gepubliceerd op 19 oktober 2016
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van de criteria voor de bepaling van de bedragen van de studietoelagen
21 SEPTEMBER 2016. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van de criteria voor de bepaling van de bedragen van de studietoelagen
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet tot regeling, voor de Franse Gemeenschap, van de toekenning van de studietoelagen, gecoördineerd op 7 november 1983, inzonderheid op de artikelen 1, § 5, 4, 7 en 8, zoals gewijzigd bij het
decreet van 8 mei 2003Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
08/05/2003
pub.
11/06/2003
numac
2003029316
bron
ministerie van de franse gemeenschap
Decreet houdende wijziging van het decreet tot regeling, voor de Franse Gemeenschap, van de toekenning van de studietoelagen en de studieleningen, gecoördineerd op 7 november 1983
type
decreet
prom.
08/05/2003
pub.
26/06/2003
numac
2003029337
bron
ministerie van de franse gemeenschap
Decreet tot wijziging van de geldende bepalingen inzake verlof en tot inrichting van de moederschapsbescherming (2)
sluiten;
Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 april 1993 houdende vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van de criteria voor de bepaling van de bedragen van de studietoelagen;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 april 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 29/04/2005 pub. 08/09/2005 numac 2005029193 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de wijze waarop de aanvragen voor studietoelagen voor het hoger onderwijs moeten worden ingediend en van de voorwaarden voor de toekenning van die toelagen type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 29/04/2005 pub. 03/08/2005 numac 2005201813 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de wijze waarop de aanvragen voor studietoelagen voor het secundair onderwijs moeten worden ingediend en van de voorwaarden voor de toekenning van die toelagen sluiten tot vaststelling van de wijze waarop de aanvragen voor studietoelagen voor het hoger onderwijs moeten worden ingediend en van de voorwaarden voor de toekenning van die toelagen;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 april 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 29/04/2005 pub. 08/09/2005 numac 2005029193 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de wijze waarop de aanvragen voor studietoelagen voor het hoger onderwijs moeten worden ingediend en van de voorwaarden voor de toekenning van die toelagen type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 29/04/2005 pub. 03/08/2005 numac 2005201813 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de wijze waarop de aanvragen voor studietoelagen voor het secundair onderwijs moeten worden ingediend en van de voorwaarden voor de toekenning van die toelagen sluiten tot vaststelling van de wijze waarop de aanvragen voor studietoelagen voor het secundair onderwijs moeten worden ingediend en van de voorwaarden voor de toekenning van die toelagen;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 28/08/2008 pub. 08/02/2011 numac 2011029038 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende diverse maatregelen inzake studietoelagen sluiten houdende diverse maatregelen inzake studietoelagen;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor studietoelagen, gegeven op 15 juni 2016;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 juni 2016;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 8 juli 2016;
Gelet op het overleg met de representatieve studentenverenigingen erkend op gemeenschapsniveau van 19 juli 2016, georganiseerd overeenkomstig artikel 33 van het decreet van 21 september 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/09/2012 pub. 23/10/2012 numac 2012029442 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de deelneming en de vertegenwoordiging van studenten in het hoger onderwijs sluiten betreffende de deelneming en de vertegenwoordiging van studenten in het hoger onderwijs;
Gelet op het advies nr. 59.808/2/V van de Raad van State, gegeven op 24 augustus 2016 overeenkomstig artikel 84, § 1, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Hoger Onderwijs;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van het decreet van 7 november 1983 tot regeling, voor de Franse Gemeenschap, van de toekenning van de studietoelagen wordt als minvermogend beschouwd, de kandidaat wiens gehele jaarlijkse inkomsten van het gezin waartoe hij/zij behoort, de maximumbedragen bedoeld in artikel 2 niet overschrijden.
De samenstelling van het gezin die in aanmerking wordt genomen, is deze die op 1 juli van het betrokken school- of academiejaar vastgesteld wordt. De personen ten laste die in aanmerking moeten worden genomen, zijn de personen die opgenomen worden in het laatste beschikbare aanslagbiljet uitgereikt door de Administratie der directe belastingen.
Worden in aanmerking genomen de inkomsten van alle personen die opgenomen worden in dezelfde samenstelling van het gezin, met uitzondering van de inkomsten van personen die studies in het hoger onderwijs met volledig leerplan volgen.
De inkomsten bedoeld in het eerste lid zijn : 1° de gezamenlijk belastbare netto-inkomsten, vermeerderd met de afzonderlijk belastbare inkomsten, van het geheel van de leden opgenomen in de samenstelling van het gezin;2° de vervangingsinkomsten ontvangen door de leden opgenomen in de samenstelling van het gezin;3° de onderhoudsbijdragen geïnd door de leden opgenomen in de samenstelling van het gezin.Worden niet bedoeld de onderhoudsbijdragen die al op het aanslagbiljet vermeld worden; 4° de inkomsten van een internationale organisatie vrijgesteld van belasting ontvangen door de leden opgenomen in de samenstelling van het gezin. De inkomsten die niet in België worden belast, worden in aanmerking genomen en vastgesteld door alle wettelijke middelen.
Wanneer de personen die voor het onderhoud van de kandidaat instaan, fiscaal verhoudingsgewijs voor hem verantwoordelijk zijn, worden de inkomsten van het gezin waartoe hij/zij behoort, in dezelfde verhouding in aanmerking genomen. § 2. Nochtans, wanneer de kandidaat op zijn/haar erewoord verklaart dat hij/zij alleen voor zijn/haar onderhoud instaat, worden slechts zijn/haar eigen inkomsten in aanmerking genomen. Elke studietoelage die ten onrechte betaald wordt, zal aanleiding geven tot een terugvordering overeenkomstig de artikelen 10 tot 13 van het gecoördineerde decreet van 7 november 1983.
Art. 2.Het geheel van de inkomsten bedoeld in artikel 1 mag de hierna vermelde maximumbedragen niet overschrijden : 1° voor het 1e, 2e, 3e, 4e, 5e, 6e en 7e jaar van het secundair onderwijs en de jaren die tot het hoger onderwijs voorbereiden : - 19.030,12 EURO, indien de kandidaat alleen voor zijn onderhoud instaat; - 25.374,56 EURO, indien er één persoon ten laste is; - 31.320,26 EURO, indien er twee personen ten laste zijn; - 36.870,43 EURO, indien er drie personen ten laste zijn; - 42.025,11 EURO, indien er vier personen ten laste zijn, waarbij dit bedrag met een som van 5.154,68 EURO verhoogd wordt voor elke bijkomende persoon ten laste, vanaf en boven de vijfde. 2° voor de andere studieniveaus bedoeld in artikel 1 van het decreet van 7 november 1983 tot regeling, voor de Franse Gemeenschap, van de toekenning van de studietoelagen, met inbegrip van het aanvullend secundair beroepsonderwijs : - 21.030,65 EURO, indien de kandidaat alleen voor zijn onderhoud instaat; - 27.500,38 EURO, indien er één persoon ten laste is; - 33.567,99 EURO, indien er twee personen ten laste zijn; - 39.226,94 EURO, indien er drie personen ten laste zijn; - 44.483,78 EURO, indien er vier personen ten laste zijn, waarbij dit bedrag met een som van 5.256,84 EURO verhoogd wordt voor elke bijkomende persoon ten laste, vanaf en boven de vijfde.
Art. 3.§ 1. Wanneer de inkomsten bedoeld in artikel 2 niet overschreden worden, zijn de maximumbedragen van de toelagen de volgende : 1° voor alle jaren van het secundair onderwijs en de jaren die tot het hoger onderwijs voorbereiden : a) 437,33 EURO, voor de externe studenten; b) 1.131,74 EURO, voor de interne studenten; 2° ) Voor het aanvullend secundair beroepsonderwijs : a) 1.248,60 EURO, voor de externe studenten voor wie een kinderbijslag of een wezenuitkering uitbetaald wordt; b) 1.665,86 EURO, voor de externe studenten voor wie geen kinderbijslag of wezenuitkering uitbetaald wordt; c) 2.914,51 EURO, voor de interne studenten of studenten die huurders zijn van een studentenverblijf, voor wie een kinderbijslag of een wezenuitkering uitbetaald wordt; d) 3.331,80 EURO, voor de interne studenten of studenten die huurders zijn van een studentenverblijf, voor wie geen kinderbijslag of wezenuitkering uitbetaald wordt; 3° voor het hoger onderwijs : a) 2.116,61 EURO, voor de externe studenten voor wie een kinderbijslag of een wezenuitkering uitbetaald wordt; b) 2.650,76 EURO, voor de externe studenten voor wie geen kinderbijslag of wezenuitkering uitbetaald wordt; c) 3.852,60 EURO, voor de interne studenten of studenten die huurders zijn van een studentenverblijf, voor wie een kinderbijslag of een wezenuitkering uitbetaald wordt; d) 4.370,07 EURO, voor de interne studenten of studenten die huurders zijn van een studentenverblijf, voor wie geen kinderbijslag of wezenuitkering uitbetaald wordt. § 2. Het studentenverblijf bedoeld in de punten 2° en 3° van de vorige paragraaf moet gehuurd worden voor een minimale duur van 3 opeenvolgende maanden tijdens het school- of academiejaar.
Het mag niet verhuurd worden door een bloed- of aanverwant van de student tot in de derde graad.
Het adres van dit verblijf moet verschillen van dat van de wettelijke verblijfplaats van de student.
Art. 4.§ 1. Indien het geheel van de inkomsten een tussenbedrag is dat gelegen is tussen het maximumbedrag bedoeld in artikel 2 en het minimumbedrag bedoeld in artikel 4, § 2, wordt het bedrag van de toelage vastgesteld door het maximumbedrag dat gebaseerd is op de toestand van de kandidaat, met een coëfficiënt K te voorzien die verkregen wordt door het minimumbedrag te delen door de referentie-inkomsten; de coëfficiënt K wordt op de 2de decimaal afgerond. § 2. De minimumbedragen zijn de volgende : - 3.927,49 EURO, indien de kandidaat alleen voor zijn/haar onderhoud instaat; - 5.234,25 EURO, indien er één persoon ten laste is; - 6.355,90 EURO, indien er twee personen ten laste zijn; - 7.477,55 EURO, indien er drie personen ten laste zijn; - 8.599,20 EURO, indien er vier personen ten laste zijn, waarbij dit bedrag met een som van 1.121,65 EURO verhoogd wordt voor elke bijkomende persoon ten laste, vanaf en boven de vijfde. § 3. Wanneer het geheel van de inkomsten lager is dan de volgende bedragen : - het belastbaar minimumbedrag bepaald bij de personenbelasting, indien de kandidaat alleen voor zijn/haar onderhoud instaat; - het belastbaar minimumbedrag vermeerderd met een som van 2.437 EURO indien er één persoon ten laste is; - het belastbaar minimumbedrag vermeerderd met een som van 4.535 EURO indien er twee personen ten laste zijn; - het belastbaar minimumbedrag vermeerderd met een som van 6.633 EURO indien er drie personen ten laste zijn; - dit laatste bedrag vermeerderd met een som van 2.096 EURO voor elke bijkomende persoon ten laste, boven de derde persoon, Er wordt een bijzondere toelage toegekend ter vervanging van de toelage bedoeld in § 1, ten belope van : - 568 EURO, voor de externe studenten van het secundair onderwijs en de studenten die de voorbereidingsjaren van het hoger onderwijs volgen, ongeacht het gevolgde studiejaar; - 1.516 EURO, voor de interne studenten van het secundair onderwijs en de leerlingen die de voorbereidingsjaren van het hoger onderwijs volgen, ongeacht het gevolgde studiejaar; - 1.893 EURO, voor de externe studenten van het aanvullend secundair beroepsonderwijs, voor wie een kinderbijslag of wezenuitkering uitbetaald wordt; - 2.270 EURO, voor de externe studenten van het aanvullend secundair beroepsonderwijs, voor wie geen kinderbijslag of wezenuitkering uitbetaald wordt; - 3.405 EURO, voor de interne studenten of studenten die huurders zijn van een studentenverblijf, zoals bedoeld in artikel 3, § 2, van het aanvullend secundair beroepsonderwijs, voor wie een kinderbijslag of wezenuitkering uitbetaald wordt,; - 3.782 EURO, voor de interne studenten of studenten die huurders zijn van een studentenverblijf, zoals bedoeld in artikel 3, § 2, van het aanvullend secundair beroepsonderwijs, voor wie geen kinderbijslag of wezenuitkering uitbetaald wordt; - 2.821 EUROS, voor de externe studenten van het hoger onderwijs voor wie een kinderbijslag of wezenuitkering uitbetaald wordt; - 3.165 EURO, voor de externe studenten van het hoger onderwijs voor wie geen kinderbijslag of wezenuitkering uitbetaald wordt; - 4.540 EURO, voor de interne studenten of de studenten die huurders zijn van een studentenverblijf, zoals bedoeld in artikel 3, § 2, van het hoger onderwijs voor wie een kinderbijslag of wezenuitkering uitbetaald wordt; - 4.917 EURO, voor de interne studenten of de studenten die huurders zijn van een studentenverblijf, zoals bedoeld in artikel 3, § 2, van het hoger onderwijs voor wie een kinderbijslag of wezenuitkering uitbetaald wordt. § 4. Wanneer het geheel van de inkomsten lager is dan de helft van de bedragen bedoeld in § 3, wordt geen enkele toelage toegekend.
Art. 5.§ 1. In afwijking van artikel 1, heeft de kandidaat geen recht op een studietoelage wanneer de kandidaat of de persoon(en) die voor zijn/haar onderhoud instaat(instaan) of ten laste van wie hij/zij valt, eigenaar (en) is/zijn van andere onroerende goederen gevestigd in België of in het buitenland, dan : 1° een woonhuis dat persoonlijk bezet wordt door de kandidaat, of door de persoon of de personen die instaat(instaan) voor zijn/haar onderhoud of van wie hij/zij ten laste valt of een woonhuis dat niet persoonlijk bezet wordt om professionele of sociale redenen;2° onroerende goederen die aangewend worden om beroepsdoeleinden (bebouwde onroerende goederen, onbebouwde onroerende goederen, gebouwen, materiaal en gereedschap, terreinen met inbegrip van de landbouwterreinen die door de eigenaar voor professionele aanwending bestemd worden) door de kandidaat, of de persoon of de personen die instaat(instaan) voor zijn/haar onderhoud of van wie hij/zij ten laste valt;3° gebouwen die al dan niet verhuurd zijn aan natuurlijke personen die ze niet gebruiken voor de uitoefening van hun beroep, ofwel aan andere rechtspersonen dan vennootschapen om de gebouwen ter beschikking te stellen van natuurlijke personen voor een woning;4° (al dan niet bebouwde) onroerende goederen verhuurd overeenkomstig de wetgeving op pachten;5° terreinen die verhuurd zijn buiten de wetgeving op pachten;6° bebouwde onroerende goederen die verhuurd worden aan een natuurlijke persoon of aan een vennootschap of een vereniging die ze aanwenden om beroepsdoeleinden. § 2. In afwijking van artikel 1 heeft de kandidaat geen recht op een studietoelage wanneer de kandidaat of de persoon (personen) die instaat (instaan) voor zijn/haar onderhoud of ten laste van wie hij/zij valt, eigenaar (eigenaren) is/zijn van onroerende goederen bedoeld in § 1, 3° en 6°, waarvan, gecumuleerd, de kadastrale inkomst en het bruto huurgeld hoger liggen dan 940,90 EURO.
Art. 6.Aan de externe studenten van het hoger onderwijs die op meer dan 20 kilometer van de onderwijsinrichting wonen, wordt een bijkomende studietoelage toegekend die forfaitair op 120 EURO vastgesteld wordt. Dit bedrag wordt vermeerderd met 50 EURO voor de student die bewijst dat hij over een abonnement van de nationale maatschappij van de Belgische spoorwegen (NMBS) beschikt voor de trajecten naar het station dat de onderwijsinrichting verbindt waarin hij ingeschreven is.
Art. 7.Voor de berekening van de studietoelagen voor het hoger onderwijs wordt het aantal personen ten laste vermeerderd met zoveel eenheden als het studenten omvat die regelmatig ingeschreven zijn in het hoger onderwijs met volledig leerplan, voor het betrokken academiejaar, met uitzondering van de kandidaat.
Art. 8.Behalve voor de gevallen die onder de toepassing van artikel 9 vallen, zijn de inkomsten bedoeld in artikel 1 die van het voorlaatste kalenderjaar dat aan het in aanmerking genomen school- of academiejaar voorafgaat.
Indien dit inkomen niet bekend is na het verstrijken van de termijn die vastgesteld wordt voor de indiening van de aanvragen, wordt rekening gehouden met dit van het jaar voor het voorlaatste jaar dat aan het in aanmerking genomen school- of academiejaar voorafgaat.
Art. 9.§ 1. Indien de kandidaat verklaart alleen in zijn/haar onderhoud te voorzien, kan het geheel van de inkomsten beperkt worden tot zijn/haar eigen inkomen, indien hij/zij over een bedrijfsinkomst en/of vervangingsinkomsten beschikt heeft of beschikt tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van de aanvraag alsook tijdens het kalenderjaar van de aanvraag.
Het gemiddelde van de aldus ontvangen inkomsten mag niet lager zijn dan het gemiddelde van de belastbare minima, bepaald bij de personenbelasting, met betrekking tot de twee referentiejaren.
Het bedrag van de studietoelage van de kandidaat die alleen voor zijn/haar onderhoud instaat, wordt bepaald volgens de berekeningswijze bedoeld in artikel 4, § 1. § 2. De echtgenoot/echtgenote of de wettelijke of feitelijke samenwonend(e) kan beschouwd worden als de persoon die voor het onderhoud van de kandidaat instaat voor zover het huwelijk of de wettelijke samenwoning vóór 1 november van het in aanmerking genomen school- of academiejaar werd aangegeven.
Het geheel van het referentie-inkomen kan tot zijn/haar eigen beperkt worden indien hij/zij over een bedrijfsinkomen en/of een vervangingsinkomen beschikt heeft of beschikt tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van de aanvraag, alsook tijdens het kalenderjaar van de aanvraag.
Het gemiddelde van de aldus ontvangen inkomsten mag niet lager zijn dan het gemiddelde van de belastbare minima, bepaald bij de personenbelasting, met betrekking tot de twee referentiejaren. § 3. Onder beroepsinkomsten en/of vervangingsinkomsten moet verstaan worden het bedrag van de beroepsinkomsten, na aftrek van de beroepsuitgaven of -lasten, de beroepsverliezen, de uitgaven en aftrekken bedoeld in het wetboek van de inkomstenbelastingen.
Art. 10.In afwijking van de bepalingen van artikel 8 van dit besluit kan, in het belang van de kandidaat, rekening gehouden worden met de volgende elementen : 1° wanneer de samenstelling van het gezin die op 1 juli in aanmerking werd genomen, op deze datum gewijzigd werd tussen deze datum en de aanvraag om studietoelagen;2° wanneer het inkomen verminderd wordt als gevolg van een scheiding van tafel en bed of van een echtscheiding - op voorwaarde dat deze echtscheiding niet voorafgegaan werd door een fiscale scheiding - van de persoon (personen) die met het onderhoud van de kandidaat is (zijn) belast of erin voorziet (voorzien), en deze toestanden bijgevolg officieel bekend gemaakt worden in een juridische akte en ze ten laatste op 1 maart van het in aanmerking genomen school- of academiejaar plaatsgevonden hebben;3° wanneer het inkomen verminderd wordt als gevolg van een feitelijke scheiding met aparte verblijfplaatsen of een onderbreking van wettelijke samenwoning van de persoon (personen) die met het onderhoud van de kandidaat is (zijn) belast of erin voorziet (voorzien), deze toestanden bijgevolg ten laatste op 1 maart van het in aanmerking genomen school- of academiejaar plaatsgevonden hebben;4° wanneer het inkomen verminderd wordt als gevolg van het overlijden van de persoon (personen) die met het onderhoud van de kandidaat belast is (zijn) of erin voorziet (voorzien), deze toestand ten laatste op 1 maart van het in aanmerking genomen school- of academiejaar plaatsgevonden heeft;5° wanneer het inkomen verminderd wordt als gevolg van de oppensioenstelling of de brugpensionering van de persoon (personen) die met het onderhoud van de kandidaat belast is (zijn) of erin voorziet (voorzien), deze toestand bijgevolg tijdens het kalenderjaar plaatsgevonden heeft voorafgaand aan dat waarin het in aanmerking genomen school- of academiejaar begint of later, maar ten laatste op 1 maart van het gevolgde studiejaar;6° wanneer het inkomen verminderd wordt als gevolg van het verlies van de hoofdbetrekking uitgeoefend tijdens ten minste één kalenderjaar op 1 januari voorafgaand aan het in aanmerking genomen school- of academiejaar zonder dat geen enkele uitkering toegekend werd of ingevolge het ophouden van elke winstgevende activiteit met inbegrip van het faillissement, deze toestand bijgevolg tijdens het kalenderjaar plaatsgevonden heeft voorafgaand aan dat waarin het in aanmerking genomen school- of academiejaar begint en later, maar ten laatste op 1 maart van het gevolgde studiejaar;7° wanneer het inkomen verminderd wordt ingevolge een periode van werkloosheid of van ziekte tijdens welke een werkloosheidsuitkering of een door de ziekteverzekering verleende uitkering werd toegekend of wanneer het inkomen verminderd wordt voor de ambtenaren van de overheidsdiensten ingevolge een terbeschikkingstelling ofwel wegens ziekte ofwel wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan de pensionering, dient het inkomen van het kalenderjaar van de aanvraag als referentie voor de definitieve vaststelling van de toelage. Bij elke toestandwijziging informeert de kandidaat de administratie hierover en is ertoe gehouden de nodige bewijsstukken te leveren.
In geval van ziekte of werkloosheid kan echter met die bepaling alleen rekening gehouden worden op volgende voorwaarden : 1° wanneer twee personen voor het onderhoud van de kandidaat instaan en beiden een bedrijfsinkomen genieten, dan moet elk van hen een periode van 30 opeenvolgende dagen ziekte of werkloosheid doorgemaakt hebben;2° wanneer één van de twee personen die voor het onderhoud van de kandidaat instaat een bedrijfsinkomen geniet, dan moet de periode ziekte of werkloosheid 40 opeenvolgende dagen of 90 dage duren;3° wanneer één persoon voor het onderhoud van de kandidaat instaat dan moet de periode werkloosheid of ziekte 40 opeenvolgende dagen of 90 dagen duren. Met de toestand opgenomen onder de punten 1°, 2° en 3° van het derde lid kan slechts rekening gehouden worden op voorwaarde dat die zich heeft voorgedaan gedurende het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar tijdens welk het school- of academiejaar dat in aanmerking genomen wordt, begint of later, maar uiterlijk op 1 maart van het gevolgde studiejaar.
Art. 11.§ 1. Het bedrag van de inkomsten wordt vastgesteld door middel van staten opgemaakt door de Administratie der directe belastingen of door elke instelling die bevoegd of ertoe gemachtigd is om zulke inkomsten te betalen. § 2. De toelage verleend overeenkomstig artikel 10 wordt toegekend in de vorm van een forfaitair bedrag ten belope van : - 124 EURO, voor de externe studenten van het secundair onderwijs; - 297 EURO, voor de interne studenten van het secundair onderwijs; - 496 EURO, voor de externe studenten van het aanvullend secundair beroepsonderwijs; - 868 EURO, voor de interne studenten van het aanvullend secundair beroepsonderwijs; - 694 EURO, voor de externe studenten van het hoger onderwijs; - 1.239 EURO, voor de interne studenten van het hoger onderwijs.
Wanneer het inkomen uit leeflonen bestaat, tegen het tarief van alleenstaande of gezinshoofd of sociale hulp gelijk aan het leefloon toegekend door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn uiterlijk op 15 oktober van het in aanmerking genomen school- of academiejaar, wordt een forfaitair bedrag toegekend ten belope van : - 200 EURO, voor de externe studenten van het secundair onderwijs; - 500 EURO, voor de interne studenten van het secundair onderwijs; - 1.000 EURO, voor de externe studenten van het aanvullend secundair beroepsonderwijs en het hoger onderwijs; - 2.000 EURO, voor de interne studenten van het aanvullend secundair onderwijs en het hoger onderwijs. § 3. Behalve in geval van overlijden, echtscheiding of scheiding, wordt geen forfaitaire toelage, zoals bedoeld in dit artikel, toegekend wanneer de inkomsten van het gezin voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 8 van dit besluit hoger liggen dan 150 p.c. van het in het artikel 2 bepaalde toelaatbare maximum.
Art. 12.Wanneer het bedrag van een toelage dat berekend wordt op basis van dit besluit, uit een breuk van eenheid bestaat, wordt het naar boven op de eenheid euro afgerond indien het gelijk is aan of hoger is dan vijf tienden en naar beneden op de eenheid van euro in de andere gevallen.
Art. 13.De forfaitaire toelagen en bedragen die toegekend worden op basis van dit besluit, worden uitbetaald op de bankrekening van de wettelijke vertegenwoordiger voor de begunstigden die de meerderheid op 31 oktober van het in aanmerking genomen school- of academiejaar niet bereikt hebben.
Art. 14.De bedragen bedoeld in dit besluit worden jaarlijks geïndexeerd, vanaf 2017, in functie van het gezondheidsindexcijfer van de maand mei van het betrokken jaar op basis van het gezondheidsindexcijfer van de maand mei 2016.
Art. 15.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 april 1993 houdende vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van de criteria voor de bepaling van de bedragen van de studietoelagen en het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 28/08/2008 pub. 08/02/2011 numac 2011029038 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende diverse maatregelen inzake studietoelagen sluiten houdende diverse maatregelen inzake studietoelagen, worden opgeheven.
Art. 16.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2016.
Art. 17.De Minister bevoegd voor de studietoelagen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 21 september 2016.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Ministrer van Hoger Onderwijs, Onderzoek en Media, J.-Cl. MARCOURT