 crisis, in de sector in de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 juli 2020 en het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 30 september 2020, en het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 te delen door de erkende referentiecapaciteit in de sector, vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de referentieperiode in kwestie. Zolang de gegevens over de ziekenhuisdagen of de leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag ten gevolge van COVID-19 of het aantal dagen verminderde bezetting of het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 in de sector niet beschikbaar zijn, worden de gefactureerde referentiedagen vermeerderd met een percentage dat voor alle woonzorgcentra gelijk is. De Vlaamse minister bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg bepaalt het percentage. De gemiddelde sectorale bezettingsgraad is in geen geval groter dan 1. 2° GBG: de gemiddelde bezettingsgraad van het woonzorgcentrum in de referentieperiode.Die wordt berekend als volgt: a) voor het jaar 2021: door de gefactureerde referentiedagen voor het woonzorgcentrum, vermeerderd met de ziekenhuisdagen voor het woonzorgcentrum en het aantal leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag, vermeld in artikel 1, 11°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020 tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19 crisis, voor het woonzorgcentrum in de periode van 13 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, te delen door de erkende referentiecapaciteit van dat woonzorgcentrum, vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de referentieperiode in kwestie;b) voor het jaar 2022: door de gefactureerde referentiedagen voor het woonzorgcentrum, vermeerderd met de ziekenhuisdagen voor het woonzorgcentrum en het aantal leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag, vermeld in artikel 1, 11°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020 tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19 crisis, voor het woonzorgcentrum in de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 juli 2020, het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 30 september 2020 en het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021, te delen door de erkende referentiecapaciteit van dat woonzorgcentrum, vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de referentieperiode in kwestie. Als het woonzorgcentrum uit verschillende vestigingen bestaat, worden de gefactureerde referentiedagen voor de referentieperiode in kwestie, de ziekenhuisdagen, het aantal leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag in de periode in kwestie en het aantal dagen verminderde bezetting in de periode in kwestie, en de erkende referentiecapaciteit van alle vestigingen in aanmerking genomen voor de berekening van de gemiddelde bezettingsgraad van het woonzorgcentrum. Zolang de gegevens over de ziekenhuisdagen of de leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag ten gevolge van COVID-19 in de periode van 13 maart 2020 tot en met 31 juli 2020 of het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 30 september 2020 of het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 niet beschikbaar zijn, worden de gefactureerde referentiedagen vermeerderd met een percentage dat voor alle woonzorgcentra gelijk is. De Vlaamse minister bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg bepaalt het percentage. De gemiddelde bezettingsgraad van het woonzorgcentrum is in geen geval groter dan 1.

TITEL 3. - Maatregelen voor de centra voor dagverzorging HOOFDSTUK 1. - Continuïteitsborg van de basistegemoetkoming voor zorg

Art. 33.Aan de centra voor dagverzorging met een bijkomende erkenning, wordt een subsidie toegekend voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 die per maand op de volgende wijze wordt berekend: (basistegemoetkoming voor zorg CDV + (tegemoetkoming in de reiskosten x 30) x ((aantal openingsdagen in de maand in kwestie x individuele bezettingsgraad bijkomende erkenning x gemiddeld aantal verblijfseenheden bijkomende erkenning tijdens de maand in kwestie) - het aantal aanwezigheidsdagen van gebruikers, ingedeeld in de afhankelijkheidscategorieën F, Fd, D of Fp in de maand in kwestie)).

Art. 34.Om voor de maanden in 2021 in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 33, mogen op de openingsdagen in de maand in kwestie de medewerkers van het centrum voor dagverzorging niet tijdelijk werkloos geweest zijn, met uitzondering van: 1° tijdelijke werkloosheid in geval van een quarantaineattest;2° tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de sluiting van een kinderdagverblijf, school of opvangcentrum voor gehandicapten;3° als de voorziening om aantoonbare redenen buiten haar wil om tijdelijke werkloosheid heeft moeten toestaan, kan ze aan het agentschap een uitzondering vragen vóór de vijftiende van de maand die volgt op de maand in kwestie.Het agentschap kan de uitzondering toestaan of gemotiveerd weigeren.

Art. 35.Als het resultaat van de formule (aantal aanwezigheidsdagen van gebruikers, ingedeeld in de afhankelijkheidscategorieën F, Fd, D of Fp in de maand in kwestie)/(aantal openingsdagen in de maand in kwestie x individuele bezettingsgraad bijkomende erkenning x gemiddelde aantal verblijfseenheden bijkomende erkenning tijdens de maand in kwestie) kleiner dan 0,4 is, vervalt het recht op de subsidie, vermeld in artikel 33, voor die maand.

Art. 36.Als het resultaat van de formule, vermeld in artikel 33, negatief is, wordt de subsidie voor die maand herleid tot 0 euro.

Art. 37.Aan de centra voor dagverzorging met een bijkomende erkenning die in de periode tussen 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 dienst doen als cohortafdeling en bijgevolg genoodzaakt zijn te sluiten als centrum voor dagverzorging, wordt een subsidie toegekend die per maand op de volgende wijze wordt berekend: basistegemoetkoming voor zorg CDV x aantal gesloten dagen cohortzorg in de maand in kwestie x individuele bezettingsgraad bijkomende erkenning x gemiddeld aantal verblijfseenheden bijkomende erkenning tijdens de maand in kwestie.

Art. 38.Om voor de hierna vermelde periodes in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 37, voldoen de centra voor dagverzorging aan de volgende voorwaarden: 1° voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 is er op de gesloten dagen cohortzorg in de maanden in kwestie geen tijdelijke werkloosheid voor de medewerkers van het centrum voor dagverzorging met uitzondering van de gevallen, vermeld in artikel 34;2° voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 zetten de medewerkers die in het centrum voor dagverzorging zijn tewerkgesteld, hun vastgestelde arbeidstijd voort in de cohortafdeling of in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid.

Art. 39.Aan de centra voor dagverzorging met een bijkomende erkenning die in de periode tussen 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 genoodzaakt zijn volledig te sluiten vanwege een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek is, wordt een subsidie toegekend die per maand op de volgende wijze wordt berekend: basistegemoetkoming voor zorg CDV x aantal gesloten dagen personeelsuitval in de maand in kwestie x individuele bezettingsgraad bijkomende erkenning x gemiddeld aantal verblijfseenheden bijkomende erkenning tijdens de maand in kwestie.

Art. 40.Om voor de maanden in 2021 in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 39, is er op de gesloten dagen personeelsuitval in de maanden in kwestie in het jaar 2021 geen tijdelijke werkloosheid voor de medewerkers van het centrum voor dagverzorging, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 34. HOOFDSTUK 2. - Continuïteitsborg van de dagprijs

Art. 41.Aan de erkende centra voor dagverzorging wordt vanaf 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 een subsidie toegekend die per maand op de volgende wijze wordt berekend: ((gemiddelde dagbezetting 2019 x aantal openingsdagen tijdens de maand in kwestie) - het aantal aanwezigheidsdagen van alle gebruikers in de maand in kwestie) x 18 euro.

Art. 42.Aan de erkende centra voor dagverzorging wordt vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 een subsidie toegekend die per maand op de volgende wijze wordt berekend: ((gemiddelde dagbezetting 2019 x aantal openingsdagen tijdens de maand in kwestie) - het aantal aanwezigheidsdagen van alle gebruikers in de maand in kwestie) x 18,36 euro.

Art. 43.Als het resultaat van de formule (aantal aanwezigheidsdagen van alle gebruikers in de maand in kwestie)/(gemiddelde dagbezetting 2019 x aantal openingsdagen in de maand in kwestie) kleiner dan 0,4 is, vervalt het recht op de subsidie vermeld in artikel 41 en artikel 42, voor die maand.

Art. 44.Als het resultaat van de formules, vermeld in artikel 41 of artikel 42 negatief is, wordt de subsidie vermeld in artikel 41 of artikel 42 voor de maand in kwestie herleid tot 0 euro.

Art. 45.Aan alle erkende centra voor dagverzorging die in de periode tussen 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 dienstdoen als cohortafdeling en bijgevolg genoodzaakt zijn te sluiten als centrum voor dagverzorging, wordt een subsidie toegekend die per maand op de volgende wijze wordt berekend: gemiddelde dagbezetting 2019 x aantal gesloten dagen cohortzorg x 18 euro.

Art. 46.Aan alle erkende centra voor dagverzorging die in de periode tussen 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 dienstdoen als cohortafdeling en bijgevolg genoodzaakt zijn te sluiten als centrum voor dagverzorging, wordt een subsidie toegekend die per maand op de volgende wijze wordt berekend: gemiddelde dagbezetting 2019 x aantal gesloten dagen cohortzorg x 18,36 euro.

Art. 47.Aan alle erkende centra voor dagverzorging die in de periode tussen 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 genoodzaakt zijn volledig te sluiten vanwege een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek is, wordt een subsidie toegekend die per maand op de volgende wijze wordt berekend: gemiddelde dagbezetting 2019 x aantal gesloten dagen personeelsuitval x 18 euro.

Art. 48.Aan alle erkende centra voor dagverzorging die in de periode tussen 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 genoodzaakt zijn volledig te sluiten vanwege een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek is, wordt een subsidie toegekend die per maand op de volgende wijze wordt berekend: gemiddelde dagbezetting 2019 x aantal gesloten dagen personeelsuitval x 18,36 euro.

Art. 49.Om in aanmerking te komen voor de subsidies, vermeld in artikel 33, delen de centra voor dagverzorging aan het agentschap al de volgende gegevens mee: 1° het aantal dagen dat het centrum voor dagverzorging effectief is geopend;2° de som van het aantal aanwezigheidsdagen van alle gebruikers, ingedeeld per afhankelijkheidscategorie voor de afgelopen periode;3° een verklaring op erewoord dat er voor de maanden in kwestie in het jaar 2021 geen tijdelijke werkloosheid was voor de medewerkers van het centrum voor dagverzorging, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 34. Om in aanmerking te komen voor de subsidies, vermeld in artikel 37, delen de centra voor dagverzorging de volgende gegevens mee: 1° het aantal dagen in de voorbije maand dat ze dienst hebben gedaan als cohortafdeling;2° de verklaring dat de medewerkers die in het centrum voor dagverzorging zijn tewerkgesteld, hun vastgestelde arbeidstijd verder inzetten in de cohortafdeling of in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid;3° een verklaring op erewoord dat er voor de maanden in kwestie in het jaar 2021 geen tijdelijke werkloosheid was voor de medewerkers van het centrum voor dagverzorging, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 34. Om in aanmerking te komen voor de subsidies, vermeld in artikel 39, delen de centra voor dagverzorging die in de periode tussen 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 genoodzaakt zijn volledig te sluiten vanwege een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een in alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek is, al de volgende gegevens mee: 1° het aantal dagen in de voorbije maand dat ze genoodzaakt waren volledig te sluiten vanwege een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek was;2° een verklaring op erewoord dat het centrum voor dagverzorging tijdens de periode in kwestie genoodzaakt was te sluiten vanwege een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek was;3° een verklaring op erewoord dat er voor de maanden in kwestie in het jaar 2021 geen tijdelijke werkloosheid was voor de medewerkers van het centrum voor dagverzorging, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 34. Om in aanmerking te komen voor de subsidies, vermeld in artikel 41 en artikel 42, delen de centra voor dagverzorging aan het agentschap de gegevens vermeld in het eerste lid 1° en 2° mee.

Om in aanmerking te komen voor de subsidies, vermeld in artikel 45 en artikel 46, delen de centra voor dagverzorging de gegevens vermeld in het tweede lid 1° en 2° mee.

Om in aanmerking te komen voor de subsidies, vermeld in artikel 47 en artikel 48, delen de centra voor dagverzorging die in de periode tussen 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 genoodzaakt zijn volledig te sluiten vanwege een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek is, de gegevens vermeld in het derde lid 1° en 2° mee.

De centra voor dagverzorging delen de gegevens, vermeld in het eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid, maandelijks mee via het e-loket, uiterlijk op de vijftiende van de maand die volgt op de maand in kwestie.

Als de gegevens, vermeld in het eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid, voor een bepaalde maand niet tijdig zijn meegedeeld, verliest de voorziening het recht op de tegemoetkoming voor de maand in kwestie. HOOFDSTUK 3. - Betaling van de continuïteitsborg van de basistegemoetkoming voor zorg en de continuïteitsborg van de dagprijs

Art. 50.De subsidies voor een bepaalde maand, vermeld in artikel 33, 37, 39, 41, 42, 45, 46, 47 en 48, worden betaald vóór de vijftiende van de tweede maand van het kwartaal dat volgt op het kwartaal van de maand in kwestie. HOOFDSTUK 4. - Werkingssubsidies

Art. 51.Om de werkingssubsidies voor de centra voor dagverzorging, vermeld in hoofdstuk 6 van bijlage 7 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, voor het jaar 2021 te bepalen, wordt rekening gehouden met de gemiddelde bezettingsgraad voor het jaar 2019, die berekend wordt op basis van de bezettingsgegevens die worden bezorgd met toepassing van artikel 2 van het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de dagverzorgingscentra en artikel 2 van het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de dagverzorgingscentra voor palliatieve verzorging.

Art. 52.In afwijking van artikel 66 en 67 van bijlage 7 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers komen de erkende centra voor dagverzorging voor het jaar 2021 in aanmerking voor een jaarlijks subsidiebedrag dat berekend wordt op basis van de gemiddelde bezettingsgraad 2019.

De centra voor dagverzorging die een gemiddelde bezettingsgraad van minimaal tien gebruikers hebben, komen in aanmerking voor een subsidiebedrag van 35.000 euro per jaar. De gemiddelde bezettingsgraad is het totale aantal gefactureerde aanwezigheidsdagen per kalenderjaar, gedeeld door 250.

De centra voor dagverzorging die een gemiddelde bezettingsgraad van minder dan tien gebruikers maar van minimaal vier gebruikers hebben, kunnen evenredig aan de gerealiseerde gemiddelde bezettingsgraad een subsidiebedrag ontvangen van 33.200 euro, 31.400 euro, 29.600 euro, 27.800 euro, 26.000 euro of 24.200 euro, naargelang ze een gemiddelde bezettingsgraad hebben van minstens 9, 8, 7, 6, 5 of 4.

De bedragen, vermeld in het tweede en derde lid, worden geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De bedragen zijn uitgedrukt tegen 100% op basis van de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2012. De koppeling aan het prijsindexcijfer gebeurt op 1 januari van het jaar dat op de indexsprong volgt.

Ongeacht de gerealiseerde gemiddelde bezettingsgraad kunnen dagverzorgingscentra die voor het eerst erkend worden, gedurende de eerste drie jaar waarin ze voor subsidiëring in aanmerking komen, een subsidiebedrag ontvangen dat gelijk kan zijn aan het hoogste subsidiebedrag.

Art. 53.Centra voor dagverzorging die in 2021 voor het vierde of vijfde jaar voor subsidiëring in aanmerking komen, kunnen in afwijking van artikel 52, het hoogste subsidiebedrag voor 2021 ontvangen, ongeacht de gerealiseerde bezettingsgraad 2019.

Art. 54.Voor de gesloten dagen cohortzorg en de gesloten dagen personeelsuitval worden de gepresteerde of gelijkgestelde dagen of uren van medewerkers die bij een normale bezetting van de bijkomende erkenning van het centrum voor dagverzorging zouden worden opgegeven met het oog op een financiering in het kader van de basistegemoetkoming voor zorg en die tijdens de dagen van sluiting van het centrum voor dagverzorging tewerkgesteld zijn in de cohortafdeling of in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, als gepresteerde of gelijkgestelde dagen of uren in het centrum van dagverzorging opgegeven in de elektronische vragenlijst, vermeld in artikel 456 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming. HOOFDSTUK 5. - Maximaal te factureren dagen

Art. 55.In afwijking van artikel 529, § 1, tweede lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, mogen centra voor dagverzorging met een bijkomende erkenning in 2020 en 2021 niet meer dagen factureren dan het maximale aantal dagen rekening houdend met hun erkende capaciteit, verminderd met het aantal gesloten dagen cohortzorg, het aantal gesloten dagen personeelsuitval en het aantal gecompenseerde dagen wegens verminderde bezetting.

In het eerste lid wordt verstaan onder aantal gecompenseerde dagen wegens verminderde bezetting: het aantal dagen waarvoor aan het centrum voor dagverzorging een subsidie wordt toegekend als vermeld in artikel 33, 37, 39, 41, 42, 45, 46, 47 en 48.

TITEL 4. - Maatregelen voor de centra voor dagopvang HOOFDSTUK 1. - Continuïteitsborg van de dagprijs

Art. 56.Aan de erkende centra voor dagopvang wordt vanaf 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 een subsidie toegekend per maand die op de volgende wijze wordt berekend: ((gemiddeld aantal gefactureerde uren per dag 2019 x aantal openingsdagen in de maand in kwestie) - aantal aanwezigheidsuren van alle gebruikers in de maand in kwestie) x 3,5 euro.

Art. 57.Aan de erkende centra voor dagopvang wordt vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 een subsidie toegekend die op de volgende wijze wordt berekend: ((gemiddeld aantal gefactureerde uren per dag 2019 x aantal openingsdagen in de maand in kwestie) - aantal aanwezigheidsuren van alle gebruikers in de maand in kwestie) x 3,57 euro.

Art. 58.Als het resultaat van de formule (aantal aanwezigheidsuren van alle gebruikers in de maand in kwestie)/(gemiddeld aantal gefactureerde uren per dag 2019 x aantal openingsdagen in de maand in kwestie) kleiner dan 0,4 is, vervalt het recht op de subsidie, vermeld in artikel 56 of artikel 57.

Art. 59.Als het resultaat van de formules, vermeld in artikel 56 of artikel 57 negatief is, wordt de subsidie vermeld in artikel 56 of artikel 57 herleid tot 0 euro.

Art. 60.Om in aanmerking te komen voor de subsidies, vermeld in artikel 56 en artikel 57, deelt het centrum voor dagopvang aan het agentschap al de volgende gegevens mee: 1° het aantal dagen dat het centrum voor dagopvang effectief is geopend;2° de som van het aantal aanwezigheidsuren van alle gebruikers voor de afgelopen periode. De centra voor dagopvang delen de gegevens, vermeld in het eerste lid, maandelijks mee via het e-loket uiterlijk op de vijftiende van de maand die volgt op de maand in kwestie.

Als de gegevens, vermeld in het eerste lid, voor een bepaalde maand niet tijdig zijn meegedeeld, verliest de voorziening het recht op de tegemoetkoming voor de maand in kwestie.

Art. 61.De subsidies voor een bepaalde maand, vermeld in artikel 56 en artikel 57, worden betaald vóór de vijftiende van de tweede maand van het kwartaal dat volgt op het kwartaal van de maand in kwestie. HOOFDSTUK 2. - Werkingssubsidies

Art. 62.Om de werkingssubsidies voor de centra voor dagopvang, vermeld in artikel 83 tot en met 87 van bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, voor het jaar 2021 te bepalen, wordt rekening gehouden met de gemiddelde bezettingsgraad voor het jaar 2019, berekend op basis van de bezettingsgegevens die bezorgd zijn met toepassing van artikel 2 van het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de dagverzorgingscentra.

Art. 63.In afwijking van artikel 85 van bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, ontvangen de centra voor dagopvang die zich in 2021 in de eerste vijf jaar van de subsidiëring bevinden, het hoogste subsidiebedrag voor 2021, ongeacht de gerealiseerde bezettingsgraad 2019.

TITEL 5. - Maatregelen voor centra voor kortverblijf die worden uitgebaat in lokalen van centra voor herstelverblijf die daarvoor bestemd zijn HOOFDSTUK 1. - Continuïteitsborg van de dagprijs

Art. 64.Een centrum voor kortverblijf dat wordt uitgebaat in de lokalen van een centrum voor herstelverblijf die daarvoor bestemd zijn, dat op 1 oktober 2020 erkend is, kan in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 maandelijks in aanmerking komen voor een continuïteitsborg.

Art. 65.Om in aanmerking te komen voor de continuïteitsborg voor een bepaalde maand, deelt een centrum voor kortverblijf dat wordt uitgebaat in de lokalen van een centrum voor herstelverblijf die daarvoor bestemd zijn, de noodzakelijke gegevens mee op eenvoudig verzoek van het agentschap.

Als de gegevens, vermeld in eerste lid, niet worden meegedeeld binnen de dertig dagen na het verzoek van het agentschap verliest de voorziening het recht op de continuïteitsborg voor de maand in kwestie.

Art. 66.De gegevens die aan het agentschap worden meegedeeld, vermeld in artikel 65, zijn: 1° het aantal effectief aanwezige bewoners: de som van het aantal effectief aanwezige bewoners voor elke dag van de maand in kwestie;2° het aantal tijdelijk afwezige bewoners: de som van het aantal tijdelijk afwezige bewoners voor elke dag van de maand in kwestie.

Art. 67.De continuïteitsborg bestaat uit een compensatie van de dagprijs en wordt per maand als volgt berekend: ((gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x aantal dagen in de maand in kwestie x referentiebezetting) - (aantal effectief aanwezige bewoners in de maand in kwestie + aantal tijdelijk afwezige bewoners) x 60,06 x 80%).

Het resultaat uit de formule in het tweede lid wordt beperkt tot maximaal ((20% x gemiddeld aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x aantal dagen in de maand in kwestie) x 60,06 x 80%).

Art. 68.De continuïteitsborg wordt in één schijf uitbetaald. HOOFDSTUK 2. - Werkingssubsidies

Art. 69.Om de werkingssubsidies voor de centra voor kortverblijf type 1 die worden uitgebaat in lokalen van centra voor herstelverblijf die daarvoor bestemd zijn, vermeld in artikel 33 tot en met 36 van bijlage 8 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, voor het jaar 2021 te bepalen, wordt rekening gehouden met de gemiddelde bezettingsgraad voor het jaar 2019, die wordt berekend op basis van de bezettingsgegevens die zijn bezorgd met toepassing van artikel 2 van het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de centra voor kortverblijf.

TITEL 6. - Algemene bepalingen

Art. 70.Als na controle door het agentschap blijkt dat ter uitvoering van artikel 3, 13, 17, 20, 24, 25, 49, 60 en 66 foutieve gegevens zijn doorgegeven, kan het agentschap de subsidie herberekenen en het teveel aan uitbetaalde subsidies recupereren bij de voorziening in kwestie.

TITEL 7. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020 tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19 crisis

Art. 71.In artikel 3/4, 5/5 en 11/4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020 tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19 crisis, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt de zinsnede "31 december" vervangen door de zinsnede "30 september".

Art. 72.Artikel 5/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt opgeheven.

Art. 73.In artikel 5/4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt de zinsnede "5/1, 5/2 of 5/3" vervangen door de zinsnede "5/1 of 5/2".

Art. 74.In artikel 5/7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "3/2, 5/1, 5/2 en 5/3" vervangen door de zinsnede "3/2, 5/1 en 5/2";2° in het tweede en het vierde lid wordt de zinsnede "31 december" vervangen door de zinsnede "30 september".

Art. 75.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 76.Artikel 8/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt opgeheven.

Art. 77.In artikel 8/4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt de zinsnede "8/1, 8/2, of 8/3" vervangen door de zinsnede "8/1 of 8/2".

Art. 78.In artikel 8/5, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt de zinsnede "8/1, 8/2 en 8/3" vervangen door de zinsnede "8/1 en 8/2".

Art. 79.Artikel 11/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt opgeheven.

Art. 80.In artikel 11/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt de zinsnede "en 11/2" telkens opgeheven.

Art. 81.Artikel 12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt opgeheven.

Art. 82.Artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt opgeheven.

Art. 83.Artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt opgeheven.

Art. 84.Artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt opgeheven.

Art. 85.Artikel 19 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt ingetrokken.

Art. 86.In artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt de zinsnede "artikel 11/1 en 11/2, en artikel 13 tot en met 14/3," vervangen door de zinsnede "artikel 11/1 en artikel 13 tot en met 14/3,".

Art. 87.In artikel 22, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt de zinsnede "artikel 11/1, 11/2, artikel 13, § 2, artikel 14, 14/1, 14/2 en 14/3" vervangen door de zinsnede "artikel 11/1, artikel 13, § 2, artikel 14, 14/1, 14/2 en 14/3".

Art. 88.In artikel 23 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt de zinsnede "artikel 10, eerste lid, artikel 11/1 en 11/2, en artikel 13 tot en met 14/3" vervangen door de zinsnede "artikel 10, eerste lid, artikel 11/1 en artikel 13 tot en met 14/3".

TITEL 8. - Slotbepalingen

Art. 89.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2020.

Art. 90.De Vlaamse minister, bevoegd voor het welzijn, de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg en de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale bescherming, zijn ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 11 december 2020.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding, W. BEKE

^