Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 24 april 2014
gepubliceerd op 14 oktober 2014

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van het decreet van 21 november 2013 betreffende de culturele centra

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2014029525
pub.
14/10/2014
prom.
24/04/2014
ELI
eli/besluit/2014/04/24/2014029525/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 APRIL 2014. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van het decreet van 21 november 2013 betreffende de culturele centra


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 21 november 2013 betreffende de culturele centra, inzonderheid op de artikelen 23, § 5, 26, tweede lid, 27, derde lid, 29, tweede lid, 31, tweede lid, 32, § 2, eerste en tweede lid, 33, § 2, tweede lid, 41, tweede lid, 43, 46, 48, 57, tweede lid, 59, tweede lid, 61, tweede lid, 63, tweede lid, 64, tweede lid, 69, eerste lid, 71, eerste lid, 72, § 4, 79, § 1, vierde lid, 91, tweede lid, 92, § 2, derde lid, 98, tweede lid, en 101, tweede lid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 februari 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 27 februari 2014;

Gelet op het advies 55.593/2 van de Raad van State, gegeven op 9 april 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de Commissie voor de culturele centra, gegeven op 17 december 2013;

Op de voordracht van de Minister van Cultuur;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Administratie : de diensten van de Regering belast de culturele centra;2° Inspectie : de diensten van de Regering belast met de inspectie van cultuur;3° wet van 16 mei 2003 : de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof;4° voorstelling : de uitvoering van een spektakel geïntegreerd in de programmering waarbij de culturele actie van het cultureel centrum uitgevoerd wordt; 5° website : de website van de Administratie die toegankelijk is op het URL-adres www.culture.be. HOOFDSTUK 2. - Oproep tot belangverklaring

Art. 2.De oproep tot belangverklaring bedoeld in artikel 15 van het decreet wordt bekendgemaakt op een geschikte manier langs aangepaste verspreidingskanalen, gezien, inzonderheid, het aantal aangrenzende of omliggende gemeentes die geen deel uitmaken van het vestigingsgebied van een cultureel centrum waarvan de culturele actie erkend is.

In alle gevallen omvatten de verspreidingskanalen een mededeling bij aangetekende brief ten zetel van het gemeentecollege van de aangrenzende gemeentes die geen deel uitmaken van het vestigingsgebied van een cultureel centrum waarvan de culturele actie erkend is.

De maatregelen betreffende de bekendmaking bedoeld in het eerste en tweede lid vermelden ten minste : 1° het overwogen proces om een gedeelde analyse van het vestigingsgebied van de betrokken gemeentes uit te voeren, zoals bedoeld in artikel 19, § 1, 1°, van het decreet;2° de beschrijving van de activiteit van het cultureel centrum ten minste tijdens het vorige jaar, inzonderheid de programmering van het cultureel centrum, de samenwerking en de partnerschappen ontwikkeld met derden;3° de doelstellingen die nagestreefd worden bij de bevolkingen inzake culturele democratisering, culturele democratie en permanente opvoeding;4° de gewenste bijdrage van het (de) geassocieerde overheidsbestuur(en) die bij het cultureel centrum zouden aansluiten. HOOFDSTUK 3. - Gedeelde analyse van het vestigingsgebied

Art. 3.De openbare oproep tot deelneming aan de gedeelde analyse van het vestigingsgebied bedoeld in artikel 19, § 3, van het decreet, richt zich ten minste tot de culturele operatoren die actief zijn op het refertegebied en die erkend zijn door de Franse Gemeenschap.

Het cultureel centrum informeert over de openbare oproep tot deelneming bedoeld in het eerste lid : 1° in alle gevallen : a) dankzij de verzending van een brief langs de post of elektronische weg ten zetel van elke culturele operator bedoeld in het eerste lid;b) dankzij een aangepaste bekendmaking op zijn website;c) dankzij een aangepaste informatie in zijn lokalen;2° via elk ander mogelijk bijkomend middel dat nuttig wordt geacht door het cultureel centrum. De maatregelen voor de bekendmaking bedoeld in het eerste en tweede lid vermelden ten minste het proces dat overwogen wordt om een gedeelde analyse van het vestigingsgebied uit te voeren en de doelstellingen die de gedeelde analyse van het vestigingsgebied nastreeft.

Op aanvraag van het cultureel centrum deelt de Algemene Administratie Cultuur hem de lijst van de culturele operatoren bedoeld in het eerste lid mee. HOOFDSTUK 4. - Erkenning van de culturele actie Afdeling 1. - Beginselaanvraag

Art. 4.De beginselaanvraag bedoeld in artikel 23 van het decreet wordt ingediend door het cultureel centrum bij de Administratie in de vormen en termijnen vastgesteld door de Minister en bekendgemaakt op de website van de Administratie.

Art. 5.§ 1. Om ontvankelijk te zijn moet de beginselaanvraag aan de volgende cumulatieve voorwaarden beantwoorden : 1° in de voorgeschreven vormen en termijnen ingediend worden;2° het geheel van de elementen vereist in artikel 23, § 2, van het decreet bevatten. De Administratie verzoekt, in voorkomend geval, het cultureel centrum zijn aanvraagdossier in te vullen of nader te bepalen binnen de termijn die ze vaststelt.

Bij gebrek aan een antwoord binnen de termijn bedoeld in het tweede lid, of indien het aanvraagdossier onvolledig blijkt, is de beginselaanvraag van rechtswege onontvankelijk. § 2. De Administratie beslist over de ontvankelijkheid van de aanvraag en deelt haar beslissing mee aan het cultureel centrum per aangetekende brief of langs elektronische weg waarbij de verzending en het ogenblik van verzending bewezen kunnen worden, alsook de identiteit van de verzender. § 3. Indien de aanvraag ontvankelijk is, vermeldt de mededeling bedoeld in § 2 de persoonlijke gegevens van de inspecteur die belast is met het opmaken van een verslag over de beginselaanvraag.

Bij ontvangst van de mededeling informeert het cultureel centrum de inspecteur bedoeld in het eerste lid over de data en plaatsen van zijn openbare activiteiten en geeft hem een afschrift van alle documenten, oproepingsbrieven en notulen van de zittingen van de algemene vergadering, de raad van bestuur en de oriëntatieraad, alsook de publicaties die aan de leden en de bevolking gericht zijn.

Art. 6.De Administratie bezorgt de ontvankelijke aanvraag aan de Commissie voor de culturele centra, samen met het verslag van de Inspectie, binnen de termijn bedoeld in artikel 23, § 3, eerste lid, van het decreet.

Na advies van de Commissie voor de culturele centra, uitgebracht binnen de termijn bedoeld in artikel 23, § 3, derde lid, van het decreet, bezorgt de Administratie het volledige dossier aan de Minister, samen met een ontwerp van beslissing.

De Minister geeft zijn beslissing aan de Administratie die ze aan het cultureel centrum meedeelt binnen de termijn bedoeld in artikel 23, § 4, tweede lid 2, van het decreet, per aangetekende brief of langs elektronische weg waarbij de verzending en het ogenblik van de verzending bewezen kunnen worden, alsook de identiteit van de verzender. Afdeling 2. - Toekenning van de erkenning

Onderafdeling 1. - Erkenning van de algemene culturele actie

Art. 7.Het cultureel centrum dient de aanvraag om erkenning van de algemene culturele actie bedoeld in artikel 24 van het decreet in bij de Administratie in de vormen en termijnen vastgesteld door de Minister en bekendgemaakt op de website van de Administratie.

Art. 8.Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag om erkenning aan de volgende cumulatieve voorwaarden beantwoorden : 1° in de voorgeschreven vormen en termijnen ingediend worden;2° het geheel van de elementen vereist in artikel 24, tweede lid, van het decreet bevatten;3° de samenstelling van het professioneel team van het cultureel centrum in de zin van de artikelen 95 en 96 van het decreet bijvoegen;4° de verbintenissen inzake de globale bijdrage van het geassocieerde bestuur(en) bijvoegen;5° in voorkomend geval een positieve beginselbeslissing krijgen die overeenkomstig artikel 23 van het decreet gegeven wordt. Onderafdeling 2. - Erkenning van de geïntensifieerde culturele actie

Art. 9.§ 1. Het cultureel centrum dat de erkenning van een geïntensifieerde culturele actie bedoeld in artikel 28 van het decreet aanvraagt, is ertoe gehouden bij de erkenningsaanvraag van zijn algemene culturele actie, naast de elementen vereist in artikel 8, het volgende te voegen : 1° de beschrijving van de geïntensifieerde culturele actie die het cultureel centrum wil voeren in het project van culturele actie bedoeld in artikel 9, derde lid, van het decreet, met vermelding van de wijze waarop de intensivering verwezenlijkt wordt;2° een argumentenreeks over de opportuniteit van de intensivering van het project van culturele actie, inzonderheid de culturele ontwikkeling. § 2. In het geval dat verschillende culturele centra gezamenlijk de erkenning van een geïntensifieerde culturele actie aanvragen, zijn ze ertoe gehouden één onder hen aan te stellen, hierna « het culturele referentiecentrum van het project van de geïntensifieerde culturele actie », om deze in het kader van de betrekkingen met de Administratie te vertegenwoordigen.

Enkel het cultureel referentiecentrum van het project van de geïntensifieerde culturele actie is ertoe gehouden de elementen bedoeld in § 1 bij de erkenningsaanvraag van zijn algemene culturele actie te voegen. Het voegt, naast zijn aanvraag, het bewijs van zijn aanstelling door de andere culturele centra om ze te vertegenwoordigen.

Art. 10.Om ontvankelijk te zijn moet de erkenningsaanvraag van de geïntensifieerde culturele actie aan de volgende cumulatieve voorwaarden beantwoorden : 1° simultaan aan een erkenningsaanvraag van de algemene culturele actie ingediend worden;2° het geheel van de elementen bedoeld in artikel 9, § 1 bevatten;3° in voorkomend geval ingediend worden door het cultureel referentiecentrum van het project van de geïntensifieerde culturele actie en het bewijs bevatten van de aanstelling ervan door de andere culturele centra.

Art. 11.Onverminderd de andere erkenningsvoorwaarden vastgesteld door het decreet wordt de opportuniteit van de intensivering geëvalueerd op basis van de volgende elementen : 1° de kwaliteit en de relevantie van de intensivering van het project van de culturele actie worden bepaald, inzonderheid inzake omvang van het project, verdieping van de deelname van de bevolkingsgroepen, verankering, partnerschappen met culturele operatoren of uitstraling van de culturele actie over een projectgebied;2° het maximaal aantal erkenningen voor de betrokken geografische zone, berekend overeenkomstig artikel 27 van het decreet, is niet bereikt;3° de coherentie tussen de middelen, inzonderheid menselijke, en de nagestreefde doeleinden. Onderafdeling 3. - Erkenning van de gespecialiseerde culturele actie

Art. 12.Het cultureel centrum dat de erkenning van één of meer gespecialiseerde culturele acties bedoeld in artikel 30 van het decreet aanvraagt, is ertoe gehouden bij de erkenningsaanvraag van zijn algemene culturele actie, naast de elementen vereist in artikel 8, het volgende te voegen : 1° de beschrijving van de gespecialiseerde culturele actie(s) die het wil voeren in het project van culturele actie bedoeld in artikel 9, derde lid, van het decreet, met vermelding van ten minste : a) de wijze waarop de specialisatie verwezenlijk wordt;b) de algemene en operationele doelstellingen betreffende deze gespecialiseerde culturele acties;c) de meerwaarde gebracht aan het project van culturele actie;d) de verhouding tussen de gespecialiseerde culturele acties en de algemene culturele actie;e) de relaties en de samenwerkingsbanden die overwogen of ontwikkeld worden met de sectorale operatoren.2° de argumentenreeks over de opportuniteit van de specialisatie van het project van culturele actie bedoeld in artikel 30, 7°, van het decreet.

Art. 13.De erkenning van de gespecialiseerde culturele actie(s) mag niet toegekend worden onafhankelijk van de erkenning van de algemene culturele actie van het cultureel centrum.

Art. 14.Om ontvankelijk te zijn moet de erkenningsaanvraag van de gespecialiseerde culturele actie(s) aan de volgende cumulatieve voorwaarden beantwoorden : 1° simultaan aan een erkenningsaanvraag van de algemene culturele actie ingediend worden;2° het geheel van de elementen bedoeld in artikel 12 bevatten.

Art. 15.Onverminderd de andere erkenningsvoorwaarden vastgesteld door het decreet is de opportuniteit van de specialisatie geëvalueerd : 1° wat betreft de coherentie met de algemene culturele actie, op advies van de Commissie voor de culturele centra;2° wat betreft de adequatie met de algemene beginselen van het betrokken sectorale beleid, op advies van de bevoegde sectorale adviesinstantie. Onderafdeling 4. - Erkenning van de gespecialiseerde culturele actie voor de verspreiding van de podiumkunsten

Art. 16.Het cultureel centrum dat de erkenning van een gespecialiseerde culturele actie voor de verspreiding van de podiumkunsten bedoeld in artikel 32 van het decreet aanvraagt, is ertoe gehouden bij de erkenningsaanvraag van de algemene culturele actie, naast de elementen vereist in artikel 8, het volgende te voegen : 1° de beschrijving van de gespecialiseerde culturele actie voor de verspreiding van de podiumkunsten dat het centrum wil voeren in het kader van het project van de culturele actie bedoeld in artikel 9, derde lid, van het decreet, met vermelding van de wijze waarop de specialisatie verwezenlijkt wordt;2° de argumentenreeks over de opportuniteit van de specialisatie in de verspreiding van de podiumkunsten, inzonderheid de culturele ontwikkeling.

Art. 17.De erkenning van de gespecialiseerde culturele actie voor de verspreiding van de podiumkunsten mag niet toegekend worden onafhankelijk van de erkenning van de algemene culturele actie van het cultureel centrum.

Art. 18.Om ontvankelijk te zijn moet de erkenningsaanvraag van de gespecialiseerde culturele actie voor de verspreiding van de podiumkunsten aan de volgende cumulatieve voorwaarden beantwoorden : 1° simultaan aan een erkenningsaanvraag van de algemene culturele actie ingediend worden;2° het geheel van de elementen bedoeld in artikel 16 bevatten.

Art. 19.§ 1. Onverminderd de andere erkenningsvoorwaarden vastgesteld door het decreet is de opportuniteit van de specialisatie in de verspreiding van de podiumkunsten op basis van de volgende elementen geëvalueerd : 1° de kwaliteit en de relevantie van de specialisatie in de verspreiding van de podiumkunsten van het project van culturele actie worden vastgesteld inzonderheid in termen van territoriale verdeling en netwerking;2° het programma voor de verspreiding bedoeld in artikel 32, § 1, 5°, van het decreet integreert ten minste 40 voorstellingen per seizoen;3° het cultureel centrum beschikt ten minste over een hoofdzaal voor spektakels in eigen beheer die aan de volgende kenmerken beantwoordt : a) de dimensies van het plateau zijn te minste 8 meter open, 5 meter diep en 4 meter hoog;b) de capaciteit van de zaal heeft ten minste 150 zitplaatsen;4° het personeel bestemd voor de disciplines van de podiumkunsten is ten minste samengesteld uit één voltijds equivalent belast met de programmering en één voltijds equivalent belast met de professionele technische begeleiding. § 2. In afwijking hiervan kan de gespecialiseerde culturele actie voor de verspreiding van de podiumkunsten van het cultureel centrum die niet aan één van de voorschriften bedoeld in § 1, eerste lid, 2° en 3° beantwoordt, toch erkend worden in functie van de volgende cumulatieve voorwaarden : 1° het verschil met de voorgeschreven capaciteit, de dimensies of het volume van de voorstellingen is niet duidelijk;2° uit het dossier van de aanvraag van het cultureel centrum blijkt dat dit verschil de kwaliteit van de gespecialiseerde culturele actie voor de verspreiding van de podiumkunsten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, niet zal beïnvloeden. Onderafdeling 5. - Behandeling van de aanvragen

Art. 20.§ 1. De Administratie onderzoekt de ontvankelijkheid van de erkenningsaanvragen en, in voorkomend geval, verzoekt het cultureel centrum zijn dossier in te vullen of nader te bepalen binnen de termijn bedoeld in artikel 33, § 1, derde lid, van het decreet. § 2. De Administratie beslist over de ontvankelijkheid van de aanvraag en deelt haar beslissing mee aan het cultureel centrum binnen de termijn bedoeld in artikel 33, § 1, tweede lid, van het decreet per aangetekende brief of langs elektronische weg waarbij de verzending en het ogenblik van verzending bewezen kunnen worden, alsook de identiteit van de verzender. § 3. Indien de aanvraag ontvankelijk is, vermeldt de mededeling bedoeld in § 2 de persoonlijke gegevens van de inspecteur die belast is met het opstellen van een verslag over de toekenning van de erkenning.

Bij ontvangst van de mededeling informeert het cultureel centrum de inspecteur bedoeld in het eerste lid over de data en plaatsen van zijn openbare activiteiten en geeft hem een afschrift van alle documenten, oproepingsbrieven en notulen van de zittingen van de algemene vergadering, de raad van bestuur en de oriëntatieraad, alsook de publicaties gericht aan de leden en de bevolking.

Art. 21.De Administratie legt voor advies de ontvankelijke aanvragen voor aan de instanties bedoeld in artikel 33, § 2, van het decreet.

Na de adviezen van de instanties bedoeld in het eerste lid, uitgebracht overeenkomstig de artikelen 34 tot 37 van het decreet, bezorgt de Administratie het volledige dossier aan de Minister, samen met een ontwerp van beslissing.

De Minister bezorgt zijn beslissing aan de Administratie die ze meedeelt aan het cultureel centrum binnen de termijn bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het decreet, per aangetekende brief of langs elektronische weg waarbij de verzending en het ogenblik van de verzending bewezen kunnen worden, alsook de identiteit van de verzender. Afdeling 3. - Proefperiode

Art. 22.De beslissing waarbij een proefperiode opgelegd wordt, vermeldt ten minste : 1° de duur van de proefperiode van één jaar en de mogelijkheid om deze één enkele keer te hernieuwen;2° de verplichtingen die het cultureel centrum moet naleven tijdens de proefperiode;3° het overzicht van de voorwaarden die niet nageleefd worden om een niet meer dan een erkenning te bekomen;4° het bedrag van de toegekende specifieke hulpverlening.

Art. 23.Na de proefperiode onderzoekt de Administratie de naleving van de voorwaarden voor de erkenning en vraagt het advies van de Commissie voor de culturele centra.

Na advies van de Commissie voor de culturele centra, uitgebracht binnen een termijn van zestig dagen na de ontvangst van de aanvraag om advies, bezorgt de Administratie het volledige dossier aan de Minister, samen met een ontwerp van beslissing.

Indien, na de proefperiode, het cultureel centrum het geheel van de voorwaarden voor de erkenning naleeft, sluiten de betrokken partijen een programma-overeenkomst af voor de overblijvende duur van de periode van vijf jaar bedoeld in artikel 39 van het decreet, na aftrek van de afgelopen proefperiode. Afdeling 4. - Hernieuwing van de erkenning

Art. 24.Het cultureel centrum dat de hernieuwing van zijn erkenning aanvraagt, is ertoe gehouden, binnen de termijn bedoeld in artikel 44 van het decreet en volgens de vormen voorgeschreven door de Minister die bekendgemaakt worden op de website van de Administratie, een dossier met de aanvraag in te dienen overeenkomstig de artikelen 7 tot 19 van dit besluit.

Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag om hernieuwing bovendien het algemeen verslag van zelfevaluatie bedoeld in artikel 81 van het decreet omvatten.

Art. 25.De aanvraag om hernieuwing wordt behandeld overeenkomstig de artikelen 20 tot 23, met inbegrip van de mogelijkheid om een proefperiode op te leggen. Afdeling 5. - Intrekking van de erkenning

Art. 26.§ 1. Indien het cultureel centrum de bepalingen van het decreet of van dit besluit niet naleeft, maant de Administratie het cultureel centrum aan om de nodige maatregelen te nemen om deze toestand te verhelpen.

De aanmaning vermeldt ten minste : 1° het overzicht van de vastgestelde gebreken;2° de termijn bedoeld in artikel 47, tweede lid, van het decreet, waarin het cultureel centrum de vastgestelde gebreken moet verhelpen;3° de sanctie voorzien in artikel 47, vijfde en zesde lid, van het decreet in het geval dat de vastgestelde gebreken binnen de termijn niet verholpen kunnen worden. § 2. Indien de Minister beslist volledig of gedeeltelijk de toekenning van één of meer subsidies te schorsen, vermeldt de aanmaning bedoeld in § 1, tweede lid, deze schorsing.

Art. 27.§ 1. Indien, na de termijn bedoeld in artikel 47, tweede lid, van het decreet, gebreken blijven bestaan, vraagt de Administratie het advies van de Commissie voor de culturele centra met toepassing van artikel 47, derde lid, van het decreet en informeert onverwijld het betrokken cultureel centrum hierover dat kan vragen om door de commissie verhoord te worden. § 2. Na advies van de Commissie voor de culturele centra, uitgebracht binnen de termijn bedoeld in artikel 47, vierde lid, van het decreet, bezorgt de Administratie het volledige dossier aan de Minister, samen met haar advies, het verslag van de inspectie en een ontwerp van beslissing.

De Minister bezorgt zijn beslissing aan de Administratie die ze meedeelt aan het cultureel centrum binnen de dertig dagen na de ontvangst van de beslissing per aangetekende brief of langs elektronische weg waarbij de verzending en de datum van de verzending bewezen kunnen worden, alsook de identiteit van de verzender.

Art. 28.Onverminderd de toepassing van de artikelen 11 tot 14 van de wet van 16 mei 2003, heeft de intrekking van de erkenning uitwerking met ingang van de eerste dag van de zevende maand volgend op de mededeling van de beslissing van de Minister door de Administratie. Afdeling 6. - Interne administratieve beroepen

Art. 29.De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de beroepen bedoeld in de artikelen 23, § 5, 43 en 48 van het decreet.

Art. 30.§ 1. Bij een negatieve beslissing beschikt het cultureel centrum over een termijn van dertig dagen na de mededeling van de beslissing per aangetekende brief of langs elektronische weg waarbij de verzending en de datum van de verzending bewezen kunnen worden, alsook de identiteit van de verzender om een beroep bij de Administratie in te dienen.

Om ontvankelijk te zijn moet het beroep aan de volgende cumulatieve voorwaarden beantwoorden : 1° binnen de termijn bedoeld in het eerste lid ingediend worden;2° volgens de vormen voorgeschreven door de Minister en bepaald bij de mededeling van de beslissing ingediend worden;3° de argumenten aangehaald door het cultureel centrum tegen de beslissing bevatten. § 2. De Administratie beslist over de ontvankelijkheid van het beroep en deelt haar beslissing aan het cultureel centrum mee.

Binnen een termijn van dertig dagen na de indiening van het beroep bezorgt de Administratie de ontvankelijke beroepen aan de Commissie voor de culturele centra, samen met haar advies en het verslag van de Inspectie. § 3. De Commissie voor de culturele centra formuleert haar advies, binnen een termijn van zestig dagen na de ontvangst van het advies van de Administratie.

Indien het cultureel centrum in zijn beroep daarom uitdrukkelijk verzoekt, wordt het verhoord door de Commissie voor de culturele centra om zijn argumenten uiteen te zetten. § 4. Na advies van de Commissie voor de culturele centra bezorgt de Administratie het volledige dossier aan de Minister, samen met een ontwerp van beslissing.

De Minister bezorgt zijn beslissing aan de Administratie die ze aan het cultureel centrum meedeelt binnen de dertig dagen na de ontvangst van de beslissing, per aangetekende brief of langs elektronische weg waarbij de verzending en het ogenblik van de verzending bewezen kunnen worden, alsook de identiteit van de verzender. HOOFDSTUK 5. - Facultatief voorafgaand advies

Art. 31.Ter informatie kan het cultureel centrum waarvan de algemene culturele actie erkend wordt, aan de Commissie voor de culturele centra een voorafgaand advies vragen over de opportuniteit om een samenwerkingsproject uit te werken of om een geïntensifieerde culturele actie, een gespecialiseerde culturele actie of een gespecialiseerde culturele actie voor de verspreiding van de podiumkunsten te ontwikkelen met het oog op de mogelijke latere indiening, bij de hernieuwing, van een erkenningsaanvraag ter aanvulling van de algemene culturele actie.

Daartoe dient het cultureel centrum een aanvraag om advies in, in de vormen en termijnen voorgeschreven door de Administratie en bekendgemaakt op zijn website.

De Commissie voor de culturele centra brengt haar advies uit binnen een termijn van zestig dagen na de bezorging van de aanvraag door de Administratie.

Het advies dat uitgebracht wordt overeenkomstig dit artikel, is indicatief en loopt niet vooruit op het einde van de erkenningsprocedure die daarna eventueel ingediend zou worden. HOOFDSTUK 6. - Subsidiëring Afdeling 1. - Geïntensifieerde culturele actie

Art. 32.Het bedrag van de bijkomende subsidie bedoeld in artikel 68 van het decreet wordt bepaald in functie van de bevolking gevestigd op het gebied van het project waarop de geïntensifieerde culturele actie zich uitbreidt.

Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten wordt dit bedrag als volgt berekend : 1° beneden de 50 000 inwoners wordt de bijkomende subsidie tot hoogstens 150.000 euro beperkt; 2° tussen 50 000 en 100 000 inwoners wordt de bijkomende subsidie tot hoogstens 300.000 euro beperkt; 3° boven de 100 000 inwoners wordt de bijkomende bijdrage tot hoogstens 400.000 euro beperkt. Afdeling 2. - Gespecialiseerde culturele actie voor de verspreiding

van de podiumkunsten

Art. 33.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten wordt het bedrag van de bijkomende subsidie bedoeld in artikel 70 van het decreet als volgt bepaald : 1° indien het cultureel centrum de minimale voorschriften bedoeld in artikel 19, § 1, naleeft zonder trouwens de voorschriften bedoeld in deze paragraaf onder 2° na te leven, wordt de bijkomende subsidie tot hoogstens 150.000 euro beperkt; 2° de bijkomende subsidie wordt tot hoogstens 275.000 euro beperkt indien het cultureel centrum, zonder trouwens de voorschriften bedoeld in 3° te bereiken, de hierna vermelde minimale voorschriften naleeft : a) het programma voor de verspreiding integreert ten minste 70 voorstellingen per seizoen;b) de dimensies van het plateau van de hoofdzaal zijn ten minste 10 meter open, 6 meter diep en 4 meter hoog;c) de hoofdzaal heeft een capaciteit van ten minste 250 zitplaatsen;d) het personeel toegewezen aan de disciplines van de podiumkunsten bestaat uit ten minste 1,5 voltijds equivalent belast met de programmering en 1,5 voltijds equivalent belast met de professionele technische begeleiding; 3° de bijkomende subsidie is beperkt tot hoogstens 400.000 euro indien het cultureel centrum de hierna vermelde voorschriften naleeft : a) het verspreidingsprogramma integreert ten minste 100 voorstellingen per seizoen;b) de dimensies van het plateau van de hoofdzaal zijn ten minste 12 meter open, 8 meter diep en 6 meter hoog;c) de hoofdzaal heeft een capaciteit van ten minste 350 zitplaatsen;d) het cultureel centrum beschikt over een zaal van spektakel in eigen beheer;e) het personeel toegewezen aan de disciplines van de podiumkunsten bestaat ten minste uit twee voltijdse equivalenten belast met de programmering en uit twee voltijdse equivalenten belast met de professionele technische begeleiding. § 2. In afwijking hiervan kan het cultureel centrum dat één van de voorschiften bedoeld in 1, 2°, a) tot c), of 3°, a) tot c) niet naleeft, toch in aanmerking komen voor het maximaal bedrag van de overeenstemmende bijkomende subsidie met inachtneming van de volgende cumulatieve voorwaarden : 1° het verschil met de voorgeschreven capaciteit, de dimensies of het volume van de voorstelling is niet significant;2° uit het dossier van de aanvraag van het cultureel centrum blijkt dat dit verschil de kwaliteit van de gespecialiseerde culturele actie voor de verspreiding van de podiumkunsten niet zal beïnvloeden. Afdeling 3. - Subsidies voor uitzonderlijke culturele acties

Art. 34.Het cultureel centrum dat een tegemoetkoming in de uitgaven veroorzaakt door de uitzonderlijke culturele acties bedoeld in artikel 59, tweede lid, van het decreet aanvraagt, dient zijn aanvraag in bij de Administratie in de vormen en termijnen die ze voorschrijft en bekendmaakt op zijn website.

De aanvraag bevat de volgende elementen : 1° een beschrijving van het projet waarbij bepaald wordt : a) de context waarin het project past;b) de doelstellingen nagestreefd door het project, alsook de strategieën en methodologie die uitgevoerd worden om ze te verwezenlijken;c) de concrete acties die ontwikkeld zullen worden in het kader van het project;d) de identificatie van de doelpublieken;e) de plaats van het project in het project van de culturele actie en de meerwaarde toegebracht ten opzichte van deze;f) ingeval van partnerschap, de beschrijving van de respectieve rollen en inbrengen van de verschillende partners;2° de algemene kalender van het project;3° een gedetailleerde begroting, met de vooruitzichten van de uitgaven en ontvangsten, met inbegrip van de mogelijke bijkomende overheidsfinancieringen en de inbrengen in coproductie.

Art. 35.De opportuniteit van de tegemoetkoming wordt geëvalueerd op basis van de volgende cumulatieve elementen : 1° de kwaliteit en de relevantie van het project ten opzichte van de het project van de culturele actie van het cultureel centrum worden vastgesteld;2° de voorkeur wordt gegeven aan de projecten : a) die in het bijzonder ten doel hebben de ongelijkheden in de uitoefening van het recht op cultuur te verminderen;b) die ontwikkeld worden in partnerschap met de culturele, socioculturele of sociale verenigingen van de betrokken gebieden of met andere culturele centra;3° het globaal budgettair evenwicht van het project wordt verzekerd inzonderheid door de aanwezigheid van andere bronnen van financiering dan de tegemoetkoming bedoeld in artikel 59, tweede lid, van het decreet. Afdeling 4. - Buitengewone subsidies voor uitrusting of inrichting

Art. 36.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten worden de buitengewone subsidies voor uitrusting of inrichting bedoeld in artikel 61, eerste lid, van het decreet onder de volgende voorwaarden toegekend : 1° de tegemoetkoming van de Franse Gemeenschap wordt beperkt tot 60 % van het gecumuleerd bedrag van de uitgaven gedekt door de subsidie;2° eenzelfde cultureel centrum kan slechts één enkele tegemoetkoming per kalenderjaar aanvragen. Voor de toepassing van de voorwaarde bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt geen rekening gehouden met de subsidie voor eerste oprichting die eventueel toegekend wordt overeenkomstig artikel 61, derde lid, van het decreet.

Art. 37.Het cultureel centrum dient de aanvraag om subsidie in bij de Administratie in de vormen en termijnen die ze voorschrijft en bekendmaakt op zijn website site internet.

De aanvraag bevat de volgende elementen : 1° een beschrijving van het aangevraagde materiaal;2° een argumentenreeks waarbij het belang voor het cultureel centrum om over het aangevraagde materiaal te beschikken, gedetailleerd wordt;3° budgettaire vooruitzichten van het aangevraagde materiaal, gebaseerd op ten minsten drie onveranderlijke bestekken.

Art. 38.Het bedrag van de subsidie voor eerste oprichting bedoeld in artikel 61, derde lid, van het decreet wordt op 10.000 euro per cultureel centrum vastgesteld.

Deze subsidie heeft als doel bij te dragen in de kosten voor de oprichting, de inrichting en de eerste inrichting van het cultureel centrum.

De subsidie kan niet toegekend worden aan een cultureel centrum dat erkend werd overeenkomstig het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van toelagen aan de culturele centra. Afdeling 5. - Uitbetaling van de subsidies

Art. 39.De jaarlijkse subsidie bedoeld in artikel 57 van het decreet wordt uitbetaald als volgt : 1° een eerste schijf die 85 % van het bedrag van de subsidie vertegenwoordigt, wordt uitbetaald in de loop van het eerste kwartaal van het kalenderjaar;2° het saldo wordt uitbetaald na ontvangst, analyse en goedkeuring van de bewijsstukken bedoeld in artikel 62 van het decreet.

Art. 40.De andere subsidies bedoeld in dit hoofdstuk worden uitbetaald als volgt : 1° een eerste schijf die ten hoogstens 85 % van het bedrag van de subsidie vertegenwoordigt, wordt uitbetaald binnen de 30 dagen van de mededeling van het besluit van de subsidie aan de rechthebbende;2° het saldo wordt uitbetaald na ontvangst, analyse en goedkeuring van de bewijsstukken bepaald in de beslissing van toekenning. Afdeling 6. - Bijdrage van de geassocieerde overheidsbesturen

Art. 41.De globale bijdrage van de geassocieerde overheidsbesturen die in aanmerking kan genomen wordt, wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling, na aftrek van de kosten gefactureerd door deze besturen aan het cultureel centrum.

Art. 42.§ 1. De financiële bijdrage bedoeld in artikel 72, § 2, van het decreet bevat : 1° de subsidies die rechtstreeks toegekend worden door het (de) geassocieerd(e) overheidsbestuur(en) aan het cultureel centrum en die ingeschreven worden in de programma-overeenkomst;2° de tenlasteneming door het (de) geassocieerd(e) overheidsbestuur(en) van de structurele en herhaalde uitgaven ten gunste van het cultureel centrum. § 2. Kunnen afgerekend worden als uitgaven bedoeld in § 1, eerste lid, 2°, op voorwaarde dat ze in de programma-overeenkomst ingeschreven zijn en dat ze controleerbaar zijn : 1° de kosten van de leningen, huurgelden betaald aan een derde eigenaar, de afschrijvingen van de uitrusting, de onderhoudskosten die wettelijk ten laste vallen van de huurder en de kosten voor de energievoorziening van het gebouw dat ter beschikking gesteld wordt van het cultureel centrum, naar rata van de ruimte en de duur van het gebruik van deze laatste;2° de loonkosten van het personeel dat ter beschikking wordt gesteld van het cultureel centrum, naar rata van de werktijd die effectief ter beschikking wordt gesteld en op voorlegging van een overeenkomst die voorziet in een delegatie van de overheid naar de directie van het cultureel centrum;3° de kosten van de gewone leveringen die nuttig of noodzakelijk zijn voor de activiteiten van het cultureel centrum, met inbegrip van de kosten van papierfabricage, drukkerij en reprografie, de post- en boodschapskosten, alsook de werkelijke kosten van brandstof;4° de overeenkomsten van de prestaties van diensten betreffende de gewone uitgaven die nuttig of noodzakelijk zijn voor de activiteiten van het cultureel centrum, met inbegrip van de prestaties van de preventieadviseur, van erkende instellingen voor de controle op de gelijkvorming, de arbeidsgeneeskunde en het sociaal secretariaat, de leasingovereenkomsten van het voertuig of het materieel, alsook de verzekeringsovereenkomsten die wettelijk ten laste vallen van de huurder of die gebonden zijn aan de activiteit van het cultureel centrum. De uitgaven bedoeld in het eerste lid die deel uitmaken van de globale overeenkomsten afgesloten door het geassocieerde overheidsbestuur, worden afgerekend naar rata van het gedeelte dat werkelijk en uitsluitend toegewezen wordt aan het cultureel centrum.

Art. 43.De bijdrage in de vorm van diensten bedoeld in artikel 72, § 1, van het decreet bevat de hulp en de diensten die rechtstreeks verleend worden door het (de) geassocieerde overheidsbestuur(en) ten gunste van het cultureel centrum.

Kunnen gewaardeerd worden als hulp en diensten bedoeld in het eerste lid, op voorwaarde dat ze in de programma-overeenkomst ingeschreven zijn : 1° de diensten verleend door het werklieden- en bestuurspersoneel van het geassocieerde overheidsbestuur, op basis van het uurloon van de verschillende ambten en voor zover een trekkingsrecht van een minimum aantal uren per jaar bepaald zou worden, alsook een jaarlijkse gequantiseerde inventaris van de toegekende diensten;2° de terbeschikkingstelling van het rollend materieel behorend tot het geassocieerde overheidsbestuur, met of zonder chauffeur;3° de prestaties van het hulppersoneel, op voorwaarde dat een gewaarborgd kapitaal uren in de programma-overeenkomst ingeschreven wordt. HOOFDSTUK 7. - Overeenkomst tussen overheden

Art. 44.De Minister bepaalt het type programma-overeenkomst bedoeld in artikel 79 van het decreet. HOOFDSTUK 8. - Waarnemer van de Regering

Art. 45.§ 1. De beslissing van de Minister om de waarnemer bedoeld in artikel 91 van het decreet aan te stellen, bevat de volgende elementen : 1° de beschrijving van de opdracht toevertrouwd aan de waarneming;2° de duur van de opdracht;3° de frequentie volgens dewelke de waarnemer verslag brengt aan de Minister voor de uitoefening van zijn mandaat. De beslissing bedoeld in het eerste lid wordt aan het cultureel centrum meegedeeld. § 2. De natuurlijke persoon die door de Minister benoemd wordt tot waarnemer, ondertekent een handvest « Handvest van de waarnemer » genoemd, waarvan het model bepaald wordt door de Minister. Dit handvest bepaalt de verbintenissen die de waarnemer naleeft in het kader van de uitoefening van zijn mandaat binnen het cultureel centrum waarvan de culturele actie erkend wordt, inzonderheid : 1° actief zijn in alle omstandigheden op een coherente manier ten opzichten van de openbare doelstellingen;2° actief zorgen voor de belangen van het cultureel centrum en van de Franse Gemeenschap;3° de Minister en de Administratie informeren over elke relevante informatie gebonden aan de toevertrouwde opdracht, en over elke daad gesteld ter uitvoering van de opdracht. De benoeming van de waarnemer heeft slechts uitwerking met ingang van de datum van de ondertekening van het handvest door hem. § 3. Overeenkomstig artikel 91 van het decreet bezorgt het cultureel centrum waar de waarnemer zijn opdracht uitoefent, de uitnodigingen op elke vergadering van de raad van bestuur en de algemene vergadering tijdens de periode gedekt door de opdracht.

De waarnemer die door de Minister wordt aangesteld, is niet stemgerechtigd wanneer hij de vergaderingen van de beheersorganen van de vereniging zonder winstoogmerk bijwoont.

Het cultureel centrum waar de waarnemer zijn opdracht uitoefent, geeft hem toegang tot de stukken en documenten die nuttig zijn voor de uitoefening van zijn opdracht. § 4. Wanneer de waarnemer geen lid is van een ministerieel kabinet van een minister van de Regering van de Franse Gemeenschap, noch een vastbenoemd of contractueel personeelslid van het Ministerie van de Franse Gemeenschap is, wordt hem een bezoldiging toegekend die de vorm neemt van een presentiegeld alsook vergoedingen voor de vervoerkosten.

Het presentiegeld bedoeld in het eerste lid bedraagt 50 euro voor een halve dag werk.

De vergoeding voor de vervoerkosten bedoeld in het eerste lid beoogt de verplaatsingen tussen de woonplaats van de waarnemer en de plaats van de vergadering of de plaats van de vervulling van elke taak die nuttig is om de opdracht beschreven in de beslissing bedoeld in § 1 ten goede te brengen. Deze vergoeding wordt toegekend overeenkomstig de geldende regelgeving voor de personeelsleden van rang 12 van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.

Het maximum bedrag van de vergoeding stemt overeen met een treinticket van eerste klasse. HOOFDSTUK 9. - Directie van het cultureel centrum

Art. 46.§ 1. Het ambtsprofiel van directeur bedoeld in artikel 92, § 2, van het decreet bevat ten minste de informatie betreffende : 1° de criteria van de ontvankelijkheid van de kandidaturen waaronder inzonderheid : a) de vereiste diploma's;b) de vereiste beroepservaring;2° de inhoud van het ambt, waaronder inzonderheid : a) de opdrachten van het cultureel centrul en zijn culturele acties erkend overeenkomstig het decreet;b) de doelstellingen, taken en verantwoordelijkheden gebonden aan het ambt;c) de vereiste technische vaardigheden;d) de vereiste gedragsvaardigheden;3° de selectieprocedure;4° de arbeidsvoorwaarden, waaronder inzonderheid : a) de plaats en het werkrooster;b) de voorwaarden voor de behandeling en voordelen gebonden aan het ambt. § 2. Het ambtsprofiel van directeur moet op een gepaste manier bekendgemaakt worden, langs aangepaste verspreidingskanalen gezien inzonderheid het gebied gedekt door het cultureel centrum en zijn volume van activiteiten.

In alle gevallen bevatten de verspreidingskanalen ten minste een bekendmaking op het website van de Administratie. HOOFDSTUK 1 0. - Samenwerking tussen de culturele centra en de representatieve organisaties Afdeling 1. - Samenwerking tussen de cuturele centra

Art. 47.Het cultureel centrum met het oog op de samenwerking in de zin van artikel 54 van het decreet dient bij de Administratie een aanvraag om erkenning in van het samenwerkingsproject in de vormen en termijnen bepaald door de Minister en bekendgemaakt op de website van de Administratie.

Art. 48.Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag om erkenning aan de volgende cumulatieve voorwaarden beantwoorden : 1° binnen de voorgeschreven vormen en termijnen ingediend worden;2° het geheel van de elementen vereist in artikel 56 van het decreet bevatten;3° ingediend worden door het cultureel centrum met het oog op de samenwerking in de zin van artikel 54 van het decreet en het bewijs bevatten van de aanstelling van dit door de andere culturele centra.

Art. 49.De subsidie bedoeld in artikel 71 van het decreet wordt toegekend binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten en bestaat uit : 1° een vast jaarlijks bedrag dat 15.000 euro niet mag overschrijden; 2° een variabel bijkomend jaarlijks bedrag dat 15.000 euro per cultureel partnercentrum niet mag overschrijden.

Ze wordt uitbetaald aan het cultureel centrum met het oog op de samenwerking overeenkomstig artikel 40.

Art. 50.De procedure voor de behandeling van de aanvragen om erkenning van een samenwerkingsproject wordt bepaald als volgt : 1° indien de aanvraag ingediend wordt simultaan aan de aanvraag om erkenning van de algemene culturele actie, wordt ze behandeld overeenkomstig de artikelen 20 en 21;2° indien de aanvraag ingediend wordt tijdens de erkenning, wordt ze behandeld overeenkomstig de artikelen 51 en 52.

Art. 51.§ 1. De Administratie onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvragen en, in voorkomend geval, verzoekt het cultureel centrum met het oog op de samenwerking zijn aanvraagdossier in te vullen of nader te bepalen binnen de termijn die ze vaststelt.

Bij gebrek aan een antwoord binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, of indien het dossier van de aanvraag onvolledig blijkt, wordt de aanvraag om erkenning van rechtswege onontvankelijk. § 2. De Administratie beslist over ontvankelijkheid van de aanvraag en deelt haar beslissing mee aan het cultureel centrum per aangetekende brief of langs elektronische weg waarbij de verzending en het ogenblik van de verzending bewezen kunnen worden, alsook de identiteit van de verzender.

Art. 52.Indien de aanvraag ontvankelijk is, bezorgt de Administratie deze, samen met het advies van de Inspectie, aan de Commissie voor de culturele centra en, in voorkomend geval, aan de bevoegde sectorale instantie.

Na adviezen van de instanties bedoeld in het eerste lid, uitgebracht binnen een termijn van 60 dagen na de ontvangst van het advies van de Administratie, wordt het volledige dossier bezorgd door de Administratie aan de Minister, samen met een ontwerp van beslissing.

De Minister bezorgt zijn beslissing aan de Administratie die ze meedeelt aan de aanvrager binnen de dertig dagen na de ontvangst van de beslissing per aangetekende brief of langs elektronische weg waarbij de verzending en het ogenblik van de verzending bewezen kunnen worden, alsook de identiteit van de verzender.

Art. 53.De voorwaarden voor de erkenning van het samenwerkingsproject worden in de programma-overeenkomst geïntegreerd van het cultureel centrum met het oog op de samenwerking, ofwel op het ogenblik van het afsluiten ervan, ofwel bij een aanhangsel.

De duur van de erkenning van het samenwerkingsproject mag in geen enkel geval langer zijn dan de duur van de erkenning van de algemene culturele actie van het cultureel centrum met het oog op de samenwerking. Afdeling 2. - Representatieve organisaties

Art. 54.De aanvraag om erkenning van de federatieve actie bedoeld in artikel 100 van het decreet wordt ingediend door de representatieve organisatie bij de Administratie in de vormen en termijnen bepaald door de Minister en bekengemaakt op de website van de Administratie.

Art. 55.Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag om erkenning aan de volgende cumulatieve voorwaarden beantwoorden : 1° in de voorgeschreven vormen en termijnen ingediend worden;2° het geheel van de elementen vereist in artikel 100, § 1, tweede lid van het decreet bevatten.

Art. 56.§ 1. De Administratie onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvragen en, in voorkomend geval, verzoekt de representatieve organisatie haar aanvraagdossier in te vullen of nader te bepalen binnen de termijn die ze vaststelt Bij gebrek aan een antwoord binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, of indien het dossier van de aanvraag onvolledig blijkt, wordt de aanvraag om erkenning van rechtswege onontvankelijk. § 2. De Administratie beslist over ontvankelijkheid van de aanvraag en deelt haar beslissing mee aan het cultureel centrum per aangetekende brief of langs elektronische weg waarbij de verzending en het ogenblik van de verzending bewezen kunnen worden, alsook de identiteit van de verzender.

Art. 57.Indien de aanvraag ontvankelijk is, bezorgt de Administratie deze, samen met het advies van de Inspectie, aan de Commissie voor de culturele centra.

Na adviezen van de Commissie voor de culturele centra, uitgebracht binnen een termijn van 60 dagen na de ontvangst van het advies van de Administratie, wordt het volledige dossier bezorgd door de Administratie aan de Minister, samen met een ontwerp van beslissing.

De Minister bezorgt zijn beslissing aan de Administratie die ze meedeelt aan de aanvrager binnen de dertig dagen na de ontvangst van de beslissing per aangetekende brief of langs elektronische weg waarbij de verzending en het ogenblik van de verzending bewezen kunnen worden, alsook de identiteit van de verzender.

Art. 58.§ 1. De jaarlijkse subsidie bedoeld in artikel 98 van het decreet wordt uitbetaald als volgt : 1° een eerste schijf die 85 % van het bedrag van de subsidie vertegenwoordigt, wordt uitbetaald in de loop van het eerste kwartaal van het kalenderjaar;2° het saldo wordt uitbetaald na ontvangst, analyse en goedkeuring van de bewijsstukken bepaald in 2. § 2. Hoogstens op 31 juli volgend op het afsluiten van het afgelopen boekjaar, bezorgt de representatieve organisatie waarvan de federatieve actie erkend wordt, het volgende aan de Administratie : 1° een jaarlijks verslag dat het gebruik van de gestorte fondsen verantwoordt en dat uit de volgende stukken bestaat : a) het activiteitenverslag van het afgelopen boekjaar;b) de jaarrekeningen van het afgelopen boekjaar, vastgesteld overeenkomstig het genormaliseerde rekeningstelsel dat beschikbaar is op de website van de Administratie, alsook de bijgehouden tabel van de afschrijvingen;c) het beheersverslag dat de jaarrekeningen verklaart of, in voorkomend geval, het verslag van de bedrijfsrevisor, de boekhoudkundige deskundige of de commissaris der rekeningen;2° een jaarlijks programma dat het volgende bevat : a) het programma van de activiteiten van het lopende boekjaar;b) de bijgehouden begroting van het lopende boekjaar.

Art. 59.§ 1. De representatieve organisatie die de hernieuwing van haar erkenning aanvraagt, is ertoe gehouden, binnen de vormen en termijnen voorgeschreven door de Minister en bekendgemaakt op de website van de Administratie, een aanvraagdossier in te dienen in overeenstemming met artikel 55.

Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag om hernieuwing bovendien een algemeen verslag van zelfevaluatie bevatten dat de resultaten en gevolgen van de federatieve actie analyseert voor de afgelopen periode van de erkenning. § 2. De aanvraag om hernieuwing wordt behandeld overeenkomstig de artikelen 56 en 57. Afdeling 3. - Intrekking van de erkenning

Art. 60.Indien het cultureel centrum met het oog op de samenwerking of de representatieve organisatie de bepalingen van het decreet of dit besluit niet naleven, of indien hun financiële beheer nagekeken ernstige gebreken aantoont, kan de Minister de intrekking van de erkenning opleggen.

De nadere regels bepaald in de artikelen 26 tot 28 zijn van toepassing op deze afdeling, met inbegrip van de mogelijkheid om de toekenning van subsidies te schorsen. Afdeling 4. - Interne administratieve beroepen

Art. 61.Bij een weigering of een intrekking van de erkenning beschikken het cultureel centrum met het oog op de samenwerking of de representatieve organisatie over een termijn van dertig dagen na de mededeling van de beslissing om een beroep bij de Administratie in te dienen.

De nadere regels bepaald in artikel 30 zijn van toepassing op deze afdeling. HOOFDSTUK 1 1. - Slotbepalingen

Art. 62.De Minister bevoegd voor de culturele centra, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 63.Artikel 3, vierde lid, treedt in werking op de datum vastgesteld door de Regering.

Brussel, 24 april 2014.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN

^