gepubliceerd op 19 juli 2021
Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19-crisis vanaf 1 april 2021
25 JUNI 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19-crisis vanaf 1 april 2021
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, artikel 60, artikel 143, gewijzigd bij het decreet van 15 februari 2019, artikel 145 en 148, en artikel 150 en 152, gewijzigd bij het decreet van 15 februari 2019; - het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, artikel 55 en 56, gewijzigd bij het decreet van 20 december 2019, en artikel 57.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, zijn akkoord werd aangevraagd op 4 juni 2021. - Er is geen advies gevraagd aan de Raad van State, met toepassing van artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Er is een dringende noodzakelijkheid omdat er dringend behoefte is aan financieel-economische duidelijkheid en zekerheid voor de ouderenvoorzieningen. De vastgelegde compensatiemaatregelen hebben een essentiële impact op de financiële leefbaarheid van de betreffende voorzieningen op korte termijn en op te nemen beslissingen over het behoud en de eventuele aanwerving van personeel.
Motivering Dit besluit is gebaseerd op volgende motieven: - De woonzorgcentra en centra voor kortverblijf herstellen van de zware gevolgen van de COVID-19-crisis op hun operationele werking.
Heel wat bewoners en personeelsleden zijn besmet geraakt door het virus. Dat heeft geleid tot een grote uitval bij het personeel en een hoog aantal overlijdens bij de bewoners. Dankzij de vaccinatiestrategie is het aantal COVID-19-uitbraken in de woonzorgcentra drastisch gedaald. We gaan ervan uit dat die trend zich voortzet. Toch blijft het noodzakelijk om de woonzorgcentra en centra voor kortverblijf tot eind 2021 perspectief te geven in de vorm van een voortzetting van compensatiemaatregelen. Dat is van essentieel belang voor die woonzorgcentra die getroffen werden door een zware tot zeer zware COVID-19-uitbraak met hoge oversterfte als gevolg. We willen vermijden dat die woonzorgcentra de komende maanden genoodzaakt zijn personeel te ontslaan omdat ze hun omzet zien dalen door een lager aantal bewoners, net op een moment dat de COVID-19-crisis duidelijk maakt dat er meer personeel in de ouderenzorg noodzakelijk is. In de huidige omstandigheden is het voor zwaar getroffen woonzorgcentra onmogelijk om hun bewonersbezetting op korte termijn weer op peil te krijgen. We voorzien daarom in compenserende maatregelen. Daarnaast bieden we mogelijkheden om extra personeel in te schakelen zodat het personeel dat het afgelopen jaar sterk op de proef werd gesteld, inhaalrust kan opnemen. - De gebruikers van de centra voor dagverzorging en centra voor dagopvang zitten in een lagere prioriteitsgroep dan de bewoners van woonzorgcentra en komen aan bod voor vaccinatie in de algemene bevolkingsgroep van 65-plussers. Voor die centra blijft het risico op een COVID-19-uitbraak ernstig. Boven blijven de social distancing-regels binnen hun werking gelden, waardoor ze minder gebruikers kunnen ondersteunen. Voor de centra voor dagverzorging en centra voor dagopvang wordt de continuïteitsborg verlengd tot ten minste 30 juni 2021 wat de dagprijscomponent betreft. Voor de centra voor dagverzorging wordt de compensatie van de basistegemoetkoming voor zorg verlengd tot en met 31 december 2021.
Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming; - het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers; - het besluit van de Vlaamse Regering van 13 maart 2020 tot het nemen van tijdelijke maatregelen om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan; - het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020 tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19 crisis.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° besluit van 30 november 2018: het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;2° basistegemoetkoming voor zorg CDV: de basistegemoetkoming voor zorg op 1 april 2021;3° gelijkgestelde uren: de niet-gepresteerde uren die gelijkgesteld worden met arbeidsuren, op voorwaarde dat ze aanleiding geven tot de betaling van een vergoeding door de voorziening (onder meer jaarlijkse vakantie, feestdagen, ziekteperiode die door een gewaarborgd loon gedekt wordt), met uitzondering van de dagen of uren disponibiliteit bij een openbaar bestuur;4° gemiddeld aantal gefactureerde uren per dag 2019: het gemiddelde aantal gefactureerde uren per dag in een centrum voor dagopvang dat berekend wordt op basis van de bezettingsgegevens van 2019, die ingediend zijn met toepassing van artikel 2 van het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de dagverzorgingscentra, waarbij het totale aantal gefactureerde uren per centrum voor dagopvang voor het jaar 2019 wordt gedeeld door 250.Als er geen bezettingsgegevens voor 2019 zijn, wordt het gemiddelde aantal gefactureerde uren per dag bepaald op achttien uur; 5° gemiddelde dagbezetting 2019: de gemiddelde dagbezetting van het centrum voor dagverzorging die berekend wordt op basis van de bezettingsgegevens van 2019, die ingediend zijn met toepassing van artikel 2 van het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de dagverzorgingscentra en artikel 2 van het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de dagverzorgingscentra voor palliatieve verzorging.Als er geen bezettingsgegevens voor 2019 zijn, wordt de gemiddelde dagbezetting op tien gebruikers bepaald; 6° gepresteerde uren: de effectief gewerkte uren;7° gesloten dagen cohortzorg: de dagen tussen 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 waarop het centrum voor dagverzorging dienst deed als cohortafdeling en bijgevolg genoodzaakt was te sluiten als centrum voor dagverzorging.Het centrum voor dagverzorging geeft die dagen door via het e-loket van het agentschap; 8° gesloten dagen personeelsuitval: de dagen tussen 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 waarop het centrum voor dagverzorging genoodzaakt is om volledig te sluiten door een gebrek aan personeel omdat alle personeelsleden hetzij tewerkgesteld zijn in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt, of in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek zijn, waardoor de continuïteit van het centrum voor dagverzorging niet gewaarborgd kan worden.Het centrum voor dagverzorging geeft die dagen door via het e-loket van het agentschap; 9° individuele bezettingsgraad bijkomende erkenning: de individuele bezettingsgraad van het centrum voor dagverzorging in de referentieperiode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019, waarbij het aantal gefactureerde dagen dat met toepassing van artikel 456 van het besluit van 30 november 2018 is meegedeeld, wordt gedeeld door het maximale aantal openingsdagen tijdens die referentieperiode op basis van het aantal openingsdagen per week, meegedeeld in de bezettingsgegevens van 2018 die uiterlijk op 1 april 2019 ingediend zijn, met toepassing van het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de dagverzorgingscentra en het ministerieel besluit van 22 april 2015 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de dagverzorgingscentra voor palliatieve verzorging, vermenigvuldigd met het gemiddelde individuele aantal erkende verblijfseenheden met bijkomende erkenning in de referentieperiode.Bij het ontbreken van bezettingsgegevens over de referentieperiode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019 wordt de individuele bezettingsgraad bijkomende erkenning bepaald op 0,8281. De individuele bezettingsgraad bedraagt maximaal 1; 10° ondersteuningspersoneel: a) het personeel van de schoonmaakdienst, de logistieke dienst en de keuken, het personeel voor de begeleiding van wonen en leven;b) het personeel van de technische dienst en het onthaal;c) de medewerker ter ondersteuning van de bezoekersregeling;11° woonzorgcentrum: een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 1, 57°, van het besluit van 30 november 2018, al dan niet met bijbehorend centrum voor kortverblijf als vermeld in artikel 1, 10°, van het voormelde besluit. HOOFDSTUK 2. - Maatregelen voor woonzorgcentra en centra voor kortverblijf Afdeling 1. - Financiële maatregelen
Onderafdeling 1. - Continuïteitsborg
Art. 2.Een erkend woonzorgcentrum kan in de periode van 1 april 2021 tot en met 31 december 2021 maandelijks in aanmerking komen voor een continuïteitsborg.
Art. 3.Om in aanmerking te komen voor de continuïteitsborg, vermeld in artikel 2, voor een bepaalde maand, deelt een woonzorgcentrum de gegevens, vermeld in het derde lid, mee uiterlijk de twintigste van de maand die volgt op de maand in kwestie, met uitzondering van de gegevens voor de maanden juni en juli 2021 die uiterlijk op 31 augustus 2021 worden meegedeeld. De gegevens worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap.
De voorziening verliest het recht op de continuïteitsborg voor de maand in kwestie als de gegevens niet tijdig zijn meegedeeld conform het eerste lid.
De volgende gegevens worden via het e-loket van het agentschap meegedeeld conform het eerste lid: 1° het aantal effectief aanwezige bewoners: de som van het aantal effectief aanwezige bewoners voor elke dag van de maand in kwestie;2° het aantal tijdelijk afwezige bewoners: de som van het aantal tijdelijk afwezige bewoners voor elke dag van de maand in kwestie.
Art. 4.§ 1. De continuïteitsborg, vermeld in artikel 2, bestaat voor de maanden april 2021 tot en met juni 2021 uit de volgende componenten: 1° een component basistegemoetkoming voor zorg;2° een component dagprijs. De continuïteitsborg, vermeld in artikel 2, bestaat voor de maanden juli 2021 tot en met december 2021 alleen uit een component basistegemoetkoming voor zorg. § 2. De component basistegemoetkoming voor zorg, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, en tweede lid, wordt per maand op de volgende wijze berekend: 1° component basistegemoetkoming voor zorg: (((het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x het aantal dagen in de maand in kwestie x referentiebezetting) - (het aantal effectief aanwezige bewoners in de maand in kwestie)) x basistegemoetkoming voor zorg);2° het bedrag wordt op de volgende wijze beperkt: (beperkingspercentage x het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x het aantal dagen in de maand in kwestie x basistegemoetkoming voor zorg). § 3. De component dagprijs, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, wordt voor de maanden april tot en met juni per maand op de volgende wijze berekend: 1° component dagprijs: (((het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x het aantal dagen in de maand in kwestie x referentiebezetting) - (het aantal effectief aanwezige bewoners in de maand in kwestie + het aantal tijdelijk afwezige bewoners)) x dagprijs x 70%);2° het bedrag wordt op de volgende wijze beperkt: ((beperkingspercentage x het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x het aantal dagen in de maand in kwestie) x dagprijs x 70%). § 4. Het beperkingspercentage, vermeld in paragraaf 2, 2°, en paragraaf 3, 2°, wordt op de volgende wijze bepaald: 1° in een woonzorgcentrum zonder uitbraak in de periode vanaf 1 oktober 2020 tot en met 30 juni 2021 is het beperkingspercentage 3%;2° in een woonzorgcentrum met een zware uitbraak in de periode vanaf 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 en zonder uitbraak in de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 is het beperkingspercentage 5%;3° in een woonzorgcentrum met een zware uitbraak in de periode vanaf 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 is het beperkingspercentage 10%;4° in een woonzorgcentrum met een zeer zware uitbraak in de periode vanaf 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 en met zware uitbraak of zonder uitbraak in de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 is het beperkingspercentage 15%;5° in een woonzorgcentrum met een zeer zware uitbraak in de periode vanaf 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 is het beperkingspercentage 20%. Als een woonzorgcentrum zich bevindt in verschillende van de situaties, vermeld in het eerste lid, is het hoogste percentage van toepassing.
In afwijking van het eerste lid, 1° tot en met 5°, geldt dat voor een woonzorgcentrum met een eerste erkenning in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021 het beperkingspercentage altijd 3% bedraagt.
Een woonzorgcentrum zonder uitbraak als vermeld in het eerste lid, is een woonzorgcentrum waarvoor, voor de dagen in de periode in kwestie, er in de registraties in het e-loketformulier "verplichte melding aantal (mogelijke) COVID-19-patiënten (bewoners en personeel)" geen enkele dag is waarop de waarde voor "(C2) het totale aantal bevestigde gevallen COVID-19 in uw voorziening op dit moment" hoger dan vijf is.
Een woonzorgcentrum met een zware uitbraak als vermeld in het eerste lid, is een woonzorgcentrum waarvoor, voor de periode in kwestie, in de registraties in het e-loketformulier "verplichte melding aantal (mogelijke) COVID-19-patiënten (bewoners en personeel)" al de volgende voorwaarden vervuld zijn: 1° voor de dagen in de periode in kwestie is er minstens één dag waarop de waarde voor "(C2) het totale aantal bevestigde gevallen COVID-19 in uw voorziening op dit moment" hoger dan vijf is;2° voor alle dagen in de periode in kwestie is het resultaat van de formule: ((C2) het totale aantal bevestigde gevallen COVID-19 in uw voorziening op dit moment/(A) reële bezetting (inclusief de bewoners die in het ziekenhuis zijn opgenomen)) kleiner dan 15%. Een woonzorgcentrum met een zeer zware uitbraak als vermeld in het eerste lid, is een woonzorgcentrum waarvoor, voor de periode in kwestie, in de registraties in het e-loketformulier "verplichte melding aantal (mogelijke) COVID-19-patiënten (bewoners en personeel)" al de volgende voorwaarden vervuld zijn: 1° voor de dagen in de periode in kwestie is er minstens één dag waarop de waarde voor "(C2) het totale aantal bevestigde gevallen COVID-19 in uw voorziening op dit moment" hoger dan vijf is;2° voor de dagen in kwestie is er minstens één dag waarbij het resultaat van de formule: ((C2) het totale aantal bevestigde gevallen COVID-19 in uw voorziening op dit moment/(A) reële bezetting (inclusief de bewoners die in het ziekenhuis zijn opgenomen)) gelijk is aan of groter is dan 15%. Het beperkingspercentage wordt bepaald op basis van de registraties in het e-loketformulier "verplichte melding aantal (mogelijke) COVID-19-patiënten (bewoners en personeel)", zoals door de woonzorgcentra meegedeeld in het e-loket op 31 augustus 2021. § 5. Als het resultaat van de component basistegemoetkoming voor zorg, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, en tweede lid, of de component dagprijs, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, negatief is, wordt het bedrag voor de component in kwestie voor de maand in kwestie herleid tot 0 euro. § 6. In deze paragraaf wordt verstaan onder nieuw woonzorgcentrum: een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 1, 38°, van het besluit van 30 november 2018, voor de berekening van de basistegemoetkoming voor zorg.
Om de component basistegemoetkoming voor zorg, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, en tweede lid, of de component dagprijs, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, te berekenen, worden de elementen van de formules, vermeld in paragraaf 2 en 3, op de volgende wijze gedefinieerd: 1° basistegemoetkoming voor zorg: de basistegemoetkoming voor zorg op de eerste dag van het kwartaal in kwestie;2° dagprijs: de gewogen gemiddelde dagprijs op 1 mei 2020 die doorgegeven is in het kader van de dagprijsmeting van 2020.Als de gewogen gemiddelde dagprijs hoger ligt dan de sectorale gemiddelde dagprijs van 60,06 euro, wordt een bovengrens van 72,07 euro gehanteerd. Als de informatie ontbreekt, wordt de dagprijs bepaald op de sectorale gemiddelde dagprijs van 60,06 euro; 3° referentiebezetting: a) de gemiddelde waarde van de volgende waarden: 1) de individuele gemiddelde bezettingsgraad in de referentieperiode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018;2) de individuele gemiddelde bezettingsgraad in de referentieperiode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019;3) de individuele gemiddelde bezettingsgraad in de referentieperiode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019;b) als een nieuw woonzorgcentrum voor het eerst is erkend in de referentieperiode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018, is de referentiebezetting gelijk aan de gemiddelde waarde van de waarden, vermeld in punt a), 2) en 3);c) als een nieuw woonzorgcentrum voor het eerst is erkend in de referentieperiode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019, is de referentiebezetting gelijk aan de gemiddelde waarde van de waarde, vermeld in punt a), 3), en de sectorale gemiddelde bezettingsgraad van 0,9419;d) als een nieuw woonzorgcentrum voor het eerst is erkend vanaf 1 juli 2019, is de referentiebezetting gelijk aan de gemiddelde bezettingsgraad voor nieuwe voorzieningen van 0,7587;e) de referentiebezetting bedraagt maximaal 1. § 7. De individuele gemiddelde bezettingsgraad in de referentieperiode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018, vermeld in paragraaf 6, tweede lid, 3°, a), 1), wordt berekend met de volgende formule: het aantal gefactureerde ligdagen van rechthebbenden en niet-rechthebbenden tijdens de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018, zoals opgegeven in de elektronische vragenlijst, vermeld in artikel 452 van het besluit van 30 november 2018, om de basistegemoetkoming voor zorg te berekenen, gedeeld door het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden tijdens de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018, vermenigvuldigd met 365.
De individuele gemiddelde bezettingsgraad in de referentieperiode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019, vermeld in paragraaf 6, tweede lid, 3°, a), 2), wordt berekend met de volgende formule: het aantal gefactureerde ligdagen van rechthebbenden en niet-rechthebbenden tijdens de periode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019, zoals opgegeven in de elektronische vragenlijst, vermeld in artikel 452 van het besluit van 30 november 2018, om de basistegemoetkoming voor zorg te berekenen, gedeeld door het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden tijdens de periode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019, vermenigvuldigd met 365.
De individuele gemiddelde bezettingsgraad in de referentieperiode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019, vermeld in paragraaf 6, tweede lid, 3°, a), 3), wordt berekend met de volgende formule: het aantal gefactureerde ligdagen van rechthebbenden en niet-rechthebbenden tijdens de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019, zoals opgegeven in de elektronische vragenlijst, vermeld in artikel 452 van het besluit van 30 november 2018, om de basistegemoetkoming voor zorg te berekenen, gedeeld door het gewogen gemiddelde aantal erkende woongelegenheden tijdens de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019, vermenigvuldigd met 184.
Art. 5.§ 1. De continuïteitsborg, vermeld in artikel 2, bestaat uit 80% recht en 20% voorschot. § 2. Het agentschap betaalt de continuïteitsborg op de volgende wijze: 1° de continuïteitsborg voor de maanden in het tweede kwartaal van 2021 uiterlijk op 30 september 2021;2° de continuïteitsborg voor de maanden in het derde kwartaal van 2021 uiterlijk op 30 november 2021;3° de continuïteitsborg voor de maanden in het vierde kwartaal van 2021 uiterlijk op 28 februari 2022. Bij de betaling past het agentschap de volgende regels toe: 1° het agentschap betaalt het 80% recht en het 20% voorschot in één schijf uit op voorwaarde dat in de maand in kwestie aan de medewerkers van het woonzorgcentrum geen tijdelijke werkloosheid is toegestaan, met uitzondering van de volgende gevallen: a) tijdelijke werkloosheid wegens een quarantaineattest;b) tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de sluiting van een kinderdagverblijf, school of opvangcentrum voor gehandicapten;c) de voorziening heeft om aantoonbare redenen buiten haar wil om tijdelijke werkloosheid moeten toestaan.De voorziening kan dan aan het agentschap een uitzondering vragen uiterlijk op de twintigste van de maand die volgt op de maand in kwestie. Het agentschap kan de uitzondering toestaan of gemotiveerd weigeren; 2° het woonzorgcentrum verliest definitief het recht op de volledige continuïteitsborg voor de maand in kwestie als er in de maand in kwestie aan de medewerkers van het woonzorgcentrum tijdelijke werkloosheid is toegestaan, met uitzondering van de uitzonderingsgronden, vermeld in punt 1°. Als de voorziening voldoet aan de voorwaarde dat er geen tijdelijke werkloosheid mag zijn toegestaan met uitzondering van tijdelijke werkloosheid in de gevallen, vermeld in het tweede lid, 1°, geeft de voorziening elke maand, als ze de gegevens, vermeld in artikel 3, derde lid, meedeelt, een verklaring op erewoord dat er geen tijdelijke werkloosheid is in de maand in kwestie, met uitzondering van tijdelijke werkloosheid in de gevallen, vermeld in het tweede lid, 1°. § 3. Ingeval er een terugvorderingsprocedure loopt in toepassing van artikel 662/8 van het besluit van 30 november 2018 omdat een woonzorgcentrum of een centrum voor kortverblijf een voorschot dat de zorgkas niet kon terugvorderen, moet terugbetalen, kan het agentschap het 80% recht en 20% voorschot van de continuïteitsborg vermeld in paragraaf 1 verrekenen op dit terug te vorderen bedrag.
Als na de controle, vermeld in artikel 6, blijkt dat de voorziening geen recht had op het voorschot van 20%, verrekend met toepassing van het eerste lid, wordt het voorschot teruggevorderd bij de voorziening.
Art. 6.§ 1. Het agentschap bepaalt vóór 1 oktober 2022 of het woonzorgcentrum, al dan niet gedeeltelijk, het recht behoudt op de som van de respectieve voorschotten, vermeld in artikel 5, § 1 en § 2, voor de maanden in de periode van 1 april 2021 tot en met 31 december 2021. § 2. Het agentschap kan het voorschot voor het tweede, derde en vierde kwartaal van 2021, vermeld in artikel 5, § 1, terugvorderen als de personeelsinzet tussen enerzijds het tweede, derde en vierde kwartaal van 2019 en anderzijds het tweede, derde en vierde kwartaal van 2021 is afgenomen.
Het agentschap past voor het vaststellen of de personeelsinzet is afgenomen, zoals vermeld in eerste lid, de volgende regels toe: 1° in juli 2021 vraagt het agentschap aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid het aantal vte op per vestigingseenheid (lokale eenheid) van de werknemers die aangegeven zijn met de sectorcode 604 in de multifunctionele aangifte sociale zekerheid van het tweede, derde en vierde kwartaal van 2019.De jobstudenten worden daarbij niet meegeteld in het aantal vte; 2° het agentschap koppelt het aantal vte van werknemers per vestigingseenheid, vermeld in punt 1°, aan elk woonzorgcentrum;3° het agentschap bepaalt het aantal vte van werknemers, vermeld in punt 2°, per woongelegenheid door het aantal vte van werknemers, vermeld in punt 2°, te delen door het gewogen gemiddelde erkende aantal woongelegenheden in het tweede, derde en vierde kwartaal van 2019;4° in juli 2022 vraagt het agentschap aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid het aantal vte op per vestigingseenheid (lokale eenheid) van de werknemers die aangegeven zijn met de sectorcode 604 in de multifunctionele aangifte sociale zekerheid per kwartaal van het tweede, derde en vierde kwartaal van 2021.De jobstudenten worden niet meegeteld in het aantal vte; 5° het agentschap koppelt het aantal vte van werknemers per vestigingseenheid, vermeld in punt 4°, aan elk woonzorgcentrum;6° per woonzorgcentrum wordt het aantal vte van werknemers, verkregen met toepassing van punt 5°, verminderd met het aantal vte van werknemers door het woonzorgcentrum meegedeeld via het e-loket voor de periode van 1 april 2021 tot en met 30 september 2021, met toepassing van artikel 13, als extra inzet van werknemers om het hoofd te bieden aan de COVID-19-crisis.Om het aantal vte van werknemers te bepalen, wordt het aantal meegedeelde uren via het e-loket gedeeld door 995,6 uren; 7° het agentschap bepaalt het aantal vte van werknemers, vermeld in punt 6°, per woongelegenheid door het aantal vte van werknemers, vermeld in punt 6°, te delen door het gewogen gemiddelde erkende aantal woongelegenheden in het tweede, derde en vierde kwartaal van 2021;8° als voldaan is aan de voorwaarde, vermeld in artikel 5, § 2, tweede lid, 1°, behoudt het woonzorgcentrum het volledige voorschot als het aantal vte van werknemers per woongelegenheid, vermeld in punt 7°, ten minste 90% van het aantal werknemers per woongelegenheid, vermeld in punt 3°, bedraagt;9° als het resultaat dat wordt verkregen met toepassing van punt 8°, minder dan 90% bedraagt, verliest het woonzorgcentrum het voorschot van 20%, vermeld in artikel 5, § 1;10° het agentschap bezorgt de berekening en het resultaat, vermeld in punt 8° en 9°, aan het woonzorgcentrum;11° het agentschap vordert in voorkomend geval het voorschot, vermeld in artikel 5, § 1, terug. Als een woonzorgcentrum bewijst dat het zijn activiteit voortzet ondanks een fusie of een splitsing met een eventuele wijziging van het erkenningsnummer tot gevolg, worden het gewogen gemiddelde erkende aantal woongelegenheden en de vte, vermeld in het tweede lid, op de volgende wijze bepaald: 1° bij een fusie: het gewogen gemiddelde erkende aantal woongelegenheden en het laatst vastgestelde aantal vte vóór de datum van de fusie van de voorzieningen die samengaan, worden samengeteld voor de periode voor de fusie;2° bij een splitsing: het gewogen gemiddelde erkende aantal woongelegenheden en het laatst vastgestelde aantal vte vóór de datum van de splitsing van de voorziening die splitst, worden in verhouding tot het aantal erkende woongelegenheden van elk van de gesplitste voorzieningen omgeslagen. § 3. Als het woonzorgcentrum, met toepassing van paragraaf 2, het voorschot verliest omdat het resultaat, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 8°, lager dan 90% maar hoger dan 85% is, kan de voorziening aan het agentschap een uitzondering vragen binnen dertig dagen nadat de berekening bezorgd is conform paragraaf 2, tweede lid, 10°. Het agentschap kan alsnog het volledige voorschot, vermeld in artikel 5, § 1, toestaan als het woonzorgcentrum in een omvattend dossier kan aantonen dat er loonkosten zijn gemaakt die de volledige compensatie dekken en waarvoor het geen andere financiering heeft verkregen. § 4. Op basis van een voldoende gemotiveerd verzoek van het woonzorgcentrum, kan de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale bescherming, een afwijking toestaan van de regel, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 9°.
Onderafdeling 2. - Dagprijs bewoner
Art. 7.In afwijking van artikel 4 van bijlage 8 en artikel 16 en 19 van bijlage 11 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers en artikel 4 van bijlage XI en artikel 14 en 15 van bijlage XII bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers kan er, behalve als het woonzorgcentrum voor de maand in kwestie afstand doet van de component dagprijs in de continuïteitsborg, bij een overlijden of een einde van de opnameovereenkomst in de periode van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 geen dagprijs aan de bewoner of de vertegenwoordiger van de bewoner worden aangerekend voor de dagen waarop de woongelegenheid niet is bewoond tijdens de opzegtermijn doordat de opnameovereenkomst is beëindigd, of tijdens de termijn waarover de nabestaanden beschikken om de kamer te ontruimen na het overlijden.
Het woonzorgcentrum geeft voor de maanden april tot en met juni elke maand als ze de gegevens, vermeld in artikel 3, derde lid, meedeelt, een verklaring op erewoord dat er in de maand in kwestie al dan niet een dagprijs aan de bewoner of de vertegenwoordiger van de bewoner is aangerekend voor de dagen waarop de woongelegenheid niet is bewoond tijdens de opzegtermijn doordat de opnameovereenkomst is beëindigd, of tijdens de termijn waarover de nabestaanden beschikken om de kamer te ontruimen na het overlijden. Als een dergelijke dagprijs is aangerekend, doet het woonzorgcentrum van rechtswege afstand van de component dagprijs in de continuïteitsborg.
Onterecht aangerekende bedragen worden aan de bewoner of de vertegenwoordiger van de bewoner terugbetaald.
Art. 8.In dit artikel wordt verstaan onder tijdelijke kortingen: alle kortingen die niet voor de volledige duur van het verblijf worden toegekend.
In de periode van 1 april 2021 tot en met 31 december 2021 zijn tijdelijke kortingen alleen toegestaan op voorwaarde dat ze aan alle bewoners worden toegekend voor dezelfde duur.
Het tweede lid is niet van toepassing voor de volgende tijdelijke kortingen: 1° tijdelijke kortingen wegens infrastructuurwerken voor bewoners die rechtstreeks geconfronteerd worden met de verbouwingswerken of lawaaihinder;2° tijdelijke kortingen wegens afwezigheid van de bewoners;3° tijdelijke korting omdat bewoners wegens COVID-19 samen op dezelfde kamer verblijven;4° tijdelijke korting voor de overblijvende partner in een tweepersoonskamer als de partner overleden is. Als het agentschap vaststelt dat er niet wordt voldaan aan de bepaling in het tweede lid, verliest het woonzorgcentrum de continuïteitsborg, vermeld in artikel 2, voor de hele periode van 1 april 2021 tot en met 31 december 2021.
Onderafdeling 3. - Opname van zelfredzame mantelzorgers
Art. 9.Tussen 1 april 2021 en 30 juni 2021 kunnen zelfredzame mantelzorgers worden opgenomen binnen de erkende capaciteit van het woonzorgcentrum.
Boek 3 van het besluit van 30 november 2018 is niet van toepassing voor de opname van zelfredzame mantelzorgers.
Aan de zelfredzame mantelzorger kunnen per dag, de dag van aanvang en vertrek inbegrepen, hotelkosten worden aangerekend die overeenstemmen met maximaal 20% van de dagprijs van het kamertype waarin de zelfredzame mantelzorger verblijft.
De zelfredzame mantelzorger wordt niet meegeteld in het aantal effectief aanwezige bewoners of het aantal tijdelijk afwezige bewoners dat, met toepassing van artikel 3, derde lid, 2°, moet worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap.
Onderafdeling 4. - Facturatie per kwartaal
Art. 10.In afwijking van artikel 529, § 1, eerste en tweede lid, van het besluit van 30 november 2018 gelden de volgende bepalingen: 1° woonzorgcentra, met uitzondering van de centra voor kortverblijf, mogen in 2021 voor elk kwartaal niet meer dagen factureren dan het maximale aantal dagen, rekening houdend met hun erkende capaciteit, verminderd met het aantal dagen verminderde bezetting in het kwartaal in kwestie.Het aantal dagen verminderde bezetting in het kwartaal in kwestie is gelijk aan de som van het resultaat van de volgende formule voor elke maand van het kwartaal: ((het gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x het aantal dagen in de maand in kwestie x referentiebezetting) - (het aantal effectief aanwezige bewoners in de maand in kwestie)); 2° centra voor kortverblijf mogen in 2021 niet meer dagen factureren dan het maximale aantal dagen, rekening houdend met hun erkende capaciteit, verminderd met het aantal dagen verminderde bezetting in 2021.Het aantal dagen verminderde bezetting in 2021 is gelijk aan de som van het resultaat van de volgende formule voor elke maand in 2021: ((het gemiddelde aantal erkende woongelegenheden centrum voor kortverblijf in de maand in kwestie x het aantal dagen in de maand in kwestie x referentiebezetting) - (het aantal effectief aanwezige bewoners in het centrum voor kortverblijf in de maand in kwestie)). Afdeling 2. - Inzetten van extra medewerkers
Onderafdeling 1. - Contractuitbreidingen of nieuwe aanwervingen van bepaalde en onbepaalde duur
Art. 11.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren tijdens de periode van 1 april 2021 tot en met 30 september 2021 die het gevolg zijn van contractuitbreidingen of van nieuwe aanwervingen van loontrekkende of statutaire personeelsleden, die sinds 13 maart 2020 hebben plaatsgevonden. De personeelsleden worden tewerkgesteld wegens personeelsuitval door COVID-19, voor versterking bij extra taken door COVID-19 of zodat personeelsleden de inhaalrust ingevolge COVID-19 kunnen opnemen.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde uren van de medewerkers, vermeld in het eerste lid, op voorwaarde dat er voor die gepresteerde uren geen enkele tegemoetkoming is in de loonkosten van de medewerkers via de bestaande reguliere financiering.
Art. 12.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 47,25 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren, vermeld in artikel 11, van de verpleegkundigen.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 32,56 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren, vermeld in artikel 11, van de zorgkundigen.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 37,85 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren, vermeld in artikel 11, van het reactiveringspersoneel.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 26,84 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren, vermeld in artikel 11, van het ondersteuningspersoneel.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 45,90 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren, vermeld in artikel 11, van een master in de psychologie die tewerkgesteld wordt in het kader van de impact van de pandemie op het welzijn van de bewoners en het personeel.
Art. 13.Om in aanmerking te komen voor de vergoeding, vermeld in artikel 12, deelt een woonzorgcentrum uiterlijk op 31 oktober 2021 de gegevens, vermeld in het derde lid, per kwartaal mee. De gegevens worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap.
De voorziening verliest het recht op de vergoeding voor het kwartaal in kwestie als de gegevens niet op 31 oktober 2021 zijn meegedeeld conform het eerste lid.
De volgende gegevens worden via het e-loket van het agentschap meegedeeld conform het eerste lid: 1° de voor- en achternaam van het personeelslid;2° het rijksregisternummer van het personeelslid;3° de functie van het personeelslid;4° de begindatum van de contractuitbreiding of van de nieuwe aanwerving;5° de gepresteerde en gelijkgestelde uren van het personeelslid tijdens het kwartaal in kwestie. Het agentschap kan een kopie van de arbeidsovereenkomst of de statutaire tewerkstelling opvragen, en bewijsstukken van het aantal gepresteerde en gelijkgestelde uren, vermeld in het derde lid, 5°. Het agentschap kan ook de nodige documenten opvragen waaruit blijkt dat het om gekwalificeerd zorgpersoneel gaat dat over de nodige erkenning registratie of het visum beschikt om het beroep te mogen uitoefenen.
Onderafdeling 2. - Interim-personeel en projectsourcing verpleegkundigen
Art. 14.§ 1. In afwijking van artikel 429 van het besluit van 30 november 2018 kunnen woonzorgcentra die te kampen hebben met een tekort aan zorgkundigen of reactiveringspersoneel, tijdens de periode van 1 april 2021 tot en met 30 september 2021 een beroep doen op de diensten van een uitzendbureau dat de bevoegde overheid erkend heeft.
Het agentschap kan een kopie van het contract dat is gesloten met het uitzendbureau opvragen, en een kopie van de facturen met vermelding van het aantal uren dat de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, in de zorgvoorziening gepresteerd hebben. Het agentschap kan ook de nodige documenten opvragen waaruit blijkt dat het om gekwalificeerd zorgpersoneel gaat. § 2. Een zorgkundige of lid van het reactiveringspersoneel als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kan voor een gemiddelde van maximaal 38 uur per week in aanmerking worden genomen voor een financiering van de basistegemoetkoming voor zorg als vermeld in boek 3, deel 2, van het besluit van 30 november 2018.
Art. 15.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde uren tijdens de periode van 1 april 2021 tot en met 30 september 2021 van medewerkers die via het interimkantoor dat de bevoegde overheid erkend heeft, in het woonzorgcentrum worden tewerkgesteld wegens personeelsuitval door COVID-19, voor versterking bij extra taken door COVID-19 of zodat personeelsleden de inhaalrust ingevolge COVID-19 kunnen opnemen.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde uren tijdens de periode van 1 april 2021 tot en met 30 september 2021 van verpleegkundig personeel dat wegens personeelsuitval door COVID-19, voor versterking bij extra taken door COVID-19 of zodat personeelsleden de inhaalrust ingevolge COVID-19 kunnen opnemen, via projectsourcing wordt tewerkgesteld.
In het tweede lid wordt verstaan onder projectsourcing: het ter beschikking stellen van personeel met een specifieke specialisatie of expertise door een externe dienstverlener.
Art. 16.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 47,25 euro ontvangen voor de gepresteerde uren van verpleegkundigen als vermeld in artikel 15.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 32,56 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde uren van zorgkundigen als vermeld in artikel 15.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 37,85 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde uren van reactiveringspersoneel als vermeld in artikel 15.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 26,84 euro ontvangen voor de gepresteerde uren van ondersteuningspersoneel als vermeld in artikel 15.
Art. 17.Om in aanmerking te komen voor de vergoeding, vermeld in artikel 16, deelt een woonzorgcentrum uiterlijk op 31 oktober 2021 de gegevens, vermeld in het derde lid, per kwartaal mee. De gegevens worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap.
De voorziening verliest het recht op de vergoeding voor het kwartaal in kwestie als de gegevens niet op 31 oktober 2021 zijn meegedeeld conform het eerste lid.
De volgende gegevens worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap conform het eerste lid: 1° de voor- en achternaam van de verpleegkundige, de zorgkundige, het reactiveringspersoneel of het ondersteuningspersoneel;2° het rijksregisternummer van de persoon, vermeld in punt 1° ;3° de functie van de persoon, vermeld in punt 1° ;4° het interimkantoor of het projectsourcingbureau;5° de gepresteerde uren van de personen, vermeld in punt 1°, tijdens het kwartaal in kwestie. Het agentschap kan een kopie van het contract dat is gesloten met het interimkantoor of het projectsourcingbureau, opvragen en een kopie van de facturen met het aantal gepresteerde uren, vermeld in het derde lid, 5°. Het agentschap kan ook de nodige documenten opvragen waaruit blijkt dat het om gekwalificeerd zorgpersoneel gaat dat over de nodige erkenning registratie of het visum beschikt om het beroep te mogen uitoefenen.
Onderafdeling 3. - Prestaties van jobstudenten
Art. 18.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren tijdens de periode van 1 april 2021 tot en met 30 september 2021 van jobstudenten die met een arbeidsovereenkomst worden tewerkgesteld wegens personeelsuitval door COVID-19, voor versterking bij extra taken door COVID-19 of zodat personeelsleden de inhaalrust ingevolge COVID-19 kunnen opnemen.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde uren tijdens de periode van 1 april 2021 tot en met 30 september 2021 van jobstudenten die via het interimkantoor dat de bevoegde overheid erkend heeft, worden tewerkgesteld wegens personeelsuitval door COVID-19, voor versterking bij extra taken door COVID-19 of zodat personeelsleden de inhaalrust ingevolge COVID-19 kunnen opnemen.
Art. 19.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 21,71 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde en gelijkgestelde uren, vermeld in artikel 18, als de jobstudent is tewerkgesteld als zorgkundige of als verpleegkundige.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 17,18 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde uren, vermeld in artikel 18, als de jobstudent is tewerkgesteld als ondersteuningspersoneel.
Art. 20.Om in aanmerking te komen voor de vergoeding, vermeld in artikel 19, deelt een woonzorgcentrum uiterlijk op 31 oktober 2021 de gegevens, vermeld in het derde lid, per kwartaal mee. De gegevens worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap.
De voorziening verliest het recht op de vergoeding voor het kwartaal in kwestie als de gegevens niet op 31 oktober 2021 zijn meegedeeld conform het eerste lid.
De volgende gegevens worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap conform het eerste lid: 1° de voor- en achternaam van de jobstudent;2° het rijksregisternummer van de jobstudent;3° de functie van de jobstudent;4° de begindatum van de aanwerving van de jobstudent;5° de gepresteerde en gelijkgestelde uren van de jobstudent tijdens het kwartaal in kwestie. Het agentschap kan een kopie van de arbeidsovereenkomst of een kopie van het contract dat gesloten is met de interimonderneming opvragen en bewijsstukken van het aantal gepresteerde en gelijkgestelde uren, vermeld in het derde lid, 5°. Het agentschap kan ook de nodige documenten opvragen waaruit blijkt dat het om gekwalificeerd zorgpersoneel gaat dat over de nodige erkenning registratie of het visum beschikt om het beroep te mogen uitoefenen.
Onderafdeling 4. - Prestaties van zelfstandigen, personeel in dienstverband dat tewerkgesteld is bij een andere werkgever of personeel in dienstverband dat tewerkgesteld is bij dezelfde werkgever maar op een andere dienst
Art. 21.§ 1. De volgende verpleegkundigen kunnen worden ingeschakeld in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf waar door het opnemen van de inhaalrust ingevolge COVID-19 de verpleegkundige continuïteit in het gedrang komt, of voor versterking bij extra taken door COVID-19: 1° zelfstandige thuisverpleegkundigen;2° verpleegkundigen in dienstverband bij een andere werkgever;3° verpleegkundigen in dienstverband bij dezelfde werkgever die op een andere dienst zijn tewerkgesteld. Zelfstandige thuisverpleegkundigen worden conform het eerste lid ingeschakeld met een aannemingsovereenkomst of een ondernemingscontract waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.
Verpleegkundigen in dienstverband bij een andere werkgever worden conform het eerste lid ingeschakeld met een uitleningsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.
Verpleegkundigen in dienstverband bij dezelfde werkgever die op een andere dienst zijn tewerkgesteld, worden conform het eerste lid ingeschakeld met een addendum bij de arbeidsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week wordt bepaald. § 2. De volgende zorgkundigen kunnen worden ingeschakeld in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf waar door het opnemen van de inhaalrust ingevolge COVID-19 de continuïteit van de zorg- en dienstverlening in het gedrang komt, of voor versterking bij extra taken door COVID-19: 1° zelfstandige zorgkundigen;2° zorgkundigen in dienstverband bij een andere werkgever;3° zorgkundigen in dienstverband bij dezelfde werkgever die op een andere dienst zijn tewerkgesteld. Zelfstandige zorgkundigen worden conform het eerste lid ingeschakeld met een aannemingsovereenkomst of een ondernemingscontract waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.
Zorgkundigen in dienstverband bij een andere werkgever worden conform het eerste lid ingeschakeld met een uitleningsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.
Zorgkundigen in dienstverband bij dezelfde werkgever die op een andere dienst zijn tewerkgesteld, worden conform het eerste lid ingeschakeld met een addendum bij de arbeidsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week wordt bepaald. § 3. Het volgende reactiveringspersoneel kan worden ingeschakeld in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf waar door het opnemen van de inhaalrust ingevolge COVID-19 de continuïteit van de zorg- en dienstverlening in het gedrang komt, of voor versterking bij extra taken door COVID-19: 1° zelfstandig reactiveringspersoneel;2° reactiveringspersoneel in dienstverband bij een andere werkgever;3° reactiveringspersoneel in dienstverband bij dezelfde werkgever dat op een andere dienst is tewerkgesteld. Zelfstandig reactiveringspersoneel wordt conform het eerste lid ingeschakeld met een aannemingsovereenkomst of een ondernemingscontract waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.
Reactiveringspersoneel in dienstverband bij een andere werkgever wordt conform het eerste lid ingeschakeld met een uitleningsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.
Reactiveringspersoneel in dienstverband bij dezelfde werkgever dat op een andere dienst is tewerkgesteld, wordt conform het eerste lid ingeschakeld met een addendum bij de arbeidsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week wordt bepaald. § 4. Het volgende ondersteuningspersoneel kan als ondersteuningspersoneel worden ingeschakeld in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf waar door het opnemen van de inhaalrust ingevolge COVID-19 de continuïteit van de zorg en dienstverlening in het gedrang komt, of voor versterking bij extra taken door COVID-19: 1° zelfstandig ondersteuningspersoneel;2° ondersteuningspersoneel in dienstverband bij een andere werkgever;3° ondersteuningspersoneel in dienstverband bij dezelfde werkgever dat op een andere dienst is tewerkgesteld. Zelfstandig ondersteuningspersoneel wordt conform het eerste lid ingeschakeld met een aannemingsovereenkomst of een ondernemingscontract waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.
Ondersteuningspersoneel in dienstverband bij een andere werkgever wordt conform het eerste lid ingeschakeld met een uitleningsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.
Ondersteuningspersoneel in dienstverband bij dezelfde werkgever dat op een andere dienst is tewerkgesteld, wordt conform het eerste lid ingeschakeld met een addendum bij de arbeidsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week wordt bepaald. § 5. De volgende masters in de psychologie kunnen in een woonzorgcentrum ingeschakeld worden in het kader van de impact van de pandemie op het welzijn van de bewoners en het personeel: 1° een zelfstandige master in de psychologie;2° een master in de psychologie in dienstverband bij een andere werkgever;3° een master in de psychologie in dienstverband bij dezelfde werkgever. Een zelfstandige master in de psychologie wordt conform het eerste lid ingeschakeld met een aannemingsovereenkomst of een ondernemingscontract waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.
Een master in de psychologie in dienstverband bij een andere werkgever wordt conform het eerste lid ingeschakeld met een uitleningsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week en de vergoeding worden bepaald.
Een master in de psychologie in dienstverband bij dezelfde werkgever die op een andere dienst is tewerkgesteld, wordt conform het eerste lid ingeschakeld met een addendum bij de arbeidsovereenkomst waarin de arbeidstijd per week wordt bepaald.
Art. 22.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding ontvangen voor de gepresteerde uren van de medewerkers die tijdens de periode van 1 april 2021 tot en met 30 september 2021 tewerkgesteld zijn conform artikel 21, op voorwaarde dat er voor die gepresteerde uren geen enkele tegemoetkoming is in de loonkosten van de medewerkers via de bestaande reguliere financiering en op voorwaarde dat er geen enkele tegemoetkoming is in de loonkosten van de medewerkers via maatregelen in het kader van COVID-19. De voormelde tegemoetkomingen kunnen volledig of gedeeltelijk zijn.
Art. 23.Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 47,25 euro ontvangen voor de gepresteerde uren van verpleegkundigen die tewerkgesteld zijn conform artikel 21, § 1, en die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 32,56 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde uren van zorgkundigen die tewerkgesteld zijn conform artikel 21, § 2, en die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 37,85 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde uren van reactiveringspersoneel dat tijdens de periode van 1 april 2021 tot en met 30 september 2021 tewerkgesteld is conform artikel 21, § 3, en dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 26,84 euro ontvangen voor de gepresteerde uren van ondersteuningspersoneel dat tewerkgesteld is conform artikel 21, § 4, en dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22.
Het woonzorgcentrum kan van het agentschap een vergoeding van 45,90 euro per uur ontvangen voor de gepresteerde uren van een master in de psychologie die tewerkgesteld is conform artikel 21, § 5, en die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22.
Art. 24.Om in aanmerking te komen voor de vergoeding, vermeld in artikel 23, deelt een woonzorgcentrum uiterlijk op 31 oktober 2021 de gegevens, vermeld in het derde lid, per kwartaal mee. De gegevens worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap.
De voorziening verliest het recht op de vergoeding voor het kwartaal in kwestie als de gegevens niet op 31 oktober 2021 zijn meegedeeld conform het eerste lid.
De volgende gegevens worden meegedeeld via het e-loket van het agentschap conform het eerste lid: 1° de voor- en achternaam van de verpleegkundige, de zorgkundige, het reactiveringspersoneel, het ondersteuningspersoneel of de master in de psychologie;2° het rijksregisternummer van de persoon, vermeld in punt 1° ;3° de functie van de persoon, vermeld in punt 1° ;4° het statuut van de persoon, vermeld in punt 1° ;5° de oorspronkelijke werkgever van de persoon, vermeld in punt 1° ;6° de dienst vanwaaruit de persoon, vermeld in punt 1°, tewerkgesteld wordt;7° de gepresteerde uren van de personen, vermeld in punt 1°, tijdens het kwartaal in kwestie. Het agentschap kan een kopie van de aannemingsovereenkomst, het ondernemingscontract, de uitleningsovereenkomst of het addendum bij de arbeidsovereenkomst, vermeld in artikel 21, opvragen, en bewijsstukken van het aantal uren, vermeld in het derde lid, 5°. Het agentschap kan ook de nodige documenten opvragen waaruit blijkt dat het om gekwalificeerd zorgpersoneel gaat dat over de nodige erkenning registratie of het visum beschikt om het beroep te mogen uitoefenen.
Onderafdeling 5. - Prestaties die opgegeven zijn via het e-loket en waarvoor een vergoeding per uur wordt gevraagd, mogen niet worden opgegeven in het kader van de financiering via de basistegemoetkoming voor zorg in een woonzorgcentrum
Art. 25.Gepresteerde uren die het woonzorgcentrum meedeelt in het kader van de toepassing van artikel 13, 17, 20 en 24 van dit besluit, komen niet in aanmerking voor een financiering via de basistegemoetkoming voor zorg, vermeld in boek 3, deel 2, van het besluit van 30 november 2018.
Onderafdeling 6. - Begrenzing en betaling van de vergoeding voor de inzet van extra personeel
Art. 26.De som van de vergoedingen die worden verkregen met toepassing van artikel 12, 16, 19 en 23 is voor de periode van 1 april 2021 tot en met 30 september 2021 begrensd tot 250 euro per erkende woongelegenheid woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf op 30 september 2021.
De vergoeding waarop een erkende woongelegenheid woonzorgcentrum of een centrum voor kortverblijf recht heeft, wordt uiterlijk op 30 november 2021 betaald.
Ingeval er een terugvorderingsprocedure loopt in toepassing van artikel 662/8 van het besluit van 30 november 2018 omdat een woonzorgcentrum of een centrum voor kortverblijf een voorschot dat de zorgkas niet kon terugvorderen, moet terugbetalen, kan het agentschap de vergoeding vermeld in het tweede lid verrekenen op dit terug te vorderen bedrag. Afdeling 3. - Infrastructuurforfait
Art. 27.§ 1. In dit besluit wordt verstaan onder besluit van 24 april 2020: het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020 tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19 crisis. § 2. In afwijking van artikel 4, § 1, eerste lid, 4° en 5°, van bijlage 14 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers zijn voor het jaar 2021, het jaar 2022 en het jaar 2023 de volgende definities van toepassing: 1° GSBG: de gemiddelde sectorale bezettingsgraad die voor de volgende jaren op de volgende wijze wordt berekend: a) voor het jaar 2021: door voor de woonzorgcentra de gefactureerde referentiedagen in de sector, vermeerderd met de ziekenhuisdagen in de sector en het aantal leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag, vermeld in artikel 1, 11°, van het besluit van 24 april 2020, in de sector in de periode van 13 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, te delen door de erkende referentiecapaciteit in de sector, vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de referentieperiode in kwestie;b) voor het jaar 2022: door voor de woonzorgcentra de gefactureerde referentiedagen in de sector, vermeerderd met de ziekenhuisdagen in de sector en het aantal leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag, vermeld in artikel 1, 11°, van het besluit van 24 april 2020, in de sector in de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 juli 2020, en het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 30 juni 2021, te delen door de erkende referentiecapaciteit in de sector, vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de referentieperiode in kwestie;c) voor het jaar 2023: door voor de woonzorgcentra de gefactureerde referentiedagen in de sector, vermeerderd met de ziekenhuisdagen in de sector en het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021, te delen door de erkende referentiecapaciteit in de sector, vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de referentieperiode in kwestie;2° GBG: de gemiddelde bezettingsgraad van het woonzorgcentrum in de referentieperiode die voor de volgende jaren op de volgende wijze wordt berekend: a) voor het jaar 2021: door de gefactureerde referentiedagen voor het woonzorgcentrum, vermeerderd met de ziekenhuisdagen voor het woonzorgcentrum en het aantal leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag, vermeld in artikel 1, 11°, van het besluit van 24 april 2020, voor het woonzorgcentrum in de periode van 13 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, te delen door de erkende referentiecapaciteit van dat woonzorgcentrum, vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de referentieperiode in kwestie;b) voor het jaar 2022: door de gefactureerde referentiedagen voor het woonzorgcentrum, vermeerderd met de ziekenhuisdagen voor het woonzorgcentrum en het aantal leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag, vermeld in artikel 1, 11°, van het besluit van 24 april 2020, voor het woonzorgcentrum in de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 juli 2020 en het aantal dagen verminderde bezetting voor het woonzorgcentrum in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 30 juni 2021, te delen door de erkende referentiecapaciteit van dat woonzorgcentrum, vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de referentieperiode in kwestie;c) voor het jaar 2023: door de gefactureerde referentiedagen voor het woonzorgcentrum, vermeerderd met de ziekenhuisdagen voor het woonzorgcentrum en het aantal dagen verminderde bezetting voor het woonzorgcentrum in de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021, te delen door de erkende referentiecapaciteit van dat woonzorgcentrum, vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de referentieperiode in kwestie. Zolang voor de toepassing van het eerste lid, 1°, de gegevens over de ziekenhuisdagen of de leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag, of het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 30 juni 2021 of het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021 in de sector niet beschikbaar zijn, worden de gefactureerde referentiedagen vermeerderd met een percentage dat voor alle woonzorgcentra gelijk is. De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, bepaalt het percentage. De gemiddelde sectorale bezettingsgraad is in geen geval groter dan 1.
Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, worden als het woonzorgcentrum uit verschillende vestigingen bestaat, de gefactureerde referentiedagen voor de referentieperiode in kwestie, de ziekenhuisdagen, het aantal leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag in de periode in kwestie en het aantal dagen verminderde bezetting in de periode in kwestie, en de erkende referentiecapaciteit van alle vestigingen in aanmerking genomen om de gemiddelde bezettingsgraad van het woonzorgcentrum te berekenen.
Zolang voor de toepassing van het eerste lid, 2°, de gegevens over de ziekenhuisdagen, de leegstandsdagen omwille van overlijden of ontslag in de periode van 13 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, de leegstandsdagen omwille van overlijden in de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 juli 2020, het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 30 juni 2021 of het aantal dagen verminderde bezetting in de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021 niet beschikbaar zijn, worden de gefactureerde referentiedagen, ter vervanging van de ontbrekende informatie, vermeerderd met een percentage dat voor alle woonzorgcentra gelijk is.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, bepaalt het percentage. De gemiddelde bezettingsgraad van het woonzorgcentrum is in geen geval groter dan 1. § 3. Het aantal dagen verminderde bezetting voor het woonzorgcentrum in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 30 juni 2021, vermeld in paragraaf 2, wordt berekend met de volgende formule: de som van de resultaten na toepassing van de volgende formule voor elke maand in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 30 juni 2021: ((het gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x het aantal dagen in de maand in kwestie x referentiebezetting) - (het aantal effectief aanwezige bewoners in de maand in kwestie + het aantal tijdelijk afwezige bewoners in de maand in kwestie)).
Het aantal dagen verminderde bezetting voor het woonzorgcentrum in de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021, vermeld in paragraaf 2, wordt berekend met de volgende formule: de som van de resultaten na toepassing van volgende formule voor elke maand in de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021: ((het gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x het aantal dagen in de maand in kwestie x referentiebezetting) - (het aantal effectief aanwezige bewoners in de maand in kwestie + het aantal tijdelijk afwezige bewoners in de maand in kwestie)). HOOFDSTUK 3. - Maatregelen voor de centra voor dagverzorging Afdeling 1. - Continuïteitsborg van de basistegemoetkoming voor zorg
Art. 28.Aan de centra voor dagverzorging met een bijkomende erkenning wordt een subsidie toegekend voor de periode van 1 april 2021 tot en met 31 december 2021 die per maand wordt berekend met de volgende formule: (basistegemoetkoming voor zorg CDV + (tegemoetkoming in de reiskosten x 30) x ((het aantal openingsdagen in de maand in kwestie x individuele bezettingsgraad bijkomende erkenning x het gemiddelde aantal verblijfseenheden bijkomende erkenning tijdens de maand in kwestie) - het aantal aanwezigheidsdagen van gebruikers, ingedeeld in de afhankelijkheidscategorieën F, Fd, D of Fp in de maand in kwestie)).
In het eerste lid wordt verstaan onder tegemoetkoming in de reiskosten: het bedrag per verblijfsdag, per gebruiker per kilometer als vermeld in artikel 507, eerste lid, van het besluit van 30 november 2018.
Art. 29.Om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 28, mogen op de openingsdagen in de maand in kwestie de medewerkers van het centrum voor dagverzorging niet tijdelijk werkloos geweest zijn, met uitzondering van de volgende gevallen: 1° tijdelijke werkloosheid wegens een quarantaineattest;2° tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de sluiting van een kinderdagverblijf, school of opvangcentrum voor gehandicapten;3° de voorziening heeft om aantoonbare redenen buiten haar wil om tijdelijke werkloosheid moeten toestaan.De voorziening kan dan aan het agentschap een uitzondering vragen uiterlijk op de twintigste van de maand die volgt op de maand in kwestie. Het agentschap kan de uitzondering toestaan of gemotiveerd weigeren.
Art. 30.Als het resultaat van de formule (het aantal aanwezigheidsdagen van gebruikers, ingedeeld in de afhankelijkheidscategorieën F, Fd, D of Fp in de maand in kwestie)/(het aantal openingsdagen in de maand in kwestie x individuele bezettingsgraad bijkomende erkenning x het gemiddelde aantal verblijfseenheden bijkomende erkenning tijdens de maand in kwestie) kleiner dan 0,4 is, vervalt het recht op de subsidie, vermeld in artikel 28, voor die maand.
Art. 31.Als het resultaat van de formule, vermeld in artikel 28, negatief is, wordt de subsidie voor die maand herleid tot 0 euro.
Art. 32.Aan de centra voor dagverzorging met een bijkomende erkenning die in de periode tussen 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 dienst doen als cohortafdeling en bijgevolg genoodzaakt zijn te sluiten als centrum voor dagverzorging, wordt een subsidie toegekend die per maand wordt berekend met de volgende formule: basistegemoetkoming voor zorg CDV x het aantal gesloten dagen cohortzorg in de maand in kwestie x individuele bezettingsgraad bijkomende erkenning x het gemiddelde aantal verblijfseenheden bijkomende erkenning tijdens de maand in kwestie.
Art. 33.Om voor de volgende periodes in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 32, voldoen de centra voor dagverzorging aan al de volgende voorwaarden: 1° op de gesloten dagen cohortzorg is er in de maanden in kwestie geen tijdelijke werkloosheid voor de medewerkers van het centrum voor dagverzorging, met uitzondering van de gevallen, vermeld in artikel 29;2° de medewerkers die in het centrum voor dagverzorging zijn tewerkgesteld, zetten hun vastgestelde arbeidstijd in de maanden in kwestie voort in de cohortafdeling of in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid.
Art. 34.Aan de centra voor dagverzorging met een bijkomende erkenning die in de periode tussen 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 genoodzaakt zijn volledig te sluiten door een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek is, wordt een subsidie toegekend die per maand wordt berekend met de volgende formule: basistegemoetkoming voor zorg CDV x het aantal gesloten dagen personeelsuitval in de maand in kwestie x individuele bezettingsgraad bijkomende erkenning x het gemiddelde aantal verblijfseenheden bijkomende erkenning tijdens de maand in kwestie.
Art. 35.Om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 34, is er op de gesloten dagen wegens personeelsuitval in de maanden in kwestie geen tijdelijke werkloosheid voor de medewerkers van het centrum voor dagverzorging, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 29. Afdeling 2. - Continuïteitsborg van de dagprijs
Art. 36.Aan de erkende centra voor dagverzorging wordt vanaf 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 een subsidie toegekend die per maand wordt berekend met de volgende formule: ((gemiddelde dagbezetting 2019 x het aantal openingsdagen tijdens de maand in kwestie) - het aantal aanwezigheidsdagen van alle gebruikers in de maand in kwestie) x 15,71 euro.
Art. 37.Als het resultaat van de formule (het aantal aanwezigheidsdagen van alle gebruikers in de maand in kwestie)/(gemiddelde dagbezetting 2019 x het aantal openingsdagen in de maand in kwestie) voor de maanden april 2021 tot en met juni 2021 kleiner dan 0,4 is, vervalt het recht op de subsidie, vermeld in artikel 36, voor die maand.
Art. 38.Als het resultaat van de formules, vermeld in artikel 36, negatief is, wordt de subsidie, vermeld in artikel 36, voor de maand in kwestie herleid tot 0 euro.
Art. 39.Aan alle erkende centra voor dagverzorging die in de periode tussen 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 dienst doen als cohortafdeling en bijgevolg genoodzaakt zijn te sluiten als centrum voor dagverzorging, wordt een subsidie toegekend die per maand wordt berekend met de volgende formule: gemiddelde dagbezetting 2019 x het aantal gesloten dagen cohortzorg x 15,71 euro.
Art. 40.Aan alle erkende centra voor dagverzorging die in de periode tussen 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 genoodzaakt zijn volledig te sluiten door een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek is, wordt een subsidie toegekend die per maand wordt berekend met de volgende formule: gemiddelde dagbezetting 2019 x het aantal gesloten dagen personeelsuitval x 15,71 euro.
Art. 41.De centra voor dagverzorging delen aan het agentschap al de volgende gegevens mee om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 28: 1° het aantal dagen dat het centrum voor dagverzorging effectief is geopend;2° de som van het aantal aanwezigheidsdagen van alle gebruikers, ingedeeld per afhankelijkheidscategorie voor de afgelopen periode;3° een verklaring op erewoord dat er voor de maanden in kwestie geen tijdelijke werkloosheid was voor de medewerkers van het centrum voor dagverzorging, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 29. De centra voor dagverzorging delen aan het agentschap al de volgende gegevens mee om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 32: 1° het aantal dagen in de voorbije maand dat ze dienst hebben gedaan als cohortafdeling;2° de verklaring dat de medewerkers die in het centrum voor dagverzorging zijn tewerkgesteld, hun vastgestelde arbeidstijd verder inzetten in de cohortafdeling of in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid;3° een verklaring op erewoord dat er voor de maanden in kwestie geen tijdelijke werkloosheid was voor de medewerkers van het centrum voor dagverzorging, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 29. De centra voor dagverzorging die in de periode tussen 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 genoodzaakt zijn volledig te sluiten door een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een in alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek is, delen al de volgende gegevens mee om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 34: 1° het aantal dagen in de voorbije maand dat ze genoodzaakt waren volledig te sluiten door een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek was;2° een verklaring op erewoord dat het centrum voor dagverzorging tijdens de periode in kwestie genoodzaakt was te sluiten door een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek was;3° een verklaring op erewoord dat er voor de maanden in kwestie geen tijdelijke werkloosheid was voor de medewerkers van het centrum voor dagverzorging, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 29. De centra voor dagverzorging delen aan het agentschap de gegevens, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, mee om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 36.
De centra voor dagverzorging delen de gegevens, vermeld in het tweede lid, 1°, mee aan het agentschap om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 39.
De centra voor dagverzorging die in de periode tussen 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 genoodzaakt zijn volledig te sluiten door een gebrek aan personeel omdat alle personeel hetzij tewerkgesteld is in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, hetzij ziek is, delen de gegevens, vermeld in het derde lid, 1° en 2°, mee aan het agentschap om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 40.
De centra voor dagverzorging delen de gegevens, vermeld in het eerste lid, per maand mee via het e-loket, uiterlijk op de volgende data: 1° april 2021: uiterlijk op 20 mei 2021;2° mei 2021: uiterlijk op 20 juni 2021;3° juni 2021: uiterlijk op 31 augustus 2021;4° juli 2021: uiterlijk 31 augustus 2021;5° augustus 2021: uiterlijk 20 september 2021;6° september 2021: uiterlijk 20 oktober 2021;7° oktober 2021: uiterlijk 20 november 2021;8° november 2021: uiterlijk 20 december 2021;9° december 2021: uiterlijk 20 januari 2022. De centra voor dagverzorging delen de gegevens, vermeld in het tweede tot en met het zesde lid, per maand mee via het e-loket, uiterlijk op de volgende data: 1° april 2021: uiterlijk op 20 mei 2021;2° mei 2021: uiterlijk op 20 juni 2021;3° juni 2021: uiterlijk op 31 augustus 2021. Als de gegevens, vermeld in het eerste tot en met het zesde lid, voor een bepaalde maand niet tijdig zijn meegedeeld, verliest de voorziening het recht op de tegemoetkoming voor de maand in kwestie. Afdeling 3. - Betaling van de continuïteitsborg van de
basistegemoetkoming voor zorg en de continuïteitsborg van de dagprijs
Art. 42.De subsidies, vermeld in artikel 28, 32, 34, 36, 39 en 40, voor de maanden april 2021 tot en met juni 2021 worden betaald uiterlijk op 30 september 2021.
De subsidies, vermeld in artikel 28, voor de maanden juli 2021 tot en met december 2021 worden betaald op de volgende wijze: 1° voor de maanden in het derde kwartaal van 2021: uiterlijk op 30 november 2021;2° voor de maanden in het vierde kwartaal van 2021: uiterlijk op 28 februari 2022.
Art. 43.Voor de gesloten dagen cohortzorg en de gesloten dagen personeelsuitval worden de gepresteerde of gelijkgestelde dagen of uren van medewerkers die bij een normale bezetting van de bijkomende erkenning van het centrum voor dagverzorging zouden worden opgegeven met het oog op een financiering in het kader van de basistegemoetkoming voor zorg en die tijdens de dagen van sluiting van het centrum voor dagverzorging tewerkgesteld zijn in de cohortafdeling of in een alternatieve arbeid die hun werkgever bepaalt in het aanbod dat erkend, vergund of gesubsidieerd is in het kader van het gezondheidsbeleid of het welzijns- en gezinsbeleid, als gepresteerde of gelijkgestelde dagen of uren in het centrum van dagverzorging opgegeven in de elektronische vragenlijst, vermeld in artikel 456 van het besluit van 30 november 2018. HOOFDSTUK 4. - Maatregelen voor de centra voor dagopvang Afdeling 1. - Continuïteitsborg van de dagprijs
Art. 44.Aan de erkende centra voor dagopvang wordt vanaf 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 een subsidie toegekend die met de volgende formule wordt berekend: ((het gemiddelde aantal gefactureerde uren per dag 2019 x het aantal openingsdagen in de maand in kwestie) - het aantal aanwezigheidsuren van alle gebruikers in de maand in kwestie) x 2,5 euro.
Art. 45.Als het resultaat van de formule (het aantal aanwezigheidsuren van alle gebruikers in de maand in kwestie)/(het gemiddelde aantal gefactureerde uren per dag 2019 x het aantal openingsdagen in de maand in kwestie) kleiner dan 0,4 is, vervalt het recht op de subsidie, vermeld in artikel 44.
Art. 46.Als het resultaat van de formule, vermeld in artikel 44, negatief is, wordt de subsidie, vermeld in artikel 44, herleid tot 0 euro.
Art. 47.Het centrum voor dagopvang deelt aan het agentschap al de volgende gegevens mee om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 44: 1° het aantal dagen dat het centrum voor dagopvang effectief is geopend;2° de som van het aantal aanwezigheidsuren van alle gebruikers voor de afgelopen periode. De centra voor dagopvang delen de gegevens, vermeld in het eerste lid, per maand mee via het e-loket, uiterlijk op de volgende data: 1° april 2021: uiterlijk op 20 mei 2021;2° mei 2021: uiterlijk op 20 juni 2021;3° juni 2021: uiterlijk op 31 augustus 2021. Als de gegevens, vermeld in het eerste lid, voor een bepaalde maand niet tijdig zijn meegedeeld, verliest de voorziening het recht op de tegemoetkoming voor de maand in kwestie.
Art. 48.De subsidie, vermeld in artikel 44, voor de maanden april 2021 tot en met juni 2021 wordt uiterlijk op 30 september 2021 betaald. HOOFDSTUK 5. - Maatregelen voor centra voor kortverblijf die worden uitgebaat in lokalen van centra voor herstelverblijf die daarvoor bestemd zijn Afdeling 1. - Continuïteitsborg van de dagprijs
Art. 49.Een centrum voor kortverblijf dat wordt uitgebaat in de lokalen van een centrum voor herstelverblijf die daarvoor bestemd zijn, dat op 1 oktober 2020 erkend is, kan in de periode van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 maandelijks in aanmerking komen voor een continuïteitsborg.
Art. 50.Om in aanmerking te komen voor de continuïteitsborg voor een bepaalde maand, deelt een centrum voor kortverblijf dat wordt uitgebaat in de lokalen van een centrum voor herstelverblijf die daarvoor bestemd zijn, de gegevens, vermeld in artikel 51, mee op eenvoudig verzoek van het agentschap.
De voorziening verliest het recht op de continuïteitsborg voor de maand in kwestie als de gegevens, vermeld in het eerste lid, niet worden meegedeeld binnen dertig dagen na het verzoek van het agentschap.
Art. 51.De volgende gegevens worden aan het agentschap meegedeeld conform artikel 50: 1° het aantal effectief aanwezige bewoners: de som van het aantal effectief aanwezige bewoners voor elke dag van de maand in kwestie;2° het aantal tijdelijk afwezige bewoners: de som van het aantal tijdelijk afwezige bewoners voor elke dag van de maand in kwestie.
Art. 52.De continuïteitsborg bestaat uit een compensatie van de dagprijs en wordt per maand berekend met de volgende formule: ((het gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x het aantal dagen in de maand in kwestie x referentiebezetting) - (het aantal effectief aanwezige bewoners in de maand in kwestie + het aantal tijdelijk afwezige bewoners) x 60,06 x 70%).
Het resultaat uit de formule, vermeld in het eerste lid, wordt beperkt tot maximaal ((20% x het gemiddelde aantal erkende woongelegenheden in de maand in kwestie x het aantal dagen in de maand in kwestie) x 60,06 x 70%).
Art. 53.De continuïteitsborg wordt in één schijf uitbetaald. HOOFDSTUK 6. - Terugvordering
Art. 54.Als na controle door het agentschap blijkt dat ter uitvoering van artikel 3, 13, 17, 20, 24, 25, 41, 47 en 51 foutieve gegevens zijn doorgegeven, kan het agentschap de subsidie herberekenen en het teveel aan uitbetaalde subsidies terugvorderen bij de voorziening in kwestie. HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020 tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19-crisis vanaf 1 oktober 2020
Art. 55.In artikel 6, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020 tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de centra voor dagopvang naar aanleiding van de COVID-19-crisis vanaf 1 oktober 2020 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Het agentschap kan het voorschot, vermeld in artikel 5, § 1, voor een bepaald kwartaal terugvorderen als de personeelsinzet tussen het tweede, derde en vierde kwartaal van 2019 en het tweede, derde en vierde kwartaal van 2020 is afgenomen."; 2° in het tweede lid, 3° en 7°, wordt het woord "bewoner" vervangen door het woord "woongelegenheid";3° in het tweede lid, 6°, a, wordt de datum "31 maart 2021" vervangen door de datum "31 december 2020"; 4° aan het tweede lid, 6°, a, wordt de volgende zin toegevoegd: "Om het aantal vte van werknemers te bepalen, wordt het aantal meegedeelde uren via het e-loket gedeeld door 1094,40 uren."; 5° aan het tweede lid, 6°, b, wordt de volgende zin toegevoegd: "Om het aantal vte werknemers te bepalen, wordt het aantal meegedeelde uren via het e-loket gedeeld door 501,60 uren;"; 6° in het tweede lid, 8°, wordt het woord "bewoner" telkens vervangen door het woord "woongelegenheid";7° in het derde lid, 1° en 2°, wordt de zinsnede "in het tweede, derde en vierde kwartaal van 2019" telkens opgeheven;8° aan het derde lid, 1°, worden de woorden "voor de periode voor de fusie" toegevoegd.
Art. 56.In artikel 10, § 1, van hetzelfde besluit wordt punt 4° opgeheven.
Art. 57.In artikel 27 van hetzelfde besluit wordt het woord "tweede" vervangen door het woord "derde".
Art. 58.In titel 2 van hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 5, dat bestaat uit artikel 32, opgeheven. HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 59.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2021.
Art. 60.De Vlaamse minister, bevoegd voor het welzijn, de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale bescherming, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 25 juni 2021.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding, W. BEKE