gepubliceerd op 15 december 2008
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998 houdende subsidiëring van de landinrichtingswerken en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de procedure tot opmaak van landinrichtingsplannen en houdende opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 1996 houdende nadere regelen betreffende de landinrichting en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998 houdende subsidiëring van de landinrichtingswerken
10 OKTOBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998 houdende subsidiëring van de landinrichtingswerken en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de procedure tot opmaak van landinrichtingsplannen en houdende opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 1996 houdende nadere regelen betreffende de landinrichting en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998 houdende subsidiëring van de landinrichtingswerken
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, inzonderheid op artikel 13, gewijzigd bij de decreten van 22 november 1995, 8 december 2000, 19 juli 2002 en 7 mei 2004;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998 houdende subsidiëring van de landinrichtingswerken, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 en 7 maart 2008;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de procedure tot opmaak van landinrichtingsplannen en houdende opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 1996 houdende nadere regelen betreffende de landinrichting en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998 houdende subsidiëring van de landinrichtingswerken, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 6 maart 2008;
Gelet op het advies nr. 44.297/3 van de Raad van State, gegeven op 8 april 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998 houdende subsidiëring van de landinrichtingswerken wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. De subsidie van het Vlaamse Gewest voor de uitgaven voor de landinrichtingswerken uitgevoerd door de privaatrechtelijke rechtspersonen en de natuurlijke personen met toepassing van artikel 13, § 6, van het decreet bedraagt : 1° 30 procent van het totale bedrag van de uitgaven voor de werken die niet worden gesubsidieerd volgens punt 2° of punt 3°;2° 70 procent van het totale bedrag van de uitgaven voor de werken in verband met landschapszorg, inclusief erfbeplantingswerken, en voor de werken in verband met natuurontwikkeling, kleinschalige milieuverbeteringen, conservering van archeologische en cultuurhistorische overblijfselen en passieve recreatie, met uitzondering van de werken vermeld in punt 3°;3° 80 procent van het totale bedrag van de uitgaven voor de werken in verband met kleinschalige waterzuivering. De subsidie, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, wordt enkel toegekend indien bij het financieringsplan is aangetoond dat : 1° het gesubsidieerde werk een duidelijk karakter van algemeen of regionaal belang vertoont, en 2° uit de in uitvoering van artikel 13, § 6, van het decreet afgesloten overeenkomst tussen partijen blijkt dat de aanvrager het via subsidies ingericht goed gedurende een periode van twintig jaar in stand houdt en beheert in functie van de doelstellingen van openbaar nut die in het inrichtingsplan zijn vastgesteld;dat betekent bij passieve recreatie onder andere dat het goed gedurende twintig jaar toegankelijk is voor het publiek.
De subsidie, vermeld in het eerste lid, kan niet gecumuleerd worden met andere subsidies of met vergoedingen die toegekend of uitgekeerd worden door entiteiten van de Vlaamse overheid voor dezelfde of gelijkaardige werkzaamheden. »
Art. 2.In artikel 2, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de procedure tot opmaak van landinrichtingsplannen en houdende opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 1996 houdende nadere regelen betreffende de landinrichting en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998 houdende subsidiëring van de landinrichtingswerken worden de punten 5° en 16° opgeheven.
Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 4bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 4bis.§ 1. De minister beslist of de opmaak van een planprogramma als vermeld in artikel 5 vereist is voor het aangeduide gebied, vermeld in artikel 4. § 2. Als de minister beslist dat de opmaak van een planprogramma vereist is, wordt het planprogramma opgemaakt overeenkomstig artikel 5 tot en met 8. § 3. Als de minister beslist dat de opmaak van een planprogramma niet vereist is, zijn artikel 5 tot en met 8 niet van toepassing. Het landinrichtingsplan wordt opgemaakt overeenkomstig artikel 9 tot en met 16.
De minister kan enkel beslissen dat de opmaak van een planprogramma niet vereist is indien aan één van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° een project op vlak van inrichting en beheer is vastgesteld in een door de Vlaamse Regering goedgekeurd project, plan of proces waarin de elementen van het ontwerp van planprogramma, vermeld in artikel 5, voorkomen en mits instemming van alle ministers waarvan de bevoegdheid bij het project op vlak van inrichting en beheer is betrokken;2° in een door de minister vastgesteld project op vlak van inrichting en beheer komen de elementen voor van het ontwerp van planprogramma, vermeld in artikel 5, en de doelstellingen van het project hebben enkel betrekking op de bevoegdheden die aan de minister zijn toegewezen door het besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering. De projecten op vlak van inrichting en beheer, vermeld in het tweede lid, worden beschouwd als inrichtingsprojecten landinrichting als vermeld in artikel 5, tweede lid, 3°. »
Art. 4.Op de overeenkomsten die na de inwerkingtreding van dit besluit worden gesloten overeenkomstig artikel 13, § 6, van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, zijn de bepalingen van artikel 1 van dit besluit van toepassing. Voor wat de overeenkomsten betreft die na de inwerkingtreding van dit besluit worden gesloten overeenkomstig artikel 13, § 6, van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij en die vallen onder de toepassing van de overgangsregeling van artikel 24 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de procedure tot opmaak van landinrichtingsplannen en houdende opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 1996 houdende nadere regelen betreffende de landinrichting en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998 houdende subsidiëring van de landinrichtingswerken, zijn de bepalingen van artikel 1 van dit besluit van toepassing.
Op de overeenkomsten die voor de inwerkingtreding van dit besluit werden gesloten overeenkomstig artikel 13, § 6, van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, blijven de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998 houdende subsidiëring van de landinrichtingswerken van toepassing zoals ze geldig waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 oktober 2008 De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS