gepubliceerd op 01 maart 2002
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling en tot vaststelling van de modaliteiten van subsidiëring van de gespecialiseerde opvangdiensten voor het jonge kind, erkend door de « Office de la Naissance et de l'Enfance »
17 JANUARI 2002. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling en tot vaststelling van de modaliteiten van subsidiëring van de gespecialiseerde opvangdiensten voor het jonge kind, erkend door de « Office de la Naissance et de l'Enfance »
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 5, § 1, II;
Gelet op het decreet van 30 maart 1983 houdende oprichting van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », zoals gewijzigd;
Gelet op het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, inzonderheid op de artikelen 4 en 43;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 tot bepaling van het veranderlijk gedeelte van de toelagen voor de kosten voor tenlasteneming van jongeren;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financien, gegeven op 5 december 2001;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 6 december 2001;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gewettigd door het feit dat de rekeningenstelsels van de « Office de la Naissance et de l'Enfance » en de algemene directie Hulpverlening aan de Jeugd aangepast zijn om rekening te houden met het overschakelen naar de euro en met de nieuwe subsidiemodaliteiten bepaald bij dit besluit op 1 januari 2002;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 32.684/4, gegeven op 14 december 2001, bij toepassing van artikel 84, 1ste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Ministers tot wier bevoegdheid het Kinderwelzijn en de Hulpverlening aan de Jeugd behoren, Besluit :
Artikel 1.§ 1. De gespecialiseerde opvangdiensten voor het jonge kind, hierna de diensten genoemd, hebben als doel een tijdelijke opname aan de kinderen te bieden met het oog op het bevorderen van hun reïntegratie in het leefmilieu. Deze diensten zijn de vroegere zogenaamde opvangcentra en kinderdag- en nachtverblijven. § 2. De diensten hebben als opdracht : 1° het verblijf van de kinderen in een collectief en residentieel kader te organiseren;2° de begeleiding en de omkadering van de kinderen in hun leefmilieu, als gevolg van een verblijf te organiseren. § 3. Overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de « Office de la Naissance et de l'Enfance », stelt elke dienst een project op en biedt hij een sociale en medische omgeving en omkadering, die overeenkomen met de behoeften en de leeftijd van het kind.
Art. 2.§ 1. De opname van een kind door een dienst wordt beperkt tot twaalf maanden, behoudens afwijking toegestaan op de volgende voorwaarden en volgens de volgende modaliteiten : 1° de opname van een kind, zowel in verblijf als naverblijf, mag verlengd worden op basis van een aanvraag behoorlijk gemotiveerd en ingediend volgens één van de procedures bedoeld in § 2 of § 3, naarmate het een privé-opname of een opname door een dienst van de Hulpverlening aan de Jeugd betreft;2° de verlengingen van de opname van een kind, zowel in verblijf als in naverblijf, zijn hernieuwbaar en mogen slechts worden toegekend per periode van maximaal zes of twaalf maanden, naarmate het een privé-opname of een opname door een dienst van de Hulpverlening aan de Jeugd betreft. § 2. Voor een privé-opname, wordt de afwijking toegestaan mits de voldoening aan de volgende voorwaarden : 1° het leveren door de betrokken dienst van de volgende documenten, doorgestuurd naar de Inspectiedienst van de « Office de la Naissance et de l'Enfance » uiterlijk één maand voor het einde van de opname : - een schriftelijke aanvraag gedateerd en gemotiveerd, die de duur van de aangevraagde verlenging bepaalt; - een sociaal verslag dat de geactualiseerde elementen opneemt van de begeleiding van het kind alsmede de redenen van de aanvraag om verlenging op basis van een balans van het geïndividualiseerd project inzake begeleiding en omkadering; 2° het gunstig advies van de inspectiedienst van de « Office de la Naissance et de l'Enfance » over de aanvraag om verlenging, de motivatie en de duur ervan, houdende rekening met het reglement van de « Office de la Naissance et de l'Enfance » en inzonderheid met het feit dat elke dienst het kind een reïntegratie in het leefmilieu moet verzekeren of, indien dit niet het geval is, een alternatieve oplossing moet zoeken en dat het naverblijf de opstelling en het volgen van buitendiensten moet verzekeren. Ingeval er aan de voorwaarden opgesomd in 1° en 2° is voldaan, deelt de inspectiedienst van de « Office de la Naissance et de l'Enfance » zijn toestemming zo vlug mogelijk mee aan de betrokken dienst.
Ingeval er aan de voorwaarden opgesomd in 1° en 2° niet is voldaan, moet de Algemene Administratie van de « Office de la Naissance et de l'Enfance » beslissen over de aanvraag om afwijking, op basis van het avies van de inspectiedienst. De Algemene Administratie van de « Office de la Naissance et de l'Enfance » maakt haar beslissing binnen de maand bekend aan de betrokken dienst. § 3.Voor een opname die ressorteert onder een dienst van de Hulpverlening aan de Jeugd, wordt de afwijking toegestaan door de Algemene Directie Hulpverlening aan de Jeugd op basis van een gemotiveerde en gestaafde aanvraag, ingesteld bij deze door de Hulpverlening aan de Jeugd.
De Algemene Directie Hulpverlening aan de Jeugd maakt haar toestemming of weigering aan de dienst van de Hulpverlening aan de Jeugd bekend, die dan gehouden is de betrokken dienst ervan op de hoogte te brengen.
In geval van weigering van verlenging, wordt de periode die begint op de voorziene laatste dag van de opname en eindigt op de dag van ontvangst van de kennisgeving van de weigering van verlenging door de dienst van de Hulpverlening aan de Jeugd beschouwd als een opnameperiode die kan worden gesubsidieerd door de administratie van de Hulpverlening aan de Jeugd.
Art. 3.Op de eerste dag van de opname is het kind jonger dan 7 jaar, behalve als één van zijn broers of zussen die jonger dan 7 jaar is, wordt opgenomen in dezelfde dienst. In ieder geval wordt de opname beëindigd op de dag waarop het kind 12 jaar wordt.
Art. 4.De diensten worden erkend door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » volgens de voorwaarden en de procedure bepaald door de Regering.
Deze erkenning geeft recht op de toekenning van subsidies overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
De « Office de la Naissance et de l'Enfance » bepaalt voor elke dienst de capaciteit van opname gedefinieerd als het maximaal aantal kinderen dat de dienst tegelijkertijd mag opnemen.
Art. 5.De diensten leven de gedragscode na bedoeld in artikel 4 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd en de bepalingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 31 mei 1999 betreffende de kwaliteitscode.
Art. 6.De diensten worden toegelaten hun medewerking te verlenen aan de toepassing van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd. Zo genieten de diensten de subsidies toegekend door de Franse Gemeenschap. Deze subsidies zijn aan de dienst verschuldigd voor zover deze dienst aan alle voorwaarden voldoet van dit besluit en hij een kind opneemt dat volgens een maatregel van een adviseur of directeur van de Hulpverlening aan de Jeugd of volgens een maatregel getroffen krachtens de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming die hem het kind toevertrouwen, wordt opgenomen. Deze matregelen worden door een schriftelijk mandaat bevestigd.
Art. 7.De toekenning van de subsidies bedoeld in artikel 6 gebeurt als volgt : 1° Het totaal aantal opnamedagen jaarlijks gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt vastgesteld door de Regering;op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, wordt dit aantal vastgesteld op 94 561 dagen. 2° De algemene directie Hulpverlening aan de Jeugd, in overleg met de « Office de la Naissance et de l'Enfance », bepaalt elk jaar het aantal opnamedagen aan elke dienst toegekend, de diensten bestuurd door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » hierin inbegrepen. 3° De kredieten bepaald in de basisallocatie 33.20.14 van de organisatie-afdeling 17 ingeschreven in de jaarlijkse uitgavenbegroting van de Hulpverlening aan de Jeugd worden per enveloppe aan elke dienst toegekend.
De Algemene Directie Hulpverlening aan de Jeugd deelt aan elke dienst en dit uiterst voor 31 januari, de enveloppe mee die hem wordt toegekend voor het lopend kalenderjaar. Bij gebrek aan mededeling op deze datum, zal de dienst voor het lopend jaar een enveloppe genieten die tenminste gelijk is aan de enveloppe van het jaar voordien.
Deze enveloppe wordt bepaald op grond : - van de kredieten bepaald in de basisallocatie 33.20.14 van de organisatie-afdeling 17 ingeschreven in de jaarlijkse uitgavenbegroting van de Hulpverlening aan de Jeugd; - van het percentage dat het bedrag van de subsidie toegekend aan de dienst vertegenwoordigt tegenover het totaal bedrag van de subsidies toegekend aan het geheel van de diensten gedurende de referentieperiode vastgesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd behoort; - in voorkomend geval, van één van de voorstellen tot herziening van de enveloppe ingediend door het begeleidingscomité bedoeld in artikel 11. 4° De enveloppe bedoeld in § 3 wordt maandelijks uitbetaald.5° De uitzonderlijke medische kosten, paramedische kosten, psychotherapeutische kosten, orthesekosten, kosten voor aankoop van materiaal geleverd door de bandagisten of door de orthopeden en van de prothesen voor de dienst, worden mits zijn instemming, door de openbare dienst of de openbare instelling betaald, ander dan de « Office de la Naissance et de l'Enfance », die het kind heeft toevertrouwd.6° Het aantal opnamedagen die onder een dienst van de Hulpverlening aan de Jeugd ressorteren en die worden uitgevoerd buiten elke dienst binnen een kader van reïntegratie in het leefmilieu, moet overeenkomen met minimaal 10 % en maximaal 30 % van het aantal opnamedagen toegekend door de Algemene Directie Hulpverlening aan de Jeugd. In geval van niet-nakoming van deze twee normen gedurende twee opeenvolgende jaren, brengt de dienst de administratie van de Hulpverlening aan de Jeugd alsmede het begeleidingscomité bedoeld in artikel 11 ervan op de hoogte.
Het begeleidingscomité neemt kennis van de motieven aangehaald door de dienst en denkt samen met hem na over alle maatregelen die hem toelaten de percentages van opname bedoeld in het eerste lid te bereiken. 7° Onverminderd artikel 10, wordt de enveloppe bedoeld in 3° verworven voor zover het aantal opnamedagen, die ressorteren onder een dienst van de Hulpverlening aan de Jeugd en die gerealiseerd zijn door de dienst op het einde van het kalenderjaar, minstens gelijk is aan 70 % van het aantal opnamedagen bedoeld in 2°.Indien dit niet het geval is, zal de jaarlijkse enveloppe van de dienst verminderd worden volgens de berekening op basis van het percentage van het verschil tussen 70 % en het bekomen percentage.
Art. 8.De « Office de la Naissance et de l'Enfance » houdt toezicht op de toekenning van de subsidies, op eigen initiatief of op aanvraag van de Algemene Directie Hulpverlening aan de Jeugd.
Art. 9.De berekening en de toekenning van de subsidies toegekend aan de diensten, ten laste van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », worden als volgt uitgevoerd : 1° De kredieten voorbehouden voor de diensten in de jaarlijkse begroting opgesteld door de beheersorganen van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », worden per enveloppe aan elke dienst toegekend;2° De « Office de la Naissance et de l'Enfance » deelt aan elke dienst uiterlijk voor 31 december de enveloppe mee die hem wordt toegekend voor het lopend begrotingsjaar.Indien de dienst op deze datum daarvan niet op de hoogte is gebracht, zal hij voor het lopend begrotingsjaar een enveloppe genieten die ten minste gelijk is aan die van het vorig begrotingsjaar. 3° De enveloppe bedoeld in 1° wordt vastgesteld op basis van het percentage dat het bedrag van de subsidie toegekend aan de dienst vertegenwoordigt ten opzichte van het totaal bedrag van de subsidies toegekend aan het geheel van de diensten gedurende een referentieperiode bepaald door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » en, in voorkomend geval, van een voorstel tot herziening van de enveloppe ingediend door het begeleidingscomité bedoeld in 11;4° De enveloppe berekend overeenkomstig 3° wordt driemaandelijks of maandelijks uitbetaald, in de vorm van een voorschot op subsidies, ten belope van respectievelijk een kwart of een twaalfde van de enveloppe gedurende de eerste elf maanden van het begrotingsjaar.Op het einde van het begrotingsjaar,voor de berekening van het uit te betalen saldo : - worden de bepalingen bedoeld in de artikelen 9, 6° en 10 toegepast; - wordt er rekening gehouden met het bedrag van alle verantwoorde werkelijke uitgaven van het jaar, met vermindering van de subsidies bedoeld in artikel 7, 3°, die ontvangen zijn gedurende het begrotingsjaar. De subsidies die ten onrechte zijn ontvangen door de dienst moeten terugbetaald worden aan de « Office de la Naissance et de l'Enfance ». 5° De dienst dient jaarlijks een overzicht van de verantwoorde werkelijke uitgaven in aan de « Office de la Naissance et de l'Enfance » en een overzicht van de opnamedagen dat een onderscheid maakt tussen de opname in verblijf en de opame uitgevoerd in het kader van een reïntegratie in het leefmilieu. Voor de privé-opname worden als werk voor reïntegratie in het leefmilieu beschouwd, de activiteiten, het tijdelijk buitenverblijf inbegrepen, die op initiatief van de dienst worden gevoerd en aan de volgende voorwaarden voldoen : - het oprichten van een individueel begeleidings- en omkaderingsproject, de evaluatiemodaliteiten inbegrepen, erkend door de « Office de la Naissance et de l'Enfance »; - de instemming van de personen die over de ouderlijke macht beschikken; - de betrokkenheid van de dienst in de reïntegratie in het leefmilieu. 6° Op het einde van het begrotingsjaar en onverminderd artikel 10, voor zover de werkelijke uitgaven het wettigen, wordt de « Office de la Naissance et de l'Enfance » toegelaten de dienst het saldo van de enveloppe toe te kennen bedoeld in 3°, voor zover het aantal dagen privé-opame door de dienst georganiseerd ten minste gelijk is aan 70 % van het aantal dagen privé-opname van de vier eerste trimesters betreffende de referentieperiode die als basis heeft gediend voor de berekening van de enveloppe bedoeld in 3°.Indien dit niet gebeurt, zal de jaarlijkse enveloppe verminderd worden op basis van het percentage dat het verschil vertegenwoordigt tussen 70 % en het verkregen percentage.
Art. 10.De als globaal beschouwde dagen van privé-opname of ressorterend onder een dienst van de Hulpverlening aan de Jeugd en uitgevoerd door de dienst op het einde van het kalenderjaar moeten minimaal 75 % behalen van het totaal aantal opnamedagen voor de dienst.
Ingeval aan de voorwaarde van 75 % niet wordt voldaan, zullen de jaarlijkse enveloppen bedoeld in de artikelen 7, 3° en 9, 3° verminderd worden op basis van het percentage van het verschil tussen 75 % en het percentage van de activiteit globaal uitgevoerd. Het bedrag van deze vermindering wordt van het bedrag van de verminderingen afgetrokken overeenkomstig de artikelen 7, 6° en 9, 6°.
Art. 11.Een begeleidingscomité wordt ertoe gehouden minstens één keer per jaar bijeen te komen en kan bijeengeroepen worden op aanvraag van één van zijn leden. Hij bestaat uit : - een vertegenwoordiger van de Minister tot wiens bevoegdheid het Kinderwelzijn behoort; - een vertegenwoordiger van de Minister tot wiens bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd behoort; - een vertegenwoordiger van de Raad van Bestuur van de « Office de la Naissance et de l'Enfance »; - een vertegenwoordiger van de Administratie van de « Office de la Naissance et de l'Enfance »; - een vertegenwoordiger van de Algemene Directie Hulpverlening aan de Jeugd; - een vertegenwoordiger van de Inspectie van Financiën; - drie vertegenwoordigers van de diensten, door hen en onder hen aangewezen.
Het comité heeft een coördinatie- en adviesrol, inzonderheid voor : - alle programmatie- en begrotingsproblemen; - de verdeling van de subsidies per enveloppe toegekend aan de diensten, houdende inzonderheid rekening met het feit dat er verminderingen geweest zijn bedoeld in de artikelen 7, 6° en 9, 6° en de karacteristieken van de opgenomen personen; - de vaststelling van het aantal opnamedagen aan de diensten toegekend; - de verdeling van de subsidiesaldo's; - alle andere specifieke problemen die een invloed zouden hebben op de opname en de subsidiëring ervan; - het niet-naleven van de percentages bedoeld in artikel 7, 5°.
Art. 12.De Ministers tot wiens bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd en de « Office de la Naissance et de l'Enfance » behoren, worden gemachtigd het saldo van de subsidies respectievelijk bedoeld in de artikelen 7, 3° en 9, 3°, toe te kennen volgens een verdeling over de diensten respectievelijk bepaald door de Algemene Directie Hulpverlening aan de Jeugd en de « Office de la Naissance et de l'Enfance », na advies van het begeleidingscomité.
Art. 13.§ 1. Wanneer een openbare dienst of een openbare instelling die ander is dan de instelling die ressorteert onder de Hulpverlening aan de Jeugd of de « Office de la Naissance et de l'Enfance » een kind aan een dienst toevertrouwt, komt die tegemoet tot beloop van de volgende dagelijkse tarieven voor de onderhoudskosten van het kind, die op 1 januari 2002 van kracht zijn.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gedurende de periodes waarbij het kind buiten elke dienst verblijft in het kader van een reïntegratie in het leefmilieu, wordt de tegemoetkoming van de openbare dienst of de openbare instelling die ander is dan de instelling die ressorteert onder de Hulpverlening aan de Jeugd of de « Office de la Naissance et de l'Enfance » vastgesteld op 100 % van de tarieven bedoeld in het eerste lid van dit artikel. § 2. Bij elke opname van een kind in het kader van een reïntegratie in het leefmilieu wordt een toelage van 3,54 euro toegekend door de dienst aan de personen die een kind tot last hebben, voor zover het kind kinderbijslag geniet, ontvangen door de openbare dienst of de openbare instelling die het kind in de dienst heeft geplaatst. Deze toelage is aan de dienst verschuldigd door de openbare dienst of de openbare instelling, ander dan de instelling die ressorteert onder de Hulpverlening aan de Jeugd of « Office de la Naissance et de l'Enfance », die kinderbijslag geniet.
Art. 14.Voor de enveloppen bedoeld in de artikelen 7, 3° en 9, 3°, alsmede voor de bedragen bedoeld in artikel 13, wordt de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, gewijzigd bij de daaropvolgende besluiten, toegepast.
Art. 15.De dienst vraagt aan de ouders of aan de personen die het kind tot last hebben, een financiële bijdrage per verblijfdag behalve wanneer een openbare dienst of een openbare instelling ander dan de « Office de la Naissance et de l'Enfance » overeenkomstig artikel 7 of 13 het geheel van de onderhoudskosten van het kind dat de dienst hem toevertrouwt, betaalt. De financiële bijdrage wordt vastgesteld overeenkomstig het besluit van 29 maart 1993 van de Executieve van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de bijdrage van de ouders of van derden in de verblijfkosten van de kinderen in de crèches, peutertuinen, gemeentelijke huizen voor opvang van kinderen en in door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » gesubsidieerde diensten voor begeleide onthaalvaders en onthaalmoeders.
Als een openbare dienst of een openbare instelling ander dan de « Office de la Naissance et de l'Enfance » bijdraagt in een deel van de onderhoudskosten van het kind, wordt de financiële bijdrage bedoeld in het eerste lid verminderd met de tegemoetkoming die aan de dienst wordt uitbetaald.
Art. 16.De diensten onderwerpen zich aan de boekhoudkundige- en pedagogische inspectie van de « Office de la Naissance et de l'Enfance ».
Art. 17.De diensten die op 31 december 2001 erkend zijn overeenkomstig de bepalingen die voordien toepasselijk waren, worden geacht erkend te zijn tot de inwerkingtreding van het besluit te nemen op basis van artikel 4.
Art. 18.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.
Art. 19.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 1998 houdende algemene regeling en vaststelling van de nadere regels voor de betoelaging van de door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » erkende kinderdag- en nachtverblijven en opvangcentra, wordt opgeheven op 31 december 2001.
Art. 20.De Ministers tot wiens bevoegdheid het Kinderwelzijn en de Hulpverlening aan de Jeugd behoren, worden belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 januari 2002.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Kinderwelzijn, J.-M. NOLLET De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd, Mevr. N. MARECHAL