gepubliceerd op 28 april 2020
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van bijzondere machten nr. 6 betreffende de organisatie van het einde van het academiejaar 2019-2020
24 APRIL 2020. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van bijzondere machten nr. 6 betreffende de organisatie van het einde van het academiejaar 2019-2020
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 12 december 2000 tot vastlegging van de initiële opleiding van onderwijzers en regenten;
Gelet op het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten);
Gelet op het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;
Gelet op het decreet van 29 maart 2017 betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde;
Gelet op het decreet van 17 maart 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Regering in het kader van de gezondheidscrisis in verband met het COVID-19, artikel 1, § 1, f);
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 augustus 1996 genomen bij toepassing van artikel 20 van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juni 2002 tot vaststelling van de verlofregeling van het personeel van de Hogere Kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
Gelet op de « gendertest », op 10 april 2020 uitgevoerd met toepassing van artikel 4, tweede lid, 1°, van het decreet van 7 januari 2016 houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap;
Gelet op het advies 67.279/2 van de Raad van State, gegeven op 24 april 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het overleg met de op gemeenschapsniveau erkende representatieve organisaties van studenten van 21 april 2020, georganiseerd overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van het decreet van 17 maart 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19;
Gelet op het advies nr. 2020-04 van ARES, uitgebracht op 21 april 2020, met toepassing van artikel 3, eerste lid, van het decreet van 17 maart 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19;
Overwegende dat de gezondheidscrisis COVID-19 ons ertoe verplicht de vereisten inzake aanwezigheid, evaluatie en bekrachtiging van studies aan te passen aan de opschorting van cursussen en leeractiviteiten;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid om de praktische organisatie van het einde van het academiejaar 2019-2020 te regelen;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat maatregelen snel moeten worden getroffen om voor de continuïteit van de statutaire procedures voor de personeelsleden van het niet-universitair hoger onderwijs te zorgen ten gevolge van de maatregelen die genomen werden in het kader van de strijd tegen het COVID-19;
Op de voordracht van de Minister van Hoger Onderwijs;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.Dit besluit van bijzondere machten is van toepassing op de Universiteiten, Hogescholen en Hogere Kunstscholen, hierna "instellingen voor hoger onderwijs" genoemd, zoals bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies. HOOFDSTUK 2. - Bepaling betreffende de organisatie van het onderwijs
Art. 2.In aanvulling op artikel 77, derde lid, van voormeld decreet van 7 november 2013 kunnen de instellingen voor hoger onderwijs tijdens de tweede en derde kwadrimesters van het academiejaar 2019-2020 de beschrijving van de onderwijseenheden wijzigen, wanneer de gezondheidscrisis COVID-19 dit vereist. Elke wijziging wordt zo spoedig mogelijk aan de studenten meegedeeld, met uitzondering van wijzigingen in verband met de in de loop van het tweede kwadrimester geplande evaluaties, die overeenkomstig artikel 10 worden meegedeeld. HOOFDSTUK 3. - Bepalingen betreffende het studieritme
Art. 3.In afwijking van artikel 79, § 1, eerste en vijfde lid, van voornoemd decreet van 7 november 2013, kunnen voor het academiejaar 2019-2020 alle leeractiviteiten van iedere onderwijseenheid van de cursussen die leiden tot een academische graad in de eerste of tweede cyclus worden gepland tijdens het derde kwadrimester, volgens de interne overlegprocedures die door de instellingen voor hoger onderwijs zijn vastgelegd.
De in lid 1 bedoelde bepaling mag door de instellingen voor hoger onderwijs slechts in laatste instantie worden gebruikt. Dit wordt gemotiveerd door de materiële onmogelijkheid om de betrokken leeractiviteit te organiseren, ook op afstand.
De academische motiveringen die ten grondslag liggen aan de beslissing genomen krachtens het eerste lid worden aan de studenten meegedeeld.
Art. 4.In afwijking van artikel 79, § 1, derde lid, van voornoemd decreet van 7 november 2013, kan het derde kwadrimester van het academiejaar 2019-2020 op 11 juli 2020 beginnen en op 30 september 2020 eindigen.
In het kader van de gezondheidscrisis veroorzaakt door het COVID-19 en voor studenten die zijn ingeschreven voor het einde van de studiecyclus die leidt tot de academische graden van bachelor van het korte type, master, geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs, specialisatiebachelor en specialisatiemaster, kan de instelling voor hoger onderwijs de stages en evaluaties van het derde kwadrimester van het academisch jaar 2019-2020 verlengen tot 30 januari 2021.
De in lid 2 bedoelde bepaling mag door de instellingen voor hoger onderwijs slechts in laatste instantie worden gebruikt. Dit wordt gemotiveerd door de materiële onmogelijkheid om de betrokken stages en evaluaties te organiseren, ook op afstand.
De academische motiveringen die ten grondslag liggen aan de beslissingen genomen krachtens de vorige leden worden aan de studenten meegedeeld. HOOFDSTUK 4. - Bepaling betreffende het jaarlijkse programma van de student
Art. 5.In afwijking van artikel 100, § 4, c, van voornoemd decreet van 7 november 2013, kan het jaarlijkse programma van een student in de loop van het tweede en derde kwadrimester van het academiejaar 2019-2020 worden gewijzigd, mits instemming van de examencommissie en van de student. In voorkomend geval kan het programma niet meer dans 55 studiepunten bedragen.
Een wijziging in het jaarlijkse programma van de student mag geen nieuwe beperkingen voor de student met zich meebrengen. HOOFDSTUK 5. - Bepalingen betreffende de toegang tot de studies
Art. 6.In afwijking van artikel 110, eerste lid, van voornoemd decreet van 7 november 2013 kan de student, om zich in te schrijven voor het academiejaar 2020-2021, de toelatingsproef afleggen tot 30 september 2020.
Art. 7.In afwijking van artikel 110/1, § 1, tweede lid, van voornoemd decreet van 7 november 2013 wordt voor het academiejaar 2020-2021 de oriëntatieproef van de gezondheidssector in de diergeneeskundige wetenschappen georganiseerd tijdens de eerste vijftien dagen van september 2020.
Art. 8.In afwijking van artikel 1, § 2, vierde lid, van het decreet van 29 maart 2017 betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde, kan de Regering, voor het academiejaar 2020-2021, voor de eerste keer tijdens de tweede helft van augustus 2020 en voor de tweede keer tot 14 oktober 2020, het ingangs- en toelatingsexamen voor de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde organiseren. HOOFDSTUK 6. - Bepalingen met betrekking tot het studieprogramma en de evaluatie
Art. 9.In afwijking van artikel 121, derde lid, van voornoemd decreet van 7 november 2013 delen de instellingen uiterlijk op 1 september 2020 de lijst van de georganiseerde cursussen, hun onderwijsprofiel en hun gedetailleerde programma mee aan de « Pôle académique » en ARES die ervoor zorgt dat ze in overeenstemming zijn met de referentiesystemen voor vaardigheden. ARES bepaalt de vorm voor de mededeling van deze lijst.
Art. 10.De nadere regels voor de evaluaties tijdens het tweede kwadrimester van het academiejaar 2019-2020 worden uiterlijk op 27 april 2020 met alle nuttige middelen aan de studenten meegedeeld. De nadere regels voor deze evaluaties worden aangenomen met inachtneming van het overleg dat door de instellingen voor hoger onderwijs is bepaald.
Deze nadere regels omvatten, inzonderheid, de volgende elementen: 1° het onderwerp van elke evaluatie, aangepast aan de lessen die eventueel in de klas, op afstand of beide zijn gevolgd;2° de algemene aard van het examen;3° de kenmerken van het examen. Voor het academiejaar 2019-2020 integreren de Universiteiten minstens één week tussen de laatste week van de leeractiviteiten en het begin van de evaluatieperiode van het tweede kwadrimester.
Art. 11.Voor het einde van het academiejaar 2019-2020, wanneer de evaluatie op afstand wordt georganiseerd, vraagt de instelling voor hoger onderwijs de student om haar formeel ervan kennis te geven als hij of zij niet in de adequate materiële omstandigheden verkeert om de evaluatie af te leggen. Deze kennisgeving moet uiterlijk op 4 mei 2020 worden overgezonden, zodat de instelling hem/haar een passende oplossing kan voorstellen.
De in het eerste lid bedoelde bepalingen worden genomen met inachtneming van de door de instellingen voor hoger onderwijs vastgestelde overlegprocedures en houden rekening met de door de Nationale veiligheidsraad aangenomen maatregelen. HOOFDSTUK 7. - Bepaling met betrekking tot de organisatie en het laten gelden van stages
Art. 12.In afwijking van de bijlage bij het decreet van 12 december 2000 tot vastlegging van de initiële opleiding van onderwijzers en regenten, voor het academiejaar 2019-2020, en wegens overmacht, kan de student die zich op het einde van de cyclus ingeschreven heeft voor een opleiding die leidt tot de graad van bachelor: onderwijzer kleuteronderwijs, tot de graad van bachelor: onderwijzer lager onderwijs, of tot de graad van bachelor: geaggregeerde lager secundair onderwijs, en die reeds ten minste 75% van het in zijn of haar jaarprogramma voorziene aantal stages heeft volbracht, op beslissing van de examencommissie worden geacht al zijn of haar stages te hebben volbracht. HOOFDSTUK 8. - Bepalingen met betrekking tot het personeel in het niet-universitair hoger onderwijs
Art. 13.In afwijking van artikel 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 augustus 1996 genomen bij toepassing van artikel 20 van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, zullen de personeelsleden van de Hogescholen die tijdens de zomervakantie niet in staat zouden zijn geweest om zeven weken jaarlijks vakantieverlof op te nemen wegens de verlenging van het einde van het tweede kwadrimester, tijdens het academiejaar 2020-2021, een overdracht kunnen genieten die gelijk is aan het saldo van de zomervakantieverlofdagen, op hun verzoek, tijdens de herfst- en ontspanningsverlofperiodes.
Art. 14.In afwijking van artikel 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juni 2002 tot vaststelling van de verlofregeling van het personeel van de Hogere Kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, zullen de personeelsleden van de Hogere Kunstscholen die tijdens de zomervakantie niet in staat zouden zijn geweest om zeven weken jaarlijks vakantieverlof op te nemen wegens de verlenging van het einde van het tweede kwadrimester, tijdens het academiejaar 2020-2021, een overdracht kunnen genieten die gelijk is aan het saldo van de zomervakantieverlofdagen, op hun verzoek, tijdens de herfst- en ontspanningsverlofperiodes.
Art. 15.In afwijking van de artikelen 118, 119, 244, 245, 374 en 375 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), wordt de beperking van 6 en 9 maanden voor de duur van het mandaat van de docent niet in aanmerking genomen bij de verlenging ervan tijdens het academiejaar 2019-2020 als gevolg van de impact van de noodmaatregelen die zijn aangenomen om de verspreiding van het COVID-19 te beperken.
Art. 16.In afwijking van de artikelen 103, 228 en 358 van voormeld decreet van 20 december 2001 wordt de vormvoorwaarde van een aangetekende brief die is vastgelegd voor de uitoefening van kandidaatstellingen naar aanleiding van de bekendmaking van de oproepen in het Belgisch Staatsblad opgeschort tot het einde van het academiejaar 2019-2020.
De bedoelde kandidaatstelling kan per e-mail of per post worden ingediend.
Art. 17.In afwijking van artikel 130, tweede lid, artikel 257, tweede lid, en artikel 387, tweede lid, van bovengenoemd decreet van 20 december 2001 wordt de vormvoorwaarde van een aangetekende brief die is vastgelegd voor de uitoefening van mutatieaanvragen tot het einde van het academiejaar 2019-2020 opgeschort.
De bedoelde mutatieaanvraag kan per e-mail of per gewone post worden ingediend. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 18.Dit besluit van bijzondere machten treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend.
Art. 19.De Minister van Hoger Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 24 april 2020.
De Minister-president, P.-Y. JEHOLET De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie, Universitaire Ziekenhuizen, Hulpverlening aan de jeugd, Justitiehuizen, Jeugd, Sport en de Promotie van Brussel, V. GLATIGNY