Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 28 juli 1998
gepubliceerd op 02 september 1998

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de overeenkomst inzake inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven van de centra voor altenerende opleiding en onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1998029355
pub.
02/09/1998
prom.
28/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/28/1998029355/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 JULI 1998. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de overeenkomst inzake inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven van de centra voor altenerende opleiding en onderwijs


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wet van 29 juni 1983 betreffende de schoolplicht, inzonderheid op artikel 1, § 1;

Gelet op het decreet van 3 juli 1991 houdende regeling van het secundair onderwijs met beperkt leerplan, inzonderheid op artikel 3, § 3, gewijzigd bij het decreet van 18 maart 1996;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 juli 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 17 juli 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de centra voor alternerende opleiding en onderwijs zonder uitstel ingelicht moeten worden over de voorwaarden waaraan de periodes voor inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven van de leerlingen moeten beantwoorden;

Overwegende dat het past de juridische zekerheid van de leerlingen te waarborgen die onderworpen zijn aan de schoolplicht met beperkt leerlplan en van de leerlingen, ingeschreven vóór 31 december van het jaar waarop zij 18 jaar oud worden in een Centrum voor inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven en die periodes presteren voor hun inschakeling in het sociaal beroepsleven, overeenkomstig de bepalingen van art. 3, § 4 van het decreet van 3 juli 1991 gewijzigd bij het decreet van 18 maart 1996;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitster belast met het Onderwijs;

Gelet op de beraadslaging van 17 juli 1998 van de Regering van de Franse Gemeenschap, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1. overeenkomst inzake inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven : een overeenkomst, gesloten tussen een Centrum voor alternerende opleiding en onderwijs, een bedrijf, hierna opvangbedrijf genoemd en een leerling die de toelating heeft gekregen van zijn ouders of van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, met als doel een opleiding in een bedrijf te organiseren in afwisseling met een opleiding die wordt verstrekt door de inrichting die de zetel is van een Centrum voor alternerende opleiding en onderwijs of een inrichting die haar medewerking verleent;2. opleiding in een bedrijf : opleiding van de leerling in het opvangbedrijf, die meehelpt aan het aanwerven van de nodige bekwaamheden voor zijn beroepskwalificatie;3. de leerling : de leerling onderworpen aan de deeltijdse schoolplicht of de leerling die vóór 31 december van het jaar waarop hij 18 jaar oud wordt regelmatig ingeschreven is in een Centrum voor alternerende opleiding en onderwijs en die de bepalingen geniet van art.3, § 4 van het decreet van 3 juli 1991 houdende regeling van het secundair onderwijs met beperkt leerplan, hierna het decreet genoemd; 4. opvangbedrijf : elk bedrijf dat aanvaardt een overeenkomst inzake inschakeling in het sociaal en beroepsleven te onderschrijven en bedoeld bij : - de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door arbeiders in loondienst, namelijk de werkgevers bedoeld bij de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten die loonarbeiders tewerkstellen behoudens dienstboden; - en/of het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd uit hoofde van deze jongeren; - en/of het koninklijk besluit nr. 230 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces.

Art. 2.§ 1. De overeenkomst inzake inschakeling in het sociaal en beroepsleven kan gesloten worden voor een maximale periode van 12 maanden. De overeenkomst inzake inschakeling in het sociaal en beroepsleven kan verlengd worden om de leerling toe te laten zijn vormingscyclus af te ronden. § 2. De overeenkomst inzake inschakeling in het sociaal en beroepsleven moet overeenstemmen met de type-overeenkomst die door de Minister van Onderwijs van de Franse Gemeenschap werd opgesteld en waarvan het model als bijlage bij dit besluit gaat. In de type-overeenkomst moeten onder meer de volgende vermeldingen en bepalingen vermeld zijn : 1. de datum van inwerkingtreding, de duur, het lesrooster en het voorwerp van de overeenkomst;2. de identiteit van de leerling en van zijn wettelijke vertegenwoordiger;3. de benaming van het opvangbedrijf alsook die van de toezichthouder voor de opleiding in het bedrijf;4. de identiteit van het Centrum voor alternerende opleiding en onderwijs en van de zetel-instelling en/of samenwerkende;5. het bedrag van de opleidingsvergoeding die aan de leerling moet betaald worden;6. de wijze waarop de overeenkomst wordt opgeschort en ten einde loopt;7. de verbintenis van het opvangbedrijf een verzekeringspolis te onderschrijven voor arbeidsongevallen die kunnen voorvallen tijdens de praktische opleiding in het bedrijf of op de weg naar de praktische opleiding in het bedrijf waarbij de leerling de zekerheid heeft bij een ongeval ten minste dezelfde waarborgen te genieten als deze waarin voorzien wordt door de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen;8. de verbintenis van het opvangbedrijf een verzekering aan te gaan die de persoonlijke burgerlijke aansprakelijkheid van de leerling dekt voor de misstappen die hij ten nadele van een derde zou kunnen begaan;9. de wederzijdse verplichtingen van de leerling en het opvangbedrijf.

Art. 3.De opleiding in het onderwijs met beperkt leerplan en in het opvangbedrijf georganiseerd door de overeenkomst inzake inschakeling in het sociaal en beroepsleven mag niet langer duren dan 38 uur per week.

De duur van de lestijden voor beroepsopleiding gegeven in het onderwijs is geregeld overeenkomstig de artikelen 2 en 6bis van het decreet.

Art. 4.§ 1. Tijdens de periode die door een overeenkomst inzake inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven is gedekt, ontvangt de leerling een progressieve maandelijkse opleidingsvergoeding ten laste van het opvangbedrijf.

Het minimum bedrag van deze vergoeding beloopt 40, 50 en 58 percent van het gemiddelde van het maandelijks gewaarborgd minimum inkomen, respectievelijk in het eerste, tweede en derde opleidingsjaar, behoudens wanneer de Paritaire Commissie beslist te verwijzen naar het sectorieel minimum loon. De vergoeding is evenredig met het aantal uren opleiding in het bedrijf. § 2. De vergoeding mag bestaan uit voordelen in natura. Zij mag niet hoger zijn dan het bedrag waarboven de rechthebbenden geen kindergeld meer mogen ontvangen. § 3. De vergoeding is onderworpen aan de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever voor het jaarlijks verlof, de arbeidsongevallen, de beroepsziekten alsook de bijdrage voor het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen.

Art. 5.De opleidingsvergoeding wordt pro rata temporis verlaagd wanneer in de loop van een maand de leerling zijn opleiding in het bedrijf of op school heeft laten vallen of wanneer hij zonder reden zowel in het opvangbedrijf als in de schoolinrichting afwezig is geweest.

Het bedrijf overhandigt in alle wettigheid de maandelijkse vergoeding aan de leerling, behoudens verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Art. 6.Het opvangbedrijf is er niet toe verplicht op het einde van zijn opleiding een arbeidsovereenkomst aan de leerling voor te leggen.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1998.

Art. 8.De Minister-Voorzitster, tot wier bevoegdheid het onderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 28 juli 1998.

Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster, belast met Onderwijs, de Audiovisuele Sector, Hulpverlening aan de Jeugd, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap.

^