gepubliceerd op 12 februari 1999
Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder afzonderlijke jachtterreinen vrijwillig tot grotere beheereenheden kunnen worden samengevoegd en van de criteria waaronder beheereenheden kunnen worden erkend
1 DECEMBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder afzonderlijke jachtterreinen vrijwillig tot grotere beheereenheden kunnen worden samengevoegd en van de criteria waaronder beheereenheden kunnen worden erkend
De Vlaamse regering, Gelet op het Jachtdecreet van 24 juli 1991, inzonderheid op de artikelen 7, 11 en 12;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1989, tot uitvoering van artikel 4 van de Jachtwet van 28 februari 1882 voor het Vlaamse Gewest;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 3 maart 1998;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 24 maart 1998 betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 5 mei 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Vlaamse minister bevoegd voor de jacht;2° Afdeling : de afdeling Bos en Groen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° Wildbeheereenheid : een samenwerkingsverband tussen jachtrechthouders binnen een ruimtelijk begrensd gebied dat meerdere jachtterreinen omvat en waarin een planmatig wildbeheer wordt gevoerd gericht op het handhaven of ontwikkelen van een ecologisch verantwoorde wildstand als onderdeel van een breder faunabeheer, met inachtneming van de belangen van en met de medewerking van derden in hetzelfde gebied;4° Woudmeester : de ambtenaar van de afdeling aangewezen als woudmeester voor de provincie waarin het grootste deel van het werkingsgebied van de wildbeheereenheid is gelegen;5° Onafhankelijk jachtrechthouder : een zelfstandig jachtrechthouder die ten minste 40 ha jachtveld inbrengt in de wildbeheereenheid;6° Afdeling Natuur : de afdeling Natuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK II. - Erkenning van wildbeheereenheden
Art. 2.De minister kan wildbeheereenheden erkennen.
Een wildbeheereenheid moet aan de volgende voorwaarden voldoen om erkend te worden en te blijven : 1° een aaneengesloten oppervlakte, in de zin van artikel 8, § 1 van het jachtdecreet van 24 juli 1991, van minstens 1000 ha beslaan;2° de jachtterreinen van minstens vijf onafhankelijke jachtrechthouders verenigen, die elk een plan, als bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1989 tot uitvoering van artikel 4 van de Jachtwet van 28 februari 1882 voor het Vlaamse Gewest, of een gezamenlijk plan als bedoeld in artikel 2bis van hetzelfde besluit, hebben neergelegd bij de bevoegde ambtenaar als bedoeld in art.7 van het jachtdecreet; 3° de afzonderlijke jachtterreinen moeten aangrenzend zijn.Zij mogen geen grensgeschillen of overlappingen kennen; delen waarover betwisting bestaan mogen niet worden ingebracht in de wildbeheereenheid; 4° rechtspersoonlijkheid bezitten;5° een wildbeheerplan opstellen dat door de algemene vergadering bij eenparigheid van stemmen van de leden-jachtrechthouders wordt goedgekeurd;het plan moet ten minste de in bijlage bij dit besluit vermelde gegevens bezitten; 6° jaarlijks eventuele wijzigingen aan het wildbeheerplan indienen bij de woudmeester;zo het plan geen wijzigingen onderging, volstaat de neerlegging van een verklaring daarover bij de woudmeester; 7° jaarlijks afschotstatistieken en wildinventarisatiegegevens, volgens de modaliteiten bepaald door de minister, indienen bij woudmeester, het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer en het Instituut voor Natuurbehoud;8° jaarlijks voor 1 april een geactualiseerde ledenlijst en een gemotiveerd verslag van afgewezen aanvragen van kandidaat-leden enerzijds en van schorsingen of uitsluitingen van leden anderzijds indienen bij de woudmeester;9° de statuten moeten ten minste de volgende bepalingen bevatten : a) de doelstellingen en werkingsprincipes zijn gericht op : - het wildbeheer; - de inpassing in en de meekoppeling met het natuurbehoud; - het verbeterd toezicht; - het principe van de samenwerking van de afzonderlijke jachtrechthouders; - het principe van de vrijwilligheid van de samenvoeging van de afzonderlijke jachttereinen; - het principe van het overleg met andere sectoren; b) de vereniging wordt geleid door een raad van bestuur die door de algemene vergadering wordt verkozen;c) tot de algemene vergaderingen en de bestuursvergaderingen worden de volgende personen minstens met raadgevende stem uitgenodigd : - de boswachter van de afdeling Bos en Groen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, zijn ambtsgebied omvat de werkingsgebied van de wildbeheereenheid of het grootste deel ervan; - de natuurwachter van de afdeling Natuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; zijn ambtsgebied omvat het werkingsgebied van de wildbeheereenheid of het grootste deel ervan; - een vertegenwoordiger van erkende gewestelijke of regionale natuurverenigingen of streekgebonden natuurverenigingen zoals bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 3 juni 1992 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen, die in het werkingsgebied van de wildbeheereenheid actief zijn; - een vertegenwoordiger van de landbouwraad van één of meer gemeenten gelegen in het werkingsgebied van de wildbeheereenheid, of bij ontstentenis een lid aangeduid op voordracht van de landbouwkamer; - een vertegenwoordiger van de bosbouwsector.
Deze personen ontvangen elk een verslag van elke algemene vergadering of bestuursvergadering. d) de zetel van de vereniging is gevestigd in het Vlaamse Gewest.
Art. 3.§ 1. De erkenning geldt voor een periode van vijf jaar.
De aanvraag tot erkenning wordt bij aangetekende brief gericht aan de woudmeester;
Deze periode van vijf jaar kan voor telkens vijf jaar worden verlengd indien daartoe een aanvraag wordt ingediend bij de woudmeester. § 2. De erkenningsaanvraag dient de volgende gegevens te bevatten : 1° een afschrift van de statuten en hun wijzigingen, voor eensluidend verklaard door de in de statuten aangewezen personen;2° een werkingsverslag over het voorbije kalenderjaar;3° een verklaring van de door de statuten aangewezen personen die de vereniging kunnen binden, waaruit blijkt dat de wildbeheereenheid voldoet aan alle in artikel 2 bepaalde erkenningsvoorwaarden;4° een verklaring van de voorzitter waaruit blijkt dat de wildbeheereenheid voldoet aan de fiscale en sociale verplichtingen;5° een afschrift van het wildbeheerplan als bedoeld in artikel 2, 5°;6° een verklaring van de afdeling Natuur waaruit blijkt dat het wildbeheerplan verenigbaar is met het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, haar uitvoeringsbesluiten en uitvoeringsplannen. Bij eventuele onvolkomenheden in de erkenningsaanvraag stuurt de woudmeester het dossier terug met opgave van de redenen van onontvankelijkheid.
Wanneer de erkenningsaanvraag ontvankelijk wordt verklaard, ontvangt de betrokken wildbeheereenheid hiervan een ontvangstmelding.
Art. 4.De minister kan op elk ogenblik de in artikel 2 bedoelde erkenning intrekken als blijkt dat de erkenning werd verkregen op basis van valse verklaringen of documenten of wanneer de wildbeheereenheid niet langer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.
Art. 5.Het wildbeheerplan van een erkende wildbeheereenheid kan door iedereen worden geraadpleegd bij de woudmeester van de provincie die het werkingsgebied of het grootste gedeelte ervan omvat.
Art. 6.Alleen wildbeheereenheden erkend krachtens artikel 2 van dit besluit, hebben het recht bij een aanbesteding krachtens artikel 11 van het Jachtdecreet een hoger bod te doen, voor zover het te verpachten domein in het werkgebied van deze wildbeheereenheid is gelegen. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring van de wildbeheereenheden
Art. 7.§ 1. De minister kan subsidies verlenen aan de overeenkomstig artikel 2 erkende wildbeheereenheden. § 2. De aanvraag tot subsidiëring wordt jaarlijks ingediend bij de minister vóór 1 april van het kalenderjaar waarop zij slaat en omvat volgende gegevens : 1° een gedetailleerd financieel verslag over het voorbije kalenderjaar, met balans, waaruit blijkt dat de uitgaven en de inkomsten in evenwicht zijn;2° het adres en het nummer waarop een eventuele subsidie kan worden gestort. § 3. De subsidie die een erkende wildbeheereenheid kan ontvangen bestaat uit : a) een basissubsidie van 10 000 frank;b) een subsidie van 5 000 frank voor elke begonnen schijf van 1 000 ha werkingsgebied boven de 2 000 ha. § 4. De krachtens § 3 toegekende bedragen mogen in totaal de 3 miljoen frank niet overschrijden. Indien de aanvragen tot subsidiëring meer bedragen wordt de subsidie evenredig verminderd.
Over de subsidieaanvragen wordt een collectieve en definitieve beslissing genomen vóór 1 oktober van het kalenderjaar. HOOFDSTUK IV. - Projectsubsidiëring
Art. 8.§ 1. De minister kan subsidies verlenen voor projecten inzake natuur- en wildbeheer van de erkende wildbeheereenheden, voor zover deze projecten voorgesteld worden in consensus met de vertegenwoordiger zoals bedoeld in art. 2, 9°, c, derde liggend streepje. § 2. Deze projecten moeten uitvoering geven aan het wildbeheerplan en een bijdrage leveren aan het gebieds- en soortgericht natuurbehoud. In deze projecten dient een tijdstabel binnen dewelke de uitvoering van het project zal gerealiseerd worden, opgenomen te worden. § 3. De aanvraag tot subsidiëring wordt jaarlijks ingediend bij de afdeling vóór 1 april. § 4. De maximale subsidie die de erkende wildbeheereenheid voor het ingediende project kan ontvangen is 40 000 frank en wordt toegekend na gezamenlijk advies van de afdeling Bos en Groen en de afdeling Natuur.
Dit advies omvat een beoordeling van het project en een voorstel van subsidiebedrag. § 5. Elke wildbeheereenheid kan per jaar slechts één project indienen. § 6. De krachtens § 4 toegekende bedragen mogen in totaal de 2 miljoen niet overschrijden. Indien de aanvragen tot subsidiëring meer bedragen wordt de subsidie evenredig verminderd. § 7. Bij het niet of onvolledig uitvoeren van het gesubsidieerde project wordt de subsidie door het Vlaamse Gewest geheel of gedeeltelijk teruggevorderd. HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen
Art. 9.In het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1989 tot uitvoering van artikel 4 van de jachtwet van 28 februari 1882 voor het Vlaamse Gewest, wordt een artikel 2bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 2bis.Een erkende wildbeheereenheid zoals bedoeld in het besluit van de Vlaamse regering van 1 december 1998 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder afzonderlijke jachtterreinen vrijwillig tot grotere beheerseenheden kunnen worden samengelegd en van decriteria waaronder beheerseenheden kunnen worden erkend, kan een plan dat de jachtterreinen van alle leden-jachtrechthouders omvat, neerleggen bij de bevoegde arrondissementscommissaris onder dezelfde voorwaarden die gelden voor individuele jachtrechthouders en voorzover in dit plan de volgende gegevens zijn opgenomen : 1° de vermelding « Plan neergelegd op grond van artikel 7 van het Jachtdecreet door ondergetekenden, houders van het jachtrecht »;2° een lijst met de namen, adressen en handtekeningen van de leden-jachtrechthouders. Dit plan vervangt de individuele plannen van de leden-jachtrechthouders van de betrokken wildbeheereenden. » Deze overgangsmaatregel houdt op van kracht te zijn één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 1 december 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, T. KELCHTERMANS
Bijlage Inhoud van het wildbeheerplan 1. Inventarisatie.a) lijst van de jachtrechthouders en oppervlakte van de jachttereinen;b) situatieplan (1/10 000 of 1/25 000);c) aanduiding van vegetaties vermeld in de bijlagen IV en V van het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;d) biotoopbeschrijving - grondgebruik;e) wildstand.2. Beheerdoelstellingen.3. Beheermaatregelen. Gezien om gevoegdte worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 december 1998 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder afzonderlijke jachtterreinen vrijwillig tot grotere beheereenheden kunnen worden samengevoegd en vande criteria waaronder beheereenheden kunnen worden erkend.
Brussel, 1 december 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, T. KELCHTERMANS