gepubliceerd op 14 juli 2017
Besluit nr. 2015/1258 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van 20 oktober 1994 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie
6 JULI 2017. - Besluit nr. 2015/1258 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van 20 oktober 1994 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie
Gelet op artikel 87, § 3, van de bijzondere
wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1980
pub.
11/12/2007
numac
2007000980
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988;
Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 tot instelling van het Franstalig Brussels Instituut voor beroepsopleiding, artikel 22;
Gelet op het besluit van 20 oktober 1994 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie, zoals gewijzigd door de besluiten van 4 juli 1996, 23 april 1998, 25 oktober 2001, 13 maart 2003, 3 juni 2004, 10 juni 2004;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Franstalig Brussels Instituut voor beroepsopleiding, uitgebracht op vrijdag 23 mei 2014;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 september 2015;
Gelet op het akkoord van het Lid van het College belast met Openbaar Ambt, gegeven op 17 september 2015;
Gelet op het akkoord van het Lid van het College belast met Begroting, gegeven op 17 september 2015;
Gelet op het protocol 2015/34 van het Sectorcomité XV van de Franse Gemeenschapscommissie, ondertekend op 9 oktober 2015;
Gelet op het advies 58.839/4 van de Raad van State, gegeven op 15 februari 2016, in toepassing van artikel 84, § 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op het akkoord van de Federale Minister van Openbaar Ambt, gegeven op 16 december 2016;
Gelet op het ministerieel besluit van 23 december 2016Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/12/2016 pub. 20/01/2017 numac 2016002056 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Ministerieel besluit ter uitvoering van artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 september 2012 ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector sluiten houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 20 september ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, van de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector sluiten betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikels 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Overwegende de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector sluiten betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector;
Op voorstel van het Lid van het College belast met Beroepsopleiding;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid als bedoeld in de artikelen 127 en 128 van de Grondwet.
Art. 2.Artikel 141, § 2 van het hoofdstuk I van het deel XVI van het besluit van 20 oktober 1994 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie, ingevoegd bij het besluit 2004/39 van 03/06/2004, wordt gewijzigd om een punt 9 toe te voegen als volgt: " § 2. Voor het bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeel en voorzover deze regeling gunstiger is dan die bepaald bij de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten en de bijzondere wetten gelden de bepalingen van dit deel betreffende: 1° het jaarlijks vakantieverlof en de feestdagen;2° het omstandigheidsverlof;3° het verlof om medische of humanitaire redenen;4° het verlof voor deelname aan een assisenjury;5° het ouderschapsverlof;6° het opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij;7° de opvang, de dienstvrijstellingen voor opleiding en de opleidingsverloven;8° het verlof om politieke redenen;9° de vierdagenweek".
Art. 3.Hoofdstuk IV van het deel XVI van het besluit van 20 oktober 1994 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie, ingevoegd bij het besluit 2004/39 van 03/06/2004, wordt vervangen als volgt: "Hoofdstuk IV. - De vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar Afdeling 1. De vierdagenweek
Art. 147.§ 1. De voltijds tewerkgestelde ambtenaren en de voltijds tewerkgestelde contractuele administratieve personeelsleden hebben het recht vier vijfde van de prestaties uit te voeren die hen normaal gezien worden opgelegd. De prestaties worden gespreid over vier werkdagen per week. § 2. De ambtenaar, evenals het contractuele administratieve personeelslid, van minder dan 55 jaar oud kan gebruikmaken van de vierdagenweek zoals bedoeld in § 1 gedurende een periode van maximaal 60 maanden. De maximale duur van 60 maanden wordt verminderd met de al opgenomen periodes van de vrijwillige vierdagenweek krachtens de wet van 10 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1995 pub. 17/04/2013 numac 2013000222 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende arbeidsverdeling in de openbare sector, vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector sluiten wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector sluiten betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector. § 3. De ambtenaar die de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, kan gebruikmaken van de vierdagenweek, bedoeld in § 1, tot de datum van de al dan niet vervroegde opruststelling wanneer de ambtenaar op de begindatum van dit verlof voldoet aan één van de volgende voorwaarden: 1° hij heeft een dienstanciënniteit van ten minste achtentwintig jaar;2° hij is voorafgaand aan de vierdagenweek actief in een zwaar beroep gedurende minstens vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar. Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, wordt als zwaar beroep beschouwd, het zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 4, § 3, tweede en derde lid van de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector sluiten betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector. § 4. De ambtenaar die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, kan gebruikmaken van de vierdagenweek, bedoeld in § 1, tot de datum van de al dan niet vervroegde opruststelling:
Art. 147/2.§ 1. Het personeelslid dat houder is van een graad behorende tot rang 13 of tot een hogere rang mag geen aanspraak maken op het recht op de vierdagenweek. Het kan evenwel, mits de voorafgaande toestemming van de leidende ambtenaar, het recht genieten op de vierdagenweek in de gevallen waarbij de goede werking van de dienst niet in het gedrang komt. § 2. Het personeelslid dat wenst gebruik te maken van het recht op de vierdagenweek dient een aanvraag in bij zijn hiërarchische overste minstens drie maanden voor de aanvang van de periode waarin het zijn prestaties zal vervullen op basis van de vierdagenweek.
De machtiging voor de vierdagenweek wordt toegekend voor een periode van ten minste drie maanden en ten hoogste vierentwintig maanden. Voor elke verlenging wordt een aanvraag van het personeelslid vereist. Zij moet ten minste een maand voor het verstrijken van de lopende periode worden ingediend. § 3. De aanvraag van het verlof bevat de wensen van het personeelslid rond de dag waarop het in verlof is.
De hiërarchische overste bepaalt de werkkalender. Hij kan voorstellen om het begin van het verlof uit te stellen met maximum vier maanden omwille van de noden van de dienst.
In functie van de noden van de dienst of op vraag van het personeelslid kan de werkkalender door de hiërarchische overste worden aangepast. Het personeelslid wordt twee maanden op voorhand op de hoogte gebracht van deze aanpassing.
Een tijdelijke aanpassing van werkkalender is mogelijk bij onderling akkoord. § 4. Tijdens de periode dat het personeelslid in het kader van de vierdagenweek geen prestaties dient te verrichten mag het geen beroepsbedrijvigheid uitoefenen. Onder beroepsbedrijvigheid moet worden verstaan elke bezigheid waarvan de opbrengst een beroepsinkomen is dat bedoeld wordt in artikel 23 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992. § 5. De periode van de vierdagenweek neemt een aanvang op de eerste dag van een maand.
Tijdens de periode van vierdagenweek kan het personeelslid niet worden gemachtigd verminderde prestaties om welke reden dan ook uit te oefenen. Het kan evenmin aanspraak maken op een regeling van deeltijdse loopbaanonderbreking.
Het verlof voor vierdagenweek wordt ambtshalve opgeschort wanneer het personeelslid één van de volgende verloven geniet: 1° moederschapsverlof en het verlof wegens vrijstelling van arbeid in toepassing van de artikelen 42 en 43 van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten en het artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector;2° ouderschapsverlof;3° verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij;4° verlof voor loopbaanonderbreking teneinde palliatieve zorg te verstrekken of voor het bijstaan van of voor het verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin of aan een familielid;5° verminderde prestaties wegens gezondheidsredenen. Wanneer het personeelslid een schorsing bekomt in toepassing van het derde lid, dan worden deze schorsingsperioden niet aangerekend op de maximumperiode van 60 maanden bedoeld in artikel 147, § 2, noch op de lopende periode van de vierdagenweek.
Wanneer het personeelslid, in toepassing van het tweede lid, niet tijdens een volledige maand het verlof voor vierdagenweek heeft genoten, dan wordt de premie bedoeld in paragraaf 6 van de wet vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal kalenderdagen van de periode van het verlof voor vierdagenweek en de noemer het aantal kalenderdagen van de maand is. § 6. Het personeelslid dat gebruik maakt van het recht op de vierdagenweek ontvangt 80 % van de wedde, vermeerderd met een premie van 70,14 euro per maand. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 138,01.
Wanneer 80% van de wedde niet volledig wordt betaald, dan wordt de premie bedoeld in het eerste lid prorata verminderd. § 7. Het personeelslid kan een einde stellen aan het stelsel van de vierdagenweek mits een opzeggingstermijn van drie maanden, behalve indien op verzoek van de betrokkene, de hiërarchische overste instemt met een kortere termijn. § 8. Voor de ambtenaar wordt de periode van afwezigheid als verlof beschouwd en met dienstactiviteit gelijkgesteld. § 9. Voor het contractuele administratieve personeelslid wordt de uitvoering van het contract opgeschort gedurende de afwezigheid. Afdeling 2. Halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar
Art. 147/3.§ 1. De ambtenaar heeft het recht om halftijds te werken vanaf 50 jaar tot aan de datum van zijn al dan niet vervroegde opruststelling wanneer dit op de begindatum van dit verlof cumulatief voldoet aan de volgende voorwaarden: 1° hij was voorafgaand actief in een zwaar beroep gedurende minstens vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar;2° dit zwaar beroep komt voor op de lijst van de beroepen waarvoor een significant tekort aan arbeidskrachten bestaat, opgemaakt in toepassing van artikel 8bis, § 1, van het koninklijk besluit van 7 mei 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999012413 bron ministerie van ambtenarenzaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen sluiten betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als zwaar beroep beschouwd, het zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 4, § 3, tweede en derde lid van de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector sluiten betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector. § 2. De ambtenaar heeft het recht om halftijds te werken vanaf 55 jaar tot aan de datum van zijn al dan niet vervroegde opruststelling. § 3. De ambtenaar die houder is van een graad behorende tot rang 13 of tot een hogere rang mag geen aanspraak maken op het recht op het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.
Hij kan evenwel, mits de voorafgaande toestemming van de leidende ambtenaar, het recht genieten op het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de gevallen waarbij de goede werking van de dienst niet in het gedrang komt. § 4. De ambtenaar die wenst gebruik te maken van het recht op het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar dient een aanvraag in bij zijn hiërarchische overste minstens drie maanden voor de aanvang van de periode.
De aanvraag van het verlof bevat de wensen van de ambtenaar rond de dagen waarop hij in verlof is. Onder " halftijds werken " wordt een arbeidsregeling verstaan waarbij de ambtenaar in de loop van een maand de helft van de prestaties dient te verrichten die verbonden zijn aan een voltijdse tewerkstelling. De verdeling van de prestaties geschiedt in volledige of halve dagen.
De hiërarchische overste bepaalt de werkkalender. Hij kan voorstellen om het begin van het verlof uit te stellen met maximum vier maanden omwille van de noden van de dienst.
In functie van de noden van de dienst of op vraag van de ambtenaar kan de werkkalender door de hiërarchische overste worden aangepast. De ambtenaar wordt twee maanden op voorhand op de hoogte gebracht van deze aanpassing.
Een tijdelijke aanpassing van werkkalender is mogelijk bij onderling akkoord. § 5. Tijdens de periode dat de ambtenaar in de halftijdse arbeidsregeling geen prestaties dient te verrichten mag hij geen beroepsbedrijvigheid uitoefenen. Onder beroepsbedrijvigheid moet worden verstaan elke bezigheid waarvan de opbrengst een beroepsinkomen is dat bedoeld wordt in artikel 23 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992. § 6. De periode van de halftijdse prestaties neemt een aanvang op de eerste dag van een maand.
Tijdens de periode van het halftijds werken kan de ambtenaar niet worden gemachtigd verminderde prestaties om welke redenen dan ook uit te oefenen. Hij kan evenmin aanspraak maken op een regeling voor deeltijdse loopbaanonderbreking. § 7. De ambtenaar die gebruik maakt van het recht op halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar ontvangt de helft van de wedde, alsook een maandelijkse premie van 295,95 euro.
Wanneer de helft van de wedde niet volledig wordt betaald, dan wordt de premie bedoeld in het eerste lid prorata verminderd. § 8. De ambtenaar kan afzien van de in § 7 bedoelde maandelijkse premie als de inning ervan de uitbetaling van een pensioen uitsluit.
Hij richt daartoe een bij de post aangetekende brief aan de leidende ambtenaar. § 9. De ambtenaar kan een einde stellen aan de halftijdse arbeidsregeling vanaf 50 of 55 jaar mits een opzeggingstermijn van drie maanden, behalve indien op verzoek van de betrokkene, de hiërarchische overste instemt met een kortere termijn. In dit geval, kan de betrokkene geen nieuwe aanvraag meer indienen voor het stelsel van halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar ".
Art. 4.Punt 2, 4e en 5e streepje, van het artikel 148/8 van afdeling 1 van het hoofdstuk V van het deel XVI van het besluit van 20 oktober 1994 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie, ingevoegd bij het besluit 2004/39 van 03/06/2004, worden als volgt gewijzigd: "2. wanneer de ambtenaar tijdens het jaar verloven heeft verkregen: - [...] - voor het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar; - voor de vierdagenweek; - [...]"
Art. 5.Artikel 150 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie wordt vervangen door de volgende bepaling: "
Art. 150.§ 1. "Voor de toepassing van dit artikel wordt gelijkgesteld met: 1° het huwelijk: het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door twee personen van hetzelfde of een ander geslacht die samenleven als koppel;2° de partner van het personeelslid: persoon van hetzelfde of een ander geslacht met wie het personeelslid op hetzelfde adres als koppel samenleeft;3° de echtgenoot/echtgenote van het personeelslid: persoon van hetzelfde of een ander geslacht met wie het personeelslid op hetzelfde adres als koppel samenleeft;4° de vader/moeder: de persoon van hetzelfde of een ander geslacht getrouwd met de vader of de moeder of die met hem/haar op hetzelfde adres als koppel samenleeft. § 2. Het personeelslid krijgt binnen de perken zoals hierna bepaald verlof toegekend naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen: 1. Huwelijk van het personeelslid: 4 werkdagen 2.Huwelijk van een kind van het personeelslid of van een kind van de partner: 2 werkdagen 3. Huwelijk van een broer, van een zus, van een schoonbroer, van een schoonzus, van de vader, van de moeder, van de schoonvader, van de tweede echtgenoot van de moeder, van de schoonmoeder, van de tweede echtgenote van de vader, van het kleinkind van het personeelslid of van diens partner: 1 werkdag 4.Bevalling van de echtgenote van het personeelslid: 14 werkdagen 5. Overlijden van de partner van het personeelslid: 4 werkdagen 6.Overlijden van een bloed- of aanverwant (persoon met wie hij als koppel samenleeft) in de eerste graad van het personeelslid of van diens partner: 4 werkdagen 7. Overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad van het personeelslid of van diens partner, met wie het personeelslid onder hetzelfde dak woont: 2 werkdagen 8.Overlijden van een bloed- of aanverwant tot in de derde graad van het personeelslid of van diens partner, met wie het personeelslid niet onder hetzelfde dak woont: 1 werkdag 9. Overlijden van een van een opvangouder van het personeelslid, voor zover de plaatsing minstens twee onafgebroken jaren heeft geduurd: 4 werkdagen § 3.Met uitzondering van het verlof voorzien in punt 4, dat kan worden opgenomen binnen een termijn van vier maanden na de gebeurtenis, moet dit omstandigheidsverlof worden opgenomen op het tijdstip van de gebeurtenis of, in de gevallen waarin het personeelslid meer dan een dag verlof krijgt toegekend en voor de resterende dagen na de verlofdag opgenomen op het tijdstip van de gebeurtenis, op een datum heel dicht erbij, binnen een tijdsbestek van 10 werkdagen, bij gebreke waarvan het gemotiveerd moet worden met een formeel bewijsstuk. Anders gaat het verloren.
Onder werkdagen wordt verstaan: de dagen gedurende welke het personeelslid moet werken krachtens de arbeidsregeling die op hem van toepassing is. Wanneer de dag van de gebeurtenis valt op een feestdag, een gewone inactiviteitsdag voor de voltijdse personeelsleden (zaterdag of zondag), een inactiviteitsdag voor een deeltijds personeelslid of om het even welke andere dag van opschorting (jaarlijkse vakantie, ziekte, ...) kan het personeelslid geen aanspraak maken op het uitstel van het omstandigheidsverlof, uitgezonderd wanneer het een gebeurtenis betreft die het personeelslid toelaat om een andere dag naar keuze afwezig te zijn.
Wanneer een personeelslid een dag omstandigheidsverlof wil genieten, moet de aanvraag steunen op een officieel document.
Als de gebeurtenis zich voordoet in de loop van een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof prorata verminderd, met dien verstande dat een verlofdag overeenstemt met het aantal uren dat het personeelslid zou moeten presteren hebben op de dag waarop hij verlof geniet.
Dit verlof kan worden opgenomen per volledige dag of per halve dag, voor zover het niet onverenigbaar is met het belang van de dienst.
Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit."
Art. 6.Artikel 150/2 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie wordt vervangen door de volgende bepaling: "Met een maximum van vijfenveertig werkdagen per kalenderjaar, kan een statutair personeelslid verlof krijgen wegens: 1. ziekenhuisopname van een persoon die met het personeelslid onder hetzelfde dak woont of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad die niet met het personeelslid onder hetzelfde dak woont;2. bijstand aan een persoon die bedlegerig is en die met het personeelslid onder hetzelfde dak woont, of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad die niet met het personeelslid onder hetzelfde dak woont, maar speciale zorgen nodig heeft omwille van zijn gezondheidstoestand; 3de kinderopvang voor een van zijn kinderen jonger dan 15 jaar; 4. de opvang van een gehandicapt kind zonder leeftijdslimiet. Als het verlof om dwingende redenen van familiale aard wordt opgenomen in een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof prorata ingekort, met dien verstande dat een verlofdag overeenstemt met het aantal uren dat het personeelslid zou moeten presteren hebben op de dag waarop hij verlof geniet. .
De aanvraag voor een verlof als bepaald in 3° en 4° moet één maand voor het begin van dit verlof ingediend worden, deze termijn kan beperkt worden in onderling overleg.
Dit verlof kan worden opgenomen per volledige dag of per halve dag, voor zover het niet onverenigbaar is met het belang van de dienst."
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 8.Het Lid van het College bevoegd voor Beroepsopleiding wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gedaan te Brussel, op 6 juli 2017 De Voorzitter van het College, bevoegd voor Begroting, F. LAANAN Het Lid van het College bevoegd voor Openbaar Ambt, C. JODOGNE Het Lid van het College bevoegd voor Beroepsopleiding, D. GOSUIN