gepubliceerd op 21 april 2016
Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie houdende bijzondere bepalingen betreffende de administratieve en geldelijke toestand van de contractuele personeelsleden van de Federale Overheidsdiensten en de federale instellingen van openbaar nut overgeheveld naar de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad
GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD
24 MAART 2016. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie houdende bijzondere bepalingen betreffende de administratieve en geldelijke toestand van de contractuele personeelsleden van de Federale Overheidsdiensten en de federale instellingen van openbaar nut overgeheveld naar de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad
Het Verenigd College, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikel 79, § 1;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 mei 2015;
Gelet op het akkoord van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 4 juni 2015;
Gelet op het advies van de Directieraad van de Diensten van het Verenigd College, gegeven op 10 juni 2015;
Gelet op het protocol van het Sectorcomité XV, nr. 2015/15, gegeven op 18 september 2015;
Gelet op het advies 58.849/4 van de Raad van State, gegeven op 22 februari 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op de analyse van de impact van het ontwerp op de respectievelijke situatie van mannen en vrouwen, in overeenstemming met artikel 3, 2° van de ordonnantie van 16 mei 2014 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, opgesteld op 11 maart 2016;
Op de voordracht van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Openbaar Ambt;
Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Toepassingsgebied en definities
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de contractuele personeelsleden van de Federale Overheidsdiensten en de federale instellingen van openbaar nut overgeheveld in het kader van de bevoegdheidsoverdracht uitgevoerd door de bijzondere wet van 6 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200341 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200332 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014021007 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014003016 bron federale overheidsdienst financien Bijzondere wet tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014000027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, van het Kieswetboek, van de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van het Europees Parlement en van de wet van 19 mei 1994 tot regeling van de verkiezingscampagne en tot beperking en aangifte van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van het Vlaams Parlement, het Waals Parlement, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, alsmede tot vaststelling van de toetsingsnorm inzake officiële mededelingen van de overheid sluiten met betrekking tot de Zesde Staatshervorming in uitvoering van het koninklijk besluit van 25 juli 1989 tot vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van de federale ministeries overgaan naar de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en naar het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Art. 2.In dit besluit : 1. wordt het besluit van het Verenigd College van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad « het statuut » genoemd;2. verstaat men onder het woord « contractueel personeelslid » het contractueel personeelslid overgeheveld van een Federale Overheidsdienst of een federale instelling van openbaar nut naar de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad. TITEL 2. - Wedde, toelagen, premies en vergoedingen HOOFDSTUK I. - Wedde Afdeling 1. - Weddeschalen
Art. 3.De contractuele personeelsleden ontvangen op de datum van hun overheveling een wedde die ten minste gelijk is aan deze die zij op de dag voor hun overheveling genoten.
Art. 4.Indien, in toepassing van de in artikel 100 van het statuut bepaalde regels van de functionele loopbaan, de wedde toegekend in de schaal die overeenstemt met de nieuwe rang van het contractueel personeelslid lager is dan deze die het contractueel personeelslid genoot op de dag voor de datum van zijn overheveling, behoudt het contractueel personeelslid de weddeschaal die hij op de dag voor de datum van zijn overheveling genoot.
Het voordeel van deze weddeschaal eindigt van rechtswege : 1. wanneer de weddeschaal die overeenstemt met de rang van het contractueel personeelslid gelijk of hoger is;2. wat betreft de contractuele personeelsleden belast met bijkomende en specifieke taken, wanneer, in toepassing van de regels van de functionele loopbaan, de nieuwe weddeschaal gelijk of hoger is. Afdeling 2. - Vakantiegeld
Art. 5.Het vakantiegeld dat het contractueel personeelslid na de datum van zijn overheveling geniet, mag niet lager zijn dan het vakantiegeld dat hij op de dag voor de datum van zijn overheveling genoot.
Art. 6.Indien het toegekende vakantiegeld lager is dan het vakantiegeld dat het contractueel personeelslid genoot op de dag voor de datum van zijn overheveling, behoudt het contractueel personeelslid het vakantiegeld dat hij op de dag voor de datum van zijn overheveling genoot. Afdeling 3. - Eindejaarstoelage
Art. 7.De eindejaarstoelage die het contractueel personeelslid na de datum van zijn overheveling geniet, mag niet lager zijn dan de eindejaarstoelage die hij op de dag voor de datum van zijn overheveling genoot.
Art. 8.Indien de eindejaarstoelage lager is dan de eindejaarstoelage die het contractueel personeelslid genoot op de dag voor de datum van zijn overheveling genoot, behoudt het contractueel personeelslid de eindejaarstoelage die hij op de dag voor de datum van zijn overheveling genoot. HOOFDSTUK 2. - Toelagen en premies
Art. 9.De contractuele personeelsleden genieten op de datum van hun overheveling de toelagen bedoeld in hoofdstukken I en V van Titel IV van Boek III van het statuut.
Art. 10.Wanneer het gecumuleerd bedrag van de toelagen en premies, toegekend op gelijke voorwaarden, lager is dan het bedrag dat de contractuele personeelsleden op de dag voor de datum van hun overheveling genieten, wordt hen een aanvulling toegekend om het verschil te compenseren.
Art. 11.De premie voor competentieontwikkeling wordt uitbetaald aan het contractueel personeelslid tot de vervaldag van de geldigheidsduur, volgens de modaliteiten bepaald door de regels die op hem van toepassing waren op de dag voor de datum van zijn overheveling.
Art. 12.De premie voor competentieontwikkeling wordt bij de brutojaarwedde geteld voor de berekening van het vakantiegeld en de eindejaarspremie.
Art. 13.Op het einde van de geldigheidsduur van de premie voor competentieontwikkeling krijgt het contractueel personeelslid een weddeschaal die gelijk is aan deze die hij had moeten krijgen in toepassing van de geldende regelgeving op de dag voor de datum van zijn overheveling.
Indien in toepassing van het eerste lid, de weddeschaal toegekend aan het contractueel personeelslid lager is dan deze die hij had moeten krijgen in toepassing van de geldende regelgeving op de dag voor de datum van zijn overheveling, behoudt het contractueel personeelslid de weddeschaal die hij had moeten genieten in toepassing van deze regelgeving.
Het voordeel van deze weddeschaal eindigt van rechtswege : 1. wanneer de weddeschaal die overeenstemt met de rang van het contractueel personeelslid gelijk of hoger is;2. wanneer, in toepassing van de regels van de functionele loopbaan, de nieuwe weddeschaal gelijk of hoger is.
Art. 14.Indien de getuigschriften van het slagen voor de gecertificeerde proeven na de overhevelingsdatum worden uitgereikt, wordt de premie voor competentieontwikkeling met terugwerkende kracht op de overhevelingsdatum uitbetaald. HOOFDSTUK 3. - Vergoedingen
Art. 15.De contractuele personeelsleden behouden het voordeel van de vergoedingen toegekend op de dag voor de datum van hun overheveling voor zover dat : 1. de functie van het personeelslid op de datum van zijn overheveling het rechtvaardigt;2. deze vergoedingen hun compenserende effect behouden van de kosten die het personeelslid tijdens de uitoefening van zijn functies heeft gemaakt. Deze vergoedingen worden betaald overeenkomstig de bepalingen van het statuut.
TITEL 3. - Verloven en afwezigheden
Art. 16.De contractuele personeelsleden hebben recht op het overdragen van maximum 21 vakantiedagen die ze tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan de datum van hun overheveling genoten.
Deze verloven worden opgenomen voor het einde van het kalenderjaar tijdens dewelke ze overgeheveld zijn.
De overgedragen vakantiedagen moeten worden opgenomen vóór de vakantiedagen die door het statuut vastgesteld zijn.
In geen geval mag het saldo van de overgedragen vakantiedagen het voorwerp uitmaken van een tweede overdracht.
Art. 17.De contractuele personeelsleden die afwezig of met verlof zijn op de dag voor de datum van hun overheveling in toepassing van de volgende bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen : 1. Hoofdstuk IV.- Moederschapsbescherming; 2. Hoofdstuk V.- Ouderschapsverlof, art.34; 3. Hoofdstuk VII.- Verlof om dwingende redenen van familiaal belang; 4. Hoofdstuk XII.- Afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden; 5. Hoofdstuk XIII.- Verlof voor loopbaanonderbreking; 6. Hoofdstuk XIV.- Verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid. behouden het voordeel van het lopende verlof- of afwezigheidsstelsel.
De verstreken duur van het verlof of de afwezigheid op de overhevelingsdatum wordt aangerekend op de totale duur van de identieke verloven en afwezigheden bepaald door het statuut.
Art. 18.Onverminderd de bepalingen van artikel 17, kunnen de modaliteiten van de verloven en afwezigheden die er het voorwerp van zijn, worden gewijzigd indien dienstredenen dit rechtvaardigen. Dit recht wordt uitgeoefend zonder dat er kan worden teruggekomen op het beginsel van de verloven en afwezigheden bedoeld in artikel 17.
Art. 19.De contractuele personeelsleden die het arbeidsstelsel van de vierdagenweek of het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar op de dag voor de datum van hun overheveling genieten, behouden dit arbeidsstelsel.
De duur tijdens dewelke het contractueel personeelslid het in het 1ste lid bedoelde arbeidsstelsel heeft genoten, wordt aangerekend op de totale duur van het arbeidsstelsel van de vierdagenweek of het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar bepaald door het statuut.
TITEL 4. - Slotbepalingen
Art. 20.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016.
Art. 21.De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Openbaar Ambt, worden belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 24 maart 2016.
Voor het Verenigd College, De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Openbaar Ambt, G. VANHENGEL